Bijbelboeken/actueel

advertisement
HET BOEK EXODUS
Bij name gekend
Diakonaat
Exodus 1
Maandagmorgen
Dit zijn de namen
1 Dit zijn de namen van de zonen van Israël die samen met Jakob naar Egypte waren gekomen.
8 Er kwam een nieuwe koning aan de macht die Jozef niet gekend had. 9 ‘Laten we voorkomen
dat dit volk nog groter wordt. 16.17 Als het een jongen is moet u hem doden.’ Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen.
Psalm 119 : 61 Zie hoe mijn vijand mij naar ’t leven staat / Mijn vreugd is dat uw woord mij niet verlaat
ZG 7-40 wijze vrouwen, door je daden van verzet / hebben jullie bevrijding van een volk in gang gezet
Exodus 2, 1-11
De geboorte van Mozes
3 Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus,
legde het kind daarin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. 6 ‘Dat moet een hebreeuws kind zijn.10 Toen het kind groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao.
Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes: ‘ik heb hem uit het water gehaald’
Gezang 345 : 3 Mozes heeft behoud gevonden / Gij doet wonder boven wonder, draagt ons naar de overkant
ZG 2-76/Troost 235 : 3 Water draagt het scheepje van het heil – mandje in riet: God vergeet de zijnen niet!
ZG 7-41 : 2 Je bent niet meer van mij, ik moet je laten varen. De hemel sta je bij, zal die jou nu bewaren?
Eva 46 : 7 Wie redt een kind / uit het water uit ondergang / die redt een volk / nu en later en levenslang
Exodus 2, 11 – 25
Van prins tot vluchteling
15 Toen de farao ervan hoorde, wilde hij Mozes laten doden. Daarom vluchtte Mozes voor de farao.
17 Mozes schoot hun te hulp en gaf het vee te drinken. 21.22 Reüel gaf hem zijn dochter Sippora tot
vrouw. Zij bracht een zoon ter wereld en Mozes noemde hem Gersom: ‘ik een vreemdeling geworden,
ik woon in een land dat ik niet ken.’ 25 God zag hoe de Israëlieten leden en trok zich hun lot aan.
Psalm 39 : 6 Gelijk een vreemdeling klop ik bij U aan, een gast als al mijn vaderen
Gezang 484 : 2 Gij maakt mij steeds meer vreemdeling. Ontvreemdt Ge mij dan, ding voor ding / ’t vertrouwde?
Exodus 3
De roeping van Mozes
7 De HEER zei: ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammer-klachten
over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. 10 Daarom stuur ik jou nu naar de
farao: jij moet mijn volk uit Egypte wegleiden.’ 13.14 Stel dat ik ga en ze vragen: “Wat is de naam van die
God?” ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”
Gezang 51 : 1 mijn leven is onder de macht gesteld / van de Heer die mijn dagen en nachten telt
TT 140 : 1 Van waar zijt Gij gekomen, wij wisten niets van U. Een nieuwe God zijt Gij, ver weg, dichtbij
ZG 6-55 : 1 Jou heb ik lief, mijn onbekende God, omdat je niet in almacht komt, nieuwe naam in onze mond
Exodus 4, 1 – 17
Mozes uitgezonden, tegen wil en dank
5 De HEER zei: ‘Hierdoor zullen ze geloven dat de HEER, de God van hun voorouders, de God van
Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, aan jou verschenen is. 11.12 ‘Wie heeft de mens
een mond gegeven? Wie anders dan ik, de HEER? Ga nu, ik zal bij je zijn als je moet spreken en je de
woorden in de mond leggen. 16 Aäron zal in jouw plaats het volk toespreken: hij zal jouw mond zijn
Gezang 484 :1 Waarom moest ik uw stem verstaan? Waarom moet ik tot U gaan / zo ongewende paden?
ZG 6-55 : 3 Mijn naam staat vast / in jouw verborgen naam / zodat wij morgen niet vergaan
ZG 7-42 : 5 Vertrouw alleen op mij. Gehoorzaam maar, want ik ben heel dichtbij.
Exodus 4, 18 – 31
Mozes’ terugkeer naar zijn volk
19 De HEER zei Mozes dat hij veilig naar Egypte kon terugkeren, aangezien iedereen die hem naar
het leven had gestaan gestorven was. 29-31 Aäron herhaalde woord voor woord wat de HEER tegen Mozes
gezegd had en liet het volk de wonderen zien. De Israëlieten werden hierdoor overtuigd; toen ze hoorden
dat de HEER oog had gekregen voor hun ellende, knielden ze en bogen ze zich diep neer.
Psalm 40 : 7 Al leef ik in ellende / de Here zal het wenden, de Heer ziet naar mij om.
Gezang 487 : 1 De Heer heeft mij gezien en onverwacht / ben ik opnieuw geboren en getogen
TT 167 : 1 De toekomst is al gaande, lokt ondanks tegenstand ons weg uit het bestaande naar eens te vinden land
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 5
Mozes en Aäron naar de farao
1 Hierna gingen Mozes en Aäron naar de farao, en ze zeiden tegen hem: ´Dit zegt de HEER, de God
van Israël: Laat mijn volk gaan, om in de woestijn ter ere van mij een feest te vieren.´ 6-7 Nog diezelf-de dag
gaf de farao zijn slavendrijvers en de opzichters dit bevel: ‘Voortaan moeten ze zelf stro gaan zoeken’. 22
Toen wendde Mozes zich opnieuw tot de HEER: ‘Waarom behandelt u dit volk zo slecht?’
Psalm 51 : 7 Jeruzalem, ik zie een nieuw geslacht / opnieuw het feest van uw bevrijding vieren
ZG 8-48 Wat geschreven staat wordt in ons vervuld: ‘Uit hun slavendienst riepen zij omhoog en Hij hoorde, zag’
Exodus 6
Murw of moedig? De familiehoofden.
6 Dit moet je tegen hen zeggen: “Ik ben de HEER, Ik zal de last die de Egyptenaren jullie opleggen van
je afnemen, ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden. 9 Mozes bracht dit aan de Israëlieten over, maar
ze wilden niet naar hem luisteren, moedeloos als ze waren door de zware dwangarbeid. 12 ‘Als de Israëlieten al niet naar me luisteren, zal de farao dat dan wel doen? Ik kom immers moeilijk uit mijn woorden.’
Psalm 130 : 4 Hoort aan de goede tijding: Hij geeft in zijn geduld / aan Israël bevrijding
Gezang 130 : 2 Zo is ons God verschenen / in onze lange nacht
Exodus 7, 1 – 13
De tekens verstaan
1 ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als een god voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet zijn. 9 Jij,
Mozes, moeten tegen Aäron zeggen dat hij voor de ogen van de farao zijn staf op de grond gooit; die
staf zal dan een grote slang worden. 11.12 De farao liet op zijn beurt de geleerden en tovenaars komen
en deze Egyptische magiërs bereikten hetzelfde. Maar de staf van Aäron verslond alle andere staven.
Gezang 26 : 2 De staf des drijvers ligt verbroken / en ’t wapentuig in brand gestoken
ZG 8-59 : 1 God heeft een kring getrokken met Mozes’ herdersstaf, de schapen en de bokken staan van elkander af
Exodus 7, 14 – 29
De eerste plaag: water in bloed veranderd
20.21 Mozes en Aäron deden wat de HEER hun opdroeg. Voor de ogen van de farao en zijn hovelingen
hield Aäron zijn staf geheven boven de Nijl en sloeg ermee op het water, en toen veranderde het Nijlwater in bloed. De vissen gingen dood en de rivier stonk zo dat de Egyptenaren er niet meer uit konden
drinken. Overal in Egypte was bloed. 23 Ook dit teken bracht de farao niet tot andere gedachten
Psalm 105 : 10 Maar Mozes liet Gods woorden horen, tekenen van ’s Heren hand geschiedden in Egypteland
Gezang 256 : 1 Niet enkel door het water / ook door bloed / treedt de Vader zijn schepping tegemoet
Exodus 8, 1 – 11
De tweede plaag: kikkers
2.4.11 Toen Aäron zijn arm boven het water hield, kwamen er kikkers uit; heel Egypte werd eronder
bedolven. Toen ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Bid tot de HEER dat hij mij en mijn volk van die
kikkers verlost,’ zei hij, ‘dan zal ik het volk laten gaan om de HEER offers te brengen.’ Toen de farao
merkte dat het onheil geweken was, weigerde hij weer hardnekkig naar Mozes en Aäron te luisteren.
Psalm 105 : 2 Gedenkt hoe Hij zijn oordeel velt, zijn wonderen ten teken stelt
Psalm 78 : 4 Op Gods verbond werd niet door hen gelet, zij weigerden te wandlen in uw wet
Exodus 8, 12 – 28
De derde en vierde plaag: muggen en steekvliegen
13.15 Aäron sloeg met zijn staf op de grond, en meteen zaten er muggen op mens en dier; in heel Egypte
veranderde het stof in muggen. De magiërs zeiden: ‘Hier moet een god de hand in hebben’ 20
Hele zwermen steekvliegen drongen het paleis van de farao en de huizen van zijn hovelingen binnen,
en overal in het land richtten de zware schade aan. 28 Toch weigerde farao ook dit keer hardnekkig
Psalm 16 : 2 maar ’t boos geslacht, dat voor afgoden buigt, vermeerdert zelf zijn smarten en zijn plagen
Psalm 16 : 3 Ik wankel niet, want aan mijn rechterzijde / staat God, mijn HEER, die mij tot hiertoe leidde
Exodus 9, 1 – 12
De vijfde en zesde plaag: veepest en zweren
6.7 De volgende dag deed de HEER wat hij had gezegd. Al het vee van de Egyptenaren stierf, maar de
Israëlieten verloren geen enkel dier. Toch bleef de farao hardnekkig weigeren. 10.11 Toen Mozes de as
in de lucht wierp, kwamen mensen en dieren onder de etterende puisten te zitten. De magiërs konden zich
tegenover Mozes niet staande houden, want ook zij kregen ontstekingen net als de andere Egyptenaren
Psalm 143 : 5 Ik denk, o HEER, aan vroeger dagen, toen Gij de vijand hebt geslagen
Psalm 143 : 10 Verdelg hem die mij lagen legt, weersta hen die mij wederstreven / want ik, HEER, ben uw knecht
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 9, 13 – 35
De zevende plaag: hagel
13.14.16 “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. Dit keer
tref ik uzelf, uw hovelingen en uw volk met mijn zwaarte plaag. Ik heb u alleen in leven gelaten om u mijn
macht te tonen en te laten weten wie ik ben. 23 Mozes hief zijn staf naar de hemel, en toen liet de HEER
het donderen en hagelen. Er schoot vuur naar de aarde en de HEER liet de hangel op Egypte neerkletteren.
Gezang 279 : 7 Zie ons op aarde klein en bang,bezocht door duizend plagen/bevrijd ons van het kwade
Psalm 105 : 12 De hagel sloeg de rijke landen, en in het koren woedden branden
Exodus 10, 1- 20
De achtste plaag: sprinkhanen
7 De hovelingen zeiden tegen de farao:‘Hoelang moet die man ons nog in het ongeluk storten? Laat die
Israëlieten toch gaan om de HEER, hun God te vereren. Ziet u dan nog steeds niet dat Egypte zo te gronde gaat?’ 15 Overal zag de grond zwart van de sprinkhanen. Ze vraten alle planten en vruchten op, zodat
er nergens in Egypte nog iets groens te bekennen viel. 16 Haastig ontbood de farao Mozes en Aäron
Psalm 105 : 12 Hij sprak: een sprinkhaanwolk verscheen, het allerlaatste groen verdween
VL 302 : 2 De koning van Egypteland bood weerstand met hand en tand. Toen riep Mozes:God zal de koning slaan!
Exodus 10, 21 – 29
De negende plaag: Duisternis
21-23 De HEER zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit naar de hemel, dan komt er duisternis over Egypte,
zo dicht dat ze tastbaar is’. Toen was heel Egypte in diepe duisternis gehuld. Drie dagen lang konden de
mensen elkaar niet zien en kon niemand een stap verzetten. Maar waar de Israëlieten woonden was het
licht. 27 Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren hen te laten gaan.
Gezang 465 : 2 Gij helpt de last ons dragen / zelfs bij de zwaarste plagen / zijt Gij de God die redt
Psalm 105 : 10 De duisternis verslond de dag, zo triomfeerde Gods gezag
Exodus 11
De tiende plaag aangekondigd: dood aan de eerstgeborenen
1 ‘Ik zal de farao en Egypte met nog één plaag treffen, daarna zal hij jullie laten gaan. 3 De HEER zorgde ervoor dat de Egyptenaren het volk goedgezind waren. Mozes stond zelfs in hoog aanzien bij de hovelingen en bij het Egyptische volk. 4 ‘Tegen middernacht zal ik rondgaan door Egypte en dan zullen alle
eerstgeborenen in het land sterven, van hoog tot laag. 6 Overal in Egypte zal luid gejammerd worden
Psalm 105 : 13 Toen kwam de grote nacht der nachten, verschrikking voor wie God verachtten
ZG 1-36 : 1 Nu waakt en bidt om redding uit uw slavernij, God weet gaat u de engel van de dood voorbij
Exodus 12, 1 – 28
Pesachfeest
3 Op de tiende dag van deze eerste maand moet elk gezin een lam of bokje uitkiezen 7 Het bloed moe-ten
jullie bij elk huis aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8 Eet het vlees met onge-desemd
brood en bittere kruiden. 11 Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de
hand, in grote haast. Dit is het pesachmaal ter ere van de HEER. 13 Jullie zal ik voorbijgaan
Gezang 4 : 2 Engel des doods, ga ons voorbij. Zie op het bloed als teken / aan onze deurpost gestreken
Gezang 346 : 3 De nacht van Pasen maakt ons vrij, de doodsengel gaat ons voorbij, de tyrannie heeft afgedaan
AWN 1-7 : 3/ZG 1-35 Vannacht komen wij weer tot leven en gaan in stoet / naar ’t land dat de Heer ons zal geven
Exodus 12, 29 – 51
Uittocht uit Egypte. De ongezuurde broden
29-31Midden in de nacht doodde de HEER alle eerstgeborenen in Egypte, van die van de farao tot die
van de gevangene. In heel Egypte klonk een luid gejammer, want er was geen huis waarin geen dode
was. Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron: ‘Ga onmiddellijk bij mijn volk weg! Ga de HEER
maar vereren, zoals u hebt gevraagd.’ 42 Die nacht waakte de HEER om hen uit Egypte weg te leiden
Gezang 5 : 1 Wij trekken nu het diensthuis uit / De dood ging onze deur voorbij / bloed was daar / bloed maakt vrij
ZG 5-46 Vanavond zullen wij weten / en morgen zullen wij zien / wie onze bevrijder is
Exodus 13
Wijding van de eerstgeborenen. Blijven gedenken. Omweg naar de Rietzee
1 ‘Wijd alle eerstgeborenen aan mij: alles wat bij de Israëlieten of bij hun vee als eerste de moederschoot
verlaat behoort mij toe.’ 7-8 Eet zeven dagen lang ongedesemd brood. “Zo gedenk ik wat de HEER voor
mij heeft gedaan toen ik wegtrok uit Egypte” 21 De HEER ging voor hen uit om hun de weg te wijzen,
overdag in een wolkkolom, ´s nachts in lichtende vuurzuil. Zo konden ze dag en nacht verder trekken.
Gezang 225 : 2 Hij gaat u voor in wolk en vuur / gunt aan uw leven rust en duur / en geeft het zin en samenhang
ZG 4-37 : 1 Het vuur dat nu ontstoken wordt / ontvonkte aan het woord van God / het is een vlam die vleugels vond
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 14
De doortocht door de Rietzee
13.14 ‘Wees niet bang. Dan zult U zien hoe de HEER voor u de overwinning behaalt. De HEER zal voor u
strijden, u hoeft niets te doen.’ 22 Zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan. 30-31 Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig de HEER tegen Egypte was
opgetreden, kregen ze ontzag voor de HEER en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn dienaar Mozes
Gezang 337 : 4 Wij staan geschreven in zijn hand, Hij voert ons naar ’t Beloofde land
Gezang 4 : 5 Doe Gij ons door het water gaan, laat uw wolkkolom ons richten, uw vuurkolom ons ’s nachts verlichten
TT 25 : 3 En Hij, die zelf ons riep, / Hij brengt ons naar de overkant / Hij leidt ons naar ’t beloofde land
WL 10 : 2 die wil geloven: soms brengt door mensenhand / de Levende van boven / hier wonderen tot stand
Exodus 15
Lied van Mozes en Mirjam. Mara en Elim.
1 Toen zong Mozes, samen met de Israëlieten, ter ere van de HEER. ‘Ik wil zingen voor de HEER, zijn
macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp hij in de zee. 20 De profetes Mirjam pakte haar tamboerijn en alle vrouwen volgden haar, dansend en spelend. 23 Ze kwamen in Mara. 25-27 Daar in de woestijn gaf de HEER hun wetten en regels. ‘Ik, de HEER, ben het die jullie geneest’. Hierna kwamen ze in Elim
Gezang 6 : 5 Ik zing voor de Heer. Hij is Koning voor goed / en dwars door de vloed / geleidt Hij de zijnen
TT 24 : 1 Wij gaan met heel Gods volk / op weg achter de wolk / een pad door de zee / en God gaat met ons mee
AWN I-9 :6 Looft nu de Heer met snarenspel en heft de tamboerijn, want Hij verloste Israël. Geprezen moet Hij zijn
Exodus 16
Hemels manna
12 ‘Ik heb gehoord hoe de Israëlieten zich beklagen. “Wanneer de avond valt zullen jullie vlees eten en
morgenochtend brood in overvloed. Dan zullen jullie inzien, dat ik, de HEER, jullie God ben.” 19 Mozes
verbood om ook maar iets tot de volgende dag de bewaren. 30 Toen hield iedereen op de zevende dag
rust. 31 Het volk van Israël noemde het voedsel manna. 35 Veertig jaar lang aten de Israëlieten manna
Psalm 78: 9 Zo dauwde voor hun voeten manna neer, het brood der englen, gave van de Heer
TT 24 : 5 Wij eten hemels brood, wij leven in de dood, van manna, dag aan dag; het valt op Gods gezag
Exodus 17
De staf van Mozes. Massa en Meriba. Strijd tegen Amalek
2 Ze maakten Mozes verwijten. ‘Geef ons te drinken, geef ons water!’ zeiden ze. 5.6 De HEER antwoordde: ‘Als je op de rots slaat, zal er water uit stromen, zodat het volk te drinken heeft.’ 8.11 In Refidim werd
Israël aangevallen door de Amelekieten. Zolang Mozes zijn arm opgeheven hield, was Israël de sterkste
partij, 14 Zijn armen konden opgeheven blijven totdat de zon onderging 15 ‘De HEER is mijn banier’.
Gezang 206 : 1 Komt drinken wij tot lafenis / de nieuwe drank die leven is / wordt niet gedwongen uit dode rots
TT 27 : 1 Zomaar te gaan met een stok in je hand, zonder te weten wat je zult eten / ver is ’t beloofde land
Exodus 18
Jetro geeft Mozes raad
3.4 Mozes noemde zijn zonen Gersom want ‘Ik ben een vreemdeling geworden’ en Eliëzer want ‘De God
van mijn vader is mij te hulp gekomen’ 19 ‘Mozes, jij moet het volk bij God vertegenwoordigen. 21 Zoek
daarnaast doortastende, vrome mannen, die betrouwbaar zijn en geef hun de leiding over groepen van duizend, van honderd, van vijftig en van tien. 22 Zij zullen je last verlichten door die samen met jou te dragen
Psalm 119 : 10 Gij hebt geantwoord en mij raad gegeven. Leer mij in het licht van geloof / naar uw bevelen leven
WL 11 : 3 ‘Gezegend de Here, Hij maakt´u allen vrij! Hem zal ik voortaan eren, geen god zo groot als Hij!’
Exodus 19
Verschijning van de HEER op de Sinai
4-7 “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen
heb en je hier bij mij gebracht heb. Als je mijn woorden ter harte neemt, zul je een kostbaar bezit voor
mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. Een koninkrijk van
priesters zul je zijn, een heilig volk. “ ’Zorg ervoor dat ze zich heiligen. 15 Wees overmorgen gereed ‘
Gezang 243 : 1 Toen God ternederkwam / in toorn en gloed / half duisternis, half witte vlam / wolken voor zijn voet
THD 11(ZG 3-58) In het hart van de woestijn / bewaart hij ons / als een arend, klaar om onze val te breken
Exodus 20
Tien klinkende woorden
1-2 Toen sprak God: ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer
naast mij geen andere goden’. 6 Als de ouders mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn
liefde tot in het duizendste geslacht’. 19.20 ‘Spreekt u met ons, wij zullen luisteren.’ ‘Wees niet bang, God
is gekomen om u op de proef te stellen en u met ontzag voor hem te vervullen, zodat u niet meer zondigt.’
Gezang 243 : 5 die grote stem vindt / nu hartelijk gehoor, is als ademtocht van wind / als geestdrift in het oor
TT 26 : 1 Wij kiezen voor de vrijheid die God ons heeft beloofd: hij heeft de boze goden van alle macht beroofd
WL 12 : 12/ZG 4-54 Tien woorden gegeven – hun zin is ons onthuld / toen Eén ze in de liefde volkomen heeft vervuld
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 21
Regels en wetten. Rechten van de slaven. Voorschriften voor het samen leven
1 Wanneer je een Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij je zes jaar lang dienen; in het zevende jaar mag hij
als vrij man vertrekken, zonder iets te hoeven betalen. 12 Wie een ander met opzet zodanig slaat dat deze
sterft, moet ter dood gebracht worden. 23-25 Een leven voor een leven, oog voor oog, tand voor tand,
hand voor hand, voet voor voet, brandwond voor brandwond, kneuzing voor kneuzing, striem voor striem
Psalm 37 : 9 Houd van het kwaad u ver en doe het goede / God die het recht mint, zal de rechten hoeden
TT 217 : 2 wij die God weet / tot hiertoe zijn gespaard, / dat wij toch nooit erkennen / het recht van vuur en zwaard
Exodus 22
Eigendomsrecht. Allerlei voorschriften. Zorg voor de zwakken
2 De dief moet alles vergoeden. 8 Bij elk vermoeden van verduistering moeten beide partijen hun zaak aan
God voorleggen. 20.21 Vreemdelingen, mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Weduwen en wezen evenmin. 22 Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan
zal ik zeker naar hen luisteren. 27 Je mag God niet lasteren en je mag de leiders van je volk niet vervloeken
Psalm 72 : 4 Hij helpt, met hun bestaan bewogen / Hun bloed is kostbaar in zijn ogen / Hij draagt hen in zijn hart
Gezang 21 : 6 Vreemdeling, die moet gedogen dat uw de haat der mensen treft, Hij richt u op als gij neer zijt gebogen
Exodus 23
Eerlijke rechtsgang. Rust voor het land en voor jezelf. Eer aan God.
6 Bij een rechtszaak moet je de rechten van de armen eerbiedigen. 8 Neem geen steekpenningen aan, want
die maken ziende blind en maken eerlijke mensen tot leugenaars. 11 Het zevende jaar moet je had land braak
laten liggen. 12 Op de zevende dag moet je rust houden. 14 Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij
feestvieren. 20 Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar je plaats te brengen
Psalm 81 : 12 Al wie u verdrukt / zal Ik af doen deinzen. Ik verbreek het juk / dat uw schouders knelt
VO 13 : 1 Ga met ons mee op onze wegen / wees met uw volk in de woestijn / toon dat gij onze kracht wilt zijn
Exodus 24
De Verbondssluiting; Mozes gaat voor veertig dagen en nachten de berg op
8 Toen nam Mozes het bloed en besprenkelde daarmee het volk. ‘Met dit bloed wordt het verbond bekrachtigd dat de HEER met u heeft gesloten door al deze geboden te geven.’ 9-11 Mozes ging de berg op, samen
met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig oudsten en zij zagen de God van Israël. Zij zagen hem, aten en dronken. 18 Mozes ging de wolk binnen en klom omhoog. Veertig dagen en veertig nachten bleef hij op de berg.
Psalm 68 : 3 Dit is de berg van uw verbond! Uw stromen drenken de grond, hier daalt Gij uit den hoge
TT 161:R Neemt Gods woord met hart en mond, eet en drinkt zijn nieuw verbond
Exodus 25
Opdracht tot het maken van een heiligdom. De ark, tafel en lampenstandaard
8.9 De Israëlieten moeten een heiligdom voor mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen. Ik zal
je een ontwerp laten zien van de tabernakel en van alle voorwerpen die bij deze tent horen; houd je daar
nauwkeurig aan. 10 Laat van acaciahout een ark maken. 21-22 Leg de verbondstekst die ik je zal geven
in de ark. Daar zal ik je ontmoeten en vanaf die plaats, tussen de twee cherubs, zal ik met je spreken
Psalm 115 : 1 Niet ons, o HEER, zij eer gewijd, doch uw voortdurende aanwezigheid, uw trouw en uw genade
TT 1 : 4 Zal dit een huis, een plaats zijn waar de hemel open gaat / waar Gij ons troost, waar Gij U vinden laat?
Exodus 26
De tabernakel
1 De tabernakel moet je maken van tien geweven banen. Deze moeten vakkundig worden geweven van getwijnd linnen garen en van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, met een patroon van cherubs. 15 Voor de wanden moet je planken van acaciahout maken. 29 Overtrek de planken met goud. 31.33
Maak een voorhangsel, met een patroon van cherubs, de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste.
Gezang 6 : 1 De God onzer vaadren wordt heerlijk bekend. Wij prijzen zijn naam in zijn heilige tent
ZG 2-64 : 1 Dit huis gereinigd en versierd, staat voor de eredienst gereed, wij komen hier in lief en leed
Exodus 27
Het brandofferaltaar. De ruimte rond de tabernakel. De lampolie
1.2 Maak een altaar van acaciahout. Bekleed het met brons. 9 De ruimte rond de tabernakel moet worden
afgeschermd. 16 Scherm de ingang af met een vakkundig geborduurd gordijn. 20-21 Er moeten in de ontmoetingstent, buiten het voorhangsel dat de ark met de verbondstekst afschermt, altijd lampen branden.
Aäron en zijn nakomelingen moeten ervoor zorgen dat ze de hele nacht voor de HEER blijven branden
Gezang 359 : Lamp voor onze voet, licht voor onze ogen, geef ons levensmoed / met de dood in ‘t bloed
Taizé 19 Mijn lamp ontsteekt U, o Heer. Mijn God, verlicht mij in mij het duister (C’est toi ma lampe)
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 28
De priesterkleding
2 Laat voor je broer Aäron heilige kleding maken, die hem waardigheid en aanzien verlenen. 4 Ze moeten
de volgende kledingstukken maken: een borsttas, een priesterschort, een bovenkleed, een stevig geweven
tuniek, een tulband en een gordel. 21 Er moeten twaalf stenen zijn, zoals er twaalf namen zijn van Israëls
zonen. 29 Zo draagt Aäron de namen van hen op zijn hart. 36 Graveer de woorden: “Aan de HEER gewijd”
Psalm 72 : 4 Hij helpt, met hun bestaan bewogen, die zijn in vrees verward. / Hij draagt hen in zijn hart
Gezang 491 : 1 In flarden hangt uw woord / om onze wereld heen, wij leven in U voort, wij zijn met U bekleed
Exodus 29
De priesterwijding
4.5 Laat Aäron en zijn zonen naar de ingang van de ontmoetingstent komen en reinig hen met water. 5Trek
Aäron daarna de priesterkleding aan. 7 Zalf hem door de zalfolie over zijn hoofd uit te gieten. 21 Bespren-kel
Aäron met bloed van het altaar. 29 De heilige kleding van Aäron gaat over op zijn nakomelingen; daarin
moeten zij gezalfd en gewijd worden. 45 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen en ik zal hun God zijn.
Psalm 133 : 2 Als olie die Aärons baard en kleren / met geur doordringt, zo is de gunst des Heren
TT 5 : 4 Laat uw dauw van vrede dalen / in de voren van de tijd. Vat ons in de stralen / van uw goedertierenheid
Exodus 30
Het reukofferaltaar. De heffing. Het wasbakken. De zalfolie. Het reukwerk
8 Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden. 16 De losprijs die de Israëlieten voor hun leven betalen zal ervoor zorgen dat de HEER hen niet vergeet. 19 Met water moeten Aäron en
zijn zonen hun handen en hun voeten wassen. 23 Neem de fijnste specerijen en bereid heilige zalfolie. 31 “Dit
is heilige zalfolie, alleen voor de HEER bestemd”. 37 Dit reukwerk is heilig, alleen voor de HEER bestemd.
Psalm 141 : 2 Laat, HEER, mijn gebed en handen / geheven zijn, tot U gericht / als reuwerk voor uw aangezicht
Gezang 185 : 7 Wat heeft uw schors een zoete stroom / van geur verspreid, o levensboom
Exodus 31
De vaklieden: Bazeleël en Oholiab. De sabbatsrust. De stenen platen
1 ‘Ik heb Besaleël uitzonderlijke talenten geschonken. 7 ‘Allen die hun vak verstaan heb ik wijsheid geschonken, zodat zij alles kunnen maken waartoe ik opdracht heb gegeven. 15 Zes dagen mag je werken, maar de zevende dag is het sabbat, een dag van volstrekte rust, aan de HEER gewijd. De zevende dag heeft hij gerust om
op adem te komen.’ 18 De HEER gaf Mozes de twee platen van het verbond, door Gods vinger beschreven
Psalm 107 : 9 Zijn licht ontsteekt het licht, zijn geest komt aangevlogen, verheft uw aangezicht!
Psalm 107 : 13 Heradem weer, gij kunt aan rust u laven, en dankt nu God de HEER, Hij leidt u naar de haven
Exodus 32
Het gouden stierkalf. De voorbede van Mozes
1 Het volk wachtte lang. Ze eisten van Aäron: ‘Maak ons een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want
wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ 4 Alles wat ze hem brachten
smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte
heeft geleid’. 32 “Schenk hun vergeving, schrap mij dan maar uit het boek’. 35 De HEER strafte het volk
Psalm 85 : 2 Of blijft uw wrevel tegen ons gericht, verbergt Gij steeds uw godlijk aangezicht?
TT 24 : 5 Wij dansen om een stier, een gouden kalf, een dier, dat ziet noch hoort – toch leidt de Heer ons voort
ZG 4-55 : 6 Zij hebben het tot god verheven, het feest in volle gang, met dans en zang angst en eenzaamheid verdreven
Exodus 33
Mozes bepleit Gods meetrekken. Hij vraagt zijn heerlijkheid te zien
11 De HEER sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt. 15 ‘Als u niet zelf
meegaat, laat ons dan niet verder trekken. 18-20 Laat mij toch uw majesteit zien.’ Hij antwoordde: ‘Ik zal in
mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie
ik genade wil schenken. Mijn aangezicht zul je niet kunnen zien: geen mens kan mij zien en in leven blijven’
Gezang 457: 1 Heilig, heilig, heilig! Liefdevol en machtig. Drievuldig God, die één in wezen zijt
Gezang 491 : 3 Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht, / een vriend, een spoor van licht
TT 91 : 4 Eens komt het grote licht / dan zullen wij aanschouwen / met onbedekt gelaat / al wat geschreven staat
Exodus 34
De twee nieuwe stenen tafelen. Veertig dagen en veertig nachten bij de HEER
6 De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER! De HEER! Een God die liefhebbend is en genadig,
geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat, voor de schuld van de ouders laat boeten. 29 Mozes daalde de Sinai af, met
de twee platen van het verbond. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken
Gezang 380 : 5 op aarde hier, op aarde thans / ziet gij een bovenaardse glans
Gez.Lit. 399 O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig, rijk aan liefde, rijk aan trouw, bewarend liefde
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Exodus 35
De sabbatsrust. Bijdragen van het volk voor de tabernakel; de vaklieden
5 De HEER draagt u op hem geschenken te geven. Laat iedereen die daartoe bereid is iets aan de HEER afstaan. 10 Alle vaklieden moeten zich melden om alles te maken waartoe de HEER opdracht heeft gegeven.
30 35.34 De HEER heeft zijn keuze laten vallen op Besaleël en Oholilab. Hij heeft hen uitzonderlijke talenten
geschonken en vakmanschap op allerlei gebied en ook de gave geschonken hun kennis over te dragen.
Gezang 344 : 4 Want wie hier leeft op zijn gezag / die vindt zijn handen elke dag / tot goede werken vaardig
Gezang 473 : 2 Neem mijn handen, maak ze sterk, trouw en vaardig tot uw werk
Exodus 36
Het maken van de tabernakel
{zie Ex.26}
2 Hierop riep Mozes Bezaleël en Oholiab bij zich en alle vaklieden aan wie de HEER wijsheid had geschonken en die graag bereid waren het werk ter hand te nemen. Zij namen van Mozes alle geschenken in
ontvangst die de Israëlieten voor de bouw van het heilidom gebracht hadden. Men bleef vrijwillig gaven
brengen, iedere morgen weer. 7 Er was meer dan voldoende materiaal om al het werk te kunnen uitvoeren.
Gezang 377 : 2 Hoog in den hoge / schouwen mijn ogen / wat God de Here / heerlijk gebouwd heeft
ZW 86 : 1 Wij komen samen tot Gods lof, / God woont bij ons, houdt open hof, / genadig wil Hij ons ontmoeten
Exodus 37
Het maken van de ark, de tafel, de lampenstandaard, het reukofferaltaar
1 Besaleël overtrok de ark met zuiver goud. 7-9 Aan de beide uiteinden maakte hij een cherub, van goud. De
twee cherubs vormden één geheel met de plaat. Ze stonden tegenover elkaar, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd en hun vleugels waren gespreid zodat ze zich daar beschermend over uitstrekten. 17 Men
maakt de lampenstandaards van zuiver goud. 29 Ook bereidde met de heilige zalofie, en fijn reukwerk.
Psalm 17 : 3 Behoed mij dan, laat mij niet vrezen, / breid uit uw vleugels van omhoog / en laat mij zo geborgen wezen
Gezang 280 : 1 laat uw vleuglen ons omgeven, / scheld onze schulden kwijt, / troost ons met uw tederheid
Exodus 38
Het maken van het brandofferaltaar, het wasbekken, de voorhof. Kostenberekening
1 Men maakte het brandofferaltaar van acaciahout. 3 Alle bijbehorende voorwerpen werden van koper gemaakt. 8 Men maakte het bronzen wasbekken en het bronzen onderstel. 9 De ruimte rond de tabernakel werd
afgeschermd. 16 Al deze doeken waren van getwijnd linnen. 18 Het gordijn voor de ingang van de afgeschermde ruimte was vakkundig geborduurd. 21 De berekening van alle materiaaal werd door de Levieten gemaakt
Psalm 118 : 7 Laat mij de voorhof binnentreden / en loven ’s HEREN majesteit
TT 1 : 7 Dit huis slijt mét ons aan de tijd, maar blijven zal de kracht / die wie hier schuilen verder leidt
Exodus 39
Het maken van de priesterkleding. Het werk aan de tabernakel voltooid
1 Van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol maakte men ook de ambtsgewaden voor de dienst
in het heiligdom. 6.7 Men graveerde de namen van Israëls zonen in de onyxstenen en zette ze op de schouderstukken om de HEER aan de Israëlieten te herinneren. 14 Er waren twaalf stenen. 30 Men maakte de rozet, de
heilige diadeem, van zuiver goud en graveerde daarin, als in een zegel, de woorden ‘Aan de HEER gewijd’
Psalm 134 : 3 Uit Sion, aan den HEER gewijd, / zegene u zijn heiligheid, / Hij is ’t die u bij name riep
TT 5 : 5 Die ons naam voor naam wilt noemen, / al uw liefde ons besteedt, / zingend zullen wij U roemen
Exodus 40
De tabernakel opgebouwd en ingericht. De majesteit van de HEER
16.17 Mozes deed alles wat de HEER hem had opgedragen. In de eerste maand van het tweede jaar, de eerste dag, werd de tabernakel opgebouwd. 34 Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd
de tabernakel gevuld door de majesteit van de HEER. 38 Zolang hun tocht duurde, rustte overdag de wolk
van de HEER op de tabernakel, ’s nachts verscheen er een vuur in, dat voor alle Israëlieten zichtbaar was.
Gezang 125 : 5 O kom, die onze Heerser zijt, / in wolk en vuur en majesteit / verbreek het duister van de nacht
TT 9 : 19 En teken ons met licht en vuur, / met adem voor de lange duur: / Kyrie eleison!
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK SEFANJA
Bij name gekend
Diakonaat
Sefanja 1
Maandagmorgen
De dag van de HEER
2.4.6 Alles zal ik van de aardbodem wegvagen – spreekt de HEER. Ik zal mijn hand naar Juda en de inwoners van Jeruzalem uitstrekken. Ik zal vernietigen wie de HEER de rug toekeert, hem niet zoekt en hem niet
raadpleegt. 7 Wees stil voor God, de HEER, de dag van de HEER is nabij! 12 Dan doorzoek ik Jeruzalem
met lampen. 14 Dag van razernij, van angst en benauwdheid, rampspoed en onheil, duisternis en donkerheid.
Gezang 278 : 7 Waar moet ik dan van gewagen? Welke helper moet ik vragen? Niemand kan uw oordeel dragen
Psalm 97 : 2 Als Hij zijn bliksem slaat / beeft alles wat bestaat, / ‘t gebergte brandt tot as / voor zijn vertoornd gelaat
Sefanja 2
Oproep tot verootmoediging. Profetie over de omringende volken
1-3 Kom tot jezelf en kom samen, schaamteloos volk, voordat de dag van de toorn van de HEER zich tegen
je keert. Zoek de HEER, allen in het land die nederig zijn en naar zijn wetten leven, zoek rechtvaardigheid,
zoek nederigheid: misschien blijven jullie dan gespaard. 10.11 Dat is het loon van de hoogmoed. De HEER
zal ze ontzag inboezemen, alle goden doen verschrompelen. Aan alle kusten zal men voor hem knielen
Gezang 126 : 3 Een hart dat wacht in ootmoed / is lieflijk voor de Heer
GotZ 114 : 3 Gelukkig de mens die, zuiver van hart, / gewapend met eerlijkheid eigenwaan tart
Sefanja 3
Profetie over Jeruzalem. Heilsbeloften
1.2 Wee de opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad! Ze luistert naar niemand. 5 Maar de HEER is in haar
midden, hij is rechtvaardig, hij doet geen onrecht. 12 Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten
dat in de naam van de HEER een toevlucht vindt. 17 De HEER, zal in je midden zijn, de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in zijn liefde zal hij zwijgen, in zijn vreugde over je jubelen.
Gezang 34 : 4 Zo is de tijd die nu verstrijkt / met zijn geheim doorweven. Gunt u geen rust: / Jeruzalem mag leven
Troost 315/ZG 4-38 : 4 Wanneer ik zoek naar woorden is uw Woord mij genoeg: dat wij hoorden, dat mij droeg
HET BOEK HAGGAI
Diakonaat
Haggai 1
Bij name gekend
Maandagmorgen
Over de herbouw van de tempel
2-4 Dit volk beweert dat de tijd nog niet gekomen is om te tempel van de HEER weer op te bouwen. Is de tijd
dan wel gekomen om zelf in mooi afgewerkte huizen te wonen? 8.9 Bouw mijn huis weer op. Met vreugde zal
ik het aanvaarden en er mij in al mijn luister tonen. 9 Jullie hebben veel verwacht, maar hoe weinig is het geworden. Omdat mijn huis nog altijd een ruïne is, terwijl ieder van jullie zich wel uitslooft voor zijn eigen huis.
Psalm 84 : 5 Eén dag in uw paleis is meer / dan duizend elders, ik verkeer / veel liever needrig aan uw drempel
Gezang 18 : 4 de reden dat ik / wens in mijn gedachten, dat gij nooit zegen en geluk moet derven, maar eeuwig erven?
TT 4 : 4 Hier delen wij levensbrood en worden nieuwe mensen; de aarde wordt vredeshuis, vervuld van oude wensen
Haggai 2
De heerlijkheid van de nieuwe tempel. Belofte van zegen. Belofte aan Zerubbabel
4 Houd vol. Werk door, ik ben bij jullie. 9 De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen
en vanhieruit zal ik jullie vrede en voor-spoed geven. 18-19 Let op wat er gebeuren gaat: vanaf de dag dat de
tempel van de HEER gegrondvest is, let op! Vanaf vandaag zal ik jullie zegen geven. 20.23 Ik zal de hemel en
de aarde doen beven. Op die dag zal ik jou, Zerubbebal, dragen als mijn zegenring, want jou heb ik uitgekozen
Gezang 18 : 5 Omdat de Here / u tot zijn woning die gij steeds moet wezen / heeft uitgelezen
Gezang 117 : 5 Zo diep waart Gij bewogen: Gij daaldet van uw troon; uit mededogen / zocht gij der mensen woon
Gezang 120 : 4 Heft op uw hoofden, poort wijd! Elk hart zij Hem ter woon bereid!
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK JESAJA 1 - 39
Bij name gekend
Diakonaat
Jesaja 1
Maandagmiddag
Aanklacht tegen het volk
2 Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen.
3 Een rund herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn
volk leeft in onwetendheid. 11 Wat moet ik met jullie offers? 16 Vermijd alle kwaad en leer goed
te doen. 17 Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij.
Gezang 478 : 1 aan de mens deelt het zich mede; Door zijn wetten leven wij, voor zijn oordeel beven wij
Troost 20 : 1 Waarom komt gij voor mijn aangezicht?Wie is het die verlangt dat gij aanhoudend bidt en dankt
Jesaja 2
De dag van de HEER komt
4 Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige volken een oordeel vellen. Zij zullen hun
zwaarden omsmeden tot ploegijzers, en hun speren tot snoeimessen. Geen mens zal meer weten
wat oorlog is. 5 Laten wij leven in het licht van de HEER. 17 Wie hoogmoedig was, buigt het
hoofd, wie trots was bijt in het stof. Want de dag komt, dat alleen de HEER hoog verheven is.
Gezang 23 : 1 Het zal zijn in het laatste der tijden dat de berg van de tempel verheerlijkt zal staan
Troost 21 : 1/ZG 2-108 God zelf wijst ons de wegen aan; de paden die wij moeten gaan / zal Hij ons allen leren
GotZ 221 : 1 Van de vrede blijf je dromen, waar verdriet niet meer kan komen, geen mens je kwaad kan doen
Jesaja 3
Misleiding en verleiding
1 God, de HEER, ontneemt Jeruzalem en Juda hun stut en steun. 8 Jeruzalem is gestruikeld, Juda is
gevallen. Zij keren zich tegen de HEER in woord en daad. 10 Gelukkig de rechtvaardige, hij zal de
vruchten plukken van zijn daden. 12 Mijn volk, jullie leiders zijn verleiders, zij brengen jullie op een
dwaalspoor. 15 Hoe durven jullie mijn volk te vertrappen en de armen zo zwaar te mishandelen?
Gezang 48 : 2 Breng Gij weer thuis te rechter tijd / het arme volk, dat wordt misleid
Gezang 458 : 5 Uw naam heeft het hoogste gezag, hoe hoog zich de golven verheffen
Jesaja 4
De HEER vernieuwt Jeruzalem
2 Op die dag zal de HEER het land tot bloei brengen, het zal als een kostbaar sieraad zijn. De rijke
vrucht van het land zal elke Israëlieten die ontkomen is met trots vervullen. 3 Ieder die nog in Sion is
ieder die in Jeruzalem is achtergebleven, zal heilig genoemd worden. 5-6 Zijn luister zal alles overdekken als een hut die schaduw biedt in de hitte van de dag, en beschutting tegen storm en regen.
Gezang 39 : 4 Ja ook op wie de vrijheid niet genieten, op slaven zal de Heer zijn Geest uitgieten
Gezang 34 : 6 Ruim baan, ruim baan! Gods volk mag gaan / naar ’t land van melk en honing
Jesaja 5
Het lied van de wijngaard; wee over de onrechtvaardigen
1.2 Voor mijn geliefde wil ik zingen het lied van mijn lief en zijn wijngaard. Hij verwachtte veel van
zijn wijngaard, maar die bracht slechts wrange druiven voort. 7 Hij verwachtte recht, maar oogstte onrecht, hij zocht rechtsbetrachting, maar vond rechtsverkrachting. 20 Wee degenen die het kwade goed
noemen en het goede kwaad. 21 Wee degenen die wijs zijn in eigen ogen, naar eigen oordeel verstandig
Psalm 80 : 6 Zie vna uw hoge hemel neder / geef op uw eigen planting acht, de zoon die Gij hebt grootgebracht
ZG 3-64 : 7 Let goed op wat voor vrucht je draagt, en of je wel mijn lief behaagt met duizend ranken, tot zijn eer
Jesaja 6
Jesaja geroepen
1 Ik zag de HEER, gezeten op een hoogverheven troon. 3 ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de
hemelse machten.’ 7-8 Hij raakte mijn mond met de gloeiende kool van het altaar aan en zei: ‘Nu zijn
je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ Daarop hoorde ik de stem van
de Heer zeggen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij’
Gezang 444 : 2 Alles wat u prijzen kan looft uw liefde, zingt ervan. Alle englen, die U dienen roepen U ‘Heilig’ toe!
Gezang 457 : 4 Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig / hemel, zeeën aarde verhoogt uw heerlijkheid
Ev.Liedb. 341 Heer, God, U loven wij. Heer, U belijden wij. Heilig, heilig, heilig is onze God, de HEER Zebaoth.
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Jesaja 7
Het teken van Immanuël
9 “Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand.” 10.12 De HEER liet verder tegen Achaz
zeggen: ‘Vraag u om een teken van de HEER, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge
hemel.’ ‘Nee, ik zal geen teken vragen.’ 14 Toen antwoordde Jesaja: Daarom zal de Heer zelf u een
teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuël noemen.
Gezang 125 : 1 O kom, o kom, Immanuël, verlos uw volk, uw Israël, herstel het van ellende weer
TT 128 : 1 Het zal geschieden in de laatste dagen / dat God een teken geeft diep in de dood
Jesaja 8
Temidden van een volk zonder vertrouwen
11-13 Toen greep de HEER mij bij de hand en hield me voor dat ik me anders moest gedragen dan dit
volk. ‘Wees niet bang voor wat hun angst aanjaagt, heb er geen ontzag voor. Alleen de HEER van de
hemelse machten is heilig, voor hem zijn angst en ontzag op hun plaats. 17 Ik stel mijn vertrouwen in
de HEER, hoewel hij zich voor het volk van Jakob verborgen houdt; ik heb mijn hoop op hem gevestigd.
Psalm 130 : 3 Ik heb mijn hoop gevestigd / op God de HEER die hoort. Mijn hart wacht zijn verlossend woord
TT 138 : 4 Zolang het donker duurt, de moed ons wordt ontnomen / voed ons dan met de hoop
TT 70 Een schoot vol ontferming is onze God: ons verschenen toen wij in duisternis waren in schaduw van dood
Jesaja 9
Schitterend licht
1.3 Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden
door een helder licht beschenen. Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de zweep van de drijver, u hebt ze verbrijzeld: 5 Een kind is ons geboren, een zoon ons gegeven, de heerschappij rust op zijn
schouders; deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke Held, Eeuwige Vader, Vredevorst
Gezang 25 : 2 Gij die hier woont in ’t dal der tranen / gij ziet hoe groots Hij zich een witte weg zal banen
Gezang 26 : 3 Zijn naam is ‘Wonderbaar’, zijn daden zijn wondren van genaad’ alleen
TT 192 : 1 Volk dat in duisternis gaat, mensen met stomheid geslagen, het zal geschieden dat zij glanzen als nieuw
ZG 5-34 : 2 Onze hunkerende ogen / blijven op één doel gericht, de Opgang uit den Hoge, verschijning van het Licht
Jesaja 10
Een rest keert terug
20-21 Op die dag zullen de overlevenden van Israël niet langer vertrouwen stellen in hem door wie ze
werden geslagen. Het deel van Jakobs volk dat ontkomen is, zal weer oprecht vertrouwen op de Heer,
de Heilige van Israël. Een rest zal terugkeren naar de sterke God, de rest die van Jakob is overgebleven.
27 Op die dag wordt de Assyrische last van je schouders genomen, je nek van zijn juk bevrijd
Gezang 128 : 6 O kom, en voer met sterke hand / ons weer terug in ’t Vaderland
Gez.Lit. 638 : 2 Een kleine rest bewaarde dat woord, bleef behouden om namens de aarde getrouwd te zijn met God
Jesaja 11
De wortel bloeit, de stam loopt uit
1.2 Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De Geest
van de HEER zal op hem rusten. Hij ademt eerbied voor de HEER. 4 Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Met de adem van zijn lippen doodt hij
de schuldigen. 9 Niemand doet kwaad op heel mijn heilige berg. Kennis van de HEER vervult de aarde
Gezang 125 : 2 O kom, Gij wortel Isaï, verlos ons van de tyrannie, van alle goden dezer eeuw.
TT 128 : 2 Het zal geschieden in de laatste dagen / dat de Gezalfde Gods de vrede sticht
TT 191 : 2 Weten voorbij aan alle angst en schijn,en liefde, liefde zal geen woord meer zijn
ZG 2-96 : 5 Hij staat voor de verdrukten in / met zijn gerechtigheid / voor al het volk dat lijdt.
Jesaja 12
Loflied om de verlossing
1-5 Op die dag zul je zeggen: ‘Ik zal u loven, HEER. U bent woedend op mij geweest, maar uw toorn is
geweken, u troost mij. God, hij is mijn redder. Hij heeft mij redding gebracht.’ Vol vreugde zullen jullie
water putten uit de bron van de redding. Op die dag zullen jullie zeggen: ‘Loof de HEER, roep zijn naam
uit, maak alle volken zijn daden bekend’. Zing een lied voor de HEER, wonderbaarlijk zijn zijn daden
Psalm 118 : 5 De HEER is mij tot hulp en sterkte, Hij is mijn lied, mijn psalmgezang
TT 170 : 1 Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven. Laat ons Hem danken / verheugd dat wij leven
Jesaja 13
De ondergang van Babylonië
1.6 Profetie over Babylonië; het visioen van Jesaja. Weeklaag! Want de dag van de HEER is nabij, de
dag van ondergang die komt van de Ontzagwekkende! 11 Dan laat ik de wereld boeten voor haar slechtheid, de goddelozen voor hun verdorvenheid. Ik breek de trots van hoogmoedigen, hooghartige tirannen
verneder ik. 19 Babel wordt als Sodom en Gomorra. 22 Voor Babel zijn de dagen zijn geteld.
Gezang 111 : 2 Hij maakt zijn oordeel waar. Hij zal van boos gevaar / bevrijden ’t aardse leven
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Psalm 65 : 3 Gij vertrouwen aller landen / Gij houdt het oordeel in uw handen, de aard’ is uw domein
Jesaja 14
Ontferming en terugkeer. Spotlied op de koning van Babylonië
1 Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkoren. Hij zal hen in vrede
laten wonen op hun eigen grond. 3.4.8 Dan, op die dag, zal de HEER een eind maken aan jullie zwoegen,
jullie ellende, jullie slavendienst. En jullie zullen een spotlied aanheffen op de koning van Babylonië:
´Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij.´ “Nu kan niemand ons meer vellen”
Psalm 145 : 5 Al wie Hem aanroept, schenkt Hij zijn ontferming / wie Hem in waarheid aanroept vindt bescherming
Gez.Lit. 893 : 1 Maar de doodgetrapte zal leven, de arme zal opstaan en nemen het land dat hem behoort
Jesaja 15
De ondergang van Moab
2.3 Moab jammert. In de straten drager allen een rouwkleed, overal, op daken en pleinen, klinkt gejammer, in tranen gaat met over straat. 4.5 De soldaten sidderen en beven, verlamd van angst. Mijn hart
schreeuwt het uit om Moab. Zijn vluchtelingen komen tot aan Soar, tot Eglat-Selisia. Klacht of klacht
klinkt op de weg omhoog. Zelfs de beek wordt een dorre geul, het gras verdort, het groen verdroogt.
Gezang 129 : 1 alleen / berooid, beroofd, verlaten, de wanhoop in haar straten, de winter om haar heen.
TT 54 : 1 zo dor en doods/ verlamd, uiteengeslagen, zonder hoop en zonder troost / slijten wij onze dagen
Jesaja 16
De ondergang van Moab (vervolg). Een troon in Davids huis.
4.5 Is de verdrukking ten einde gekomen en de verwoesting tot staan gebracht, is de tiran uit het land
verdwenen, dan wordt in Davids huis een troon geplaatst, gegrondvest op liefde en trouw. Daar zetelt
een rechter die recht zoekt 13 In drie jaar tijd, gerekend naar de jaren van een dagloner, zal Moab ontluisterd worden, al zijn machtsvertoon ten spijt. Wat ervan overblijft zal pover en onbeduidend zijn.
Gezang 26 : 4 Des Heren ijver zal bewerken, dat Hij de zetel, met recht en met gericht zal sterken
Gezang 225 : 4 De hand van God doet in de tijd tekenen van gerechtigheid. De Geest vuurt aan tekens te verstaan
Jesaja 17
Profetie over Damascus en Efraïm
1 De stad Damascus zal niet meer bestaan, het zal een bouwval zijn, een ruïne worden. 3.4 Efraïm heeft
zijn vesting verloren en Damascus zijn koninkrijk. Arams luister zal vergaan als die van Israël. Op die
dag gaat Jakobs luister teloor 6 Slechts een laatste rest blijft er over, zoals bij het oogsten van olijven.
7 Op die dag zal ieder de blik op zijn maker richten, naar de Heilige Israëls zijn ogen opslaan.
Psalm 123 : 1 Tot U, die zetelt in de hemel hoog, hef ik vol hoop mijn oog – tot Hij ons weer genadig zij
LL 16 : 3 Dan, als een arme die niet heeft, zal ik u weer bezoeken,nalezen in de hoeken,zulk deel zal ik bewaren
Jesaja 18
Profetie over Nubië (Ethiopië)
1.2.7 Wee het land van de sjirpende krekels, voorbij de rivieren van Nubië. Ga, snelle gezanten naar het
volk, naar het alom gevreesde volk, een volk van tirannen en geweldenaars, in een land van rivieren doorsneden. In die tijd worden geschenken gebracht aan de HEER van de hemelse machten door het rijzige volk
met ganzende huid. Zij komen naar de Sion, waar de naam woont van de HEER van de hemelse machten.
Psalm 68 : 11 Ook zelfs het land der duisternis / zal weten wat uw luister is, Egypte zal U eren.
Psalm 68 : 12 Hij heft zijn stem, een stem van macht – uw sterkte zij Hem toegebracht, strekt tot Hem uit uw handen
Jesaja 19
De val van Egypte en zijn herstel
4 Ik lever Egypte uit aan een harde meester, meedogenloos 11.12 Farao’s wijzen geven dwaze raad. Waar
zijn ze dan, jullie wijzen? 16 Op die dag sidderen de Egyptenaren van angst. 20 Wanneer de Egyptenaren
de HEER aanroepen, zal hij hun een bevrijder sturen. 21.22 Op die dag zullen zij de HEER erkennen, hem
dienen met offers. De HEER zal hen slaan en hen helen; zij zullen naar hem terugkeren, hij zal hen genezen
Gezang 170 : 2 Arts aller zielen:genoeg als Gij ons neemt in uw hoede. Heel de wond die ’t leven sloeg
DWG 40 : 2 Ons koud bestaan zal hij verwarmen / Wij waren stuk maar vol erbarmen / heelt hij ons, wij leven weer
Jesaja 20
Profetie over Egypte en Nubië
2-5 Leg het haren kleed dat je draagt af en trek je sandalen uit. ‘Zoals mijn dienaar Jesaja drie jaar lang
naakt en barrevoets moet rondlopen, zo zal de koning van Assyrië alle Egyptenaren en Nubiërs, als krijgsgevangenen en ballingen wegvoeren: De mensen zullen verbijsterd, beschaamd staan. Dan zullen de bewoners van de kuststreek verzuchten: “Als het hun al zo vergaat, onze hoop, hoe kunnen wij dan gered worden”
Psalm 44 : 5 Waarom hebt Gij ons dan verstoten, tot onze ondergang besloten, waarom ons naakt te kijk gesteld?
Gezang 295 : 2 Maar hoe zou ik U ontmoeten? Ik ben koud en arm en naakt, loom heeft mij de nacht gemaakt
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Jesaja 21
Profetie over Babel, Duma en Arabië
2 Een aangrijpend visioen heeft de HEER mij geopenbaard. 3 Ik sta te trillen op mijn benen, krimp ineen
als een vrouw in barensnood. 6 ‘Zet een wachtpost uit, laat hem melden wat hij ziet.’ 9 ‘Gevallen, gevallen
is Babel! Al zijn afgodsbeelden liggen verbrijzeld!’ 10 Mijn volk, vertrapt en vertreden als op de dorsvloer,
de HEER van de hemelse machten, de God van Israël, heeft mij dit laten weten, en ik heb het jullie gemeld.
Gezang 262 : 1 ‘Op, waakt op!’ zo klinkt het luide. Wat wil dit roepen toch beduiden, gij torenwachters in de tijd?
Gez.Lit.467 Hoever is de nacht, hoever, wachter? / De morgen komt, zegt de wachter, maar nog is het nacht
Jesaja 22
Jeruzalems misplaatste zelfvertrouwen. Profetie over Sebna en Eljakim
1 Wat bezielt jullie om allemaal op de daken te klimmen? 3 Al jullie bevelhebbers zijn gevlucht, zonder
slag of stoot gevangen. 5 Deze dag is een dag van God, de HEER. 12 Op die dag heeft God, de HEER,
jullie opgeroepen tot weeklacht en rouw. 13 Maar jullie maakten plezier en vierden feest. 20 Op die dag
zal ik mijn dienaar Elkjakim ontbieden. 22 Ik zal hem de sleutel overhandigen van het huis van David.
Gezang 324 : 2 Verlos ons in zijn naam van onze ijdle wensen. Voor een gesloten hart, blijft ook de hemel dicht
Gezang 125 : 4 O kom, Gij sleutel Davids, kom / en open ons het heiligdom; dat wij betreden uwe poort
Jesaja 23
De ondergang van Tyrus en Sidon
1 Weeklaag, schepen uit Tarsis. 9 De HEER van de hemelse machten heeft besloten Tyrus van zijn luister te beroven en de groten der aarde klein te maken. 12 ‘Sidon, geplaagde vrouw, geschonden stad, je
levendigheid is voorgoed gedoofd. 18 Het hoerenloon, de winst zullen aan de HEER worden gewijd, ten
goede komen aan die wonen bij de HEER, zodat zij ruimschoots te eten hebben en zich rijk kunnen kleden
Gezang 66 : 4 Des Heren kracht is groot, zijn arm verstrooit, verstoot / die hoog zijn in hun ogen
TT 68 : 3 Zijn arm verstoot met kracht / de groten uit hun macht, de vorsten van hun tronen
Jesaja 24
Oordeel over de aarde
1.2 De HEER verwoest de aarde en slaat haar kaal, hij ontwricht haar en verstrooit haar bewoners. Priester en volk treft hetzelfde lot, meester en slaaf. 5 De aarde is door haar bewoners ontheiligd: zij hebben het
eeuwig verbond verbroken. 14 Daarginds barst men uit in gejuich. 21 Op die dag zal de HEER afrekenen.
23 Want de HEER van de hemelse machten heerst op de Sion, in Jeruzalem wordt zijn luister getoond.
Psalm 98 : 4 Hij komt de aarde richten / Hij komt zijn koninkrijk hier stichten, zijn heil en zijn gerechtigheid
TT 217 : 3 Dat wij toch niet vergeten waartoe wij zijn gemaakt / dat diep in ons geweten opnieuw het licht ontwaakt
Jesaja 25
Danklied voor bevrijding. Het feestmaal op de Sion
1 U bent mijn God. Ik zal u hulde bewijzen, uw naam loven. 4.5 U was een toevlucht voor de zwakken, een
toevlucht voor de armen in hun nood. U doet het barbaarse gejoel verstommen, u tempert de triomf van tirannen. 6 Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan. 8 Voor
altijd doet hij de dood teniet. De HEER wist de tranen van elk gezicht, de smaad neemt hij van de aarde weg
Gezang 27 : 5 En Hij, het leven-zelf, verslindt de dood / wist de tranen af. Het ochtendrood / gaat stralend op
ZG 4-15 : 5 Hij wil ons levensteken zijn / richt ons op met brood en wijn / een voorproef van nieuw bestaan
Jesaja 26
Redding en vrede voor het rechtvaardige volk
1 ‘Wij hebben een sterke stad. 8-9 Wij richten ons op uw naam, naar u gaat ons verlangen uit. Reikhalzend
kijk ik naar u uit, zelfs ’s nachts verlang ik naar u. 16-17 HEER, in onze nood hebben wij u gezocht; toen u
ons tuchtigde, riepen wij u aan. Zoals een zwangere vrouw in barensnood, zo verschenen wij voor u. 19 Jullie doden zullen herleven, de lijken opstaan. Ontwaak, jullie daar in het stof en jubel! Uw dauw geeft leven
Gezang 28 : 3 Vertrouwt op de HEER, / want eeuwig zal Hij ons dragen. De hoge vesting heeft Hij teneergeslagen
ZG 4-53 : 1 Kom, laten wij opstaan en opgaan, vertrekken vanuit de valleien van angst en van dood
Jesaja 27
Hoop voor Israël
2-3 Op die dag zal men de prachtige wijngaard bezingen. Ik, de HEER, houd de wacht over mijn wijngaard,
dag en nacht. 6 De tijd zal komen dat Jakob zal wortelen, en dat Israël zal uitbotten en bloeien. En de vruchten van zijn oogst zullen de hele aardbodem bedekken. 13 Zij die verbannen waren naar Assyrië of verdreven naar Egypte zullen terugkeren en zich neerbuigen voor de HEER, op de heilige berg, Jeruzalem
Gezang 373 : 4 Gij zijt het licht der wereld, ja doorschijn / geheel ons doen, geheel ons zijn.
ZG 1-60 : 1 Ik zing van de wijngaard van Die ik bemin, hoort wat ik u zing!
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Jesaja 28
Oordeel over Samaria en over de leiders van Jeruzalem
1.3 Wee: de trotse kroon van de dronkaars van Efraïm zal worden vertrapt. 7 Zelfs priesters waggelen van
de wijn, profeten wankelen door de drank. 16 Maar dit zegt God, de HEER: Ik leg in Sion een fundament
met een uitgelezen grondsteen, een kostbare hoeksteen. Wie zijn vertrouwen daarop grondvest, hoeft geen
andere toevlucht te zoeken. 29 Zijn beleid is wonderbaarlijk en hij volvoert het in grote wijsheid.
Gezang 321 : 2 Gij, grondsteen, door Godzelf gelegd, van het gebouw van liefd’en recht
Gezang 260 : 5 als hoeksteen van vertrouwen / Christus zelf neergelegd, / fundament van al het bouwen
Jesaja 29
Redding voor Jeruzalem in het nauw. De geestelijk verblinden
6 De HEER van de hemelse machten zal ingrijpen. 10 Een geest van diepe slaap heeft de HEER over jullie
uitgestort: hij heeft jullie ogen, de profeten, gesloten en jullie verstand, de zieners, verduisterd. 14 Ik zal
opnieuw wonderen verrichten voor dit volk. De wijsheid van wijzen zal hun dan niet baten. 19 Dan zullen
de verdrukten de HEER weer loven, zwakken juichen. 24 Ieder die verward was, zal inzicht verwerven
Gezang 53 : 4 Komt, die van hopen moede zijt / tot het oordeel dat bevrijdt /’t heil dat u verblijdt zult u ontvangen
Gezang 395 : 3 Nu wacht ik tot Gij zelve komt / en spreekt, zodat uw knecht het hoort
Jesaja 30
Tegen het verbond met Egypte.
7 De hulp van Egypte is loos en leeg. 15 Dit zei God: ‘In rust en inkeer ligt jullie redding, in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht. Maar jullie wilden niet.’ 18 En toch wacht de HEER op het ogenblik dat hij jullie
genadig kan zijn: toch zal hij zich oprichten om zich over jullie te ontfermen. Want de HEER is een God
van recht. Gelukkig de mens die op hem wacht. 26 Op die dag verbindt de HEER de wond van zijn volk
Psalm 86 : 1 Hoed mijn leven, u gewijd, stel uw knecht in veiligheid. Stel mij in het blijde licht, ik zoek uw aangezicht
ALH 9 In rust en inkeer je redding, geduld en vertrouwen je kracht. De HEER wacht in ontferming
Ev.Liedb. 239 : 1, 2 Wees stil en weet: Ik ben uw God. Ik ben de God die u geneest.
Jesaja 31
Alleen de HEER beschermt en bevrijdt
1 Wee hun die naar Egypte gaan om hulp, die hun heil zoeken bij paarden, vertrouwen op wagens en ruiters.
Voor de HEER hebben zij geen oog. 3 De Egyptenaren zijn mensen, geen goden. Strekt de HEER zijn hand
uit, dan struikelt de helper. 5.6 Zoals een vogel boven zijn nest vliegt, zo waakt de HEER van de hemelse
machten over Jeruzalem, hij waakt redt, hij beschermt en bevrijdt. Kinderen van Israël, keer terug naar hem
Psalm 125 : 2 Hoog is Jeruzalem omgeven / zo is de HERE heel hun leven rondom hen die zijn woord bewaarden
ZG 6-8 : 1 Jeruzalem, stad door bergen omgeven, God is als een wal van trouw / rondom wie in haar willen leven
Jesaja 32
Vrede waar gerechtigheid heerst
9.11.13 Sta op, zorgeloze vrouwen, beef. Dorens en distels overwoekeren het land van mijn volk. 15-17
Zo zal het blijven totdat van boven een geest over ons wordt uitgegoten. Het recht zal zich vestigen in de
woestijn, gerechtigheid wonen in de boomgaard. Dan zal de gerechtigheid vrede stichten, ze brengt rust
en vertrouwen voor altijd. Mijn volk zal wonen in een oase van vrede, een oord van ongestoorde rust.
Gezang 199 : 1 De toekomst van de Heer is daar en voor zijn voeten uit / gaan vrede en gerechtigheid
ZG 3-6 : 3 Mens van vrede en van recht, om uw komst / om uw wandel naar Gods wil, om uw Rijk, zo sterk en stil
Jesaja 33
Jeruzalems nood en redding
2 Wees ons genadig, op u vestigen wij onze hoop. Wees ons tot steun, iedere dag opnieuw, red ons in tijden
van nood. 5.6 Hoog verheven is de HEER. Hij vult Sion met recht en gerechtigheid. Hij is ons houvast, zolang wij leven. 10 Nu zal ik opstaan, zegt de HEER. 20 Aanschouw Sion, waar wij onze feesten weer vieren.
Met eigen ogen zul je Jeruzalem zien, waar je ongestoord kunt wonen, een tent die nooit wordt afgebroken
Psalm 25 : 10 Hoopvol is het mij te moede, U verwacht ik t’allen tijd. God van Israël, red uw volk in tegenspoeden!
TT 15 : 3 God, naar U zien wij uit als wachters, wees voor ons als het licht in de morgen. Heer, Ontferm U over ons
Jesaja 34
Oordeel over Edom
1-2 Kom naderbij, volken luister aandachtig. De HEER koestert woede tegen alle volken, zijn toorn ontbrandt tegen heel hun legermacht. Hun wacht de vernietiging. 8 Want de HEER houdt een dag van wraak,
een jaar vergelding: hij verdedigt Sion. 12 Alle vorsten zijn verdwenen. 16 Zoekt het na in het boek van de
HEER: niet één van de dieren ontbreekt, ze staan er in paren bijeen. Zijn geest heeft ze bijeengebracht.
Gezang 43 Die dag zal komen, brandend als een oven / een vuurgloed aangestoken uit den hoge
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Psalm 36 : 2 Uw recht is als de bergen vast, uw oordeel als de vloed die wast, tot schrik voor alle volken
Jesaja 35
Bevrijding en terugkeer
1 De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien. 5-6 Dan
worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten. Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen. 8 Daar zal een gebaande weg lopen, ‘Heilige weg’ genaamd. 10 Zij
die de HEER heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde
Gezang 39 : 1 Vrees niet, gij land, wees blijde. Jong gras ontkiemt, de wildernis wordt groen / in dit seizoen
TT 49 : 1 De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen. Het water zal stromen, / zal tintelen, stralen
Troost 23 : 1 Het dorre land zal juichen / en bloeien als een roos, ja, jubelend getuigen: Gods heil is eindeloos!
Herv. 111 : 1/GotZ 231II De dorre vlakte der woestijnen / zal zich verblijden eindeloos / bloeien zal zij als een roos
Jesaja 36
Jeruzalem door Sanherib bedreigd
1.2 Koning Sanherib van Assyrië trok op tegen de versterkte steden van Juda en nam ze in. Hij stuurde de
rabsake met een geweldig leger naar koning Hizkia. 4 Zeg tegen Hizkia: ‘Waarop berust toch dat vertrouwen
van u? 18 Hebben de goden van andere volken hun land gered?’ 18 Laat Hizkia u geen valse hoop geven. 21
Maar zij antwoordden met geen woord. Eljakim, Sebna en Joach gingen met gescheurde kleren naar Hizkia.
Psalm 79 : 2 Hoe lang nog, HEER, moeten wij die smaad verduren? Hoe lang zijn wij tot spot van onze buren?
Gezang 286 : 2 Zie hoe zij staan / gewapend tot de tanden, offeren de volken aan / het vuur waarvan zij branden
Jesaja 37
Hizkia naar de tempel. De brief voorleggen. Belofte van Bevrijding
1 Zodra koning Hizkia de boodschap hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok een boetekleed aan en begaf
zich naar de tempel van de HEER. 6 Jesaja antwoordde: “Dit zegt de HEER: Laat je niet ontmoedigen.”
14 Toen Hizkia de brief had gelezen ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open
voor hem neer. 35 ‘Omwille van mijzelf en mijn dienaar David zal ik deze stad beschermen en bevrijden’
Psalm 142 : 1 Tot God de HEER hief ik mijn stem. Alles, alles wat mij benauwt / heb ik de HERE toevertrouwd
Gezang 286 : 1 de groten slaan de kleinen neer / en honen en bestrijden / wie uw vrederijk belijden
Jesaja 38
Hizkia’s ziekte en genezing
1 Omstreeks die tijd werd Hizkia dodelijk ziek. ‘Maak je laatste wisbeschikking op, want je sterft.’ 5.6 ‘Ik
heb je gebed gehoord en je tranen gezien. Welnu, ik geef je nog vijftien jaar te leven en ik zal jou en deze
stad redden uit de hand van Assyrië.’ 16 U geeft mij nieuwe kracht, u doet mij herleven. 18.19 Nee, de dood
prijst u niet. Maar hij die leeft – leeft! – zal u loven. Ouders laten hun kinderen weten hoe trouw u bent.
Gezang 29 : 8 Slechts die leven, die leven, / en zij weten zelf niet hoe, zullen U de ere geven, zoals ik het heden doe!
ZG 2-122/Troost 175 Dat ons lichaam tot de aarde / wederkeert / en verteert – wie kan dat aanvaarden?
Jesaja 39
Het gezantschap van Babel
1.2 Koning Merodach-Baladan van Babylonië stuurde gezanten met brieven en een geschenk naar Hizkia
toe. Hij ontving hen hartelijk en liet hun zijn schatmakers zien. Er was niets dat hij hun niet liet zien. 6-8 ‘Het
duurt niet lang meer of alles wat zich in uw paleis bevindt, zal naar Babel worden weggesleept. Ook zonen
van u zullen worden weggevoerd.’ Hizkia dacht: dat betekent dat er zolang ik leef, rust en vrede zal heersen.
Psalm 49 : 3 Elk raakt aan andren eens zijn schatten kwijt, al droomt hij zich een aardse eeuwigheid
Gezang 402 : 10 en loop niet ’s werelds wijsheid na, dat niet uw schat verloren ga, – laat u door Mij gezeggen’
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK MICHA
Diakonaat
Micha 1
Bij name gekend
Maandagmiddag
Het oordeel van de HEER over Samaria en Jeruzalem
2-5 Luister, volken, allemaal, hoor, aarde en wie haar bewonen, hoe God, de HEER, tegen jullie getuigen zal
vanuit zijn heilige tempel. Zie hoe de HEER zijn verblijf verlaat. Onder hem smelten de bergen en splijten de
dalen als was dat smelt voor vuur. Dit alles gebeurt om Jakobs misdaad, om de zonden van het volk van Israël. 9 De wonden van Samaria zijn ongeneeslijk, ze reiken tot aan Juda, ze raken aan de poort van Jeruzalem
Psalm 49 : 1 Bewoners van de wijde wereld, hoort. Luistert, gij volken alle, naar mijn woord.
Gezang 478 : 5 God klaagt aan. Geen sterveling / kan bestaan in dat geding. Allen zijn in schuld verloren
Micha 2
Wee over gewelddadige machthebbers. De valse profeten. Heilsaankondiging
1 Wee hun die kwaad in de zin hebben en op hun bed boze plannen smeden. 7-9 Betekenen mijn woorden dan
geen voorspoed voor wie de rechte weg gaat? Steeds weer stelt mijn volk zich vijandig op tegenover al wie
vredelievend is. Nietsvermoedende, vreedzame voorbijgangers worden van hun mantel beroofd. 12.13 Ik zal je
in je geheel bijeenbrengen, Jakob. Ik zal verzamelen wat er van Israël over is. Die een bres slaat, gaat voorop
Psalm 140 : 3 zij maken in hun hoogmoed plannen, beramen geweld, bewaar mij voor wie netten spannen
ZG 2-98 : 3/LL 97 Gij voert toch liefde in uw schild, uw vuur is tederheid / dat Gij wilt blussen / de broedernijd
Micha 3
Tegen de leiders van het volk
5.6 Dit zegt de HEER over de profeten die mijn volk misleiden: Voor jullie zal het een nacht zijn zonder visioenen, donker en zonder voorspellingen. 8 Ik daarentegen ben vervuld van kracht, heb de geest van de HEER,
ik ben rechtvaardig en ik heb de moed om Jakob zijn wandaden bekend te maken en Israël zijn zonden. 11 De
profeten voorspellen voor geld, terwijl ze zich op de HEER beroepen: ‘De HEER is toch in ons midden?’
Gezang 48 : 2 Breng Gij weer thuis te rechter tijd / het arme volk, dat wordt misleid
Gezang 453 : 1 nooit zal falen, wat blijft in eeuwigheid, wanneer de wijzen dwalen / door eigen waan misleid
Micha 4
Het komende vrederijk. {zie Jes.2} Jeruzalem in nood, maar tot glorie bestemd.
1 Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan. Volken zullen daar samenstromen. 4.5 Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt.
Laat andere volken hun eigen goden volgen – wij vertrouwen op de naam van de HEER, onze God, voor
eeuwig en altijd. 6-8 De kreupelen zal ik verzamelen en sparen. Jou, Jeruzalem, behoort het koningschap toe.
Gezang 23 : 3 zij groeten elkaar in het heldere licht / van de waarheid die eindlijk zal dagen
TT 193 : 1 Zal er ooit een dag van vrede, zal er ooit bevrijding zijn / voor wie worden doodgezwegen?
Micha 5
De komende Herder vanuit Bethlehem
1 Uit jou, Bethlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, komt iemand voort die voor mij
over Israël zal heersen. 3 Hij zal aantreden en hen als een herder weiden, bekleed met de macht van de HEER,
zijn God. Zij zullen veilig wonen, want hij zal heersen tot aan de einden der aarde en hij brengt vrede. 6 Wat
van Jakob is overgebleven, te midden van machtige volken, zal zijn als dauw die van de HEER komt.
Gezang 131 : 2 O Bethlehem, klein-grote stad, / klein van begrijp, groot van waarde, / gij zijt het allereêlste vat
Troost 125 : 1 /ZG 4-6 O stad van David, Bethlehem, / hoe klein, verhef uw stem, / want hier is Hij die koning is
TT 126 : 4 In Bethlehem geboren / is Hij, bekleeed met majesteit. In naam van Hem die voor ons pleit, vrede verkoren
Micha 6
De gerechtigheid van de HEER. Aanklacht tegen zijn volk. Bekend wat goed is!
1-3 Hoor toch wat de HEER zegt! Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen. Luister naar het pleidooi
van de HEER. De HEER heeft een geschil met zijn volk; hij klaagt Israël aan: ‘Mijn volk, wat heb ik je misdaan? Waarmee heb ik je gekweld? Antwoord mij!’ 8 Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de
HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.
Gezang 35 : 5 O God, gij maakt het wachten goed! Gij komt met vrede tegemoet / wie wandelt op uw wegen
ZG 5-80 : 4 Het is de Geest die ons beweegt / dat wij Gods wil doen / en omzien naar alles wat er leeft
DB nr.131 /Gez.Lit. 499 Mijn volk, wat heb ik u gedaan? Of waarin heb ik u bedroefd? Antwoord Mij!
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Micha 7
De grote ongerechtigheid. Sions verlossing
2 Zij die trouw waren zijn verdwenen in het land, niemand is nog rechtschapen. 7.8 Maar ik, ik blijf uitzien
naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God. Al is het
donker om mij heen, de HEER is mijn licht. 18-19 Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde
voorbijgaat? Opnieuw zult u zich over ons ontfermen. Onze zonden werpt u in de diepten van de zee.
Gezang 130 : 4 God lijkt diep verborgen / in onze duisternis, maar schenkt ons toch een morgen / die vol van luister is
Troost 36 : 1 Al zit ik in het duister, / Gij, Heiland, zijt mijn licht: / zelfs in het diepste duister / zie ik uw aangezicht
HET BOEK NAHUM
Diakonaat
Nahum 1
Bij name gekend
Maandagmiddag
Profetie over Nineve. Dreiging en troost
2 De HEER is een wrekende God, hij duldt niemand naast zich. 3 De HEER is geduldig, maar zeer sterk,
hij laat nooit iets ongestraft. 5-8 Bergen beven voor hem, heuvels wankelen. Wie houdt zich staande in zijn
toorn? De HEER is goed, een vesting in tijden van nood, hij kent wie bij hem schuilen. Maar zijn vijanden
jaagt hij het duister in. 12 Ik heb je gekweld, Juda, maar ik zal je niet meer kwellen, want nu breek ik zijn juk
Psalm 76 : 4 Wie houdt zich staande in uw gloed, / wanneer uw toorn zich gelden doet?
Psalm 76 : 5 Als gij / het boos geweld hebt weggedaan, wordt door uw hand bevrijd / wie wachtte in zachtmoedigheid
Nahum 2
Nineve veroverd en verwoest
1-3 Daar, over de bergen, snelt een boodschapper. Hij kondigt vrede aan. Vier de feesten, Juda, los je geloften in, want nooit meer trekken schurken door je land, ze zijn volledig uitgeroeid. Bewaak je vesting, Ninevé!
De HEER herstelt het aanzien van Israël, door vernielers vernield, die zijn ranken verwoestten. 9.11 Nineve!
Een volle vijver zolang het bestond, nu stroomt hij leeg. Blijf staan! Verwoesting, woestheid, woestenij
Gezang 32 : 1 Van ver weergalmt der boden lied: de Heer regeert, vrees niet
TT 216 : 1 Komen ooit voeten gevleugeld mij melden van vrede, / daalt over smeulende aarde / de dauw van de vrede
Nahum 3
Wee over de bloedstad
1 Wee de bloedstad, een en al leugen, het roven houdt niet op. 4.5 Je gedraagt je als een hoer, een verleidster
ben je, bedreven in toverij, je verkwanselt volken voor je ontuchtige praktijken. Daarom zal ik je straffen –
spreekt de HEER van de hemelse machten. 18-19 Je herders slapen, je leiders zitten stil, je volk is verstrooid
over de bergen en niemand brengt het bijeen. Er is geen verzachting voor je wond, je letsel is niet te genezen.
Psalm 5 : 2 Gij haat de hand waar bloed aan kleeft, de tong die van de leugen leeft
Gezang 240 : 2 Bescherm ons tegen leugenleer, dat wij slechts zoeken onze Heer
HET BOEK HABAKUK
Diakonaat
Habakuk 1
Bij name gekend
Maandagmiddag
Profeet in aanvechting. Strafgericht door de Chaldeeën
2.3 Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen en luistert u niet, ‘Geweld!’ schreeuwen en brengt u geen
redding? Waarom toont u mij dit onheil en ziet u zelf de ellende aan? 6 Ik laat de Chaldeeën komen, dat grimmige, onstuimige volk, dat de hele aarde doorkruist. 12.13 Bent u, HEER, niet altijd mijn God, mijn Heilige
geweest? Wij zullen toch niet sterven? 13 Waarom verdraagt u deze trouwelozen? Mag hij maar doorgaan?
Psalm 44 : 11 Waarom houdt Gij U slapend, Here / en blijft Gij uw gelaat afkeren? Erken uw volk, ontwaak!
Gezang 29 : 3 Duister, Here, zijn uw wegen. Ja, Gij dreef mij naar de grens / van het land, dat zonder zegen / is
Habakuk 2
Op de wachtpost. Het visoen van het gericht over de Chaldeeën
1-4 Ik ga nu op mijn wachtpost staan, betrek op mijn post op het bolwerk, kijk uit om te zien wat de HEER mij
zal zeggen. Het antwoord van de HEER: Dit visioen wacht tot zijn tijd gekomen is. Wie niet oprecht is, kwijnt
weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. 14 Zoals de zee vol water is, zo zal de aarde vol kennis
van de grootheid van de HEER zijn. 20 De HEER troont in zijn heilig paleis. Aarde, wees stil voor hem!
Psalm 130 : 3 meer dan in de nachten / wachters het morgenlicht, blijf ik verwachten / uw lichtend aangezicht
GotZ 69 : 1 Hoelang zal het duren, dat macht en geweld, / het recht van de sterkste alleen nog maar telt?
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Habakuk 3
Gebed om mededogen. Ondanks alles juichen in de HEER
2 Voor wat u gaat doen, HEER, heb ik ontzag. Maar toon uw mededogen als het tumult losbarst. 16 Ik hoorde
dit alles en beefde van binnen, wachtend op de dag dat u optrekt tegen het volk dat ons aanviel. 17-19 Al zal
de vijgenboom niet bloeien, de wijnstok niets voortbrengen, de oogst tegenvallen, geen schaap meer in de kooien zijn, toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt. God, de HEER, is mijn kracht
Gezang 448 : 4 God doet zijn hand toch open, zijn lof krijgt stem in mij. Daar ik op hem mag hopen: ben ik in alles blij
LL 18 : 5 toch zal ik verheugd opspringen, / en van God, mijn vreugde, zingen
Troost 37 : 3 ik zal nochtans weer vreugde vinden / en juichen in de Heer mij God! Mijn voeten zijn als die der hinden
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK MATTHEÜS
Diakonaat
Mattheüs 1
Bij name gekend
Maandagavond
Afkomst van Jezus Christus
1 Overzicht van de afstamming van Jezus Christus. 16 Jacob verwekte Jozef, de man van Maria.
Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt. 20.21.23 Het kind dat ze draagt is
verwekt door de Heilige Geest. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van
hun zonden. Men zal hem de naam Immanuël geven’, wat in onze taal betekent: ‘God met ons’.
Gezang 148 : 1 Wees wellekom, Immanuel, in vlees en bloed ons metgezel, ons Heiland en behoeder!
Gezang 476 : 1 Zoon van ’s Vaders welbehagen, dienaar van Gods hoog bevel, kind der maagd: Immanuel!
Mattheüs 2
Het pasgeboren kind, de Koning van de Joden
2 ‘Wij hebben zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.’ 9.10 De ster die
ze hadden zien opgaan ging voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind
was. Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. 20 ‘Sta op, ga met het kind en zijn
moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilde brengen, zijn gestorven.’
Gezang 166 : 1 Juicht voor de koning van de Joden, buigt voor geen dove wereldmacht
Gezang 161 : 3 Als een vuur zijt Gij verschenen, als een ster gaat Gij ons voor / in den vreemde wijst uw spoor
ZG 4-5 Een ster die ons nieuw doet geloven,glimlach van God in de nacht. Wij komen ons lot weer te boven
ZG 7-10 De ster vertelt het blij bericht, want Christus is het morgenlicht, Gods Woord dat vrolijk straalt
Mattheüs 3
Johannes de Doper en de Komende
1 In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. 5 De mensen stroomden toe en lieten
zich dopen, terwijl ze hun zonden beleden. 10 De bijl ligt al aan de wortel van de boom. 11-12 Hij zal
jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer
reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.
Gezang 126 : 1 Verwacht de komst des HEREN, o mens, bereid u voor, reeds breekt het licht des levens door
TT 100 : 6 die uw Zoon hebt aanwezen om allen voor te gaan: Heer, ontferm U over ons en over onze kinderen
Mattheüs 4
De verzoeking in de woestijn. Geroepen in dienst van bevrijding
4 ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de
mond van God. 16 Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in
de schaduw van de dood werden door het licht beschenen. 19.20 Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg mij,
ik zal van jullie vissers van mensen maken’ Ze lieten meteen hun netten achter en volgden hem.
Gezang 47 : 3 tot wie zouden wij anders gaan? Hij heeft en zal ons geven / alles – het eeuwig leven
TT 58 : 6 Jezus, diep in de woestijn, veertig lange dagen, bleef het in dezware strijd / met Gods woorden wagen
ZG 6-70 :4 Wij leven van het woord van God. Wat ons vervullen kan en voedt / is vriendschap en genade
Mattheüs 5
De Bergrede – grondvorm voor het Koninkrijk
3-8 ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, de treurenden, de zachtmoedigen, de barmhartigen, wie zuiver van hart zijn… 14 Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad boven op een berg kan niet verborgen
blijven. 16 Zo moet ook jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer
bewijzen aan jullie Vader in de hemel. 48 Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’
Gezang 325 : 4 Kinderen armen van geest, mensen gelouterd tot vrede / horen de naam in hun hart
Gezang 481 : 3 Leg ons de woorden in de mond / Spreek zelf door onze daden van vrede en genade
TT 59 : 1 Gelukkig de mens die arm is van geest / en rijk aan barmhartigheid wonden geneest
TT 146 : 3 ‘Bemint uw vijand ook; vergeeft het kwaad, zo doet mijn Vader ook’ – wij staan voor U verlegen
Mattheüs 6
Zoek eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid
1 ‘Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen. 4.6.18 Jullie Vader,
die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 8 Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben,
nog vóór jullie het hem vragen. 21 Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. 33 Zoek liever eerst
het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je gegeven worden.‘
Gezang 465 : 2 Nog voor wij u iets vragen, voorkomt Gij ons gebed. Gij hebt aleer wij klagen op onze nood gelet
Gezang 49 : 14 God houdt op aarde wat leeft in staat en stand. Hij zal ook ons bewaren, wij eten uit zijn hand
TT 107 : 5 Gij deelt het met ons, zo deelt Gij U zelf aan ons uit voorgoed / God van vlees en bloed
GotZ105 / Ev.Liedb.85 Zoek eerst het koninkrijk van God / en al het andere krijgt u bovendien
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Mattheüs 7
Bouwen op goede grond
7 ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 12 Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de
Wet en de Profeten. 24 Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden
met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots.’ 29 Hij sprak hen toe als iemand met gezag.
Gezang 465 : 3 Hoe kent Gij al mijn noden, waarin Gij trouw voorziet. Gij laat de zondaar noden, eer hij tot U vliedt
Gezang 326 : 4 wie op ´t woord vertrouwen / uit Gods mond / kunnen veilig bouwen / hun huis heeft vaste grond
ZG 8-43 : 1 Dat wij onszelf gewonnen geven / aan het bevrijdende bestaan / dat wij de stille roep verstaan
Mattheüs 8
Volgen en vertrouwen - tegen de stroom in
16.17 Met een enkel bevel dreef hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas hij, opdat in vervulling ging: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’ 22 ‘Volg mij
en laat de doden hun doden begraven’. 26 ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed, kleingelovigen?’
Toen stond hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust.
Gezang 170 : 2 Spreek slechts één woord, één woord / dan krijgt ons leven nieuwe kracht
Iona 40 : 1 Wil je opstaan en Mij volgen als Ik noem je naam? Wil je dienen in ’t verborgen
Mattheüs 9
Rondgaande redding
35-38 Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde
het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere zieke en elke kwaal. Toen hij de mensenmenigte
zag, voelde hij medelijden met hen, omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder
herder. ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders. Vraag de eigenaar of hij arbeiders wil sturen’
Gezang 315 : 1 O Heer die overwint en ons zijt voorgegaan, uw kerk is als kind dat wacht om op te staan
Gezang 324 : 4 maak uw kerk tot hoorder en tot dader / opdat de wereld weet van uw barmhartigheid
Gezang 64 : 1 Gij hebt met uw brede gebaren de mensen gestrooid uit uw hand, volmaakt gij de oogst op uw land
Mattheüs 10 Met volmacht uitgezonden
1 Daarop riep hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en
iedere ziekte en elke kwaal te genezen. 7-8 ‘Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij”. Genees zieken, weke doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit.Om
niet hebben jullie ontvangen, geef het om niet! 16 Bedenk wel, ik zend jullie als schapen onder wolven.
Gezang 313 : 5 Geef geloof aan wie Gij zendt, / hoop en liefde dat op ’t eind / met gejuich wordt gemaaid
Iona 48 Gezonden door de heer, mijn handen zijn bereid / hier op deze plaats / te bouwen aan zijn rijk
TT 73 : 4 Leert van de duif de simpelheid, weest waakzaam als de slangen, vreest niet hoe gij spreken zult
Mattheüs 11 Draaglast en draagkracht
20 Daarop maakt hij de steden waar bijna al zijn wonderen hadden plaatsgevonden, het verwijt dat ze niet
tot inkeer gekomen waren. 25 Jezus zie ook: ‘Ik loof u, Vader, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudigen onthuld. 28.30 Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Mijn juk is zacht en mijn last is licht
Gezang 26 : 3 De heerschappij zal Hem behoren, zijn last is licht, zijn juk is zacht
Gezang 366 : 4 Gij zegt: wordt vrij / en komt tot Mij, mijn juk is licht te dragen! Maar ik ga uw woord voorbij
Gez.Lit. 244 Geprezen zijt Gij, omdat Gij de geheimen van het koninkrijk aan kind’ren openbaart
Mattheüs 12 Te doen barmhartigheid. De dienaar naar Gods hart. Macht over de demonen.
7 “Barmhartigheid wil ik, geen offers.” 18.20 ‘Hier is de dienaar ik mij gekozen heb, die ik liefheb en
in wie ik vreugde vind. Het geknakte riet breekt hij niet af, noch dooft hij de kwijnende vlam, tot het
recht overwint.’ 28 ‘Als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is Gods koninkrijk bij jullie
gekomen. 50 Ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster en moeder.’
Gezang 381 : 2 Zodra ons gebed de Heer begroet,weten wij zijn barmhartigheid over ons leven nieuw gespreid
Gezang 345 : 2 Gij weerstaat de boze machten, storm en ontij,donkre nachten en ‘t gevaar dat wij niet achten
ZG 4-39 : 1 Uit diepten ongemeten / die geen betreden kan dan de Beminde / schept Gij het licht
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Mattheüs 13 Gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel
9.10.13 De leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt u in gelijkenissen tot hen?’
Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet
gegeven. Omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. 18 Hoor en begrijp dan nu de
gelijkenis van de zaaier.’ 54.57 Hij kwam aan in zijn vaderstad. De bewoners namen aanstoot aan hem
Gezang 54 : 6 O Zaaier, ga uit om te zaaien / de kiem waaruit levend ontstond / en maak ons tot moedergrond!
Gezang 64 : 4 Heer, zijn wij het zaad van uw akker, Gij doet ons ontkiemen tot graan
TT 195 : 3 uit een gebaar van de Zaaier geboren, / leef ik uit het woord van zijn mond.
TT 74 : 2 geloven: het begin is klein, maar het zal een wonder zijn als je het gaat wagen met Gods woord alleen
Mattheüs 14 De dood van Johannes de Doper. Overvloed aan brood, gebrek aan geloof
16-18 Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten’. Ze antwoordden hem: ‘We
hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen’. Hij zei: ‘Breng ze bij mij.’ 29-31 Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Hij begon te zinken en schreeuwde het
uit: ‘Heer, red me!’ Meteen strekte Jezus zijn hand uit. ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’
Gezang 57 : 2 Zeven is voldoende / Jezus is voldoende / voor ons allen / als de kring gesloten is
Gezang 56 : 6 Ik ben het, zegt Gij dan. Kom maar met Mij / Wees maar niet bang / hier is mijn hand
Gezang 467 : 2 Christus, wiens bestraffend woord door wind en water werd gehoord, wandeld’over schuimend diep
TT 65 : 3 Breng het eten dat er is, het brood en breng de vis. Want al zijn we met velen, eerlijk zullen w’alles delen
Mattheüs 15 Rein en onrein. De Kanaänitische vrouw. Velerlei genezing.
19 ‘Uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster.
Dat maakt een mens onrein’. 22.30 ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter
wordt vreselijk gekweld door een demon’. Er kwamen grote mensenmassa’s op hem af. Verlamden,
blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen, die men aan zijn voeten legde en hij genas hen allen
Gezang 395 : 3 Zo vaak ik woorden voor U vond, heb ik mij in mijn woord vermomd. Nu wacht ik tot Gij zelve komt
Gezang 41 : 4 Eens zullen zij één uit de joden aangrijpen: ‘Ach, zie onze noden, met u de God aller goden
TT 76 : 3 Hij die de armen voedsel gaf / is zelf het brood dat honger stilt: ons levensbrood, de Zoon van God
Gez.Lit. 585 : 1 de eerste uit de doden,die sterft en eeuwig leeft / die met broden zijn volk verzadigd heeft
Mattheüs 16 Het zuurdesem van de Farizeeen en de Sadduzeeën. Wie is Jezus? Hoe is Hij?
13 ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 15-19 ‘En wie ben ik volgens jullie?’ ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God’. ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona. Ik zeg je: jij bent Petrus, de rots
waarop ik mijn kerk zal bouwen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven. 23.24 Ach-ter
mij! Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en mij volgen.
Gezang 347 : 1 Roept God een mens tot leven, wie weet waarom en hoe, hij moet zichzelf prijsgeven
Gezang 442 : 2 sterk ons, Heer, om zonder klagen / achter U ons kruis te dragen
Gezang 75 : 3 O Christus, ons van God gegeven, gij tot in alle eeuwigheid, de weg, de waarheid en het leven
ZG 1-14 : 1 Geloven, hopen, weten – eens staan daar zij aan zij / apostelen, profeten en mensen zoals wij
Mattheüs 17 De verheerlijking op de berg. Gebrek aan geloof. Onderricht aan de leerlingen
5 Uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’ 8
Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen. 15.16 ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want
hij is maanziek en lijdt daar erg onder. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet
genezen.’ 18 Jezus sprak de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg en hij was genezen
Gezang 99 : 2 Geen licht is ons gebleven, er is geen God te zien / dan deze ene naam/ons innerlijk geheim
TT 149 : 7 Want het duister sluit zich weer / en wij zijn alleen gelaten, mens tot mens met onze Heer
TT 148 : 1 Hoe bitter ook de pijnen door ons aan U gedaan, Gij blijft in glans verschijnen, ziet ons in glorie staan
Mattheüs 18 Worden als een kind. Eensgezind vragen. Vergeven tot het einde zoek is.
2.3 Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt
als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. 10 Waak ervoor ook maar een
van deze geringen te verachten. 20 Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.
Gezang 16 : 2 Laat ons bidden voor het kind / dat zijn leven pas begint / dat hun toekomst niet zal stranden
Gezang 436 : 6 Hoe ’t geweten spreekt in mij, hoe de wet mij aan wil klagen, die mij oordeelt, spreekt mij vrij
Gezang 48 : 6 Vergeef o Vader onze schuld. Maak zo uw vrede openbaar. U dienend dienen wij elkaar
GotZ 94 : 1 Handen heb je om te geven / en een hart om te vergeven wat een ander jou misdoet.
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Mattheüs 19 Genezing. Omwille van het koninkrijk van de hemel
1.2 Hij ging naar Judea. Grote massa’s mensen volgden hem en hij genas hen ter plekke. 12 Er zijn er die
zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel. 14 Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.
21 Als je volmaakt wil zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat je hebt en geef de opbrengst aan de armen
Gezang 59 : 3 ‘Wordt arm nu met de armen / en volg mij om te erven / leven dat niet kan sterven’
Gezang 47 : 2 Hij komt misschien vandaag voorbij / en vraagt ons, Hem te geven / de rijkdom van ons leven
Gezang 335 : 4 Geef ons een naam, de oude mens moet sterven / in U zal hij een nieuw bestaan verwerven
TT 67 : 2 Want de poorten van mijn rijk / gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk / bij Mij binnenlopen
Mattheüs 20 Arbeiders in de wijngaard. Naar Jeruzalem. Elkaar dienen. Blinden genezen.
14-16 “Neem wat je toekomt en ga. Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?” Zo zullen de laatsten de eersten
zijn en de eerste de laatsten. 17-18 Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus de twaalf leerlingen apart: ‘We zijn
nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd.’ 27.28 Wie van jullie de eerste wil
zijn, zal jullie dienaar zijn – zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen
Gezang 394 : 2 Er is gearbeid en,gezondigd / God,die allen vree verkondigt, wij hopen op barmhartigheid
Gezang 353 : 4 Hij komt tot ons als lotgenoot, deelt zich aan ons uit als brood, als losgeld geeft Hij zich aan ‘t kruis
ZG 1-4 : 5 God, uw goed en bloed, omdat zo de liefde doet / God, ons aller overvloed, schenkt om niet zijn leven
TT 63 : 7 De Heer die ongezien en in deemoed tot ons kwam, die om ons vlees te dienen / de zonde op zich nam
Mattheüs 21 Intocht in Jeruzalem. Teken van de vijgeboom. Onderricht aan de leidslieden
5 “Je koning is in aantocht, zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”
10 Toen hij Jeruzalem binnenging, raakte de hele stad in rep en roer: ‘Wie is die man?’ 12 Jezus ging de tempel binnen, hij joeg iedereen weg die daar iets kocht of verkocht, gooide de tafels van de geldwisselaars en de
stoelen van de duivenverkopers omver. 42 “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden”
Gezang 42 : 3 Hij rijdt op een ezel. Hij lijdt als een knecht, / zo brengt hij het leven terecht
Gezang 60 : 2 Zachtmoedig gereden op ’t jong van een ezelin. Hij brengt ons allen de vrede, Hij rijdt Jeruzalem in
TT 153 : 2 Gezegend zijn Naam. Hij heeft ons zijn leven / en liefde doorgegeven / tot grond van ons bestaan
TT 154 Waaier van palmen ons lied U gewijd, vorstelijk kleed door een koning betreden: onze gebeden gespreid
Mattheüs 22 Het koninklijke bruiloftsmaal. In debat met leidslieden.
2.3 ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij
stuurde erop uit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen. 8.9 “Alles staat klaar,
maar de gasten waren het niet waard genodigd te worden. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad
en nodig iedereen die je tegenkomt uit.” 12 “Vriend, hoe ben je hier gekomen zonder bruiloftskleed?”
Gezang 48 : 3 Uw heerschappij zij eeuwig ons nabij. Geleid ons tot het bruiloftsfeest door alle gaven van de Geest
ZG 5-78 : 1/THD 7 Hebt Gij ons niet gedacht gasten op uw feest? Van begin ben ik daartoe door U bestemd geweest
Mattheüs 23 Wee de schriftgeleerden en de Farizeeën
2.4‘De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om
die te verlichten. 13 Jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. 23 Jullie veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw. 37 Jullie hebben het niet gewild
Gezang 107 : 1 Wie zich hovaardig heffen, zal God wederstaan / maar wie zachtmoedig leven, ziet Hij genadig aan
TT57 : 5 Jeruzalem, de koningsstad, heeft Hij zo vurig liefgehad: daar moet de koning wel tevoorschijn treden
ZG 1-31 : 5 Gij bloedstad,die profeten doodde, gij stenigt,die ter bruiloft noden – laat ik temeer zien op eigen staat
Mattheüs 24 De komst van de Mensenzoon
12-14 Doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie standhoudt tot het
einde, zal worden gered. Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd
zal het einde komen. 35 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn wooren zullen nooit verdwijnen.
37 Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn. 46 Gelukkig de betrouwbare dienaar die bezig is
Gezang 300 : 6 Van die dag kan niemand weten, maar het woord drijft aan tot spoed / gaandeweg Hem tegemoet
Troost 47 : 3 Aan wie zijn leven, zijn ziel Hem toevertrouwt, heeft Hij zijn Zoon gegeven, de ark tot ons behoud
VO 69 : 1 Onbekend, dag en tijd, waarop ik tot u kom: keer uw levensgang om / en maak u bereid.
TT 194 : 2 zo zal de komst zijn van Gods Zoon / Hem die de Zoon des mensen is / een schittering verblindend schoon
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Mattheüs 25 Zoals het toegaat in het Koninkrijk. De werken der barmhartigheid
1 Het zal zijn als tien meisjes die erop uittrokken de bruidegom tegemoet. 14 Of als met een man die op
reis ging. 31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister, zal de koning tegen de groep rechts
van hem zeggen: ‘Ik had honger, ik had dorst, ik was een vreemdeling, ik was naakt, ik was ziek, ik zat
gevangen… Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten hebben jullie aan mij gedaan
Gezang 262 : 1 Gij slapenden ontwaakt, de Bruidegom genaakt! Hallaluja, nu opgestaan! Het feest breekt aan!
Gezang 63 : 3 Wie waakt er als een trouwe knecht, zijn Meester toegedaan / dat hij voor Hem kan bestaan?
TT 130 : 3 Heer God, die immer komen zult / in dood en mensennood gehuld, geef dat wij U vandaag verstaan
TT 132 : 1 Wachters van de tijd, licht zal in uw ogen wonen / wilt aan alle mensen tonen van uw vrolijkheid
Mattheüs 26, 1 – 35 Jezus met kostbare olie gezalfd. Het pesachmaal
2 ‘Over twee dagen is het, Peseach. 10-11 Waarom vallen jullie deze vrouw lastig? Zij heeft iets goeds voor
mij gedaan. Want de armen zijn altijd bij jullie, maar ik zal niet altijd bij jullie zijn. 21 Ik verzeker jullie:
een van jullie zal mij uitleveren. 29 Ik zeg jullie: Vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik die met jullie opnieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader’
Gezang 178 : 4 Om het brood, Heer, dat Gij breekt, om de beker die Gij reikt, om de woorden die Gij spreekt
TT 160 : 4 Op die maaltijd van paasfeest, avond voor zijn dood, zei hij: zelf zal ik er bij zijn, dat feest wordt groot!
TT 106 : 5 Brengen wij dank van harte zeer aan God die doden opwekt om voortaan met Hem een nieuwe weg te gaan
TT 108 : 3 Komt, vernieuwt het verbond, stemt in met hart en mond, dankt God die leven doet, tot liefde samenroept
Mattheüs 26, 36 – 75 Gethsemane. Jezus verhoord en verloochend
38.39 ‘Ik voel me dodelijk bedroefd: blijf hier met mij waken.’ ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker
dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’59 Ze probeerden een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen maar ze vonden er geen. 75 Toen herinnerde
Petrus zich wat Jezus gezegd had: ‘Voordat er een haan gekraaid heeft, zul je mij driemaal verloochenen.’
Gezang 180 : 7 Hier zijn wij, Heer, een afgeweken schare, / wij, die zo zorgeloos, zo ontrouw waren
TT 156 : 2 U daalt het duister in, U deelt mijn angst en pijn, zo dodelijk bedroefd / als maar een mens kan zijn
TT 159 : 4/TDH 46 In stille nacht heeft Hij volbracht / de doortocht naar ons leven
ZG 1-43 : 1 O Christus, onze koning, wat is uw rijk ons ver! / waarom laat Gij de Boze / heer dezer wereld zijn?
Mattheüs 27, 1 – 31 Jezus voor Pilatus. Veroordeling en bespotting.
2 Ze leverden ze hem over aan Pilatus. 3 Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood
veroordeeld was, kreeg hij berouw. 19 Pilatus werd een boodschap van zijn vrouw gebracht: ‘Laat je niet
in met die rechtvaardige!’ 23 Ze schreeuwden nog harder: ‘Aan het kruis ermee!’ 24 ‘Ik ben onschuldig
aan de dood van deze man.’ Barabbas liet hij vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden.
Gezang 178 : 6 Om het zwijgen, het geduld, waarmee Gij de wet vervuld / als men vruchtloos zoekt naar schuld
Gezang 183 : 1 O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon / uw kroon een doornenkroon
ZG 1-48 : 1 O Jezus, Man van Smart, gesmaad,bespuwd,geslagen, dank voor al wat Gij / om ons hebt willen dragen
ZG 1-49 : 3 Zijn zwijgen voor de rechter / wordt nog door ons gehoord / als zijn vrijsprekend woord
Mattheüs 27, 32 – 66 De kruisiging. Het sterven van Jezus. De begrafenis.
45.46 Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het eind riep
Jezus luid ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ 50-52 Nog eens schreeuwde Jezus het uit,
toen gaf hij de geest. Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën
en de aarde beefde en de rotsen spleten. De graven werden geopend en lichamen werden tot leven gewekt.
Gezang 188 : 1 O Lam van God, onschuldig / Gij hebt de schuld gedragen, nu is de dood verslagen. Erbarm U onzer
Gezang 300 : 2 Scheurt het voorhang van de wolken, wordt uw aangezicht onthuld, Heer, dan is de dood verzwolgen
TT 163 / Taizé 26 Alles alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft (Dans nos obscurités)
ZG 1-50 : 1 Gij zijt op aarde neergedaald / tot in het diepste van het duister / beroofd van glans en luister
Mattheüs 28 Opstanding uit de dood. Uitzending van de discipelen
2 Plotseling begon de aarde te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf,
rolde de steen weg en ging erop zitten. 5.6 ’Wees niet bang. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals
hij gezegd heeft. 16.18.20 De elf leerlingen gingen naar Galilea. Jezus kwam op hen toe en zei: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Ik ben met jullie,alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld’
Gezang 221 : 1 Wees gegroet, eersteling der dagen / bij wiens licht de macht der hel verslagen, de dood vernietigd is
Gezang 205 : 1 Nu triomfeert de Zoon van God / met grote pracht en heerlijkheid / Hem de lof in eeuwigheid
TT 170 : 1 Diep in de nacht / heeft Hij verlossing gebracht, / heeft Hij ons licht aangeheven
TT 169 : 1 De Heer is waarlijk opgestaan. Jezus deed de dood teniet. Zing daarom het hoogste lied
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK GALATEN
Diakonaat
Galaten 1
Bij name gekend
Maandagavond
Geen ander evangelie!
3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader en van onze Heer Jezus Christus die zichzelf gegeven heeft
voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld. 6 Het verbaast me dat u
zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een
ander evangelie hebt gekeerd. 12 Ik heb het niet van een mens geleerd - Jezus Christus is mij geopenbaard
Gezang 1 : 2 Voor wij ter wereld kwamen, riep Hij ons reeds bij name, zijn roep wordt nog gehoord.
TT 98 : 4 In de mond die nog nauw’lijks kon spreken / is de toon al gezet, is het lied al gelegd
Galaten 2
Geen wet maar evangelie. Christus leeft in mij!
5 De waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 16 Niemand wordt rechtvaardig
door de wet na te leven. 19-20 Ik ben gestorven voor de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor
God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op
aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven.
Gezang 402 : 8 ‘Mijn leven overwint de dood, mijn onschuld delgt uw schulden groot, en zo zijt gij behouden’
TT 120 : 2 Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt. Ik moet in lief en leed naar U verlangen.
Galaten 3
Het geloof en de wet. Erfgenamen van de belofte
24-28 De wet hield toezicht op ons totdat Christus kwam, zodat we door ons vertrouwen op God als rechtvaardigen konden worden aangenomen. Nu staan we niet langer onder toezicht, want door het geloof bent
u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus
omkleed. Omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte
Gezang 94 : 4 Ja, wij zijn allen zonen der belofte, kinderen van de dag die komen zal - recht en vrede overal!
Gezang 485 : 2 Nu zijn in uw nabijheid, o Christus, wij de vrijheid / van Gods kinderen, het leven ingegaan
Galaten 4
Kinderen van de vrijheid in plaats van slaven
6.7 Omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. U
bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God. 22 Er staat geschreven dat Abraham twee zonen had: een
van zijn slavin en een van zijn vrijgeboren vrouw. 24 De vrouwen staan voor twee verbonden. 26 Het hemelse Jeruzalem is vrij: onze moeder. 31 Wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrijgeboren vrouw
Gezang 344 : 4 als nieuw wordt rond hem het bestaan, en in hem vangt het voorjaar aan van ’s Heren nieuwe aarde
TT 151 : 2 Jeruzalem,verheug u in de vrijheid! Wij heffen ’t hoofd omhoog / gij zijt ons aller moeder, stad die boven is
Galaten 5
Leven door de Geest in plaats van volgens eigen begeerten. Vrucht van de Geest
1 Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een
slavenjuk opleggen. 13 Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dient elkaar
in liefde. 16 Laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten. 22 De vrucht van de
Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Gezang 252 : 1 Wat zijn de goede vruchten, die groeien aan de Geest: De liefde, de vreugde, de vrede allermeest
TT 206 : 5 Dankt God / de Bron van vruchtbaarheid, die mensen door zijn Geest bezielt / en op zijn wegen leidt
ZZW 13 : 3 Dood te boven, duurzaam leven / allerwegen / God geprezen / liefde wil Hij voor ons wezen
Galaten 6
Steunt elkander. Laatste richtlijnen en groet
2 Draag elkaars lasten, zo leeft u de wet van Christus na. 4 Laat iedereen zijn eigen daden toetsen. 5 Ieder
mens moet zijn eigen last dragen. 10 Laten we voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten. 14 Ik wil me op niets anders laten voorstaan dan het kruis van Jezus Christus. 15.16 Belangrijk is dat
men een nieuwe schepping is. Laat er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven.
Gezang 192 : 2 Bewaar mij dat ik roemen zou / dan in mijns Heren Christi dood / niets bij dit mysterie groot
Gez.Lit. 557/Db. 127 Wij roemen in ’t kruis van de Heer Jezus Christus. In Hem is ons heil,ons leven,onze verijzenis
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK FILIPPENZEN
Diakonaat
Filippenzen 1
Bij name gekend
Maandagavond
Blijdschap in gevangenschap.
3 Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan uw denk. 9 Ik bid dat uw liefde blijft groeien door inzicht en fijnzinnigheid, zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn. 18 Wat telt is dat Christus verkondigd wordt. 21 Voor mij is leven Christus en sterven winst.
29 Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven maar ook omwille van hem te lijden.
Gezang 398 : 7 In goede machten liefderijk geborgen, verwachten wij getroost wat komen mag.
ZG 2-115 : 1 Gij, Christus, zijt mijn leven, sterven is mij gewin. Ik heb mijn hart gegeven / aan U, die ik bemin
Filippenzen 2
Eensgezindheid. Het lied van de Mensenzoon. Timoteüs en Epafroditus
1.2 Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, maak mij dan volmaakt gelukkig door
eensgezind te zijn. 5.6.8 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van
God had, deed er afstand van en als mens verschenen heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in
de dood. Daarom heeft God hem hoog verheven: 10 ‘Jezus Christus is Heer’, tot eer van God de Vader.
Gezang 147 : 5 Hij wordt een knecht en ik een heer: Waar vindt men zoveel gulheid weer / als Jezus heeft voor mij
TT 85 die gelijk aan wat mensen zijn / in hun donkere diepte deelde. Heer is Hij, Jezus Messias!
TT 86 : 2 hij heeft zichzelf ontdaan / van alle heerschappij – hij kwam in ons bestaan, hij werd een mens als wij
WL 63 : 4,5 ’t is met de dood gedaan / sinds hemelhoog verheven / hij is die gaf zijn leven / en wij in Hem bestaan
Filippenzen 3
Winst en verlies. De blik vooruit.
7.8 Wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Het kennen van
Christus Jezus, mijn Heer, overtreft alles. 10 Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren,
ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood. 13 Ik richt mij op wat voor me ligt. 20
Wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus.
Gezang 435 : 1 O verbreker aller banden, bij wie schade zelfs en schande / hemel wordt en heerlijkheid
ZG 8-3 : 2 zo strekken wij ons uit naar wat nog komt, tasten naar licht en leven, nieuwe schepping die ons overkomt
Filippenzen 4
Blijdschap en kracht
4-7 Laat de Heer uw vreugde blijven: wees altijd verheugd. De Heer is nabij. Laat iedereen u kennen als
vriendelijke mensen. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw
gebeden. Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus
bewaren. 19 Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus.
Gezang 98 : 1 Verblijdt u in de Heer te allen tijd. Dat zeg ik u: verblijdt u! De Heer is nabij en Hij bevrijdt u
Gezang 125 : 1 Weest blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël!
Troost 89 : 1 Verheugt u in de Heer, altijd, dat zich uw hart verblijde / Hij is nabij, wees blij / nu en te allen tijde
TT 151 : 1 Weest blijde nu, in ’t midden van het lijden, verheugt u, want gij zijt niet vruchteloos
BIJBELBOEKEN-diaconaat
HET BOEK KOLOSSENZEN
Diakonaat
Kolossenzen 1
Bij name gekend
Maandagavond
Delen in het glorierijke rijk van Christus
9.10 We vragen dat u Gods wil ten volle mag leren kennen. U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet,
uw kennis van God zal groeien en u zult door zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen. 13.14 Hij heeft ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de
verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. 27 Christus, in u, is uw hoop op goddelijke luister
Gezang 421 : 1 Zolang ik op aarde leven zal, mijn koning groot ere geven zal: heeft mij uitgetogen uit de val
Gezang 210 : 3 Al wat ten dode was gedoemd mag nu de hoop herwinnen, alles roemt Hem als in den beginne
ZZW 100 : 2 Hij vervult ons met wat hij deed. Wat zich in liefde aan hem hecht, brengt hij voorgoed terecht
Kolossenzen 2
Om Gods mysterie, Christus, ten volle te kennen
3 In Christus liggen alle schatten van wijsheid en kennis verborgen. 6.7 Volg de weg van Christus Jezus.
Blijf in hem geworteld en gegrondvest, houd vast aan het geloof dat u geleerd is, wees vervuld van dankbaarheid. 9.10 In hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig en omdat u één bent met hem, het hoofd van
alle machten en krachten, bent ook u van die volheid vervuld. 13 God heeft u samen met Hem levend gemaakt
Gezang 75 : 3 O Christus, ons van God gegeven / Vervul van dit geheimenis / uw kerk die in de wereld is
Troost 90 : 5 Volg wie voor u ging, volg Hem onvermoeid, volk dat overvloeit, boordevol van vreugde!
Kolossenzen 3
Het nieuwe leven met Christus
1 Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de
rechterhand van God. 5 Laat wat aards in u is afsterven. 14 Bovenal, kleed u in de liefde. 15.16 Laat in uw hart
de vrede van Christus heersen. Laat Christus’woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht elkaar in alle
wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft.
Gezang 452 : 3 In Jezus is mijn zalig lot / verborgen bij mijn God. Hij is mijn lust / Prijst Hem, mijn gezangen!
TT 175 : 4 Het zingt van vergezichten, ademt van uw Geest. In ons gezang mag lichten / het komend bruiloftsfeest
Troost 91 : 5 Laat in u wonen Christus´ woord, halleluja / het loflied stuwt de wereld voort, halleluja!
Troost` 16 : 3 Uw liefde zal mij laven - / ik ben van nu af aan / in uw graf meebegraven / en met U opgestaan!
Kolossenzen 4
Bidden en waken
2.3 Blijf bidden en blijf daarbij waakzaam en dankbaar. En bid dan ook voor ons, dat God deuren voor ons
opent om het mysterie van Christus te verkondigen. 5-6 Gedraag u wijs tegenover buitenstaanders en benut
iedere gelegenheid – weet hoe u moet reageren: vriendelijk, maar beslist.. 12 Epafras strijdt in al zijn gebeden
voor u en bidt dat u als volmaakte mensen en met volle overtuiging zult vasthouden aan alles wat God wil.
Gezang 126 : 3 Wie vraagt naar zijn gebod / en bidden blijft en waken / in hem wil woning maken / de Zoon van God
ZG 3-82 : 4 En metterdaad / dat woord ook te vertalen, / voor mensen Zijn / ontferming te herhalen
HET BOEK 1 TESSALONICENZEN
Diakonaat
1 Tessalonicenzen 1
Bij name gekend
Maandagavond
Dankbaarheid om de krachtige uitwerking van het evangelie
2-5 Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan
voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u
blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer. God heeft u lief. Wij weten dat hij u heeft uitgekozen: onze verkondiging overtuigde immers ook door de overweldigende kracht van de Heilige Geest.
Gezang 314 : 4 Hoopt op de Heer, zijn dag komt nader! Eén kudde, één Herder is beloofd.
TT 191 : 1 Dan, eenmaal, wordt wat niet bestaat: wij zullen opengaan / en zien en horen / van mens tot mens verstaan
BIJBELBOEKEN-diaconaat
1 Tessalonicenzen 2
Paulus’ bezoek aan Tessalonica. Vruchtdragend evangelie
4 Wij spreken alleen omdat God ons daartoe waardig heeft gekeurd en ons het evangelie heeft toevertrouwd.
7 We zijn u tegemoet getreden met de tederheid van een voedster die haar kinderen koestert. 12.13 Hij roept
u tot zijn koninkrijk en luister. Wij danken God dat u zijn woord ontvangen hebt niet als een woord van mensen, maar als het woord van God dat ook werkzaam is in u, die gelooft. 20 U bent onze eer en onze vreugde.
Gezang 326 : 5 Geef dat tot U, o Heer, / ’t woord van u welbehagen / vrucht mag dragen, uw grote naam ter eer
VL 244 die onze God en Vader is, / Hij moge ons bewaren en doen groeien / in liefde voor elkaar / en alle mensen
1 Tessalonicenzen 3
Goede berichten door Timoteüs. Standvastig in liefde
6-8 Nu is Timoteüs teruggekomen met het goede bericht. In al onze nood en ellende voelen we ons gesterkt
door uw geloof, want nu opnieuw blijkt dat de Heer uw fundament is, leven we weer op. 12.13 Moge de Heer
uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken. 13 Moge de Heer u door die liefde kracht geven, zodat u
zuiver en heilig voor onze God en Vader zult staan wanneer onze Heer Jezus komt met al zijn engelen. Amen.
Gezang 481 : 1 O grote God die liefde zijt, / vervul ons hart, dat wij altijd / ons aan uw liefde geven
TT 48 : 4 Liefde waagt zichzelf te geven, / ademt op van goede trouw. / Liefde houdt ons in het leven
1 Tessalonicenzen 4
Een heilig leven leiden. De komst van de Heer
3 Het is de wil van de God dat u een heilig leven leidt. 11 Stel er een eer in in alle rust uw eigen zaken te behartigen en uw eigen brood te verdienen. 16 Wanneer de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan en daarna zullen wij die nog in leven
zijn samen met hen worden weggevoerd. Dan zullen we altijd bij hem zijn. Troost elkaar met deze woorden
Gezang 93 : 2 dan rijzen in het licht / de doden, die nu slapen / en voor Gods aangezicht / worden ook wij herschapen
Gezang 300 : 1 Eens, als de bazuinen klinken, / duizend stemmen ons omringen, / rest er niets meer dan te zingen
THD 99 : 2(ZG 3-78) Nooit wordt de droefheid bodemloos: God houdt zijn handen open en heel ons leven / draagt Hij
1 Tessalonicenzen 5
Waakzaamheid. Aansporingen
2 U weet dat de dag van de Heer komt al een dief in de nacht. 8 Laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze
hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde en getooid met de helm van de hoop op redding. 16-21
Wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dankt God onder alle omstandigheden. Doof de Geest niet uit. Onderzoek alles, behoud het goede en vermijdt elk kwaad. 24 Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand
Gezang 462 : 1 Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten!
TT 133 : 6 De nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij. Die naam zal ons ten leven zijn, een zoon ons gegeven zijn
HET BOEK 2 TESSALONICENZEN
2 Tessalonicenzen 1
Lijden voor het koninkrijk van God
3.4 Wij moeten God altijd voor u danken, omdat uw geloof sterk groeit en uw liefde voor elkaar groter wordt.
Wij spreken vol trots over uw standvastigheid en trouw onder de vervolgingen en onderdrukking die u moet
doorstaan. 11.12 Wij bidden altijd dat onze God u door zijn kracht de vaste wil geeft het goede te doen en u
door uw geloof al het mogelijke tot stand laat brengen. Dan zal de naam van onze Heer Jezus geprezen worden
Psalm 68 : 12 Doorluchtig is uw majesteit, / geef aan uw volk standvastigheid, / o Here God hoogmogend
Gezang 316 : 2 Geef ons in deze zware tijd / volharding en standvastigheid
2 Tessalonicenzen 2 Wat voorafgaat aan de komst van de Heer. Standvastigheid
1-3 Broeders, zusters, over de komst van onze Heer Jezus Christus en het tijdstip waarop we met hem worden
verenigd, zeggen we: verlies niet meteen uw verstand en raak niet in paniek. Laat u door niemand misleiden.
De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens
verschenen is, die verloren zal gaan. 15 Wees standvastig, en blijf bij de traditie waarin u onderwezen bent
Gezang 172 : 4 de mensen niet verlaten, Gods woord zijn toegedaan: dat is op deze aarde / de duivel wederstaan
Gezang 268 : 2 Leer mij uw grote waarheid en bewaar / mij voor de grote leugenaar
2 Tessalonicenzen 3 De Heer is trouw. Hij geeft vrede
2.3 Bid ook dat wij worden behoed voor slechte en kwaadaardige mensen, want niet iedereen is betrouwbaar.
Maar de Heer is trouw, hij zal u kracht geven en u tegen het kwaad beschermen. 5 Moge de Heer uw wil en uw
verlangen richten op de liefde voor God en de standvastige trouw aan Christus. 13.14 Doe het goede, zonder
op te geven en wees op uw hoede voor wie geen gehoor geven. 16 Moge de Heer van de vrede u vrede geven.
Gezang 423 : Neem Gij ons in uw hoede, / onoverwonnen held; beteugel satans woede / en ’s werelds boos geweld
TT 138 : 5 Wij delen met elkaar / het licht, het lied, de zegen. / Wij zijn uw kandelaar, / wij gaan het donker tegen!
BIJBELBOEKEN-diaconaat
Download