Onderzoeksmethoden voor de zelfevaluatie - PO-Raad

advertisement
Onderzoeksmethoden voor de zelfevaluatie
Om de onderzoeksvraag van de zelfevaluatie te kunnen beantwoorden is het van belang dat het
bestuur betrouwbare informatie verzamelt. Het bestuur doet dit door verschillende bronnen en
betrouwbare onderzoeksinstrumenten te gebruiken. Hieronder wordt een overzicht gegeven van
verschillende onderzoeksmethoden die een bestuur kan inzetten voor de zelfevaluatie. Daarna zal
een voorbeeld volgen van een onderzoeksopzet.
1. Het bestuurlijk assessment
Het bestuurlijk assessment. Het digitale assessment vormt inmiddels een gevalideerd instrument met
items die nauw aansluiten bij de Code en bij het kader ‘Sturen op onderwijskwaliteit’. Voor een deel
geven de items feedback op de formeel-juridische aspecten van besturen, voor zover die herkenbaar
zijn in de Code. Voor het andere en overgrote deel raken de items aan alle in het kader uitgewerkte
aspecten van sturen op kwaliteit. Het instrument kan hier ingevuld worden. Afhankelijk van de
onderzoeksvraag kan het instrument ook worden ingevuld door de directeuren van een organisatie,
zodat het bestuur inzicht krijgt in hoe de directeuren het bestuurlijk handelen ervaren.
2. Systematiseren van beschikbare data over de scholen
Wanneer de onderzoeksvraag gericht is op de onderwijsinhoudelijke aansturing, zoals:
Wat is het effect van de bestuurlijke investering op het versterken van de competenties van
leerkrachten op het pedagogisch didactisch handelen van leerkrachten?
dan kan een onderzoeksmethode zijn om verschillende gegevens over de onderwijskwaliteit op de
scholen systematisch in kaart te brengen. Het gaat dan om gegevens uit inspectieonderzoek, interne
audits, visitaties of managementrapportages. Mogelijk kunnen dit soort procesgegevens worden
verbonden aan ontwikkelingen van onderwijsprestaties die het bestuur registreert.
3. Systematiseren van beschikbare data over besturing
Wanneer de onderzoeksvraag gericht is op de rolneming van het bestuur, zoals:
Hoe ziet de huidige rolinvulling en rolneming van het College van Bestuur eruit? dan kan een
onderzoeksmethode zijn om verschillende gegevens over het bestuurlijk handelen systematisch te
verzamelen. Het gaat dan om informatie uit eerdere evaluaties en feedback op de kwaliteit van
besturen, de resultaten van het ingevulde bestuurlijk assessment maar bijvoorbeeld ook vastgelegde
afspraken over de rolinvulling en rolverdeling van het bestuur.
4. Interview of groepsinterview
Om te onderzoeken hoe bijvoorbeeld directeuren de rolinvulling van het bestuur ervaren kunnen er
interviews gepland worden met (een selectie van de) directeuren. Dit kunnen individuele interviews
zijn, maar ook groepsinterviews. Daarbij is het aan te bevelen om het interview een ‘semi-open’
karakter te geven door ten minste de onderwerpen en een aantal vragen te bepalen van het
interview. Vervolgens moet goed nagedacht worden over diegene die de interviews gaat afnemen.
Juist als het over de rol van het bestuur of de bestuurder gaat kan het wenselijk zijn om een
onafhankelijk persoon te vragen om de interviews af te nemen, om zo meer betrouwbare informatie
te verkrijgen.
5. Afnemen van een vragenlijst
Om bij meerdere bronnen op een snelle manier informatie te verzamelen kan gebruik worden
gemaakt van het uitzetten van een (digitale) vragenlijst. Mogelijk kan hiervoor een bestaande
vragenlijsten benut worden (zie ook het voorbeeld van een vragenlijst voor de Raad van Toezicht).
Als wordt besloten om zelf een vragenlijst te ontwikkelen, dan is het van belang om te zorgen voor
duidelijk geformuleerde vragen, die de gewenste informatie opleveren.
1
Sturen op Onderwijskwaliteit
6. Observatie
Als onderzoeksmethode kan een bestuurder ook één of enkele gesprekken met directeuren uit de
P&C-cyclus laten observeren of een vergadering met de GMR of de RvT. Hiervoor is het ook van
belang om de observator een vooraf bepaalde kijkwijzer gebaseerd op de Code Goed Bestuur in het
primair onderwijs, het Werkkader Sturen op Onderwijskwaliteit of een zelf gekozen referentiekader.
7. Triangulatie
Het is belangrijk om het antwoord op een vraag te onderbouwen met gegevens uit verschillende
bronnen of te verbinden met voorhanden zijnde ken- en stuurgetallen. Daarbij is het interessant om
te reflecteren op confronterende gegevens, bijvoorbeeld wanneer zich een discrepantie voordoet
tussen resultaten uit het bestuurlijk assessment, interviews en bestuursdocumenten of tussen
opvattingen van verschillende respondenten.
Voorbeeld van een onderzoeksopzet
De onderzoeksvraag van dit bestuur luidt als volgt: Hoe ziet de huidige en gewenste rolinvulling en
rolverdeling van de directeuren en het College van Bestuur eruit?
Het bestuur gaat de volgende onderzoeksactiviteiten ondernemen om een antwoord te verkrijgen op
de onderzoeksvraag
1. In beeld brengen van rol/gedrag/wijze van sturing bestuurder
 door de ogen van de bestuurder zelf
 door de ogen van de directeuren
onderzoeksinstrument: bestuurlijk assessment
2. reflectie op de uitkomsten verkregen bij 1.
 door de bestuurder zelf: waar zitten de verschillen tussen mijn antwoorden en de
antwoorden van mijn directeuren, welke vragen roept dat bij mij op?
 door ondervraging van de directeuren
onderzoeksinstrument: interview met een vertegenwoordiging van de directeuren
eventueel uitgevoerd door een externe.
inhoud:
 doorvragen op de uitkomsten van het bestuurlijk assessment en eventuele verschillen
tussen directeuren
 doorvragen op de rol van de bestuurder in relatie tot de onderzoeksvraag
Extra
3. onderzoek bij collegabestuurders
 het bestuur ondervraagt een aantal collegabestuurders in de regio over hun rolinvulling en
rolneming ten opzichte van hun directeuren
onderzoeksinstrument: vragenlijstje bestaande uit 3-5 concrete vragen aan
collegabestuurders per mail en/of gesprek met aantal collegabestuurders aan de hand van
een concreet vragenlijstje bestaande uit 3-5 vragen
2
Sturen op Onderwijskwaliteit
Download