Levensbeschouwing, religie, zingeving in het rouwproces

advertisement
Levensbeschouwing, religie en zingeving
(cursus: Werken aan de spirituele dimensie in de palliatieve zorg. )
Drs. Arthur Polspoel
De geïndividualiseerde, kleurrijke kaart van de Nederlandse levensbeschouwing en
religie.
Ieder mens heeft, bewust of onbewust opvattingen over de vraag hoe het leven zou
moeten zijn, wat geluk is, wat zin en betekenis geeft, wat waardevol is, wat goed en
kwaad is etc.Vanuit die opvattingen beoordelen wij of ons leven zinvol is of niet. En
vanuit die opvattingen proberen we ons leven in te richten. Het is de grond van onze
levenshouding. Het is dát wat het leven van een mens bezielt. Het menselijk leven
beweegt zich tussen de uitersten van enerzijds aanvaarding van grenzen die het leven
stelt en anderzijds de verantwoordelijkheid om zelf de toekomst vorm te geven. De
positie die iemand daarbij inneemt is gebaseerd op een (al of niet bewust) concept
waarin hij of zij zin geeft aan zijn of haar leven
In meerdere of mindere mate ontlenen individuen die opvattingen aan de religie, de
godsdienst of de levensbeschouwing waartoe zij behoren. Godsdienstige gewoonten
en praktijken kunnen een vorm zijn van die levenshouding. Maar steeds meer lijkt de
invloed van de „grote levensvisies‟ zoals die in de grote religieuze of
levensbeschouwelijke stromingen verwoord werden en worden, en in praktijken vorm
werd gegeven, aan betekenis te verliezen.
Op het gebied van de levensbeschouwing is de kaart van Nederland de afgelopen
decennia grondig gewijzigd. Kort na de tweede wereldoorlog was Nederland één van
de meest Christelijke landen van de wereld. Momenteel (2005) noemt nog slechts 1/3
van de Nederlanders zichzelf Christelijk. De invloed van de kerk in het
maatschappelijk leven en van het geloof in het individuele leven is sterk
ingekrompen. Men noemt dat meestal het proces van ontkerkelijking of secularisatie.
Geloof en religie, voor zover dat voor mensen belangrijk is, speelt zich steeds meer af
op het terrein van het privé leven. In dezelfde periode waarin in ons land de
Christelijke religie lijkt teruggedrongen neemt de betekenis van andere religies toe.
Enerzijds natuurlijk door de komst van allochtonen uit andere culturen en religies en
anderzijds omdat ook Nederlanders zelf soms elementen uit andere culturen en
religies overnemen. Ook visies op het leven die aangeboden werden door politieke
stromingen zijn minder invloedrijk dan in het recente verleden. In de hedendaagse
samenleving, die zich kenmerkt door individualisering en privatisering, maken
mensen eigen keuzes. Ze nemen eventueel bepaalde waarden over uit de
godsdienstige stroming waartoe ze behoren en ze wijzen andere af maar ze nemen ook
even gemakkelijk opvattingen over uit andere religies of uit andere
levensbeschouwingen. De huidige mens stelt zijn eigen concept samen van waarden
en normen, van zin en betekenis. Dé katholiek, dé gelovige, dé protestant, dé
humanist en zelfs dé ongelovige bestaat eigenlijk niet. De kaart van Nederland is er
ondoorzichtiger door geworden of, positief, ze is veel kleurrijker geworden. Ook in de
allochtone gemeenschappen is de uniformiteit veel minder aanwezig dan sommigen
veronderstellen. Moslims of Hindoes bijvoorbeeld komen uit heel verschillende
landen en dus ook uit heel verschillende culturen. Hun opvattingen kunnen onderling
nogal grondig verschillen. Bovendien staan hun gemeenschappen natuurlijk onder
invloed van onze westerse cultuur die, zoals gezegd sterk geïndividualiseerd is. Voor
sommigen zal dat betekenen dat zij zich krampachtig vasthouden aan de traditie uit
het land van oorsprong, anderen nemen snel opvattingen en gebruiken uit onze
1
westerse cultuur over. Ook ten aanzien van allochtonen is het dus niet terecht om te
spreken over dé opvattingen en gebruiken van dé Moslims, of dé opvattingen van dé
Kaapverdianen of dé Surinamers etc.
Als men in de communicatie met, of de hulpverlening aan nabestaanden
geconfronteerd wordt met uitspraken over zin, geloof, religie etc., dan zal er meestal
sprake zijn van een geïndividualiseerde vorm van religie of levensbeschouwing. In de
westerse samenleving zal de meerderheid van de mensen die (nog) zegt dat ze tot een
bepaalde religie of levensbeschouwing behoren zich slechts gedeeltelijk daarmee
identificeren. Men past wel ergens in het grotere kader van Moslim, of Christen of
Humanist, maar men is slechts aangesproken door een aantal elementen en men wijst
andere zaken dan als niet relevant van de hand. En toch, zoals gezegd, heeft ieder
mens bewust of onbewust een opvatting over de vraag wat voor hem of haar de zin en
betekenis van het leven is, wat waardevol is en wat goed of kwaad is. Die betekenis
en zin worden meestal nadrukkelijker bevraagd in situaties waarin zich in het leven
een crisis aandient. De confrontatie met het eigen sterven of het verlies van een
betekenisvolle medemens kan zo‟n crisis veroorzaken.
De spirituele dimensie van de palliatieve zorg.
In 1990 formuleerde de wereldgezondheidsorganisatie haar visie op de palliatieve
zorg (de zorg voor terminale patiënten en hun naasten) De formulering luidt aldus:
„Palliatieve zorg is de actieve algehele zorg voor patiënten van wie de ziekte niet
meer reageert op genezende behandeling. Behandeling van pijn en andere
symptomen, bestrijding van psychologische en sociale problemen en aandacht voor
zingevingaspecten zijn van cruciaal belang. Het doel van palliatieve zorg is het
bereiken van de best mogelijke kwaliteit van leven, zowel voor de patiënt als voor
diens naaste.‟
Dit concept van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft sindsdien grote
invloed gehad. Palliatieve zorg is in Nederland in een stroomversnelling gekomen en
in het spoor daarvan heeft ook de zorg voor de (toekomstige) nabestaanden een
nieuwe impuls gekregen. Het is belangrijk om vast te stellen dat in dit concept bewust
wordt gesproken over palliatieve zorg en niet over terminale zorg. Terminale zorg
duidt een situatie aan: namelijk de laatste fase van het leven. Palliatieve zorg verwijst
naar de vorm waarin die zorg in de laatste levensfase wordt gegeven. Het is zorg die
betrekking heeft op alle aspecten van het lijden in de laatste levensfase. Letterlijk is
het de zorg die als een mantel (pallium) om de stervende en diens naasten wordt
heengeslagen. Het lichamelijke aspect vraagt aandacht voor goede verpleegkundige
verzorging, voor pijn en voor pijnbestrijding. De sociale kant krijgt aandacht.
Mogelijk zijn er problemen in betekenisvolle relaties die ongewild verdriet of
teleurstelling oproepen. Misschien kunnen ze nog geheeld worden of misschien is het
al heel wat wanneer ze besproken kunnen worden. Er is aandacht voor de emoties die
het komende sterven oproept. De angst en het verdriet, voor de mogelijke
opstandigheid of de berusting. En er is aandacht voor het spirituele aspect. Voor de
(mogelijk) worsteling met de zinvragen, met de vraag naar het „waarom‟ of met de
teleurstelling dat het leven nu anders loopt dan men verwacht had.
Een ander opmerkelijk gegeven in deze formulering van de WHO is dat er niet enkel
aandacht gevraagd wordt voor de situatie van de terminale patiënt maar ook voor zijn
(toekomstige) nabestaanden. Ook zij lijden psychisch, emotioneel én spiritueel. Ook
bij hen worden de vragen naar zin en betekenis in deze situatie geactualiseerd. Als we
in de zorg voor terminale patiënten en hun omgeving de zingevingaspecten of de
2
spirituele dimensie serieus nemen dan ligt het voor de hand om aandacht voor
spirituele aspecten ook te geven aan ieder mens die achterblijft na een indringend
verlies van een betekenisvol persoon in zijn of haar leven. En nogmaals zingeving of
spiritualiteit kan hier een religieuze of godsdienstige betekenis hebben maar het is in
elk geval breder dan het religieuze. Religie en godsdienst is een vorm van zingeving
en daarin kan een bepaalde vorm van spiritualiteit een plaats hebben.
Levensbeschouwing, religie en zingeving
In de vorige paragraaf hebben we gesteld dat ieder mens, al of niet bewust, allerlei
ideeën en opvattingen heeft over datgene wat in zijn of haar leven wezenlijk en
fundamenteel is en dus zin geeft aan het leven. We noemen dat de manier waarop
iemand tegen het leven aankijkt, letterlijk: de levensbeschouwing.
In een onderzoek van het Lindeboominstituut (`Spirituele zorg in de terminale palliatieve
zorg. Wetenschappellijk rapport, nr.16 Prof.Dr.G.A.Lindeboom Instituut) wordt spiritualiteit
gezien als een bestaanswijze van alle mensen en niet alleen van mensen die een
bepaalde religie in de zin van een georganiseerde godsdienst) aanhangen. Spiritualiteit
is ook niet een apart terrein van het bestaan, maar een aspect van het hele bestaan.
Dus eerder een levenshouding dan een levensgebied. (p.72)
Religieuze ideeën en opvattingen zijn een specifieke vorm van levensbeschouwing.
In onze multiculturele en multireligieuze samenleving kan men in contact komen met
allerlei religies. Traditioneel gaat het vooral om Joden en Christenen. De laatste groep
is weer te onderscheiden in Katholieken en Protestanten. In de afgelopen decennia
zijn er heel veel andere bevolkingsgroepen in ons land bijgekomen die hun eigen
religieuze achtergronden meebrengen: Moslims, Hindoes, Boeddhisten, Baha‟s.
Binnen die groepen zijn ook nog allerlei etnische groeperingen die vaak ook weer
eigen gebruiken en opvattingen kennen zoals Molukkers, Turken, Antillianen,
Surinamers, Kaapverdianen, Marokkanen en Chinezen.
Om redenen die we al genoemd hebben is het onmogelijk een uitputtende beschrijving
te geven van alle mogelijk religies en stromingen die in ons land in grotere of kleine
groepen vertegenwoordigd zijn. We hebben er al enkele keren op gewezen dat in onze
samenleving de religie geprivatiseerd wordt beleefd en beleden. Iemand die zich
moslim of christen of jood noemt kan een zeer fundamentalistische opvatting hanteren
waarin alles wat in de Schriften van hun religie verwoord wordt ook letterlijk wordt
overgenomen. De meerderheid van deze gelovigen echter, zeker in onze westerse
cultuur, neemt bepaalde aspecten op uit het grotere kader van de religie of de
levensbeschouwing waartoe zij zich zichzelf rekenen.
Toch een enkel woord over de kaders van enkele grote levensbeschouwelijke
stromingen in ons land.
Humanisten
Het Humanisme is een levensbeschouwing maar geen religie. In het Humanisme staat
het eigen geweten centraal. Mensen dragen een eigen verantwoordelijkheid voor het
leven en dat leven is eindig. Het houdt op bij de dood. De humanist zal juist in dit
leven dat beperkt is tot dit aardse bestaan, een optimale realisering van het menszijn
3
nastreven. Niet in een levenshouding van egoïsme maar in een houding waarin het
bestaan tot ontplooiing komt in verantwoordelijkheid en betrokkenheid op anderen.
Gedachten over een leven na de dood kunnen een belemmering zijn voor het
volwaardige leven nu. De humanist zal er waarde aan hechten dat het sterven waardig
beleefd wordt. Voor de uitvaart wordt soms een beroep gedaan op de humanistische
uitvaartverzorging. De nabestaanden moeten, zoals elke nabestaande, verder leven
zonder de aanwezigheid van de betekenisvolle persoon. De dierbare herinneringen
kunnen een troost zijn in hun rouw. Het humanistisch verbond in Nederland telt
ongeveer honderd afdelingen en daarbinnen zijn enkele duizenden vrijwilligers
werkzaam. Er zijn relatief veel mensen in Nederland die zich in opvattingen van het
humanisme herkennen maar die lang niet altijd lid zijn van het Verbond. Het
humanistisch verbond in Nederland kent op diverse plaatsen ook een vorm van
rouwbegeleiding waarop iedereen een beroep kan doen.
Christenen
Het christendom komt oorspronkelijk voort uit het jodendom. De Christelijke religie
gelooft in een leven na de dood. Sommigen stellen zich daarbij een hele concrete
plaats voor, anderen spreken liever over een toestand. Die „toestand‟ wordt van
oudsher uitgedrukt als een situatie van rust en vrede, levend in het licht van Gods
nabijheid. Het Christendom kent in Nederland twee grote stromingen, de katholieken
en de protestanten.
Ten aanzien van hun omgaan met de dood verschillen deze twee richtingen
opmerkelijk. De katholieke kerk kent een uitgebreid scala van riten rond het sterven
en ook in de periode na het sterven. Deze riten waren er van oorsprong op gericht om
de ziel van de overledene te helpen op zijn of haar weg naar het andere leven in de
hemel. Tegenwoordig worden deze riten veel meer beleefd als vormen waarin recht
gedaan wordt aan het leven van de overledene en aan het verdriet en gemis van de
nabestaanden. De gedachte aan een ander leven neemt het gemis hier en nu niet weg,
maar het kan een troost zijn voor de nabestaanden. Ook het ritueel wat uitgevoerd is
op een respectvolle en persoonlijke wijze kan troostend zijn voor de achterblijvenden.
De protestantse kerken wijzen menselijke bemiddeling in de weg die de ziel moet
gaan, af. Vandaar dat in de protestantse traditie de riten rond de dood veel soberder
zijn. Pas in de laatste jaren wordt het uitvaartritueel in (sommige) protestantse kerken
uitvoeriger voltrokken omdat er meer oog is voor de betekenis die het kan hebben
voor de nabestaanden.
Joden
In de joodse traditie is het voortbestaan na dit leven steeds aanwezig geweest.
Aanvankelijk vooral als het voortbestaan van het volk, later ook meer als het
voortbestaan van het individu. De joodse religie kent een uitgebreid scala van rituelen
rond het sterven en in de eerste periode van de rouw. Men hecht er veel waarde aan
om aanwezig te zijn bij de stervende, bij de dode en bij de rouwenden. Na het
overlijden wordt de dode gereinigd volgens een voorgeschreven ritueel door personen
die daarvoor in de gemeenschap een opdracht hebben. De dode wordt begraven
(crematie is weinig gebruikelijk) Hij of zij rust op de begraafplaats die de mooie naam
draagt: „Huis van de levenden‟. Op het einde der tijden, bij de komst van de Messias,
zullen de doden opstaan uit hun graf en naar het paradijs gaan. Voor de joden is het
ondenkbaar dat de graven geruimd worden. Vandaar dat men overal in ons land nog
4
oude joodse begraafplaatsen aantreft die in stand gehouden worden, zelfs wanneer er
al jaren geen dode meer begraven is.
Het rouwritueel is eveneens erg uitgebreid. Er wordt een periode gevast en er worden
regelmatig gebeden gezegd. Dertig dagen is er sprake van lichtere rouw en daarna nog
een jaar van treurnis. De gemeente heeft de verplichting de rouwenden bij te staan en
te troosten. In de joodse religie is de steun van de omgeving een belangrijke factor die
de rouw van de nabestaanden kan verlichten.
Moslims
In de afgelopen decennia zijn de moslimgemeenschappen in ons land sterk gegroeid
en de verwachting is dat deze groei de komende jaren nog aanzienlijk zal toenemen.
Momenteel zijn er al bijna een miljoen moslims in ons land. De grootste groeperingen
zijn afkomstig uit Marokko en Turkije. Een minderheid is sterk fundamentalistisch,
anderen zijn liberaler. In onze tijd wordt de Islam soms uitsluitend vereenzelvigd met
fundamentalistisch terrorisme. In essentie is de Islam echter een vredelievende religie.
Net als het christendom en de joodse religie is de islam een schriftreligie. Christenen
en joden kennen de Bijbel. De Islam kent de Koran. Elk van deze religies is ook
monotheïstisch, dat wil zeggen dat zij maar één God kennen.
De Islam verkondigt een leven na de dood. Een stervende moslim wordt omringd door
zijn familie en kennissen. De goede daden en eigenschapen worden gememoreerd
zodat de stervende dit leven en zijn nabestaanden gemakkelijker kan loslaten. Het
stervensritueel dient ertoe om de ziel van de stervende in harmonie te laten scheiden
van het lichaam en over te gaan naar het nieuwe leven. De aanwezigheid van familie,
vrienden en kennissen is ook een troost en steun voor de nabestaanden. De wijze
waarop men met de gestorvene omgaat is ritueel voorgeschreven. De dode wordt
gewassen en in een lijkkleed gewikkeld (niet in een kist) en er wordt gebeden. Dit
ritueel wordt voltrokken door mensen uit de eigen gemeenschap. Moslims zullen niet
keizen voor een crematie maar voor een graf waarin de overledene gelegd wordt met
het hoofd in de richting van Mekka. Indien mogelijk zal men de overledene vanuit
Nederland overbrengen naar het geboorteland. Ook moslims willen niet dat graven
geruimd worden. De rouw wordt gemilderd door het geloof in het eeuwige leven.
Hindoes
In de religie van de Hindoes spelen veel goden een rol. De vorm van de rituelen rond
sterven en rouw zijn vaak afhankelijk van gebruiken die land of streekgebonden zijn.
Nederlandse Hindoes zijn voornamelijk afkomstig uit Suriname. Essentieel in het
Hindoegeloof is dat al het levende een cyclus kent van geboorte, leven, sterven en
reïncarnatie of wedergeboorte. Die wedergeboorte kan steeds in een ander lichaam
plaatsvinden. Telkens krijgt een mens de kans om zich verder te vervolmaken. Het
leven is voortdurend leren. Uiteindelijk zal voor de mens de hereniging met de
scheppergod Brahma plaats vinden. Het stervensproces is een proces van losmaking
van bezit, van onafgewerkte zaken, van oplossen van conflicten. Hoe zuiverder men
de dood ingaat, hoe beter het is. De dode wordt ritueel gewassen en geschoren. Op het
voorhoofd wordt een rode stip aangebracht en in de mond wordt een muntje gelegd.
De overledene wordt al snel gecremeerd. Bij voorkeur zal de oudste zoon de kist in de
crematieoven schuiven. (Verbranding in open lucht, zoals die in India plaats heeft, is
bij ons verboden) Na de crematie nemen de nabestaanden een bad en het huis wordt
gereinigd. Tijdens de rouwperiode brengt de gemeenschap voedsel naar het sterfhuis
5
opdat de rouwenden dat zelf niet zouden moeten bereiden. De rouwende tonen
openlijk hun verdriet maar houden het ook in omdat verdriet hinderlijk kan zijn voor
de ziel van de overledene op haar reis naar het andere leven.
Boeddhisten
In het Boeddhisme is er eigenlijk geen sprake van een God of van goden. Daar gaat
het om het bereiken van de status van verlichting. De wijze waarop Boeddha leefde is
voor de boeddhist een handreiking om verlichting, een verhoogde vorm van
bewustzijn, te bereiken. Sterven is een moment in de eeuwige bestaanscyclus. Deze
cyclus gaat door tot de mens verlichting bereikt ofwel het einde van alle gehechtheid
aan dingen, aan mensen en aan het eigen lichaam. Loslaten is de essentie van alles.
Vooral door meditatie, met name over het eigen sterven, streeft de boeddhist dit
loslaten na. Sterven is een groeikans. De dood aanvaarden geeft de kans om het leven
goed af te sluiten. Het doodsbewustzijn bepaalt namelijk mede de wedergeboorte die
kan plaatsvinden in een mens, in een dier of in een hoger wezen. Geboren worden in
een hoger wezen is een teken dat het vorige leven goed was. Geboren worden in een
dier is het tegenovergestelde. Vandaar dat de nabestaanden de stervende helpen om
goed te sterven: kalm, terugdenkend aan goede daden, aanvaardend. Veel rituele
handelingen zijn bedoel om de doden te helpen hun weg te vervolgen. De nabestaande
steunt dus de stervende. Teveel verdriet hindert de overledene in het loslaten en in de
overgang vandaar dat buitensporige rouwuitingen vermeden worden. Rouwenden
kunnen in naam van de overledene intenser gaan leven en zo aan de dood van hun
dierbare een diepere betekenis geven. Lijden leert de boeddhist iets over mededogen.
Chinese religie
Chinezen in Nederland komen uit allerlei streken van de wereld. Hun geloof is vaak
een mengeling van confucianisme, taoïsme en boeddhisme. Daarom kan men ook niet
van een duidelijke religie spreken. Er bestaat geen centraal gezag, er is geen kerkelijk
instituut zoals wij dat in Europa kennen. Allerlei bovennatuurlijke krachten spelen een
rol in het geloof. Rituelen zijn bedoeld om de geesten gunstig te stemmen. De
voorouders hebben veel invloed op de levenden. Om de dode te helpen op zijn reis in
het andere leven worden voorwerpen en geld meegegeven. De graven van de doden
worden regelmatig bezocht en er worden offers gebracht. Er wordt bijvoorbeeld
voedsel op de graven weggezet. De rouwtijd duurt honderd dagen. Voorvaderverering
neemt een grote plaats in.
Enkele belangrijke gemeenschappelijke thema‟s
Elk van de genoemde religies erkent het bestaan van iets wat het gewone leven
overstijgt. Dat geldt dus niet voor het Humanisme in de strikte betekenis. Het
Humanisme wijst dit juist af.
In het Christendom, de Islam en in de Joodse religie is er sprake van een Goddelijk
wezen. In het Hindoeïsme gaat het om vele Goden en in het Boeddhisme gaat het om
het bereiken van een status van verlichting. In Chineesche religies gaat het om
bovennatuurlijke krachten.
Verbondsgedachte.
6
In de meeste van deze religies is sprake van een Verbond met het hogere. Het hogere
bemoeit zich met het leven van de mens. Die „bemoeienis‟ kan zich uitstrekken van
een macht die alles bepaalt in het leven van de mens tot een macht die aan de mens
alle vrijheid laat maar wel meelevend of steunend aanwezig is. De relatie met dat
hogere kan positief zijn: „God steunt mij, zeker in de moeilijke momenten van het
leven‟. Door de verbondenheid met God kan de gelovige het sterven of het verlies van
en naaste aanvaarden en er in berusten.. Maar de relatie met het Goddelijke kan ook
een belasting zijn: „Ik heb altijd op Hem vertrouwd en nu laat Hij mij wel heel erg in
de steek. Ik ben diep teleurgesteld, ik geloof niets meer en ik ben heel boos‟.
Inspiratie
Elke levensbeschouwing en religie geeft aan haar volgelingen inspiratie en richtlijnen
voor de wijze waarop een mens moet leven. We kunnen dit de ethische dimensie van
het leven noemen. De levensbeschouwing reikt een raamwerk of een ideaal aan
waarnaar een mens zich kan richten. In het humanisme zijn autonomie en
zelfbeschikking maar ook een groot respect voor de medemens belangrijke waarden.
In het Christendom zijn naastenliefde en vergeving belangrijke opdrachten. Die
opdrachten geven zin aan het leven en doen de mens voortleven na dit aardse bestaan.
In het Boeddhisme is de onthechting aan al het aardse en loslaten van al het verlangen
en al het hechtende het hoogste goed. Gehechtheid, begeerte en verlangen zijn de bron
van het lijden. De mens die door oefening en meditatie dat kan loslaten is een
verlichte. Door telkens opnieuw geboren te worden en te leven krijgt een mens de
kans om een steeds hogere vorm van verlichting te bereiken.
In Het Bahaigeloof hebben de volgelingen de opdracht om zichzelf te ontwikkelen en
op deze wijze en bijdrage te leveren aan een vredelievende wereldbeschaving.
Levensbeschouwing en religie vragen dus om een bepaalde ethische levenswijze.
Iemand die een bepaalde levensbeschouwing aanhangt dient ook te handelen en zich
ook te gedragen overeenkomstig de richtlijnen die een levensbeschouwing
voorschrijft.
Hetzelfde kan gezegd worden van de rituelen die men kent rond sterven, dood en
rouw. In sommige religies zijn de voorgeschreven riten zeer uitvoerig en
gedetailleerd, in andere religies zijn ze beperkter. Sommigen gaan er zeer puriteins
mee om, anderen liberaler. Voor nabestaanden kan het een troost zijn wanneer men
het ritueel rond het overlijden goed heeft kunnen voltrekken. Dat is in het belang van
de dode, maar evenzeer in het belang van de nabestaande om zich gemakkelijker te
kunnen verzoenen met het afscheid.
Een gelovige kan deze „regels‟ voor het leven en voor het uitvoeren van rituelen als
een last beschouwen maar veel vaker zal men ze zien als een houvast. Men weet hoe
men behoort te leven en te handelen.
Wanneer een terminale patient terugdenkt aan zijn leven, of wanneer nabestaanden
terugdenken aan het leven van hun dierbare overledene, dan kan de gedachte dat het
leven goed geleefd is, en de uitvaart overeenkomstig de voorgeschreven rituelen vorm
krijgt of heeft gekregen, troost geven.
Belofte
Het „hogere‟ symboliseert ook een verlangen, zoals we in de voorafgaande
beschrijving zagen: (uiteindelijke) verlichting voor de Boeddhist, verdere
vervolmaking van het leven in een steeds nieuwere wedergeboorte voor de Hindoe.
7
Voor Christenen, Joden en Moslims is er de belofte dat de mens voortleeft in een
ander leven. Hoe dat andere leven voorgesteld moet worden is niet zo duidelijk. Het is
een toestand die gelukkig en goed is als men zo goed mogelijk heeft geleefd. Op deze
wijze wordt het afscheid en loslaten van de overledene voor de nabestaande verzacht
en dragelijker.
Opmerkelijk is dat tegenwoordig veel mensen die zich niet-religieus noemen toch
geloven dat hun dierbare overledenen „ergens‟ zijn en dat dat in een toestand is die
vrij is van pijn en lijden. Het verlangen dat het leven op één of andere wijze doorgaat
is iets van alle tijden en van alle culturen en zelfs in onze geseculariseerde
samenleving lijkt het maar weinig aan zeggingskracht te verliezen.
Tussenbalans
In het bovenstaande hebben we een erg bescheiden beschrijving gegeven van enkele
belangrijke levensbeschouwingen die in ons land voorkomen. We hebben ons daarbij
moeten beperken tot enkele algemene kenmerken en opvattingen. En ook die
„algemene geldigheid‟ van opvattingen en kenmerken dient gerelativeerd te worden.
Officieel kent elke religie wel een aantal opvattingen en ideeën die algemeen geldig
zijn maar binnen die religies en levensbeschouwingen zijn allerlei orthodoxe,
fundamentalistische en liberale stromingen. En nog gecompliceerder wordt het
wanneer we bedenken dat, zoals we al eerder aangaven, in onze westerse
samenleving, de levensbeschouwing – al of niet religieus – zich sterk
geïndividualiseerd heeft. Die individuele opvattingen die gedeeltelijk ontleend
worden aan de geïnstitutionaliseerde levensbeschouwing hebben echter wel hun
invloed op de wijze waarop iemand omgaat met het nabije sterven of met het verlies
van een betekenisvol persoon in zijn of haar leven. De wijze immers waarop men
tegen het leven aankijkt, wat men waardevol vindt, waarvoor men leeft of waarvoor
de overledene geleefd heeft, wat men verwacht, wat men moet doen rond het
overlijden, hoe men dient te rouwen etc., het zijn allemaal zaken die het
verwerkingsproces kunnen beïnvloeden. Maar als die opvattingen zó divers zijn en zó
geïndividualiseerd zijn wat moet of kan men er dan mee in de palliatieve zorg of in de
rouwbegeleiding? Om die vraag te kunnen beantwoorden moet men natuurlijk
enigszins weten welke opvattingen, waarden, betekenissen in het concrete
verwerkingsproces van deze individuele mens een rol spelen. Soms zullen stervenden
of rouwenden daarover expliciet spreken, soms doen ze het impliciet en dient men het
„tussen de regels door‟ te horen.
De gelaagdheid van de communicatie
Een voorbeeld uit een rouwproces. Mevrouw G is ruim een jaar weduwe. Mevrouw
verwerkt haar rouw door veel dingen te doen. Haar man zou dat zo gewild hebben,
zegt ze vaak. Eén van de dingen die ze doet is schilderen. Wanneer ik haar bezoek laat
ze trots haar laatste schilderwerk zien. Als we wat later in de kamer plaats nemen
vertelt ze over haar man. Hij had een belangrijke functie in de bouw, was vaak op reis
en heeft heel hard gewerkt. Nu denkt mevrouw wel eens dat het harde werken hem
heeft opgebroken. Ze mist zijn aanwezigheid heel erg. In haar beschrijving was hij
een erg attente, bezorgde en lieve man. Het echtpaar heeft geen kinderen, mevrouw
heeft in haar leven vier keer een miskraam gehad. Ik heb dat geaccepteerd zegt ze.
“Het is niet anders en er zijn ook veel mooie dingen gebeurd. Elke mens gaat op een
bepaalde manier met verlies om. Ik heb veel afleiding in de dingen die ik doe. Ik ben
8
altijd erg actief geweest. Dat vond mijn man ook zo goed aan mij. Hij was zelf ook
heel actief. Kijk, op het boekje van de uitvaart heb ik geschreven: „een dag niet
gelachen is een verloren dag‟. Ik heb zijn kleren weggeven omdat andere mensen er
nog iets aan zouden hebben.
Ik mis hem wel heel erg. Afgelopen weekend bijvoorbeeld, voelde ik me erg alleen. En
ik denk ook nog wel aan de laatste weken van zijn leven. Dat moet ik niet doen want
dan word ik erg verdrietig. Het was verschrikkelijk. Hij had veel pijn. Ik heb hem
goed verzorgd maar soms wist hij niet meer wat hij zei.
Toen ik afgelopen week in die grote tuin stond en echt niet meer wist hoe het verder
moest heb ik gebeden: Ik heb gezegd: als jij daar nu boven bent, dan moet je mij nu
helpen. En terwijl ik daar in die tuin stond ging de telefoon en bood iemand mij aan
om de tuin te doen. Kijk, dat bedoel ik nu. Dingen gebeuren niet voor niets. Ik zie dat
als een teken van God”.
De communicatie tussen mensen kent een bepaalde gelaagdheid. In het bovenstaande
gesprek vertelt mevrouw G over haar rouw en de wijze waarop zij haar verdriet en
gemis verwerkt. Haar verhaal springt een beetje van de hak op de tak. Alleen al het
feit dat zij haar verhaal kwijt kan doet haar kennelijk goed.
Waarover spreekt zij? Allereerst zijn in haar verhaal een aantal zakelijke en feitelijke
gegevens ingesloten. Haar man die hard heeft gewerkt, een belangrijke baan had, veel
pijn leed in de laatste weken etc. Ze vertelt over de kinderloosheid van hun huwelijk,
haar vier miskramen en ze spreekt over de activiteiten die ze nu onderneemt. Ik noem
dit het eerste niveau. Het niveau van de feiten en de mededelingen.
Doorheen de mededelingen klinkt allerlei andere informatie. Het kan bijna niet anders
of de feiten en de zakelijke mededelingen zijn ook emotioneel geladen. Dat zal zeker
zo zijn wanneer het om situaties gaat die mensen erg beroeren. Wanneer mevrouw
meedeelt dat ze vier miskramen heeft gehad dan klinkt er iets door van verdriet en
teleurstelling. En wanneer ze spreekt over het lijden van haar man in de laatste weken
dan zijn er emoties van onmacht en verdriet. Dat is al een tweede niveau. De laag van
de emoties. Het allereerste dat belangrijk is in het proces van communicatie is dat een
stervende of rouwende zich verstaan voelt in de emotionele lading van zijn of haar
mededelingen. Het ervaren van de emotionele pijn is een goede hulp in de
verwerking.
In de gesprekken wordt soms ook duidelijk hoe iemand omgaat met zijn situatie.
Iemand vertelt dus niet alleen, al of niet verhuld, hoe hij of zij zijn of haar situatie
ervaart maar ook hoe hij of zij ermee omgaat. Ik noem deze ‘gedragslaag’ het derde
niveau. Mevrouw vertelt dat ze veel activiteiten zoekt. Het geeft haar afleiding. Veel
bezigheden helpen haar om het verdriet te verwerken
Een terminale patient kan zichzelf allerlei zaken opleggen om daarmee controle te
verkrijgen over het onvermijdelijke. Bijvoorbeeld: tegen beter weten in, allerlei
alternatieve therapieën of diëten proberen. De omgeving opdragen om elke dag uit
bed geholpen te worden, ook wanneer dat in feite meer pijn kost dan verlichting geeft.
Klagen over de zorg als een verkeerd gericht protest tegen de situatie waarin men
verkeert. Gedrag kan natuurlijk ook afleiding geven. Een veelheid van activiteiten kan
helpen om het verdriet dragelijk te maken, zoals mevrouw G. vertelt. Het kan dus
belangrijk zijn om in de hulpverlening (onbevooroordeeld) aan iemand te vragen
welke de betekenis is van zijn of haar gedrag voor haar rouwverwerking.
9
En tenslotte is er nog een vierde niveau: de laag van de waardering, de
betekenisgeving, de zin of onzin van het leven nu.. In de communicatie worden,
soms expliciet, soms verborgen, vragen gesteld naar de zin en betekenis van het
aflopende leven en van de situatie nu. „Wat betekent dit alles voor mij?‟ Of vragen
naar de dragende grond van het leven, of naar de toekomst na de dood. Er wordt
uiting gegeven aan teleurstelling of hoop, al of niet gerelateerd aan de
levensovertuiging van de persoon. In de WHO formulering van de palliatieve zorg
die we eerder hebben geciteerd, wordt vooral dit niveau benoemd als de spirituele
dimensie van de zorg.
Mevrouw G. waardeert haar leven, haar huwelijksrelatie en haar kinderloosheid. Ze
spreekt daarover in positieve termen. De kinderloosheid heeft ze geaccepteerd vanuit
een houding dat het leven nu eenmaal zo gelopen is. Ze vindt het waardevol dat ze
haar man in de laatste fase van zijn leven zelf heeft verzorgd. Ze lijkt verder te zeggen
dat men het leven moet accepteren zoals het zich aandient. In haar rouw gelooft ze dat
haar man haar op mogelijke momenten steunt en zelfs dat hij dingen kan bewerken
die nauwelijks verklaarbaar zijn. Ze voelt zich verbonden met God die, als het erop
aankomt, haar niet in de steek laat. In deze uitspraken klinkt door welke waarden en
opvattingen in haar leven belangrijk zijn en hoe ze haar helpen om de rouw te
verwerken.
Hoe waardeert iemand zijn of haar leven? Hoe waardeert iemand deze fase van het
leven. Een toekomstige nabestaande kan het heel belangrijk vinden om de laatste
levensfase iemand die zeer nabij is tot het uiterste te verzorgen. Iemand kan erg
teleurgesteld zijn dat men nu met de dood geconfronteerd wordt terwijl een andere
patient zegt dat men het leven moet accepteren zoals het zich aandient.
Iemand kan zich gedragen weten door God of zich juist hevig in de steek gelaten
voelen, zoals we eerder besproken hebben
In deze uitspraken klinkt door welke waarden en opvattingen in het leven van
mevrouw G. belangrijk zijn en hoe ze helpen om de situatie van sterven en rouw te
verwerken. Soms is het nodig om deze waarderingen opvattingen, geloofshoudingen
etc. uitdrukkelijk te bespreken en te evalueren. In positieve zin zou dat kunnen helpen
om te bekrachtigen wat positief is en om los te laten wat een negatief effect heeft op
de verwerking. Uiteindelijk zal echter de stervende of nabestaande zelf moeten kiezen
welke opvattingen hij of zij wil hanteren.
Levensbeschouwing en verliesverwerking
In „al of niet gelovige‟ levensbeschouwingen probeert de mens een houding tegenover
zijn dood en sterven in te nemen. In de situatie van sterven of rouw (of in andere
crisissituaties in het leven) kunnen de tot dan toe gehanteerde geloof en
zingevingskaders onbevredigend blijken te zijn. Een patiënt of een nabestaande zal
dan zoeken naar een nieuw kader of een nieuwe interpretatie van het leven en het
sterven. We bespreken een paar voorbeelden.
De mens die niet gelooft in enigerlei vorm van bestaan die dit aardse leven overstijgt,
zal misschien kiezen voor een houding tegenover leven en dood waarin optimaal
geprofiteerd zal worden van alles wat het leven te bieden heeft en waarin de eigen
persoon en het vervullen van de eigen verlangens en identiteit centraal staan. Maar
niet elk mens die a-religieus is kiest voor zo‟n levenshouding. De humanist zal van
mening zijn dat juist het feit dat de totaliteit van ons leven helemaal beperkt is tot dit
aardse bestaan een optimale realisering van ons menszijn vraagt. Wil een mens zijn
10
mogelijkheden volledig realiseren, dan vraagt dat niet een levenshouding van egoïsme
maar een houding van verregaande verantwoordelijkheid voor alles en allen om ons
heen. Het menselijk bestaan komt pas echt tot zijn recht en tot ontplooiing in
verantwoordelijkheid en betrokkenheid op anderen.
Gelovigen mensen zijn van mening dat het leven – in een andere vorm – verder gaat
na de dood. In een hemelse toestand of in een vorm van reïncarnatie of
wedergeboorte. Voor de stervende kan die belofte een bron van troost en overgave
zijn. En een nabestaande die gelooft en vertrouwt dat de overledene nu in een toestand
verkeert van rust en vrede kan daaraan troost en steun ervaren.
Wanneer een terminale patient terugkijkt op het leven en wanneer een nabestaande
terugkijkt op het leven van de overledene en wanneer hij of zij van mening is dat de
waarden die in het leven belangrijk zijn ook nageleefd zijn, dan kan dat een troost zijn
in de verwerking. Het leven heeft dan zin gehad. Wanneer echter het leven niet
verloopt zoals iemand zou willen of zoals iemand verwacht had, of wanneer God
ervaren wordt al iemand die je in de steek laat, dan kan de rouw extra bemoeilijkt
worden door gevoelens van teleurstelling, angst of boosheid..
„Als God liefde is ... hoe kan Hij dit dan toelaten ...‟ De klassieke waaromvraag die in
vele varianten gesteld wordt. In vele gevallen wordt deze vraag wel gericht naar God
maar is in de nabestaande een besef aanwezig dat je God niet direct verantwoordelijk
kunt stellen en dat je het eigen leed niet in zijn schoenen kunt schuiven. Pas wanneer
bij het gevoel van de verantwoordelijkheid van God (of het lot), als veroorzaker van
het leed, overheerst, wanneer dus de oorzaak van lijden, ziekte, dood zoekt in een
sterke invloed van buiten die het op hem of haar gemunt heeft, dan kan dat leiden tot
een houding van passiviteit en tot een gevoel van slachtoffer-zijn.
Kenmerkend voor deze houding is vaak men wel weet dat lijden en verdriet nu
eenmaal voorkomen in deze wereld, maar dat men weigert om te erkennen dat het ook
jezelf kan overkomen. Men erkent het bestaan van lijden, maar men erkent het niet als
toepasselijk op de eigen situatie. Het overkomt je. In het concept dat deze mensen van
hun eigen leven hebben, is de mogelijkheid van lijden, ziekte en dood niet
verdisconteert. Als deze zich toch aandienen, dan worden ze ervaren als een enorme
breuk, onrecht, „gepakt worden‟. Iets of iemand zondigt tegen de spelregels dat het
leven maakbaar moet zijn en dat wij onszelf optimaal moeten kunnen ontplooien. Het
is een niet-verdiende, niet begrepen wraak of straf van een wrekende of straffende
God. De gevoelens die bij de nabestaanden in dit model overheersen, zijn gevoelens
van onmacht, angst, woede en verdriet. Vooral de woede en het protest leiden
gemakkelijk tot een vicieuze cirkel van woede, straf, wraak of schuld.
Het hanteren van deze vorm van gedrag in de verwerking kán bij degene die het treft
twee, ogenschijnlijk totaal verschillende, gedragingen oproepen. Ofwel put men zich
uit in opstandigheid, protest en agressie, ofwel wordt men door de situatie
lamgeslagen en vervalt in lijdzaamheid en passiviteit. Gemeenschappelijk in beide
opstellingen is echter dat het „oplossen‟ van de problematiek buiten zichzelf wordt
gelegd. Zoals de oorzaak buiten mij ligt, zo ook de oplossing. Als iets je „zomaar‟
overkomt dan moet de oplossing ook „zo maar‟ ergens vandaan komen. Wanneer een
oplossing uitblijft, mag een nieuwe golf van woede of apathie verwacht worden.
De nabestaande die de „Almacht‟ van God of „het leven‟ vooral lijdzaam en passief
tegemoet treedt, zal pogen te berusten. Deze berusting is soms weinig doorleefd en
draagt nauwelijks bij aan „groei‟. Het lijden wordt niet echt bevraagd maar ondergaan.
Deze berusting zal ook vaak terug te vinden zijn in de wijze waarop men met andere
opgaven van het leven omging of omgaat, gekenmerkt door weinig persoonlijke inzet.
11
Deze houding nodigt niet uit tot verandering en beïnvloeding van de dingen om ons
heen, omdat men de werkelijkheid ondergaat zoals ze op je afkomt. De lijdzame en
passieve patient of nabestaande zal van anderen nauwelijks hulp verwachten, tenzij hij
die ander, bijvoorbeeld een geestelijk verzorger, ziet als degene die misschien in staat
is „voorspraak‟ te verwerven.
In deze voorbeelden is sprake van waardering, betekenisgeving, zinverlening aan het
leven nu of aan het sterven. Ieder mens moet uiteindelijk zelf zin en betekenis geven
aan de unieke en individuele wijze waarop zijn of haar leven verloopt om zowel
houvast te hebben in het leven als om een gevoel van eigenwaarde te verwerven. In
dat individuele proces speelt de cultuur en de samenleving een rol.
Door het proces van individualisering in onze westerse samenleving hebben mensen,
bij belangrijke beslissingen en keuzen in hun leven, steeds sterker het gevoel er alleen
voor te staan. Leven (en sterven) in een geïndividualiseerde samenleving betekent het
gevoel te hebben voortdurend zelf te moeten kiezen. Mensen zijn vrij, dat is een hoog
goed en soms ook een zware last. Traditionele verbanden (bijvoorbeeld van kerk en
godsdienst) zijn soms een houvast, soms een keurslijf. Normen, waarden, regels en
opvattingen strijden soms met elkaar. In die situatie en met name wanneer het leven
zelf in crisis komt, stellen mensen zich de vraag “wie ben ik”? , ” Wat steunt mij?”.
De crisis van sterven en rouw roept bij de meeste mensen het gevoel op dat men de
greep op zichzelf en dus op het leven (tijdelijk) verliest. Mensen reageren daar heel
verschillend op, zoals we in het voorgaande beschreven. Het vertellen van het verhaal
van het leven is een manier om een nieuw houvast te zoeken. Dat levensverhaal met
alle opvattingen, ervaringen, ontmoetingen en waarderingen wordt nú opnieuw
geordend en opnieuw gewaardeerd. Het overwegen en het vertellen van het
levensverhaal is een proces van her-oriëntatie op de zin van het leven.
Het zal duidelijk zijn dat waardering, betekenisgeving, zingeving of geloof in
positieve of negatieve zin invloed kan hebben op de verwerking. Het is zeker niet zo
dat gelovige mensen een verlies gemakkelijker of juist moeilijker verwerken. Geloof
of levensovertuiging kan functioneren als troost, het kan uitnodigen tot aanvaarding of
loutering maar het kan ook teleurstelling, schuld en verdringing oproepen. Ook
gelovige mensen geven uitdrukking aan de onaanvaardbaarheid, de
onrechtvaardigheid en de oneerlijkheid van het verlies in hun leven. Daarom zal het in
een aantal situaties belangrijk zijn om daar in de begeleiding aandacht aan te geven.
Ook op dit punt vragen mensen om herkenning en erkenning, ze willen gerespecteerd
worden in hun zingeving of hun geloof. Het kan soms zinvol zijn om met iemand te
spreken over de wijze waarop hun kijk op het leven en op hun geloof, een rem of een
hulp kan zijn in de verwerking. Het kan ook nodig zijn om de inhoud van hun
levensovertuiging te herwaarderen. Het is niet de bedoeling om mensen allerlei
opvattingen „af te nemen‟ of „aan te praten‟, maar het kan wel zinvol zijn om een
evaluatie te maken van de invloed die hun opvattingen hebben op de verwerking. Het
kan nodig zijn om daarbij de hulp van een deskundige in te roepen, namelijk een
geestelijk verzorger die thuis is in de denkwereld van de nabestaande. Bedenk echter
dat de nabestaande het in eerste instantie aan u, de verzorgende vertelt. Hij of zij
neemt u in vertrouwen en wil dus door ú begrepen, gerespecteerd en aanvaard
worden.
12
Download