Cultuuronderwijs Visietekst van het GO! september 2012 onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 2 1| Inhoudsopgave 1|Inhoudsopgave 2 2|Inleiding 3 3|Situering 4 3.1Begripsomschrijving 4 3.1.1Cultuureducatie in Vlaanderen 4 3.1.2Van cultuureducatie naar cultuuronderwijs 4 3.1.3Het begrip ‘cultuuronderwijs’ in het GO! 5 3.2 Belang van cultuuronderwijs 6 3.2.1Cultuur 6 3.2.2Betekenis van cultuuronderwijs voor de realisatie van het PPGO! 6 3.2.3Ontmoeting 6 3.2.4Ontplooiingskansen voor lerenden 7 3.3 Regelgevend kader 7 3.4 Enkele kwaliteitsindicatoren 8 4|Aanbevelingen 9 4.1 Cultuuronderwijs in bestaande leergebieden, vakken en studierichtingen… 9 4.2 … en vakoverstijgend 4.3 De leraar 10 4.4 Het beleidvoerend vermogen van de ‘brede school’ 11 4.5 Materiële en financiële voorwaarden 12 9 5| Bibliografie 13 6| Bijlage 15 6.1 Onderzoeksproject ‘Cultuur in de Spiegel’ o.l.v. Barend van Heusden 15 6.2 Cultuuronderwijs in bestaande leergebieden, vakken en studierichtingen 16 3 2| Inleiding Voor u ligt een visietekst over cultuuronderwijs. Deze tekst is ontstaan vanuit de nood om de betekenis van cultuur voor het GO! te verduidelijken. Wat is cultuur? Wat is de toegevoegde waarde van cultuur voor ons onderwijs? Hoe kunnen we op school omgaan met cultuur? De zoektocht naar antwoorden op deze vragen is niet zo eenvoudig. Cultuur is immers een ongrijpbaar en een veranderend gegeven. Deze tekst wordt daarom opgevat als een inspiratiebron voor het GO!, scholengroepen en scholen. Het kan richting geven aan een eigen cultuurbeleid. Deze tekst is tot stand gekomen via overleg in een werkgroep binnen de Pedagogische begeleidingsdienst (PBD) van het GO!. We zijn daarbij uitgegaan van de GO! visie op leren. Ook de afdeling Onderwijsorganisatie en -personeel (OOP) heeft zich over de tekst gebogen. Bovendien hebben de ideeën van algemeen directeur Jan De Maeyer (scholengroep Panta Rhei) en van professor Barend van Heusden deze visietekst mee vormgegeven. Tot slot is deze tekst ook voorgelegd aan en besproken op de centrale adviescommissie Algemeen en pedagogisch beleid. In deze commissie zetelen algemeen en coördinerend directeurs, directeurs van scholen, medewerkers van de afdeling OOP en van de Pedagogische begeleidingsdienst. Wij willen hen hiervoor danken. In het kader van ons strategisch beleidsplan GO! 2020 werd binnen het programma ‘Brede open school’ reeds een visie over kunst en cultuur geschreven. Deze visietekst sluit daarbij aan. Een cultuur heeft een zichtbare en een onzichtbare zijde. Als je de onzichtbare zijde niet leert kennen, blijft ook het zichtbare iets vreemds! (Yvon Ambroise) 4 3| Situering 3.1Begripsomschrijving 3.1.1 Cultuureducatie in Vlaanderen Er bestaan verschillende definities, zowel van ‘cultuur’ en ‘kunst’ als van ‘cultuur- en kunsteducatie’. Het definiëren van ‘kunst’ en ‘cultuur’ is altijd het resultaat van een reflectie over cultuur en kunst in een bepaalde context. De definities zijn nooit waardevrij en sommige spelers in het veld (kunstenaars, wetenschappers, beleidsmakers…) hebben meer invloed dan andere. Met dit in het achterhoofd kiezen wij voor de definitie die de minister van Onderwijs en de minister van Cultuur in hun conceptnota ‘Groeien in cultuur’ gebruiken. Deze definitie vormt het uitgangspunt van het toekomstig Vlaams beleid rond cultuureducatie: “We kunnen cultuur omschrijven als een gedeelde herinnering. We putten uit dit gedeelde betekenisfonds wanneer we denken, handelen of communiceren. Cultuur als betekenisfonds omvat het eigen lichaam (beweging, dans, gebaren, klank…), voorwerpen (instrumenten, objecten, textiel, sculpturen, gebouwen, boeken, schilderijen…), taal (gezongen, gesproken en geschreven), grafische symbolen (tekeningen, schilderkunst, foto, film, video…).”1 Deze begripsomschrijving integreert onder andere kunst, erfgoed, literatuur en media als essentiële onderdelen van cultuur. Uit de definitie van ‘cultuur’ vloeit een omschrijving van het begrip cultuureducatie voort: “We omschrijven cultuureducatie als elke vorm van intentionele educatie die een bewuste omgang met cultuur nastreeft in een bewust gehanteerd medium.”2 Cultuureducatie situeert zich in een ruime context. Het gaat over processen die zich zowel binnen als buiten de schoolmuren afspelen. Naar analogie van de definitie van ‘cultuur’ omvat cultuureducatie dus ook kunst-, erfgoed-, literatuur- en media-educatie. Het is duidelijk dat cultuureducatie volledig past binnen het perspectief van een leven lang en levensbreed leren. 3.1.2 Van cultuureducatie naar cultuuronderwijs In het GO! onderwijs neemt cultuur een belangrijke plaats in. Via het onderwijs vormen we lerenden onder meer in cultuur. Onder vorming verstaan we het bewust en doelgericht ontwikkelen van kennis, vaardigheden en houdingen die bijdragen tot de persoonlijke ontwikkeling van elk individu. Het stelt ons in staat om als een cultureel bepaald wezen autonoom en sociaal te functioneren in de samenleving, te participeren aan cultuur en een onderbouwde mening te vormen. Naast het onderwijs kunnen mensen ook terecht in culturele centra, musea, sportverenigingen, dans- en theatergezelschappen… waar ze op een meer informele of non-formele3 manier cultuur kunnen beleven. Omdat het GO!, dat het aanbieden van onderwijs als kernopdracht heeft, deel uitmaakt van het onderwijslandschap en omdat op het vlak van cultuur ook voor het onderwijs een taak is weggelegd, spreken wij in deze visietekst bewust over ’cultuuronderwijs’ en niet over het ruimere begrip ‘cultuureducatie’. 1. Groeien in cultuur: conceptnota cultuureducatie van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, en Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, januari 2012 2. Idem 3. Met informeel leren wordt bedoeld het leren in alledaagse situaties. Met non-formeel leren bedoelen we het georganiseerd leren in buitenschoolse contexten. 5 3| Situering 3.1.3 Het begrip ‘cultuuronderwijs’ in het GO! Het GO! schaart zich achter de definitie van ‘cultuuronderwijs’ die prof. Barend van Heusden geeft in zijn onderzoeksproject ‘Cultuur in de Spiegel’.4 Volgens van Heusden is de ontwikkeling van het cultureel zelfbewustzijn het doel van cultuuronderwijs. Hij omschrijft cultureel zelfbewustzijn als de bekwaamheid om te reflecteren op cultuur. Die reflectie uit zich in verschillende vormen van (zelf)bewustzijn, bijvoorbeeld het nieuws, kunst (muziek, film, literatuur, theater, beeldende kunst…), religie en ideologie of filosofie. We beschikken over vier strategieën of vaardigheden: •waarnemen (hoe voelen, horen, zien we onszelf, anderen en onze cultuur?); •verbeelden (wat je hebt waargenomen ga je zelf manipuleren, er in je hoofd iets van maken. Dit associëren we vaak met kunst); •conceptualiseren (de werkelijkheid manipuleren door gebruik te maken van taal, begrippen. Hoe categoriseren we onszelf?); •analyseren (de werkelijkheid structureren, filosofische en wetenschappelijke analyses van cultuur). We maken daarbij gebruik van materiaal, een medium. Media zijn de dragers van cultuur. Van Heusden onderscheidt vier typen media, namelijk het lichaam (nodig om waar te nemen), voorwerpen (het product van verbeelding, bv. gebouwen, kleding, muziekinstrumenten…), taal (nodig om te conceptualiseren, bv. menselijke stem, gebaren, het schrift, tekens, digitale media) en de grafische media (om te analyseren, bv. papier, foto, film, computerscherm…). Als lerenden de verschillende cognitieve vaardigheden oefenen en diverse media goed leren gebruiken wordt hun cultureel geheugen groter en hun cultureel zelfbewustzijn complexer. Om dit in de praktijk te realiseren wensen we dat leraren zich afvragen welke activiteiten het cultureel bewustzijn van lerenden aanwakkeren: Welke inhoud sluit aan bij de leefwereld van de lerenden en legt een verband met cultuur? Welke vaardigheden worden aangesproken en welk medium wordt bewust ingezet? Een GO! school richt zich niet enkel op het cognitieve, maar beoogt de ontplooiing van de totale persoon.Via het concept van de brede school focussen we ook sterk op het brede maatschappelijke leven. Naast de ontwikkeling van een kritisch (zelf)bewustzijn en onderwijs in de beschreven vaardigheden willen we in het GO! de ontplooiing van verbeelding en creativiteit stimuleren, met het oog op dialoog en empathie ten aanzien van de medemens maar ook ten aanzien van de natuur en de samenleving. Op die manier kunnen lerenden de wereld ook bekijken vanuit het standpunt van een ander. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om in staat te zijn mee te voelen met een ander alsook bereid te zijn tot wederzijdse hulp en samenleven. Ten slotte willen we de begrippen ‘cultuur’ en ‘cultuuronderwijs’ niet begrenzen. Cultuur is meer dan enkel kunst. Kunstonderwijs richt zich specifiek op het onderwijzen in verschillende kunstvormen. 4. Meer info zie http://www.cultuurindespiegel.nl/ + zie bijlage 1. De Pedagogische begeleidingsdienst nodigde prof. van Heusden uit een referaat over zijn visie en inzichten te geven op een studiedag op 4 oktober 2011 als voorbereiding op de voorliggende visietekst. De video van deze voordracht is te vinden onder deze link: http://www.youtube.com/watch?v=KFHniwMmi1g 6 3| Situering 3.2 Belang van cultuuronderwijs 3.2.1Cultuur Cultuur is op zichzelf waardevol. We kunnen genieten van de rijkdom aan beelden, kunst, muziek, sport… Cultuur in al haar verschillende vormen raakt ons, zet ons aan tot nadenken en biedt ons alternatieve perspectieven op de realiteit. Daarbij maken we ons de cultuur waarin we opgroeien bewust en onbewust eigen. Het is dan ook belangrijk dat we van jongs af aan kunnen deelnemen aan cultuur en onszelf kunnen uiten via cultuur. Het onderwijs speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast biedt cultuuronderwijs tal van kansen aan onze scholen en lerenden. We beschrijven ze hierna. 3.2.2 Betekenis van cultuuronderwijs voor de realisatie van het PPGO! Het pedagogisch project van het GO! (PPGO!) streeft de totale ontwikkeling van de persoon na: de verwerving van kennis en inzicht, de ontwikkeling van vaardigheden en attitudes, met bijzondere aandacht voor een kritische en creatieve ingesteldheid ten aanzien van mens, natuur en samenleving. We gaan daarbij uit van de gedachte dat iedere mens uniek is. In elke onderwijs- en opvoedingssituatie moet daarom de individuele eigenheid van iedere lerende tot haar recht komen. Cultuuronderwijs biedt heel wat mogelijkheden om de talenten van lerenden te ontdekken en creativiteit verder te ontwikkelen (zie verder). Het PPGO! gaat ook uit van de aanname dat iedereen gelijkwaardig is en onderschrijft de rechten van de mens. Cultuuronderwijs is er voor alle kinderen, iedereen heeft recht op kwaliteitsvol cultuuronderwijs. Cultuuronderwijs is een voorwaarde om gelijke kansen te realiseren. Een volwaardige, bewuste deelname aan cultuur leidt zonder twijfel naar (meer) emancipatie en respect voor diversiteit. Uit ons pedagogisch project kunnen we een aantal waarden afleiden. Deze waarden zijn geconcretiseerd in het GO! waardenboek. Daarin staan heel wat waarden beschreven die via cultuuronderwijs kunnen gerealiseerd worden. We denken hierbij aan creativiteit, een open geest, respectvol, verdraagzaam, sociaal voelend, leerplezier, mondigheid, zelfvertrouwen, actief pluralisme…5 3.2.3Ontmoeting Via cultuuronderwijs leren lerenden om over cultuur te reflecteren. Dit opent de weg naar ontmoeting en biedt zo een basis voor respect, meer sociale samenhang, maatschappelijke participatie en voor het verkrijgen, consolideren en verstevigen van een democratische samenleving. Of zoals prof. van Heusden het stelt, kan cultuuronderwijs de basis leggen voor een kritisch en complex, zelfstandig cultureel burgerschap. Het GO! meent dat zijn onderwijs richting moet geven aan een democratische samenlevingscultuur met respect voor sociale, filosofische, religieuze, culturele en artistieke verrijkende diversiteit. Cultuur tracht een antwoord te bieden op vragen zoals: Wat drijft onze samenleving? Wat is haar richting? Wat drijft een individu en wat is zijn richting? Hoe wordt de samenleving gevormd en welke plaats neemt het individu hier in? Het zijn vragen die op passie drijven en een nooit eindigende zoektocht naar vervulling beschrijven. Deze zoektocht wordt beïnvloed door verleden, heden en abstracties van voorstellingen van het wenselijke en het gewenste (= toekomst). 5. GO! waardenboek. Het DNA van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. 7 3| Situering 3.2.4 Ontplooiingskansen voor lerenden Cultuuronderwijs biedt onze lerenden heel wat ontplooiingskansen. Het brengt unieke en persoonlijke kwaliteiten en talenten tot ontwikkeling. In tijden waarin het economische aspect van de maatschappij de overhand heeft, leidt cultuur tot verdieping en verrijking van het persoonlijke leven. Maar cultuur behelst ook een sociaal aspect. Wanneer lerenden zich in groep cultureel uiten, bevordert dit sociale interactie en het groepsfunctioneren. Onderwijs is veelal gericht op verbale en cognitieve vaardigheden. Wie zich verbaal goed kan uitdrukken is binnen onze samenleving duidelijk in het voordeel. We stellen echter vast dat de verbale aanleg niet gelijk verdeeld is. Lerenden moeten uitgenodigd worden de taal te zoeken die hen het best ligt (bv. dansen, musiceren, beeldhouwen…). Binnen cultuuronderwijs krijgen verschillende uitdrukkingsvormen juist een plaats. Uit het internationaal onderzoek van Anne Bamford blijkt bovendien dat driekwart van de landen aangeeft dat onderwijs in cultuur de leerresultaten van de kinderen aanzienlijk verbetert. Dit alles heeft ook een positieve impact op het welbevinden van lerenden. Cultuuronderwijs versterkt zelfexpressie, de persoonlijkheid en een positief zelfbeeld en doet het zelfvertrouwen van kinderen groeien. Daarnaast verhoogt het samenwerking, respect, verantwoordelijkheidsgevoel, tolerantie en appreciatie in de klas en de school. 3.3 Regelgevend kader Naast de specifieke opdracht voor het deeltijds kunstonderwijs en het kunstsecundair onderwijs en de leergebieden vakgebonden eindtermen voor muzische vorming en artistieke, plastische of muzikale opvoeding, zijn er in het secundair onderwijs ook vakoverschrijdende eindtermen in verband met cultuuronderwijs geformuleerd. De vakoverschrijdende eindtermen stellen een geïntegreerde benadering van cultuuronderwijs voorop. Zowel in de gemeenschappelijke stam (bv. esthetische bekwaamheid en mediawijsheid) als binnen de contexten zijn er vakoverschrijdende eindtermen over cultuur, kunst en erfgoed opgenomen. Niet alleen Vlaanderen, maar ook Europa legt meer en meer de nadruk op cultuuronderwijs. In een aanbeveling van Europa (‘Sleutelcompetenties voor een leven lang leren - Een Europees kader’) worden acht sleutelcompetenties vastgesteld. Eén ervan gaat specifiek over cultuur, met name competentie acht: ‘cultureel bewustzijn en culturele expressie’. Europa omschrijft deze competentie als volgt: “erkenning van het belang van de creatieve expressie van ideeën, ervaringen en emoties in diverse vormen, waaronder muziek, podiumkunsten, literatuur en beeldende kunsten. Essentiële culturele kennis omvat volgens Europa een bewustzijn van het lokale, nationale en Europese culturele erfgoed en de plaats daarvan in de wereld. Tot de vaardigheden behoort zowel appreciatie als expressie. Tot slot, zo stelt Europa, vormt een gedegen begrip van de eigen cultuur de basis voor respect en een open attitude tegenover de verscheidenheid van culturele uitdrukkingsvormen. Een positieve instelling ten aanzien van cultuur wil ook zeggen creativiteit en de bereidheid om esthetische mogelijkheden te cultiveren via artistieke zelfexpressie en deelneming aan het culturele leven. Ook minister van Onderwijs Pascal Smet schaart zich achter deze sleutelcompetenties. In zijn eerste oriënteringsnota over de hervorming van het secundair onderwijs ‘Mensen doen schitteren’ legt hij enkele eigen accenten. Net zoals bij de vakoverschrijdende eindtermen pleit hij voor een meer geïntegreerde benadering met ruime aandacht voor de culturele context. Concreet betekent dit dat hij jongeren wil leren oog hebben voor het artistieke in hun leefwereld, de schoonheid die hen omringt en de verschillende expressievormen die men hiervoor kan aanwenden. 8 3| Situering 3.4 Enkele kwaliteitsindicatoren Er zijn verschillende onderzoekers die zich gebogen hebben over de vraag wanneer cultuureducatie en cultuuronderwijs als kwaliteitsvol beschouwd kunnen worden. We kunnen concluderen dat er heel veel factoren zijn die de kwaliteit van cultuuronderwijs bevorderen. Hieronder sommen we enkele belangrijke indicatoren op: • De deskundigheid van alle betrokkenen. Hiervoor zijn professionele ontwikkeling en opleiding van leraren en directeur noodzakelijk. • Het inzicht in inhoud en samenhang van cultuur. Met de blik op de context van de school, ontwikkelt de school een visie over cultuuronderwijs. • De aansluiting bij relevante ontwikkeling van lerenden en toegankelijkheid voor alle lerenden. • De beschikbare middelen, materiaal, tijd, ruimte. De school gaat flexibel om met tijd en ruimte. • De schoolorganisatie, samenwerking en afstemming tussen alle betrokkenen. Er zijn actieve samenwerkingsverbanden tussen scholen en cultuurorganisaties en er is een gedeelde verantwoordelijkheid bij de planning, implementatie en evaluatie. •… 9 4| Aanbevelingen 4.1 Cultuuronderwijs in bestaande leergebieden, vakken en studierichtingen… Er is in elk onderwijsniveau en in elke onderwijsvorm tot op een bepaalde hoogte specifiek aandacht voor cultuuronderwijs (bv. in de leergebieden Muzische vorming en Wereldoriëntatie, in culturele of kunstvakken, culturele of kunstrichtingen…).6 Het GO! is voorstander van een geïntegreerde benadering van cultuuronderwijs in alle leergebieden of vakken (zie verder). Dit doet geen afbreuk aan de bestaande leergebieden (bv. Muzische vorming), vakken (bv. Plastische opvoeding en Muzikale opvoeding) die zich specifiek toespitsen op vormen van cultuuronderwijs. We stellen dit duidelijk, niet alleen omdat hiervoor ontwikkelingsdoelen en eindtermen geformuleerd zijn, maar vooral omdat aparte lessen aan leerlingen de ruimte bieden om zich in bepaalde aspecten van cultuur te ontwikkelen en om zich op verschillende manieren te uiten. De betrokken leraren beschikken ook over heel wat deskundigheid en expertise in hun vakgebied. Zoals we eerder aangaven is de deskundigheid van de leraren een belangrijke voorwaarde, willen we kwaliteitsvol cultuuronderwijs bieden. De expertise van deze leraren kan uiteraard gedeeld worden met de leraren die in andere gebieden gespecialiseerd zijn en verspreid worden over de rest van het curriculum. Ook de studierichtingen en opleidingen die specifiek gericht zijn op doorstroming naar de culturele of artistieke sector en/of het hoger (kunst)onderwijs, zijn van groot belang. Het huidige kunstsecundair onderwijs (KSO) speelt een belangrijke rol in het ontdekken en opleiden van artistieke talenten. Het KSO benadert de leerling vanuit een artistieke invalshoek. Vanuit deze artistieke invalshoek wordt de leerling door voortdurende confrontatie met zichzelf in zijn artistieke, sociaalemotionele en intellectuele realisaties gestimuleerd zich te ontwikkelen tot een zelfstandige, artistieke persoonlijkheid. Het KSO is gericht op de integratie van algemene vorming en artistieke vorming. Het creatieve proces staat daarbij op de voorgrond. Deze specifieke benadering van kunstgericht onderwijs moet in een hervormd secundair onderwijs behouden blijven. We verwijzen binnen dit kader ook naar de visietekst van het GO! over topcultuuronderwijs. Daarnaast moet het deeltijds kunstonderwijs (DKO) voldoende kansen bieden aan lerenden die hun artistieke talenten verder willen ontwikkelen buiten het leerplichtonderwijs. Een vernieuwd DKO moet ervoor zorgen dat iedere lerende toegang heeft tot zijn aanbod en dat kinderen, jongeren en volwassenen hun talenten maximaal kunnen ontplooien. 4.2 … en vakoverstijgend Cultuuronderwijs heeft niet alleen een vakspecifiek, maar ook een vakoverstijgend karakter. Als we uitgaan van de ontwikkeling van het culturele (zelf)bewustzijn, dan kunnen we cultuuronderwijs nagenoeg in alle vakken terugvinden. Dit is het sterkst in de vakken die cultuur als onderwerp hebben, zoals talen, Wereldoriëntatie in het lager onderwijs, Geschiedenis en Cultuurwetenschappen in het secundair onderwijs... Maar cultuur kan ook in andere schoolvakken aan bod komen, wanneer er bijvoorbeeld gereflecteerd wordt over de invloed die kennis en inzichten, ontdekkingen en technieken hebben gehad op het leven van de mens (bv. klonen, kernenergie, milieu en duurzaamheid, digitalisering) of wanneer er bijvoorbeeld aandacht is voor de geschiedenis van het vak (bv. geschiedenis van natuurwetenschappen) en voor het effect van de inhouden op het handelen en leven van mensen. We kunnen daarbij gebruikmaken van de vier basisvaardigheden (waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren). 6. Voor een uitgebreid overzicht van cultuuronderwijs in bestaande leergebieden, vakken en studierichtingen van de verschillende onderwijsniveaus, zie bijlage 2 10 4| Aanbevelingen ➢Cultuuronderwijs kan op jonge leeftijd aanvatten. Kinderen zijn immers van nature uit ‘muzisch’. Ze reageren al vanaf de babyleeftijd op geluiden, beelden… Vanaf de kleuterleeftijd kunnen schoolteams de continue ontwikkeling van culturele en creatieve vaardigheden stimuleren doorheen de volledige schoolloopbaan, aansluitend op het ontwikkelingsniveau van de lerenden. Die continuïteit kunnen ze bevorderen door leerlijnen te ontwikkelen. Het is daarbij raadzaam om rekening te houden met zowel de verticale samenhang (de leerlijnen binnen een domein of vak) als de horizontale samenhang (in de verschillende leergebieden of vakken) van culturele activiteiten.7 ➢ Een integrale benadering van cultuuronderwijs betekent ook dat naast onderricht over cultuur (waarderen van en inzicht verwerven in cultuur en verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes in verband met de verschillende cultuurdisciplines) ook geleerd wordt door cultuur (culturele inhouden en werkvormen in dienst van andere gebieden, bv. muziek, toneel, tekenen, bewegen…). Zo kun je in de aardrijkskundeles aan de hand van kaarten, het internet, getuigenissen… ingaan op de tsunami en de gevolgen ervan. Op die manier wordt een natuurlijk fenomeen niet alleen onderzocht op zijn natuurlijke mechanismen, maar wordt ook het verband gelegd met cultuur en worden verschillende media ingezet. ➢ Naast passieve cultuurbeleving (cf. waarnemen en analyseren), moeten lerenden ook actief betrokken worden. Dit betekent dat ze zelf artistieke werken kunnen creëren en voorstellen (cf. verbeelden en conceptualiseren). Daarbij moeten lerenden de kans krijgen om te reflecteren over wat ze geleerd hebben, dit uit te drukken en te evalueren. ➢ Cultuuronderwijs leent zich er uitstekend toe om via een sociaal-constructivistische benadering de totale ontplooiing van lerenden te bevorderen. Zo ligt de nadruk bij cultuuronderwijs op authentiek leren, aangezien waarneming en beleving van concrete ervaringen centraal staan. Via cultuuronderwijs kunnen we beter aansluiten bij de interesses en de leefwereld van de lerenden. Op die manier worden leerinhouden extra betekenisvol en vergroten we betrokkenheid. Voorts biedt cultuuronderwijs veel mogelijkheden om lerenden uit te dagen, om interactie met de leraar, medeleerlingen en andere culturen te stimuleren. Niet alleen de linguïstische en logisch-wiskundige intelligenties worden aangesproken, maar ook de muzikale, lichamelijke, bewegings- en ruimtelijke intelligentie, de inter- en intrapersoonlijke intelligentie en de spirituele en existentiële intelligentie.8 Bijgevolg worden lerenden aangesproken op hun eigen leerstijl. ➢ Tot slot biedt cultuuronderwijs veel mogelijkheden tot competentiegericht leren. Het onderwijs vindt namelijk plaats in een contextrijke culturele omgeving. Zowel kennis en vaardigheden als attitudes worden aangesproken. Tegelijk bieden we ruimte voor de persoonlijke inbreng en eigenheid van de leerling. 4.3 De leraar Cultuuronderwijs is niet alleen voor de lerende, maar ook voor de leraar voordelig. Het moedigt leraren aan om meer innoverende, vernieuwende pedagogische processen in de les aan te wenden en het verhoogt hun welbevinden op school en de appreciatie voor hun eigen werk. 7. Op de virtuele ruimte op Smartschool staan documenten die scholen kunnen helpen bij de ontwikkeling van leerlijnen. We kijken ook uit naar de resultaten van het aangehaalde onderzoek van ‘Cultuur in de Spiegel’, waarbij een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs (4-18 jaar) ontwikkeld zal worden. 8. Gardner, H. (1999). Soorten intelligenties. Meervoudige intelligenties voor de 21ste eeuw. Amsterdam: Nieuwezijds. 11 4| Aanbevelingen Uit het bovenstaande kunnen we besluiten dat elke leraar cultuuronderwijs geeft. Bovendien is dit verankerd in de basiscompetenties9 die voor de leraren van het kleuter-, lager en secundair onderwijs gelden. De bedoeling is dat de leraar zonder extra taakbelasting eigen culturele competenties kan ontwikkelen op basis van eigen interesses en talenten. Belangrijk daarbij is dat leraren zich bewust worden van het feit dat ze met cultuuronderwijs bezig zijn en van de manier waarop ze dat (kunnen) doen. Cultuuronderwijs is niet alleen de verantwoordelijkheid van de individuele leraar, maar ook van het hele team. Om dit te kunnen waarmaken moeten leraren voldoende vertrouwd zijn met cultuuronderwijs en moeten zij zich bewust zijn van de doelstellingen en voordelen van cultuuronderwijs. Goed cultuuronderwijs begint immers bij een geëngageerde leraar, een leraar die vanuit de school zelf gestimuleerd wordt om bewust het verband met cultuur te leggen en verschillende media in zijn of haar lessen te betrekken, en dit ook van de lerende verwacht. Beginnende leraren moeten daarom in de lerarenopleiding goed voorbereid worden op het bieden van cultuuronderwijs. 4.4 Het beleidvoerend vermogen van de ‘brede school’ Een meer geïntegreerde aanpak vergt een sterk beleidvoerend vermogen van de school. De deskundigheid en professionele ontwikkeling van het lerarenteam, het pedagogisch project van de school (= een vertaling van het PPGO!), het leerlingenpubliek, de schoolomgeving en de dagelijkse actualiteit zijn immers medebepalend voor cultuuronderwijs. Naast een geëngageerd schoolteam kan goed cultuuronderwijs gestimuleerd worden door een vastberaden, bezielend en inspirerend schoolhoofd. Maar cultuuronderwijs moet ook structureel ingebed zijn en mag niet enkel uitgaan van een individu. Het is daarom belangrijk dat de school volgens het pedagogisch project een langetermijnvisie uitwerkt, die aangepast is aan de concrete context van de school. In deze visie kan men antwoorden zoeken op vragen als ‘Werken wij al aan cultuuronderwijs?’, ‘Op welke manier willen we in de toekomst werken aan cultuuronderwijs?’, ‘Welke doelstellingen, al dan niet gebonden aan leerplannen, op korte en lange termijn beogen we?’. Hierbij is ook aandacht nodig voor de beschikbare middelen en de eventuele professionalisering van het schoolteam. Deze visie kan in een volgende stap vertaald worden naar het schoolwerkplan en het nascholingsplan. Naast het schoolteam kan de inbreng van de lerenden zelf en de ouders een grote toegevoegde waarde bieden. Er bestaan binnen onze scholen al heel wat goede praktijkvoorbeelden van cultuuronderwijs. In (methode)scholen zijn al heel wat projecten opgezet, denken we aan GWP-weken, waarin vaak aandacht aan cultuur wordt besteed en externe partners worden betrokken of aan andere extra muros en parascolaire activiteiten die scholen al organiseren. Sommige scholen profileren zich ook als cultuurschool. Maar er zijn grote verschillen in cultuuronderwijs tussen scholen. Nu gebeurt het nog vaak dat projecten zonder een langetermijnvisie worden opgestart, een link missen met de kunst of andere disciplines of niet aansluiten bij de culturele of sociale context. Kwaliteitsvol cultuuronderwijs kenmerkt zich juist door voldoende opvolging van projecten waardoor continuïteit en consistentie gerealiseerd kunnen worden. Het is aangewezen dat cultuuronderwijs verankerd is in het gehele schoolleven. 9. Voor meer info over de basiscompetenties van de leraar zie http://www.ond.vlaanderen.be/wetwijs/thema.asp?id=15 12 4| Aanbevelingen Het concept van de brede school biedt daarbij heel wat mogelijkheden. Via de brede school kan men, afhankelijk van de lokale context, partnerschappen aangaan met andere scholen (waaronder ook de kunst- en muziekacademies, al dan niet netoverstijgend) en met verschillende culturele instanties. We pleiten daarbij voor actief partnerschap waarbij scholen, op vrijwillige basis én vanuit het pedagogisch project, (lokale) culturele en artistieke organisaties rechtstreeks bij het plannen en aanbieden van activiteiten betrekken. Belangrijk daarbij is dat deze organisaties en de scholen hun aanbod op elkaar afstemmen. Een onafgebroken, langdurige en structurele samenwerking met culturele instellingen is het meest effectief. Korte projecten kunnen een stimulans zijn als men ze binnen een langetermijnvisie kadert. Dit alles vraagt tevens om een maximale bereidheid van cultuurorganisaties om met scholen samen te werken. De expertise van het KSO en DKO kan, waar mogelijk, ingezet worden om een schoolvisie uit te werken, voor het opzetten van creatieve of kunstprojecten, om ervaring en materiaal uit te wisselen… Dit kan via overleggroepen, samenwerking ad hoc of via langdurige netwerken. Sommige scholen en academies hebben reeds ervaring met projecten of samenwerkingsverbanden! Het KSO en DKO beschikken ook over een eigen logistiek kader dat andere scholen kunnen gebruiken. Zo heeft het GO! de ‘GO! kunst-na-schoolpas’ ontwikkeld.10 Via dit pasje kunnen leerlingen van kleuter- en leerplichtscholen (gewoon en buitengewoon onderwijs) deelnemen aan een waaier van activiteiten die door de academie georganiseerd worden. Samen met het KSO en DKO kunnen scholen eveneens bruggen slaan met de culturele sector. Samenwerking met het (deeltijds) kunstonderwijs kan voor beide partners voordelig zijn. De leraar uit het KSO of DKO deelt zijn specifieke kennis en vaardigheden in verband met een kunstdiscipline met de leraar uit het kleuter- en leerplichtonderwijs. Laatstgenoemden beschikken op hun beurt over specifieke pedagogische competenties die verrijkend kunnen zijn voor de leraar KSO of DKO. Er zijn nog andere mogelijke culturele partners: kunsten- en culturele centra, kunsteducatieve organisaties, musea, dans- en theatergezelschappen, orkesten, individuele kunstenaars, verenigingen voor amateurkunsten, erfgoedinstellingen, bibliotheken, de creatieve industrie, enz. Dit is echter afhankelijk van de context en omgeving waarin de school zich bevindt. 4.5 Materiële en financiële voorwaarden We gaven eerder al aan dat het beschikken over voldoende middelen, tijd en ruimte een belangrijke voorwaarde is voor kwaliteitsvol cultuuronderwijs. Uiteraard is er nood aan financiering die de continuïteit van projecten kan waarborgen. Scholen moeten ook op een laagdrempelige manier projecten kunnen aanvragen.11 10.Zie http://www.g-o.be/sites/portaal/webwinkel/Pages/default.aspx 11.Scholen kunnen een beroep doen op allerlei kanalen, bv. dynamo 3, projectloket, de lerarenkaart. Interessante websites zie bibliografie. Meer info over financiering en cultuuronderwijs, zie ook ‘Standpunt van het GO! De maximumfactuur in het basisonderwijs.’ 13 5| Bibliografie Boeken: BAMFORD, A., The Wow Factor. Global research compendium on the impact of the arts in education, Waxmann, Münster, 2006, 176 p. CULTUURNETWERK NEDERLAND, Handboek cultuureducatie in de Pabo. Van Basis naar Verdieping, Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht, 2009, 115 p. HEUSDEN VAN, B., Cultuur in de Spiegel. Naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs, Groningen, 2010, 36p. HEUSDEN VAN, B., Wat leren we van cultuuronderwijs? Kenniscentrum Cultuureducatie, Rotterdam, 2012, 24 p. Artikels: DEJAEGHERE, A. en DESLOOVERE, K., Kunstgerelateerde cultuureducatie in het perspectief van een geïntegreerde cultuureducatie, School en Samenleving, 19, afl. 23, 2010, mei, p.1- 26 RAEYMAEKERS, K., e.a., Themanummer Kunst- en cultuureducatie deel I, ivo, 29, nr. 112, 2008, p.1 – 63 RAEYMAEKERS, K., e.a., Themanummer Kunst- en cultuureducatie deel II, ivo, 29, nr. 113, 2008, p.1 – 63 DE WAAL, V., Informeel leren in de kunsten: theorie en praktijken, Cultuur + Educatie, 11, nr. 30, 2011, p. 4 -15 Rapporten: BAMFORD, A., Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen, Jo De Ro Agentschap voor Onderwijscommunicatie, Brussel, 2007, 199 p. SCHAUVLIEGE, J., SMET, P. Groeien in cultuur. Conceptnota cultuureducatie. Brussel, 2012, 54 p. SMET., P., Mensen doen schitteren. Eerste Oriëntatienota hervorming secundair onderwijs, 2010, 65 p. 14 5| Bibliografie SMET, W., Hand in hand voor kunsteducatie: rapport van de regionale werkgroepen muzische vorming kunsteducatie, 2010, 51 p. WAEGE, H., Gedeeld verbeeld. Eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, Jo De Ro Agentschap voor Onderwijscommunicatie, Brussel, 2008, 94 p. Verdieping/verbreding. Perspectieven voor inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs, Brussel, 2008, 143 p. Brochures: AELTERMAN, A., MEYSMAN, H., TROCH, F., VANLAER, O., VERKENS, A.Een nieuw profiel voor de leraar secundair onderwijs. Hoe worden leraren daartoe gevormd? Informatiebrochure bij de invoering van het nieuwe beroepsprofiel en de basiscompetenties voor leraren, Brussel, 2008, 79 p. Voordrachten: VANDENBROUCKE, F., Kunst- en cultuureducatie: kansen voor talent, Cultuuravond CANON Cultuurcel, 18 september 2008, Vooruit Gent. (http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/toespraak/080918-canon.htm) Websites: http://www.ond.vlaanderen.be http://www.canoncultuurcel.be http://www.dynamo3.be http://www.projectloket.be http://www.ingebeeld.be http://www.faronet.be http://www.lerarenkaart.be/ http://www.cultuurindespiegel.nl http://www.cultuurnetwerk.nl http://cultuurmonitor.cultuurnetwerk.nl 15 6| Bijlage 6.1 Onderzoeksproject ‘Cultuur in de Spiegel’ o.l.v. Barend van Heusden In 2008 is een onderzoeksproject ‘Cultuur in de Spiegel’ onder de leiding van de Nederlandse prof. Barend van Heusden opgestart. Het doel van dit project is een theoretisch kader en een raamleerplan voor een doorlopende leerlijn (van 4 tot 18 jaar) geïntegreerd cultuuronderwijs te ontwikkelen. Omdat we ook in Vlaanderen uitkijken naar de resultaten van het onderzoek én omdat er ook een Vlaams luik aan het onderzoek wordt toegevoegd, lichten we hier kort het theoretische kader toe. Prof. van Heusden maakt een onderscheid tussen ‘cultuur-in-brede-zin’ en ‘cultuur-in-beperkte-zin’. ‘Cultuur-in-brede-zin’ wordt gekenmerkt door het onderscheid tussen enerzijds ons geheugen, met name onze herinnering, en anderzijds de werkelijkheid, met name het ‘hier en nu’. Via ons geheugen kunnen wij met de informatie die uit de omgeving op ons afkomt omgaan. De werkelijkheid valt immers niet samen met ons geheugen. Cultuur is in die zin het omgaan met het verschil tussen het geheugen en de werkelijkheid. Met andere woorden, cultuur is vooral de manier waarop we iedere concrete gebeurtenis, iedere altijd enigszins andere werkelijkheid, met behulp van kennis en vaardigheden (ons geheugen, onze herinneringen) vorm en betekenis geven. Cultuur is dus, zo stelt van Heusden, een cognitief maar ook een emotioneel proces, het is iets wat mensen doen. Om met het verschil tussen ons geheugen en de werkelijkheid te kunnen omgaan, om met andere woorden de informatie van buitenaf te kunnen verwerken, maken we gebruik van vier strategieën of basisvaardigheden. We kunnen ons geheugen gebruiken: - om de werkelijkheid waar te nemen (situaties herkennen); - om de werkelijkheid te verbeelden (situaties creëren); - om de werkelijkheid te conceptualiseren (situaties categoriseren); - om de werkelijkheid te analyseren (structuren ontleden). We maken daarbij gebruik van verschillende media, de dragers van cultuur: - het lichaam en onze zintuigen (nodig om waar te nemen, bv. gebaren, klanken, rituelen); - voorwerpen (het product van de verbeelding, bv. een trommel, een kledingstuk), - taal (nodig om te conceptualiseren); - grafische media (om te analyseren, bv. tekeningen, schema’s, foto’s, video); - het brein. Cultuur-in-beperkte-zin heeft betrekking op het culturele zelfbewustzijn. We reflecteren over cultuur, collectief of individueel. Hoe ervaren we ons leven? Hoe kijken we ernaar? Wat weten en vinden we ervan? Wat denken we erover? Over welke basisvaardigheden beschikken we? In welke media? Het persoonlijke en collectieve zelfbewustzijn bestaat uit het beeld dat mensen van zichzelf hebben, de manier waarop mensen zich verbeelden, de manier waarop ze zichzelf begrijpen en kennen. Dit culturele zelfbewustzijn bepaalt op zijn beurt ons handelen. Vormen van reflectie op cultuur zijn zelfwaarneming (bv. het nieuws), zelfverbeelding (bv. kunst), zelfbegrip (bv. religie, ideologie) en zelfanalyse (bv. filosofie en wetenschap). Maar wat houdt cultuuronderwijs volgens van Heusden dan in? Als we uitgaan van cultuur-in-brede-zin, dan is alle onderwijs ‘cultuuronderwijs’. We doen in ons onderwijs immers niet anders dan het geheugen van de leerlingen vergroten en de vier basisvaardigheden aanleren (kijken en luisteren, techniek, taal en rekenen). Maar cultuuronderwijs is onderwijs over cultuur, zoals nieuws, kunst, geschiedenis, ideologie en politiek, filosofie. Het doel daarbij is de ontwik- 16 6| Bijlage keling van cultureel zelfbewustzijn. Als leerlingen verschillende cognitieve vaardigheden oefenen en verschillende media leren gebruiken, zo is de gedachte, wordt hun cultureel geheugen groter en hun cultureel zelfbewustzijn complexer. Kunst is daarbij een van de belangrijkste vormen van cultuuronderwijs. Kunst wordt binnen deze context als zelfreflectie door verbeelding in één of meer media gedefinieerd. Het is duidelijk dat ook media-educatie een belangrijke pijler van cultuuronderwijs is. Media hebben immers een grote invloed op cultuur (denken we bijvoorbeeld aan de uitvinding van de boekdrukkunst, fotografie en digitalisering), of nog, cultuur kan niet zonder media. Deze opvatting over media-educatie is dus ruim geformuleerd. De publieke media zoals kranten, tv, internet zijn slechts enkele mogelijke dragers van cultuur. 6.2 Cultuuronderwijs in bestaande leergebieden, vakken en studierichtingen Het GO! biedt basis- en secundair onderwijs aan, volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en buitengewoon onderwijs. In dit aanbod speelt cultuuronderwijs een rol. Cultuuronderwijs komt in het basisonderwijs expliciet aan bod in de leergebieden, Muzische vorming, Nederlands, Frans en Wereldoriëntatie en eerder impliciet in lichamelijke opvoeding en wiskunde.12 Het leergebied Muzische vorming is ingedeeld in domeinen (beeld, muziek, drama, beweging, media). Toch wordt er in onze leerplannen13 gepleit voor een geïntegreerde aanpak. Dit betekent dat alle domeinen van muzische vorming onderling worden verbonden en dat het muzische in het hele aanbod voor de leerlingen van de basisschool wordt geïntegreerd. Vanuit de muzische vorming kunnen leraren dan ook de brug maken met de andere leergebieden en omgekeerd. In het secundair onderwijs gaat men op verschillende manieren met cultuuronderwijs om. Zo zijn er voor de eerste graad vakgebonden eindtermen bepaald voor artistieke opvoeding, plastische opvoeding en muzikale opvoeding. In de tweede en derde graad kunnen specifieke culturele vakken aangeboden worden (bv. Esthetica). Toch kunnen aspecten van cultuuronderwijs ook in andere vakken van het secundair onderwijs aan bod komen (bv. Nederlands, Fysica, Chemie, LO…). Bovendien zijn er ook vakoverschrijdende eindtermen in verband met cultuur, kunst, media… geformuleerd. Sommige scholen bieden ook studierichtingen met een culturele en/of artistieke inslag aan. Deze richtingen bereiden leerlingen voor op een beroep in de culturele sector of op het hoger (kunst)onderwijs. In het KSO is kunstonderwijs uiteraard de ‘core business’. We pleiten ervoor dat in de hervorming van het secundair onderwijs voldoende aandacht gaat naar cultuuronderwijs en dat het belang ervan in de verschillende domeinen (naast een apart domein waarin op cultuur wordt gefocust) onderschreven wordt. In de algemene vorming zullen de ‘competenties voor cultureel bewustzijn’ een belangrijke plaats innemen. Er zal ook meer ruimte zijn voor arbeidsmarkgerichte en doorstromingsgerichte artistieke opleidingen. In het buitengewoon basis- en secundair onderwijs zijn er onder andere ontwikkelingsdoelen muzische vorming geformuleerd, maar cultuuronderwijs kan uiteraard ook in de rest van het curriculum gegeven worden. Door creatief bezig te zijn kunnen we aansluiten bij de persoonlijke leerstijlen van de leerlingen. Sommige scholen van het buitengewoon onderwijs werken bovendien samen met kunst- en muziekacademies. 12.Ontwikkelingsdoelen en eindtermen zie http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/ 13.Leerplannen zie http://www.g-o.be 17 6| Bijlage Het GO! heeft ook een breed opleidingsaanbod in het deeltijds kunstonderwijs waar academies eigen accenten leggen in hun artistiek pedagogisch project. Kinderen, jongeren en volwassenen kunnen er terecht voor muziek, woord, dans en beeldende kunst. Het DKO past volledig in het plaatje van een leven lang en levensbreed leren. Het streeft complementaire persoonlijkheidsontwikkeling na. Het DKO heeft niet alleen een artistieke finaliteit, maar zorgt ook voor inzetbaarheid op de arbeidsmarkt of doorstroming naar het KSO, het hoger kunstonderwijs of andere actoren in het artistiek-culturele veld. Daarnaast vervult het DKO een belangrijke tweedekansfunctie voor volwassenen. Ook het deeltijds kunstonderwijs staat aan de vooravond van een hervorming. Deze hervorming kan de genoemde uitgangspunten en doelstellingen versterken.14 Tot slot kunnen volwassenen in onze centra voor volwassenenonderwijs terecht voor opleidingen binnen de studiegebieden grafische technieken, decoratieve technieken, mode, talen… 14.Zie visie op DKO in het GO! en standpunt hervorming DKO februari 2012