Zuivere scheiding van goederen en het probleem van de koude

advertisement
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Zuivere scheiding van goederen en het probleem van de koude uitsluiting:
is het verrekenbeding de oplossing?
_____________________
Sofie Vandeputte
01310080
Masterproef voor de opleiding ‘Master in het notariaat’
Promotor: Prof. Dr. Annelies Wylleman
Co-promotor: Charlotte Willemot
Academiejaar 2013-2014
DANKWOORD
Vooreerst wens ik mijn assistente Charlotte Willemot te bedanken voor haar hulp bij het
schrijven van deze thesis. Haar rake opmerkingen en kritische bedenkingen hebben mijn
proefschrift ongetwijfeld tot een hoger niveau getild.
Verder gaat zeker ook een woord van dank uit naar mijn promotor professor Annelies
Wylleman. Zij heeft mij toegelaten deze thesis te schrijven omtrent deze interessante materie.
Ook mag ik zeker de verschillende West-Vlaamse notarissen niet vergeten die hun
medewerking hebben verleend aan dit onderzoek. Dit zijn de notarissen Vander Heyde, van
Opstal, Van Tieghem, Van Hoestenberghe, Buylaert en Vandeputte.
Ik wil verder mijn vrienden en familie bedanken, in het bijzonder mijn vader. De talloze
discussies en interessante gesprekken die wij soms tot laat in de avond voerden, resulteerden
telkens in een vernieuwde kijk op deze boeiende materie. Hierdoor heb ik kritischer nagedacht
en dit heeft mijn thesis alleen maar positief beïnvloed.
Mijn grootste dankwoord ten slotte, gaat uit naar mijn vriend Mathieu, die mij door dit moeilijke
proces heeft geloodst. Hij heeft altijd in mij geloofd en mij telkens opnieuw de nodige moed
ingesproken wanneer ik het iets moeilijker had.
Aan al deze mensen: Bedankt.
I
INHOUDSTAFEL
Dankwoord ………………………………………………………………………………..
I
Inhoudstafel ……………………………………………………………………………….
II
Inleiding …………………………………………………………………………………..
1
Deel 1: Twee tegengestelde huwelijksvermogensstelsels ……………………………...
3
Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen …………………………………………………
3
Hoofdstuk 2: Wettelijk stelsel …………………………………………………………….
4
Afdeling 1: Algemeen …………………………………………………………….
4
Afdeling 2: Voordelen …………………………………………………………….
4
Afdeling 3: Nadelen ………………………………………………………………
5
Hoofdstuk 3: Zuivere scheiding van goederen ……………………………………………
6
Afdeling 1: Algemeen …………………………………………………………….
6
Afdeling 2: Voordelen …………………………………………………………….
7
Afdeling 3: Nadelen ………………………………………………………………
8
Afdeling 4: Huwelijkse voorwaarden in Nederland ………………………………
9
Hoofdstuk 4: Besluit ………………………………………………………………………
10
Deel 2: Zuivere scheiding van goederen met verrekenbeding ………………………..
13
Hoofdstuk 1: Wat is een verrekenbeding …………………………………………………
13
Afdeling 1: Invulling van het verrekencontract …………………………………..
13
II
§ 1: Verrekentijdstip ………………………………………………………
14
§ 2: Verrekenmassa ……………………………………………………….
15
§ 3: Verrekensleutel ……………………………………………………….
16
§ 4: Verrekenmodaliteiten ………………………………………………… 16
Afdeling 2: Enkele praktische voorbeelden ……………………………………….
17
Hoofdstuk 2: Het finaal verrekenbeding onder een kritische loep ………………………..
19
Afdeling 1: Schenking of huwelijksvoordeel? ……………………………………
19
§ 1: Belang van de kwalificatie ……………………………………………
19
§ 2: Huwelijksvoordelen zijn ook mogelijk in stelsels van scheiding van
goederen …………………………………………………………………… 20
§ 3: Huwelijksvoordelen zijn enkel mogelijk in gemeenschapsstelsels …… 22
§ 4: Analyse van de twee strekkingen ……………………………………… 23
Afdeling 2: Overeenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap? …………… 25
§ 1: Belang van de kwalificatie ……………………………………………
25
§ 2: Wat is een erfovereenkomst ………………………………………….
26
§ 2: Is het finaal verrekenbeding een verboden erfovereenkomst ………… 27
Afdeling 3: Is het verrekenbeding de oplossing voor de koude uitsluiting? ……… 28
§ 1: Het verrekenbeding in de praktijk ……………………………………
28
a) Algemene bedenkingen ……………………………………….
28
b) De notaris aan het woord ……………………………………… 30
§ 2: Vergelijking met Nederland ………………………………………….
32
§ 3: Besluit ………………………………………………………………...
33
III
Deel 3: Andere ‘warme insluitingen’ …………………………………………….……..
35
Hoofdstuk 1: Toegevoegd Intern Gemeenschappelijk Vermogen………………….……..
35
Afdeling 1: Situering van de TIGV ………………………………………………..
35
Afdeling 2: De TIGV in de praktijk ……………………………………………….
37
Hoofdstuk 2: Pleidooi voor een vernieuwd huwelijksvermogensrecht? ………….………
38
Afdeling 1: Scheiding van goederen afschaffen …………………………………..
39
Afdeling 2: Het verrekenbeding en de TIGV wettelijk verankeren ……………….
40
Afdeling 3: Verstrengde voorlichtings- en informatieplicht van de notaris ………
41
Afdeling 4: Rechterlijke wijzigingsbevoegdheid …………………………………
43
Afdeling 5: Hernieuwing van het huwelijksvermogensrecht ……………………..
45
Afdeling 6: Moet de koude uitsluiting überhaupt wel ‘uitgesloten’ worden? …….
46
Besluit …………………………………………………………………………………….
48
Bibliografie ……………………………………………………………………………….
50
1. Wetgeving ………………………………………………………………………… 50
a. België ……………………………………………………………………..
50
b. Nederland …………………………………………………………………
50
2. Rechtspraak …………………………….…………………………………..……..
50
a. België ……………………………………………………………………..
50
b. Nederland ………………………………………………………………....
51
3. Rechtsleer …………………………………………………………………………
51
a. België ………………………………………………………………….….
51
b. Nederland …………………………………………………………………
56
IV
INLEIDING
1. Echtgenoten in het Belgisch recht zijn vrij om te kiezen voor een bepaald
huwelijksvermogensstelsel. Het wettelijk stelsel is voor velen een logische keuze, maar soms
verkiezen partijen een zuivere scheiding van goederen aan te nemen. Deel één bespreekt beide
stelsels met hun voor- en nadelen.
2. De hoofdmoot van dit proefschrift handelt over wat volgens sommige auteurs het grootste
nadeel van de zuivere scheiding van goederen is. Bij ontbinding van het huwelijk kan dit stelsel
namelijk een zeer nadelig gevolg hebben voor de echtgenoot die tijdens het huwelijk niet of
niet veel werkte en thuisbleef om zo voor de kinderen te zorgen en de huishouding te regelen.
Door het ontbreken van een gemeenschappelijk vermogen en het principe van eigen en dus
‘gescheiden vermogens’ verkrijgt elke echtgenoot wat op diens naam staat. De thuisblijvende
echtgenoot heeft echter geen inkomen verworven, niet veel tot geen eigen goederen en wordt
zodoende koudweg aan de kant gezet.
3. Bij wijze van een geïntegreerde rechtsvergelijking haal ik ook beknopt de Nederlandse
situatie aan. Ook zij worden immers geconfronteerd met dit probleem en hebben hier een zeer
toepasselijke term voor gevonden: de koude uitsluiting.
Om hieraan te verhelpen hebben onze Noorderburen een correctie in hun wetgeving opgenomen
indien voor het stelsel van huwelijkse voorwaarden (onze zuivere scheiding van goederen)
wordt gekozen: de wettelijke deelgenootschap. In dit stelsel kunnen zogenaamde
verrekenbedingen opgenomen worden waardoor de niet rijke echtgenoot kan delen in de
vermogenstoename van de rijkere echtgenoot. VERBEKE heeft zich op dit Nederlands recht
geïnspireerd om deze verrekenbedingen ook in België te introduceren. Op die manier kan de
koude uitsluiting als gevolg van onze zuivere scheiding van goederen ietwat getemperd worden.
4. Deel twee handelt over de werking van het verrekenbeding en de verschillende elementen
die in het verrekencontract kunnen opgenomen worden. Dit verrekenbeding wordt hier ook
kritisch doorgelicht voor wat betreft de toepassing van huwelijksvoordelen en in het licht van
de problematiek van de erfovereenkomsten. Tenslotte wordt stilgestaan bij de praktische kant
van het verrekenbeding. De vraag wordt gesteld of deze correctie wel aangewend wordt in een
huwelijkscontract en of de toepassing ervan zo eenvoudig is als sommige rechtsleer doen
uitschijnen.
1
5. In het derde en laatste deel ga ik na of er – naast het verrekenbeding – nog andere correcties
zijn op de zuivere scheiding van goederen. Zo is een Toegevoegd Intern Gemeenschappelijk
Vermogen (TIGV) ook een mogelijkheid om de koude uitsluiting tegen te gaan.
6. Maar is het verrekenbeding of een TIGV de oplossing om te vermijden dat één van de
echtgenoten koudweg aan de kant wordt gezet bij de ontbinding van hun stelsel? Zijn hier nog
andere mogelijkheden voor een warme insluiting? Als een soort ‘excursus’ ga ik in het laatste
hoofdstuk van dit deel na of er plaats is voor een nieuwe kijk op het huwelijksvermogensrecht,
gebaseerd op voorstellen die zowel door Belgische als Nederlandse auteurs worden aangehaald.
2
DEEL 1: TWEE TEGENGESTELDE HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS
Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen
7. Het huwelijksrecht wordt traditioneel opgesplitst in 2 delen: het primair en het secundair
stelsel. Het primair stelsel omvat, zoals de naam doet vermoeden, de basis van het huwelijk.
Dit dwingend voorgeschreven stelsel voor gehuwden regelt de wederzijdse rechten en plichten
van de echtgenoten, zodat er een minimum aan solidariteit aanwezig is,1 maar tegelijk ook een
zekere autonomie behouden blijft.2 De artikelen 212 t.e.m. 224 BW voorzien in die zin regels
over de inning van de inkomsten, de bijdrage in de lasten en de aansprakelijkheid voor de
huishoudschulden. In deze uiteenzetting wordt er verder niet op dit stelsel ingegaan.
Voor het secundair stelsel, waar de wetgever in de artikelen 1387 t.e.m. 1474 de
huwelijksvermogensstelsels regelt, geldt een andere inslag. Voor zover de echtgenoten geen
bedingen opnemen die ingaan tegen de regels van de openbare orde en de goede zeden3 en geen
afbreuk doen aan de regels betreffende de erfopvolging, het ouderlijk gezag en de voogdij,4
heerst hier een ruime partijautonomie om het gepaste huwelijkscontract te kiezen.5
8. In deze bespreking ga ik specifiek in op twee huwelijksvermogensstelsels. Zo is er het
zogenaamde wettelijk stelsel6 datgene wat de wetgever heeft voorzien ingeval de echtgenoten
geen keuze hebben gemaakt.78 Daartegenover staat het stelsel van de zuivere scheiding van
goederen.9 Bovendien is het buiten deze twee opgenoemde stelsels mogelijk om volledig af te
wijken bijvoorbeeld een buitenlands stelsel te kiezen of zelfs een eigen creatie op te nemen. De
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 375, nr. 3.
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, p 56, nr. 72.
3
Art. 1387 BW.
4
Art. 1388 BW.
5
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 329, nr. 603; Casman boek, 15, nr. 34; J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 –
Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 244, nr 461; A. VERBEKE, “Contractvrijheid in het
huwelijksvermogensrecht. Opdracht voor een waakzaam notariaat” in X. (ed.), Liber Amicorum Prof. Dr. G.
Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, 327, nr. 1; A. VERBEKE, “Rechtsvergelijkende beschouwingen over
contractuele relaties in het huwelijksvermogensrecht” in K.F.B.N. (ed.), De internationale contractuele relaties.
De rol van de notaris, Notarieel congres 1995, Antwerpen, Maklu, 479, nr. 30.
6
1398-1450 BW. Deze naam doet vermoeden dat dit stelsel verplicht is, wat uiteraard niet zo is. Een betere
verwijzing is het ‘residuaire stelsel’.
7
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 21, nr. 38, A.
VERBEKE, “Contractvrijheid in het huwelijksvermogensrecht. Opdracht voor een waakzaam notariaat” in X. (ed.),
Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, 333, nr 14.
8
Het is mogelijk dit stelsel uit te breiden, zie artikelen 1451-1465 BW.
9
1466-1474 BW.
1
2
3
taak van de notaris bestaat er dan ook in de partijen met de nodige raad en het vereiste advies
bij te staan: elk huwelijkscontract heeft immers zijn voor- en nadelen.10
9. Het tweede hoofdstuk bespreekt zeer kort het wettelijk stelsel, met haar voor- en nadelen. In
hoofdstuk
drie
analyseren
we
op
diezelfde
manier
een
fundamenteel
ander
huwelijksvermogensstelsel, namelijk de zuivere scheiding van goederen.
Hoofdstuk 2: Het wettelijk stelsel
Afdeling 1: Algemeen
10. Het wettelijk stelsel is in se een scheiding van goederen met een gemeenschap van
aanwinsten.11 Het bevat drie vermogens, waarvan de eigen vermogens van de beide echtgenoten
en één gemeenschappelijk vermogen.12 Het meest determinerende criterium is ongetwijfeld dat
de beroepsinkomen van rechtswege in deze gemeenschap terechtkomen.13 In het wetboek wordt
opgesomd welke goederen tot die onderscheiden vermogens behoren.14
Afdeling 2: Voordelen
11. In dit stelsel benadrukt de wetgever de solidariteit tussen de echtgenoten door de toevoeging
van een gemeenschappelijk vermogen van aanwinsten.15 Niet alleen een relationele
solidariteit16, maar ook een vermogensrechtelijke solidariteit is de basisgedachte van het
wettelijk stelsel. De echtgenoten kunnen dan ook op een gelijke wijze participeren in de
10
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 905, nr. 1176.
11
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 23, nr. 40; W.
PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia,
2010, 58, nr. 75.
12
Art. 1398 BW.
13
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 25, nr. 41; A.
VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 123, nr. 52.
14
Zie artikelen 1398-1401 en 1405-1408 BW. Voor een kort overzicht: H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent,
Mys & Breesch, 1991, 16-18.
15
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 151, nr. 255.
16
Hulp en bijstand, (ver)trouw(en) tijdens het huwelijks.
4
aanwinsten van de gemeenschap.17 Ook de bestuursrechten ten aanzien van dit vermogen zijn
voor beide echtgenoten dezelfde. Een belangrijk gevolg is dat hierdoor de onderlinge gelijkheid
– of zoals Verbeke verkiest: de gelijkwaardigheid18 – benadrukt wordt.
Afdeling 3: Nadelen
12. Het grootste nadeel aan dit stelsel is het gebrek aan bescherming tegen
gemeenschapsschuldeisers.19 Aangezien de aanwinsten van beide echtgenoten in de
gemeenschap terechtkomen, en dit vermogen aanspreekbaar is voor de schuldeisers van beide
echtgenoten indien zij bijvoorbeeld beroepsschulden hebben,20 bestaat het risico dat de andere
echtgenoot zijn vermogensopbouw tijdens het huwelijk als sneeuw voor de zon ziet verdwijnen
na de uitwinning door deze schuldeisers.21 Bovendien is ook het eigen vermogen van de andere
echtgenoot aanspreekbaar, maar dit enkel voor de volkomen gemeenschappelijke schulden,22
zoals bijvoorbeeld niet-buitensporige huishoudelijke schulden.23 Met de wet van 25 april 200724
is wel een mogelijkheid ingevoerd, waarmee een zelfstandige de beslagbaarheid van de
hoofdverblijfplaats kan laten opheffen.25 Ook kan de beroepsactieve echtgenoot zijn
aansprakelijkheid beperken door het oprichten van een vennootschap.26
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 380, nr. 10; J. GERLO, Handboek voor
familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 14, nr. 15.
18
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 374, nr. 3.
19
C. DE WULF, “Pleidooi voor een vernieuwd huwelijksvermogensrecht. Een huwelijksgemeenschap met minder
verhaalsrecht voor de schuldeisers en een aangepast bestuursrecht” in W. PINTENS, C. DECLERCK, Patrimonium
2010, Antwerpen, Intersentia, 2010, 139, nr. 1; A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001,
380, nr. 11.
20
Art. 1414 BW. C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:
het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 906, nr. 1177.
21
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 26, nr. 42.
22
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 1162, nr. 1524.
23
Voor de onvolkomen gemeenschappelijke schulden (met als voornaamste voorbeeld dus de beroepsschulden)
kan het eigen vermogen van de niet-contracterende echtgenoot niet aangesproken worden. Zie ook art. 1414, 2 de
lid BW.
24
Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen, BS 8 mei 2007.
25
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 26. nr. 42; C. DE
WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van
notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1180.
26
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1180.
17
5
13. VERBEKE haalt terecht aan dat een huwelijk volgens een wettelijk stelsel vaak in het
voordeel is voor schuldeisers, aangezien daardoor hun onderpand – vóór het huwelijk, het eigen
vermogen van de schuldenaar-echtgenoot – gevoelig wordt vergroot tot dat eigen vermogen én
het gemeenschappelijk vermogen.27 De echtgenoot die niets met deze beroepsschulden te
maken heeft, is hier het ‘kneusje’.
14. In dit stelsel geldt het vermoeden dat alles waarvan niet kan worden aangetoond dat het
eigen is, gemeenschappelijk is.28 Ook de aanwinsten tijdens het huwelijk komen hierin terecht,
waardoor we in veel gevallen met een zeer groot gemeenschappelijk vermogen zitten.29 Hierin
is er grote solidariteit, maar wat betreft het eigen vermogen zal de autonomie kleiner zijn,
aangezien die eigen vermogens op zich vaak minder goederen bevatten door het vermoeden
van gemeenschappelijkheid.30
15. Door de aanwezigheid van 3 vermogens, kampt dit stelsel ook met een bijzonder complexe
vereffenings- en bewijsproblematiek.31
Hoofdstuk 3: Zuivere scheiding van goederen
Afdeling 1: Algemeen
16. Dit stelsel gaat uit van het principe dat het huwelijk geen invloed32 heeft op de
vermogensrechtelijke toestand van de gehuwden.33 In een zuivere scheiding van goederen zijn
er de twee eigen vermogens van de partijen, die volledig gescheiden blijven.34 Het beheer,
bestuur en de beschikking over de goederen wordt alleen uitgeoefend.35 Een gemeenschap
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 392, nr. 30; A. VERBEKE, “Weg met huwelijk
en echtscheiding”, TPR 2004, 973, nr. 4.
28
Art. 1405, 4° BW.
29
Van een grote gemeenschap is uiteraard niet altijd sprake. Het is namelijk mogelijk dat echtgenoten hun eigen
vermogens toch zo groot mogelijk willen houden.
30
Opnieuw is hier de kanttekening te maken dat het niet altijd zo is dat de eigen vermogens van de echtgenoten
gevoelig kleiner zijn dat hun eigen vermogens.
31
J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 14, nr. 15.
32
Uiteraard moet wel rekening gehouden worden met de dwingende regels van het primair stelsel.
33
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 362, nr.663; J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die
Keure, 2001, 14, nr. 16.
34
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 25, nr. 42; A.
VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 273, nr. 178.
35
H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 97, nr. 293.
27
6
ontbreekt,36 tenzij op dit vlak correcties worden opgenomen.37 In dit stelsel geldt volgens art.
1468, tweede lid BW wel het vermoeden van de onverdeelde eigendom van de roerende
goederen.38
17. De redenen waarom men eerder kiest voor een zuivere scheiding van goederen in plaats van
een gemeenschapsstelsel zijn zeer uiteenlopend, gaande van de bescherming van het
familiefortuin over een grotere autonomie tijdens het huwelijk tot schuldeisersbescherming.39
Afdeling 2: Voordelen
18. Aangezien er geen gemeenschappelijk vermogen is, en dit bijgevolg ook niet moet worden
vereffend, geldt er een zekere simpliciteit in dit stelsel.40 De echtgenoten genieten ook een grote
vermogensrechtelijke autonomie inzake hun beroepsinkomsten en eigen goederen.41 Zij
besturen die zelfstandig en naar eigen goeddunken terwijl de andere echtgenoot geen
instemming of toestemming moet geven.42 Dit principe wordt enkel getemperd door de
bepalingen van het primair stelsel, wettelijke bepalingen43 of door overeenkomsten tussen
echtgenoten.44
19. Ook op het vlak van bescherming tegen de beroepsrisico’s van de andere echtgenoot is een
zuivere scheiding van goederen vaak een welkom alternatief voor het wettelijk stelsel.45
Hierdoor kunnen de beroepsinkomsten van de niet-contracterende echtgenoot46 gespaard
36
Er is dus ook geen verrekening.
Waardoor we logischerwijs ook niet meer kunnen spreken van een zuivere scheiding van goederen. Cf. infra nr.
27 ev.
38
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 370, nr. 681; A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor
een warme uitsluiting” in H. CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten,
Deurne, Kluwer, 1995, 85, nr. 2
39
A. VERBEKE, “Gender-ongelijkheid bij zuivere scheiding van goederen. Pleidooi voor een gedwongen én
onderhandelde aanpak”, TEP 2010, 100, nr. 171; Cf infra randnr. 19.
40
J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 14, nr 16.
41
Deze autonomie is wettelijk verankerd in art. 1466 BW.
42
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 375, nr. 689; C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een
gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds), Handboek Estate Planning 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel,
Larcier, 2011, 26, nr. 42; J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure,
2001, 14, nr. 16.
43
Zo worden de onverdeelde goederen bestuurd volgens art 577-2 BW.
44
Bijvoorbeeld lastgeving. Zie H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 98, nr. 298.
45
H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 99, nr. 301; A. VERBEKE, “Het
huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H. CASMAN, J.R.
DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 85, nr. 1.
46
Die logischerwijs eigen blijven.
37
7
blijven van de verhaalsrechten van schuldeisers, die daarentegen in een gemeenschapssysteem
zoals ons wettelijk stelsel zowel het eigen vermogen van de andere echtgenoot als het
gemeenschappelijke vermogen kunnen aanspreken. De scheiding van goederen zal dan ook van
pas komen wanneer een van de echtgenoten een risicovol beroep uitoefent buiten
vennootschapsverband en deze zodoende de andere echtgenoot wil beveiligen tegen een
mogelijk schuldenlast die zich tijdens het huwelijk kan voordoen.47
Afdeling 3: Nadelen
20. Volgens enkele auteurs wegen de voordelen van de zuivere scheiding van goederen amper
op tegen de nadelen ervan.48 Deze thesis handelt dan ook over het vaakst terugkerende punt van
kritiek op de zuivere scheiding van goederen: de zogenaamde koude uitsluiting.49 Die term is
afgeleid uit de Nederlandse literatuur en verwijst naar het gebrek aan solidariteit of het feit dat
echtgenoten niet in elkaars besparingen kunnen delen door het gebrek aan gemeenschappelijk
vermogen. Dit probleem komt het vaakst voor wanneer één van hen niet beroepsactief is of
diens carrière opoffert en thuisblijft om zo de huishoudelijke taken en vaak ook de opvoeding
van de kinderen op zich te nemen. Dit is volgens veel auteurs traditioneel de vrouw.50 Vandaar
de term Hausfrauenehe-problematiek, namelijk de vrouw aan de haard en de man op de
werkvloer.51 Vooral VERBEKE – die de term koude uitsluiting in de Belgische literatuur heeft
geïntroduceerd – lijkt hierover een uitgesproken mening te hebben. Hij haalt het praktische
voorbeeld aan van een jong koppel, dat gehuwd is onder zuivere scheiding van goederen en
waarbij de beide echtgenoten werken. De vrouw beslist op een bepaald moment om haar
veelbelovende job op te geven en zodoende de kindertaak en het huishouden te regelen. De man
daarentegen kan zo ongestoord zijn goedbetaalde job verderzetten en hiermee verscheidene
C. VAN HEUVERSWYN, “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding
van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1:
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 26, nr. 42.
48
A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 284, nr. 187; J. GERLO, Handboek
voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 15, nr. 16.
49
Cf infra randnr. 22.
50
R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht, IV, Antwerpen, Intersentia, 2010, 221; J. GERLO,
Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, p 15, nr. 16; A.-L.VERBEKE,
“Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T. Not. 2011, 179.; A.
VERBEKE, “Weg met de koude uitsluiting!”, WPNR 2001, 946; C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS,
Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011,
907. nr 1179 H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 100, nr. 302; W. PINTENS, “Het
Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR 2005, 256, nr. 49.
51
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 376, nr. 5; A. VERBEKE, “Genderongelijkheid bij zuivere scheiding van goederen. Pleidooi voor een gedwongen én onderhandelde aanpak”, TEP
2010, 103, nr. 174; A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 285, nr. 188.
47
8
goederen aankopen, op zijn naam. Na enkele jaren beslist het koppel uit de echt te scheiden en
de afwikkeling van het stelsel van zuivere scheiding leidt tot het title principle: elke echtgenoot
neemt wat op zijn naam staat.52 De vrouw, die lange tijd niet meer gewerkt heeft en bijgevolg
geen geld meer heeft kunnen verdienen, wordt zo “koudweg” aan de kant gezet. Dit gevolg is
nog schrijnender wanneer de vrouw de verbruiksgoederen heeft betaald en/of heeft gewerkt in
het bedrijf van de man maar hiervoor geen vergoeding heeft gekregen. Bovendien heeft de
vrouw door de huishoudelijke taken te volbrengen, onrechtstreeks bijgedragen tot de
vermogensopbouw van de man, die zich zo ten volle kon concentreren op zijn job en met zijn
‘eigen’ aanwinsten heeft kunnen investeren in nieuwe vermogensbestanddelen, die uiteraard
opnieuw op zijn naam staan.
Het aanvankelijk goed passende en zeer minutieus uitgewerkte stelsel van zuivere scheiding
van goederen neemt plots een wel zeer onrechtvaardige wending.53
21. Een bijkomend nadeel betreft het feit dat de toebedeling van de gemeenschap – en dus de
bescherming van de langstlevende echtgenoot – in een zuivere scheiding van goederen niet
mogelijk is, er is immers geen gemeenschappelijk vermogen.54
Afdeling 4: Huwelijkse voorwaarden in Nederland
22. Het wettelijk stelsel in Nederland is de algehele gemeenschap. Dit eenvoudige stelsel bevat
als actief en passief alle goederen en schulden van de echtgenoten. Bij vereffening wordt alles
bij helften verdeeld.55 Echtgenoten kunnen echter ook bepalen om te trouwen onder ‘huwelijkse
voorwaarden met uitsluiting van gemeenschap’ – kortweg koude uitsluiting – een stelsel
gelijkaardig aan onze zuivere scheiding van goederen.56 In een kwart van de Nederlandse
huwelijken wordt de gemeenschap uitgesloten en één derde daarvan gebeurt via zo’n koude
A. VERBEKE, “Rechtsvergelijkende beschouwingen over contractuele relaties in het huwelijksvermogensrecht”
in K.F.B.N. (ed.), De internationale contractuele relaties. De rol van de notaris, Notarieel congres 1995,
Antwerpen, Maklu, 495, nr. 76; A. VERBEKE, “Gender-ongelijkheid bij zuivere scheiding van goederen. Pleidooi
voor een gedwongen én onderhandelde aanpak”, TEP 2010, 104, nr. 176.
53
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 377, nr. 7.
54
J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 15, nr. 16.
55
J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 12, nr. 13.
56
Als er sprake is van “huwelijkse voorwaarden”, wordt hiermee een ander stelsel bedoel dan het wettelijk stelsel.
Zie K. BOELE-WOELKI, “Redelijkheid en billijkheid in het vermogensrecht van echtgenoten en samenlevers:
moeten maatregelen worden genomen bij koude uitsluiting?” in W. PINTENS en C. DECLERCK, Patrimonium 2011,
Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 357, nr. 1.
52
9
uitsluiting.57 In de overige twee derden van de gevallen wordt aan deze uitsluiting verholpen
door het zogenaamde wettelijk deelgenootschap of verrekenbedingen op te nemen.58 In
tegenstelling tot het Belgisch recht zijn deze interne correcties wettelijk verankerd en terug te
vinden in afdeling twee van titel acht van het Nederlands Burgerlijk Wetboek.59 Een uitgebreide
analyse van de Nederlandse regeling volgt in afdeling drie van deel twee, randnr. 69 ev.
Hoofdstuk 4: Besluit
23. De moeilijkheid om te kiezen voor het juiste huwelijkscontract ligt volgens VERBEKE vooral
in het feit dat partners voor ze huwen vaak nog niet goed in staat zijn hun vermogensrechtelijke
positie in te schatten.60 Op het moment van het sluiten van een huwelijkscontract denken beide
partners immers niet over een eventuele echtscheiding in de (mogelijks nabije) toekomst.61
24. Hoe men het ook draait of keert, welke verantwoording er ook aan de basis van deze keuze
ligt, de verregaande autonomie in een zuivere scheiding van goederen staat haaks tegenover het
gebrek aan solidariteit, een begrip dat in een huwelijk (over het algemeen) toch als essentieel
wordt aanzien.62 De koude uitsluiting is in vele gevallen een onrechtvaardig gevolg van een
huwelijk onder dit stelsel. Om die reden is er in de rechtsleer reeds gepleit voor diverse
mechanismen om het juiste evenwicht te kunnen bewaren. Zo werd er door SNYERS voorgesteld
om in het stelsel van scheiding van goederen onverdeeldmaking van de besparingen op te
nemen, waarbij de ‘armere echtgenoot’ van de aanwinsten van de andere kan genieten, zonder
enige vorm van verrekening.63
K. BOELE-WOELKI, “Redelijkheid en billijkheid in het vermogensrecht van echtgenoten en samenlevers: moeten
maatregelen worden genomen bij koude uitsluiting?” in W. PINTENS en C. DECLERCK, Patrimonium 2011,
Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 357, nr. 1.
58
W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR 2005, 358, nr. 50.
59
Boek 1, Art. 132 ev NBW.
60
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 109, nr. 33.
61
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 16, nr. 3.
62
J. GERLO, Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 15, nr. 16; A.
VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 378, nr. 8.
63
J.-L. SNYERS, “Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van besparingen” in H. CASMAN, J.R. DECUYPER
en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 194-208; R. DEKKERS en H. CASMAN,
Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 227, nr. 348.
57
10
25. Er zijn zelfs auteurs die pleiten voor een volledige herziening van het
huwelijksvermogensrecht64 en zich daarbij baseren op buitenlands recht.65 In deze uiteenzetting
beperk ik de geïntegreerde rechtsvergelijking tot het Nederlandse recht, waar het probleem van
de huwelijkse voorwaarden en de daaruit voorvloeiende koude uitsluiting wordt getemperd door
de opname van verrekenbedingen.66
26.
In
het
Belgisch
recht
heeft
VERBEKE
zich
dan
ook
gebaseerd
op
het
huwelijksvermogensrecht van onze noorderburen om de onbillijkheid van de zuivere scheiding
van goederen contractueel op te vangen en schuift hiervoor diverse correctiemechanismen naar
voren.67 Deze niet wettelijk verankerde participatieconstructies worden in rechtspraak en
rechtsleer wel algemeen aanvaard68 en kunnen grosso modo in twee grote groepen worden
onderverdeeld. Aan de ene kant zijn er de verrekenbedingen met een louter interne,
verbintenisrechtelijke werking, die in het tweede deel besproken zullen worden.69 Deel drie
handelt over andere warme insluitingen,70 voornamelijk over het zogenaamde toegevoegd
intern gemeenschappelijk vermogen, dat een externe werking heeft, aangezien het
zakenrechtelijk statuut van de goederen wijzigt.71
VERBEKE stelt immers dat een huwelijk een soort joint venture of partnership zou moeten zijn
waarbij er solidariteit is tussen de echtgenoten – niet alleen op persoonlijk vlak – maar ook op
vermogensrechtelijk vlak.72 Uitgaan van een zuivere scheiding van goederen betekent dat hier
afbreuk aan wordt gedaan en is volgens hem eigenlijk helemaal niet nodig.73 Veel gehuwden
wensen een zekere vorm van “wederkerige solidariteit” tijdens het huwelijk, iets waar
participatiestelsels zoals verrekenbedingen en de toevoeging van een intern gemeenschappelijk
64
Verbeke vindt het zelfs nodig om het stelsel van scheiding van goederen volledig af te schaffen, zie infra randnr.
82.
65
Zie bijvoorbeeld W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR
2005, 360, nr. 52.
66
Cf supra randnr. 69 ev.
67
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 379, nr. 9.
68
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1179; C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een
verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 200, nr. 2; N. GEELHAND DE
MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009/4, 105, nr. 10;
N. GEELHAND, “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog adviseerbaar” in A.-L. VERBEKE
(ed.), Handboek Estate Planning – bijzonder deel 6, Brussel, Larcier, 2011, 6, nr. 12; Antwerpen 24 april 2012,
Not.Fisc.M, 2012, p. 215; Gent 4 oktober 2011, TEP 2012, afl. 1, 36, noot N. Geelhand.
69
Cf infra randnr. 27 ev.
70
Term die afgeleid is van het begrip koude uitsluiting.
71
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T. Not.
2011, 180.
72
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 375, nr. 3.
73
A. VERBEKE, “Gender-ongelijkheid bij zuivere scheiding van goederen. Pleidooi voor een gedwongen én
onderhandelde aanpak”, TEP 2010, 101, nr. 171.
11
vermogen zeker aan kunnen verhelpen.74 Op die manier kunnen de echtgenoten de voornaamste
voordelen van een zuivere scheiding van goederen toch behouden,75 zonder de daaraan
verbonden nadelen van de onbillijkheid en onrechtvaardigheid op vermogensrechtelijk vlak.76
74
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1179.
75
Waaronder het behoud van het individuele bestuursrecht van elk van de echtgenoten.
76
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 200, nr. 2; J.-F. TAYMANS, “Séparation de biens avec participation aux acquêts” in P.
DE PAGE, J.-F. TAYMANS (eds.) Le couple: autonomies de volontés, Brussel, Larcier, 2006, 18, nr. 1.
12
DEEL 2: ZUIVERE SCHEIDING VAN GOEDEREN MET VERREKENBEDING
Hoofdstuk 1: Wat is een verrekenbeding
27. Het verrekenbeding is een interne correctie op het huwelijkscontract van zuivere scheiding
van goederen en werkt puur verbintenisrechtelijk, waardoor zoals eerder aangehaald het
zakenrechtelijk statuut van de goederen niet beïnvloed wordt.77 In de rechtsleer wordt de
volgende definitie gehanteerd:
“Het finaal verrekenbeding is een huwelijksvermogensrechtelijk beding, waarbij echtgenoten
voorzien in een verbintenisrechtelijke verrekening op het afgesproken ogenblik met betrekking
tot het geheel of een gedeelte van hun niet-gemeenschappelijk vermogen en volgens een
overeengekomen verdeelsleutel.”78
28. Het komt er dus eigenlijk op neer dat ieder van de echtgenoten door dit beding een vordering
op de andere heeft tot verrekening van de aanwinsten tijdens het huwelijk.79 Afhankelijk van
de verrekenmassa, wordt het verschil berekend tussen het begin- en eindvermogen van de (rijke)
echtgenoot die moet verrekenen.80 Dit is in belangrijke mate een correctie op de koude
uitsluiting, want zo kan de financieel zwakkere en vaak niet-beroepsactieve echtgenoot toch
meegenieten in de vermogensaanwas van de werkende echtgenoot, aangezien deze tijdens of
op het einde van het huwelijk81 een vordering verkrijgt tot verrekening.82
Afdeling 1: Invulling van het verrekencontract
29. Echtgenoten genieten een zeer grote vrijheid om hun verrekencontract op te stellen.83 Zo
zijn er vier elementen die zij naar eigen goeddunken kunnen invullen, zoals het bepalen van het
A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 199, nr. 1; N. GEELHAND DE MERXEM, “Het
finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009/4, 104, nr. 4.; H. CASMAN en A.
VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 296.
78
R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden”, Not.Fisc.M., 2012/6, 210, nr. 3.
79
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 476, nr. 63.
80
E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 60.
81
Afhankelijk van het verrekentijdstip. Cf infra randnr. 30.
82
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 149, nr. 85;
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 388, nr; 714; C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal
vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 983, nr. 1309.
83
R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 211, nr. 5.
77
13
verrekentijdstip, de verrekenmassa, de verrekensleutel en de verrekenmodaliteiten.84 Een
duidelijke omschrijving van deze voorwaarden is zeker aan te raden, temeer omdat er geen
wettelijke regeling is inzake verrekenbedingen om op terug te vallen.85
§ 1: Verrekentijdstip
30. Echtgenoten kiezen het tijdstip waarop tot verrekening zal worden overgegaan en hebben
hiervoor twee mogelijkheden. Het meest voorkomend is de éénmalige verrekening, namelijk
op het einde van het stelsel. In dat geval is er sprake van een finaal verrekenbeding.86
31. Een tweede mogelijkheid is het opnemen van een periodiek verrekenbeding, waar er
bijvoorbeeld jaarlijks of om de drie jaar kan verrekend worden. 87 DE WULF is voorstander van
dit scenario, aangezien bij een finaal verrekenbeding vaak bewijsproblemen opduiken. 88 Hoe
moet men immers na 30 jaar huwelijk nog bewijzen wat van wie was? Dit kan volgens hem
enkel indien echtgenoten er gedurende al die jaren een nauwgezette boekhouding op nahouden.
Bovendien haalt deze auteur bij het finaal verrekenbeding de problematiek aan van de verboden
erfovereenkomsten.89 VERBEKE oordeelt dan weer dat dit periodiek verrekenbeding in de
praktijk zeer weinig terug te vinden is, aangezien ook hier een zeer strikte administratie nodig
is en echtgenoten vaak vergeten (of geen zin hebben om) te verrekenen tijdens het huwelijk.90
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 104, nr. 5; R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht,
giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 227, nr. 349; D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”,
T.Not. 2007, 477, nr. 63.
85
Verrekenbedingen zijn niet in het Belgische Burgerlijk Wetboek verankerd, zoals wel het geval is in het Nieuw
Burgerlijk Wetboek van Nederland.
86
A.-L. VERBEKE, “Scheiding van goederen – Interne correcties” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds), Handboek Estate Planning 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel,
Larcier, 2011, 81, nr. 131; R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels,
erfrecht, giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 227, nr. 349.
87
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 177, nr.
130.
88
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 984, 1309.
89
Voor een uitgebreide analyse van dit probleem, cf infra randnr. 55 ev.
90
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 179, nr.
133.; A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 333, nr. 217; W. PINTENS, C.
DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 389,
nr. 715.
84
14
Bij het periodiek verrekenbeding is er een mogelijkheid om een vervaltermijn op te nemen.91
Indien de verrekenvordering niet is uitgevoerd binnen deze termijn, vervalt de mogelijkheid tot
verrekenen automatisch.92 Deze “stok achter de deur” is echter een gevaarlijk instrument,
volgens VERBEKE zelfs nog gevaarlijker dan de zuivere scheiding zonder correcties. Er ontstaat
immers een vals gevoel van veiligheid voor de echtgenoot die een vordering heeft op de
beroepsactieve echtgenoot. Maar wordt die vordering niet uitgevoerd of vergeten binnen de
overeengekomen termijn, is ze gewoonweg niet meer mogelijk en is de koude uitsluiting
opnieuw een feit en blijft het verrekenbeding een dode letter. De notaris dient dan ook te waken
dat de vervaltermijn niet in het verrekenbeding wordt opgenomen.93 VERBEKE ziet daarentegen
geen graten in een vervaltermijn94 bij een finaal verrekenbeding.95
32. Tenzij uitdrukkelijk anders gestipuleerd, zullen we het in het navolgende enkel hebben over
het finaal verrekenbeding.
§ 2: Verrekenmassa
33. De verrekenmassa betreft de goederen die de echtgenoten als basis nemen voor de
verrekening.96 Deze massa kan slaan op een bepaald goed, of enkel op het beroepsinkomen van
de echtgenoten, maar kan ook uitgebreid worden tot de aanwinsten.97Algemeen zijn dit de
goederen die de echtgenoten tijdens het huwelijk onder bezwarende titel hebben verworven,
alsook de (weder)beleggingen daarvan. Toch is het aan te raden in het contract precies te
omschrijven wat hieronder verstaan wordt, om discussies te vermijden.98
91
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 984, 1309.
92
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 181, 135.
93
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 182, 136.
94
Bv. De vordering dient te worden ingesteld binnen de drie jaar na de ontbinding van het stelsel.
95
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 166, nr.
118.
96
A.-L. VERBEKE, “Scheiding van goederen – Interne correcties” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds), Handboek Estate Planning 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel,
Larcier, 2011, 77, nr. 125.
97
R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 211, nr. 6; A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 201,
nr. 12.
98
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 21, nr. 16.
15
34. Ook een verrekenmassa van de niet-aanwinsten is mogelijk, waarbij tevens de
voorhuwelijkse goederen en de goederen betrokken worden die de echtgenoten om niet hebben
verkregen en die in de plaats treden door (weder)belegging.99 Hier sluiten we dicht aan bij de
Nederlandse ‘algehele gemeenschap’.100 Het is duidelijk dat hier eindeloze combinaties
mogelijk zijn, afhankelijk van de context waarin de echtgenoten zich bevinden.
§ 3: Verrekensleutel
35. De zogenaamde sleutel van het verrekenbeding is de grootte van de vordering die de
echtgenoot zal hebben t.o.v. de aanwinsten van de andere. Vaak wordt overeengekomen dat het
verschil elk voor de helft zal toekomen aan de echtgenoten, maar een ongelijke verdeling of
zelfs een verdeling waarbij alles aan de langstlevende echtgenoot wordt toebedeeld – het
zogenaamde “finaal verrekenbeding 0/100”101 – is ook mogelijk.102
Afhankelijk van de wens van de echtgenoten, stelt VERBEKE nog allerhande mogelijkheden
voor om het contract op maat te snijden.103
§ 4: Verrekenmodaliteiten
36. Een laatste element dat in het contract zal geregeld worden, betreft bijkomende modaliteiten
van de verrekenvordering. Zo bestaat de mogelijkheid om een facultatief verrekenbeding op te
nemen. Dit kan gunstig zijn wanneer een verrekensleutel van 0/100 werd overeengekomen die
bijgevolg een toebedeling inhoudt van de volledige verrekenmassa aan de langstlevende
echtgenoot. Indien die langstlevende echter de rijkere echtgenoot is, kan die krachtens dit
optierecht de keuze maken om te verzaken aan de verrekening. Op die manier moeten er geen
R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 211, nr. 6; C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en
familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 983, nr. 1309.
100
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 208, nr. 14; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal
vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 388, nr. 714.
101
Cf infra randnr. 40.
102
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 163, nr.
113.
103
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 22, nr. 18-19.
99
16
successierechten betaald worden op zijn eigen deel.104 Verder valt de verzaking aan het recht
om de verrekening te vragen niet onder art. 68 W. Succ., waardoor er geen successierechten
verschuldigd zijn als de langstlevende echtgenoot de optie niet uitoefent.105 Uiteraard is het van
belang in het contract op te nemen binnen welke termijn en op welke manier de langstlevende
dit keuzerecht moet uitoefenen.106
37. De meest voorkomende verrekenbedingen zijn wederkerig, alhoewel hiervan kan
afgeweken worden door op te nemen dat slechts één van de echtgenoten zal moeten verrekenen,
dikwijls de beroepsactieve echtgenoot.107 Deze modaliteit is volgens mij niet aan te bevelen:
tussen het moment van het sluiten van het huwelijkscontract en de ontbinding van het stelsel
kan de andere echtgenoot die initieel niet werkte, ondertussen meer verdiend hebben dan de
oorspronkelijke echtgenoot-verdiener.
38. Verder is het ook mogelijk om de vordering, die een verrekening in waarde inhoudt en
normaalgezien dus in geld wordt voldaan, in natura overeen te komen.108 Aangezien dit bij
onroerende goederen niet als een verdeling maar als een inbetalinggeving beschouwd zal
worden, zullen de registratierechten voorzien in art. 44 W. Reg. van toepassing zijn.109
Afdeling 2: Enkele praktische voorbeelden
39. Het meest voorkomende verrekenbeding is het zogenaamde alsof-beding: echtgenoten zijn
gehuwd onder scheiding van goederen, maar verrekenen op het einde van het stelsel “alsof zij
gehuwd waren onder het wettelijk stelsel”.110 De verrekening is dus beperkt tot de aanwinsten
J. RUYSSEVELDT, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse successierecht”, Not.Fisc.M. 2007/1, 7; C. DE
WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude uitsluiting?”, T.
Not. 2012, 211, voetnoot 36. Voor een model, zie C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht
en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 987, nr. 1315.
105
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 479, nr. 68.
106
A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 200, nr. 7; R BARBAIX en A.-L. VERBEKE,
“Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 213, nr.
9.
107
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 170,
clausule 57.
108
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 167, nr.
121.
109
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 388, nr. 714.
110
N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het huwelijkscontract als techniek
van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate
Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 270, nr. 372; E.
TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 60.
104
17
van de huwelijkse vermogensopbouw zodat voorhuwelijkse goederen en goederen tijdens het
huwelijk om niet verkregen, worden uitgesloten.111 In zoverre de verrekenvordering bovendien
niet meer inhoudt dan de waarde van de aanwinsten en de helft van de inbreng van de
vooroverleden echtgenoot, is de verkrijging onbelast.112 Art. 5 W. Succ. is immers niet van
toepassing op echtgenoten die onder scheiding van goederen gehuwd zijn.
In Nederland doet men bij dit beding alsof men onder een algehele gemeenschap is gehuwd,113
maar dit zou volgens VERBEKE te ver gaan in België en het juiste evenwicht verstoren tussen
autonomie en solidariteit in een scheiding van goederen met correcties.114 Het is raadzaam om
een verwijzing op te nemen naar bepalingen in het Burgerlijk Wetboek die ook op het
alsofbeding van toepassing zullen zijn,115 aangezien hieromtrent niets wettelijk geregeld is.116
40. Daarnaast vinden we als correctie ook het finaal verrekenbeding 0/100 vaak terug.117 Onder
dit “dubbel alsof-beding” doen echtgenoten alsof ze onder het wettelijk stelsel gehuwd zijn én
koppelen ze hier nog een toebedeling van de gemeenschap voor de langstlevende echtgenoot
aan vast.118 Die gemeenschap kan dan bestaan uit enkel de aanwinsten of ook de nietaanwinsten van de overleden echtgenoot.119
41. Het dient opgemerkt dat bij een verrekenbeding vaak gestipuleerd wordt dat het slechts
uitwerking zal hebben bij ontbinding door overlijden voor zover de echtgenoten niet in een
echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn of feitelijk gescheiden waren.120 Dit heeft volgens DE
WULF verregaande gevolgen voor de echtgenoot die een vordering heeft, aangezien deze niets
zal ontvangen als een echtscheiding of feitelijke scheiding voorlag bij het overlijden.121 Het is
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 104, nr. 6; I. DE STEFANI, “Les Régimes de participation aux acquêts” in M. GRÉGOIRE, Les contrats de
mariage, Bilan, perspectives et formules pratiques, Louvain-la-Neuve, Bruylant, 1996, 82, nr. 2.
112
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 478, nr. 67.
113
Waarbij dus de aanwinsten én de niet-aanwinsten worden verrekend.
114
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 150, nr. 86
115
Bijvoorbeeld de artikelen 1426 t.e.m. 1450 BW.
116
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 219, nr. 41.
117
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 104, nr. 6; E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 60.
118
N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het huwelijkscontract als techniek
van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate
Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 275, nr. 383.
119
H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 296.
120
A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 199, nr. 4. Voor een model zie C. DE WULF,
m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële
akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 987, nr. 1314.
121
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 211, nr. 21.
111
18
aangewezen de vordering in dat geval wel toe te laten, maar elke toebedeling die de helft zou
overschrijden, te herleiden tot de helft.
Hoofdstuk 2: Het finaal verrekenbeding onder een kritische loep
42. De werking van deze formule is duidelijk en de rechtsgeldigheid van het verrekenbeding
wordt niet betwist. In de rechtsleer echter heerst grote onenigheid over enkele gevolgen van dit
beding. Zo stellen meer en meer auteurs dat de toebedeling op grond van een verrekenbeding
een huwelijksvoordeel uitmaakt en dus ook civiel- en fiscaalrechtelijk zo moet behandeld
worden. Een minderheid is dan weer van mening dat de theorie van de huwelijksvoordelen niet
zomaar kan getransponeerd worden naar het stelsel van scheiding van goederen. Deze
voordelen worden traditioneel aanzien als voorbehouden voor gemeenschapsstelsels.
Een ander punt van kritiek betreft de vraag of een finaal verrekenbeding geen verboden
erfovereenkomst is. Dit vraagstuk lijkt nu echter opgelost.
In een derde afdeling tenslotte gaan we na of het verrekenbeding nu werkelijk een goede
oplossing is in de praktijk ter voorkoming van de koude uitsluiting.
Afdeling 1: Schenking of huwelijksvoordeel?
§ 1: Belang van de kwalificatie
43. De vraag naar de kwalificatie van de verrekenvordering is van tweevoudig belang. Gaan we
ervan uit dat dit een huwelijksvoordeel is, dan genieten de echtgenoten civielrechtelijk van een
toebedeling onder bezwarende titel in plaats van een schenking, die dus niet bij het de fictieve
massa gevoegd moet worden. Het voordeel moet bijgevolg niet op het beschikbaar deel
aangerekend worden en is zodoende niet aan inkorting door de erfgenamen onderworpen.
44. Op fiscaal vlak is deze hypothese ook voordeliger. Aangezien huwelijksvoordelen niet
onder de regels van schenkingen vallen, zijn ze enkel belastbaar in zoverre een wettelijke
bepaling dit expliciet voorschrijft. Art. 2 W. Succ. is niet van toepassing122 en Art. 5 W. Succ.
stelt verkrijgingen krachtens een huwelijksovereenkomst die meer dan de helft van de
gemeenschap toekennen aan de langstlevende belastbaar. Aangezien er in een stelsel van
122
Het betreft hier immers geen verkrijging ingevolge de wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of
contractuele erfstelling.
19
scheiding van goederen geen zo’n gemeenschap voorhanden is, is dit artikel niet van toepassing
en de verkrijging als huwelijksvoordeel in principe niet belastbaar.123
45. Indien we de toebedeling echter niet onder de huwelijksvoordelen kunnen ressorteren,
waardoor ze als schenking aanzien wordt, dan is de uitkomst voor de langstlevende minder
gunstig: de reservataire erfgenamen van de eerststervende kunnen tegen die schenking
opkomen door de inkorting te vorderen indien hun reserve werd aangetast. Op de vordering die
als een schenking wordt aanzien, worden successierechten geheven.124
46.
Huwelijksvoordelen
worden
traditioneel
aanzien
als
voorbehouden
voor
gemeenschapsstelsels125 maar aangezien zij genieten van een zeer gunstig regime, rijst nu de
vraag of deze theorie ook toepassing kan vinden in stelsel van scheiding van goederen met
interne correcties.126 In de rechtsleer zijn er grosso modo twee strekkingen daaromtrent te
onderscheiden. Deze worden respectievelijk in de twee volgende alinea’s onderzocht.
§ 2: Huwelijksvoordelen zijn ook mogelijk in stelsels van scheiding van goederen.
47. Deze strekking, verdedigd door onder andere GEELHAND DE MERXEM, CASMAN, VERBEKE
en BARBAIX, stelt voorop dat de theorie van de huwelijksvoordelen niet beperkt is tot
gemeenschapsstelsels, maar dat de toepassing ervan tevens mogelijk is in stelsels van scheiding
van goederen.127 Dit is te verklaren door het begrip ‘huwelijksvoordelen’ te analyseren.
CASMAN stelt een theorie naar voren waarin huwelijksvoordelen “voordelen zijn die een
echtgenoot
verkrijgt
uit
de
werking,
samenstelling
of
verdeling
van
het
123
Onder voorbehoud van overschrijding van de plafonds in de artikelen 1458, tweede lid en 1464 tweede lid en
1465 BW. Cf. Infra randnr. 50.
124
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 389, nr. 716; A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 205, nr. 34.
125
R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 228, nr. 350; BARBAIX, R. en VERBEKE A.-L., “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en
fiscaalrechtelijk performant bevonden”, Not.Fisc.M 2012/6, 214; C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de
huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T. Not. 2009, 523, nr. 2.
126
Zoals verrekenbedingen.
127
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 103, nr. 1; A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 202, nr. 17; H. CASMAN en
A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 297; BARBAIX, R. en VERBEKE A.-L., “Finaal
verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant bevonden”, Not.Fisc.M 2012/6, 214; L. VOISIN,
“Les avantages matrimoniaux dans les régimes de séparation de biens” in J.-L. RENCHON en F. TAINMONT, Le
statut patrimonial du cojoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 369; R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek
Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 228, nr. 350.
20
huwelijksvermogensstelsel, waarmee hem aanwinsten worden toegekend, ook al zouden dat alle
aanwinsten zijn (onder voorbehoud van artikelen 1464, tweede lid en 1465)”.128
48. Het Antwerpse hof van beroep bevestigt die stellingname door een vonnis van de rechtbank
van eerste aanleg van Antwerpen129 te vernietigen.130 Zo begint het hof haar arrest met
“Overwegende dat er voor de stelsels van scheiding van goederen inzake de kwalificatie als
huwelijksvoordeel geen uitdrukkelijke wettelijke bepalingen zijn, hetgeen echter niet betekent
dat er enkel sprake zou zijn van huwelijksvoordelen bij een stelsel van gemeenschap van
goederen…” Verder in het arrest wordt diezelfde definitie van CASMAN letterlijk aangehaald
en aangevuld met: “… of ook al vallen deze aanwinsten niet in een gemeenschappelijk
vermogen. Dat derhalve ook in een stelsel van scheiding van goederen een huwelijksvoordeel
voorligt telkens een beding ertoe leidt dat de langstlevende de helft dan wel alle aanwinsten
(behoudens bij kinderen uit een ander bed) verkrijgt. (…) Dat er enkel sprake zal zijn van een
schenking, wanneer het in artikel 1464 BW voorzien plafond, zij het zakenrechtelijk via de
gemeenschap, zij het economisch via een verreken-vordering wordt overschreden.”131
49. In navolging van dit arrest én een bevestigend arrest in 2008 van datzelfde Hof,132 pleiten
VERBEKE en CASMAN dan ook voor een analoge toepassing van de artikelen 1458, 1464 en
1465 BW.133 De verkrijging van de aanwinsten, ook in een stelsel van scheiding van goederen
met een verrekenbeding, zijn huwelijksvoordelen of handelingen onder bezwarende titel.134 Het
Hof van Cassatie bevestigt bovendien in een kort arrest van 2010135 deze zienswijze van het hof
van beroep te Antwerpen.136 Het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke
H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 293; J. VERSTRAETE,
“Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE, Notariële Actualiteit 2011, Brussel, Larcier,
2011, 11.
129
Rb. Antwerpen 2 mei 2003, Not.Fisc.M. 2003, afl. 7 en Rec.gén.e,r.not. 2004, nr. 25.435, p. 157.
130
Het specifieke verrekenbeding in casu is een Nederlands alsof-beding.
131
Antwerpen 5 oktober 2004, Not.Fisc.M. 2004/10, 270, noot A. Verbeke.
132
Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, afl 4, 359, RW 2008-09, 876, T.Not. 2008, 486.
133
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 390, nr. 717.
134
N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het huwelijkscontract als techniek
van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate
Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 268, nr. 368.
135
Cass. 10 december 2010, JT 2011, afl. 6423, 92, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H. LELEU;
Rec.gén.enr.not. 2011, afl. 3, 121, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H. LELEU, TEP 2011, afl. 1-2, 112, noot
A. VERBEKE.
136
A. BIESMANS, E. DE NOLF en A. VAN GEEL, “Het Hof van Cassatie spreekt zich uit over de sterfhuisclausule!”,
Notariaat 2011, 3; N. GEELHAND DE MERXEM, “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog
adviseerbaar”, TEP 2011, afl. 1-2, 119, nr. 152; R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding:
civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 214, nr. 11.
128
21
Federatie van het Belgisch Notariaat kwam onlangs ook tot het besluit dat huwelijksvoordelen
niet alleen uit de wet, maar ook uit huwelijkscontracten kunnen voortvloeien.137
50. De grens die echter in gemeenschapsstelsels geldt, is hier ook van toepassing. 138 Hierdoor
kunnen we stellen dat voor de toebedelingen naast de aanwinsten,139 rekening moet gehouden
worden met de plafonds in artikelen 1458, 1464, tweede lid en 1465 BW.140 Voor elke
verkrijging boven deze plafonds, wordt het huwelijksvoordeel als een schenking beschouwd,
met het oog op de bescherming van de reserve van gemeenschappelijke en nietgemeenschappelijke kinderen, die zodoende de inkorting kunnen vragen. Dit maakt de
toebedeling op burgerrechtelijk vlak echter geen schenking, enkel de gevolgen van een
schenking worden eraan gekoppeld.141
§ 3: Huwelijksvoordelen zijn enkel mogelijk in gemeenschapsstelsels.
51. Terwijl GEELHAND
DE
MERXEM, CASMAN e.a. de progressieve tour opgaan, blijven
voornamelijk DE WULF en DU MONGH voorzichtig en houden zij vast aan het standpunt dat een
analoge toepassing van huwelijksvoordelen in stelsels van scheiding van goederen niet
mogelijk is,142 zelfs niet na het Cassatiearrest van 2010143 meent DE WULF.144 Volgens hem zijn
deze door de wetgever voorbehouden voor gemeenschapsstelsels. Enerzijds spreekt de
137
Dossier nr. 4374, K.F.B.N. (ed.), Verslagen en Debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 2005,
Brussel, Bruylant, 2006, 181.
138
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 142, nr. 126; R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht,
giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 228, nr. 350; N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende
wijziging van het huwelijkscontract als techniek van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE
HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in
Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 270, nr. 370.
139
Die via de verrekenvordering onbelast bij de andere echtgenoot terechtkomen. A. VERBEKE, “Het alsof-beding
in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 201, nr. 13.
140
H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 294.
141
J. VERSTRAETE, “Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE, Notariële Actualiteit
2011, Brussel, Larcier, 2011, 8; A. VERBEKE, “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 206,nr. 36; N.
GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 137, nr. 114.
142
C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T. Not. 2009, 523,
nr. 2; C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 981, nr. 1304; C. DE WULF, “Één zwaluw maakt nog geen zomer”,
T.Not. 2007, 524; J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”,
T.Not. 2007, 508, nr. 20.
143
Cass. 10 december 2010, JT 2011, afl. 6423, 92, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H. LELEU;
Rec.gén.enr.not. 2011, afl. 3, 121, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H. LELEU, TEP 2011, afl. 1-2, 112, noot
A. VERBEKE.
144
C. DE WULF, “Het recente cassatiearrest in verband met de sterfhuisclausule. Duidelijkheid op fiscaal gebied –
cruciale vragen van burgerlijk recht blijven buiten beschouwing”, T.Not. 2011, 5.
22
wetgever in art. 1451 BW specifiek over ‘echtgenoten die een stelsel van gemeenschap van
goederen
hebben
bedongen’145
en
anderzijds
zijn
geen
bepalingen
betreffende
huwelijksvoordelen voorzien in het BW m.b.t. het stelsel van scheiding van goederen.
Daarnaast stelt DE WULF dat de rechtszekerheid de notaris gebiedt de cliënten eerder te
adviseren over een veilig(er)e oplossing.146 Het alternatief kan bijvoorbeeld een kanscontract
zijn.147
§ 4: Analyse van de twee strekkingen.
52. DE WULF en DU MONGH voeren aan dat wettelijk uitgewerkte regels met betrekking tot de
toepassing van huwelijksvoordelen in een stelsel van scheiding van goederen met
verrekenbeding ontbreken,148 maar dat is simpelweg te verklaren doordat participatiestelsels
zoals verrekenbedingen wettelijk gewoonweg (nog)149 niet verankerd zijn. De geldigheid van
zo’n beding wordt echter wel unaniem aanvaard in zowel rechtsleer als rechtspraak.150 Zoals
reeds gesteld door o.a. CASMAN, VERBEKE en zelfs (tweemaal) door het hof van beroep te
Antwerpen151 betekent het ontbreken van artikelen in het Burgerlijk Wetboek niet dat een
analoge toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen onmogelijk zou zijn. Er is immers
een duidelijk verschil tussen een stelsel van zuivere scheiding van goederen – waar de auteurs
aangeven dat de huwelijksvoordelen hier inderdaad geen toepassing kunnen vinden152 – en een
stelsel van scheiding van goederen met een verrekenbeding.
145
Dit artikel betreft de mogelijkheid voor echtgenoten om hun wettelijk stelsel te wijzigen, bv door een goed
vooruit te nemen of het overeenkomen van een ongelijk verdeling van de gemeenschap.
146
C. DE WULF, “Één zwaluw maakt nog geen zomer”, T.Not. 2007, 524.
147
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 392, nr. 718; W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend
perspectief”, TPR 2005, 360, nr. 51.
148
C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T. Not. 2009, 523,
nr. 2; J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”, T.Not. 2007,
509, nr. 20.
149
Cf infra randnr. 84 ev.
150
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1179; C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een
verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 200, nr. 2; N. GEELHAND DE
MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009/4, 105, nr. 10;
N. GEELHAND, “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog adviseerbaar” in A.-L. VERBEKE
(ed.), Handboek Estate Planning – bijzonder deel 6, Brussel, Larcier, 2011, 6, nr. 12; Antwerpen 24 april 2012,
Not.Fisc.M, 2012, p. 215; Gent 4 oktober 2011, TEP 2012, afl. 1, 36, noot N. Geelhand.
151
Antwerpen 5 oktober 2004, Not.Fisc.M. 2004/10, 270, noot A. Verbeke en Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008,
afl 4, 359, RW 2008-09, 876, T.Not. 2008, 486.
152
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 117, nr. 44.
23
Echtgenoten kiezen namelijk bewust om het ‘huwelijksnadeel’ van de koude uitsluiting die een
zuivere scheiding met zich meebrengt, om te buigen in een warme insluiting door een
verrekening toe te laten, vaak ‘als waren ze getrouwd onder het wettelijk stelsel’. Vanaf het
moment dat echtgenoten de filosofie van de zuivere scheiding van goederen verlaten en een
zeker vorm van solidariteit inbouwen153, is het discriminatoir te stellen dat deze
verrekenbedingen geen huwelijksvoordelen zouden zijn, terwijl huwelijksvoordelen wel
voorhanden zijn indien de echtgenoten kiezen voor het wettelijk stelsel dit nog uitwerken. Het
hof van beroep stelt dat er geen reden is voor echtgenoten om een omweg te maken via een
gemeenschapsstelsel om de toepassing te genieten van huwelijksvoordelen.154 Dit is logisch,
anders moeten we ons afvragen wat het concrete nut dan nog is om verrekenbedingen in een
huwelijkscontract te voorzien, als de voordelen daarvan niet worden doorgetrokken op het einde
van het huwelijk. Op die manier schieten deze bedingen hun werkelijk nut volledig voorbij.
53. Aan de ene kant is het recht er om geïnterpreteerd te worden. Aan de andere kant is het niet
de bedoeling bepaalde bepalingen (en feiten) om te buigen omdat de wetgeving net daar een
hiaat vertoont, zodat een specifiek praktisch probleem op die manier toch opgelost kan
worden.155 Deze al te progressieve houding is vanzelfsprekend niet de juiste, maar zoals
GEELHAND
stelt is er wel een verschil tussen enerzijds een “doorgedreven voorzichtig en
legalistisch standpunt dat weinig productief is en anderzijds een gedurfde maar juridisch
gefundeerde houding die hijzelf aanneemt”.156
54. Hoe dan ook, er heerst momenteel onzekerheid omtrent de kwalificatie van
verrekenbedingen en VERSTRAETE besluit ons inziens dan ook terecht dat een notaris slechts
kan handelen volgens regels waarover geen discussie bestaat.157 Het is dus aan de wetgever om
een stap in die richting te zetten en te besluiten of huwelijksvoordelen al dan niet tot het stelsel
van scheiding van goederen kunnen behoren. Dat is geen opdracht voor de rechtsleer, ongeacht
153
Ook al zouden deze (soms of eerder vooral, dat laten we even in het midden) opgezet zijn omwille van fiscale
doelstellingen. GEELHAND geeft immers toe dat een regime van scheiding van goederen met dubbel-alsof
verrekenbeding fiscaal veel interessanter is dan een verblijvingsbeding bij het wettelijk stelsel, aangezien art. 5.
W. Succ. niet van toepassing is. Zie N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een
onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009/4, 129, nr. 84.
154
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 122, nr. 65.
155
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 200, nr. 2.
156
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 130, nr. 89.
157
J. VERSTRAETE, “Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE, Notariële Actualiteit
2011, Brussel, Larcier, 2011, 16. Zie ook C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of
wishful thinking?”, T. Not. 2009, 526, nr. 8.
24
of dit een minderheids- dan wel een meerderheidsstelling is. GEELHAND hecht zeer veel belang
aan het feit dat de meerderheidsstelling in rechtsleer pleit voor een analogische toepassing van
de huwelijksvoordelen in participatiestelsels.158 DE WULF stelt echter terecht dat de populariteit
van een bepaalde visie niet kan bepalen of deze visie het al dan niet bij het rechte eind heeft.159
Notarissen dienen hun cliënt volop op de hoogte te stellen van deze controverse bij het redigeren
van de verrekencontracten en stellen zich best niet te progressief op, indien geen zekerheid
bestaat omtrent de kwalificatie van verrekenbedingen.160 Wetgevend ingrijpen is dus duidelijk
nodig. Tot dan is het afwachten, want een notariskantoor dat de ene dan wel de andere strekking
volgt en daardoor dus meer zou kunnen wat vermogensplanning in een huwelijkscontract betreft
dan andere kantoren, gaat in tegen de geloofwaardigheid van het beroep en kan derhalve niet
bijgetreden worden: “De notaris moet immers zekerheid kunnen bieden”.161
Afdeling 2: Overeenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap?
§ 1: Belang van de kwalificatie
55. In het Belgische recht bestaat er een verbod op erfovereenkomsten, met enkele
uitzonderingen hierop.162 Een overeenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap die
gesloten is in weerwil van dit verbod is dan ook absoluut nietig.163 Dit impliceert dat de
nietigheid kan worden ingeroepen door elke belanghebbende en dit in elke stand van het geding,
zelfs voor het eerst in Cassatie. De rechter moet de nietigheid ook ambtshalve inroepen, zelfs
indien de partijen hier niet om vragen.164
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 111, nr. 26.
159
C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T. Not. 2009, 532,
nr. 18.
160
De Wulf voert bijkomend aan dat het moeilijk voorspelbaar is.
161
J. VERSTRAETE, “Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE, Notariële Actualiteit
2011, Brussel, Larcier, 2011, 16.
162
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 972, nr. 1893.
163
Alhoewel sommige auteurs uit een recent Cassatiearrest van 31 oktober 2008 afleiden dat slechts een relatieve
nietigheid voorligt. Cass. 31 oktober 2008, Rev.trim.dr.fam. 2009, 587. Zie hiervoor: H. CASIER, N. GEELHAND
DE MERXEM, I. SCHUERMANS en B. VERDICKT, “de erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde.
Een nieuw mijlpaalarrest inzake successieplanning” TEP 2010, afl. 3, 126, nr. 196; E. TURPYN, “Het finaal
verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 64.
164
J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 118165, nrs. 215-300; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2010, 964-967, nrs. 1879-1882.
158
25
§ 2: Wat is een erfovereenkomst?
56. Tot vier keer toe herhaalt de wetgever het strenge verbod op overeenkomsten over een nietopengevallen nalatenschap in het burgerlijk wetboek,165 toch is een wettelijke definitie van
erfovereenkomsten nergens te vinden.166 De auteurs DILLEMANS en VERSTRAETE ontwikkelden
in 1968 dan ook een definitie, afgeleid uit de overwegingen van een arrest van het Hof van
Cassatie van 1960:167 “een beding over een toekomstige nalatenschap is elk beding waardoor
louter eventuele rechten op een niet opengevallen nalatenschap of een bestanddeel ervan
worden toegekend, gewijzigd of afgestaan”.168 Deze omschrijving, die sindsdien ook algemeen
overgenomen is in rechtspraak en rechtsleer, bevat enkele constitutieve bestanddelen.169
Het moet gaan om een beding170 over een toekomstige nalatenschap171 dat afwijkt van de
wettelijke regeling, waarbij louter eventuele rechten worden toegekend, gewijzigd of afgestaan.
Deze gecursiveerde zinsnede is het sleutelcriterium om uit te maken of we al dan niet te maken
hebben met een verboden erfovereenkomst.172
57. Om van louter eventuele rechten te spreken, moet er in principe sprake zijn van rechten die
pas bij het openvallen van de nalatenschap zullen ontstaan en waarvan het dus eigenlijk onzeker
is of ze ooit wel zullen bestaan.173 Het voorwerp van de overeenkomst is onzeker, het gaat om
loutere verwachtingen aangezien de erflater zich niet verbonden heeft en bijvoorbeeld nog al
zijn goederen kan vervreemden tot zijn nalatenschap uiteindelijk een lege doos is. M.a.w.: kan
de bedinger terugkomen op de verbintenis die hij heeft aangegaan?174 Daartegenover staan
overeenkomsten
onder
opschortende
voorwaarde
of
opschortende
termijn
van
165
Het algemene principe is terug te vinden in art. 1130 BW. Verder treffen we het verbod ook aan in de artikelen
791 BW (verwerping van een nog niet-opengevallen nalatenschap), 1388, lid 1 (afwijking in het huwelijkscontract
van regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen) en 1600 BW (verkoop van een toekomstige
nalatenschap).
166
R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 142, nr. 306.
167
Cass. 10 november 1960, Pas. 1961, I, 259, R.C.J.B. 1961, 8 noot J. RENAULD.
168
R. DILLEMANS en J. VERSTRAETE, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1961-1967)”, T.P.R. 1968, 375.
169
E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 61.
170
Een overeenkomst is niet vereist, alhoewel sommige auteurs van mening zijn dat een eenzijdig verbintenis niet
voldoende is om als erfovereenkomst te ressorteren. Zie hiervoor H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil
belge., Deel IX, Les Successions 2e uitg., Bruylant, Brussel, 1974, nr. 555; P. DELNOY, Les libéralités et les
successions. Précis de droit civil, Brussel, Larcier, 2009, 179, nr.13.
171
Van een persoon die nog in leven is op het ogenblik van de totstandkoming van het beding.
172
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 970, nr. 1890.
173
R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 146, nr. 320; R. DILLEMANS en
J. VERSTRAETE, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1961-1967)”, T.P.R. 1968, 375, nr. 8.
174
J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 94, nr.
170.
26
vooroverlijden,175 ook wel overeenkomsten post mortem genoemd. Deze zijn wel toegelaten
aangezien de bedinger de goederen besloten in de erfovereenkomst niet meer mag
vervreemden.176 De overeenkomst is aangegaan onder een opschortende voorwaarde of termijn,
zodat niet het bestaan van het recht wordt opgeschort, maar louter de opeisbaarheid ervan.
§ 3: Is het finaal verrekenbeding een verboden erfovereenkomst?
58. Als we nu het sleutelcriterium hernemen, namelijk het toekennen, wijzigen of afstaan van
louter eventuele rechten, ziet het er volgens sommige auteurs naar uit dat hier het schoentje kan
wringen.177 Als de bedinger de vrijheid nog heeft om de goederen vervat in het verrekenbeding,
te vervreemden, heeft deze zich niet onvoorwaardelijk verbonden en liggen dus louter eventuele
rechten voor. Het komt er eigenlijk op neer dat de toekomstige erflater zijn nalatenschap
volledig kan uithollen door alle aanwinsten en in voorkomend geval ook de niet-aanwinsten te
vervreemden178, weg te schenken179 of te vergokken.180
59. Andere auteurs zijn van mening dat het verrekenbeding geen verboden erfovereenkomst
uitmaakt.181 aangezien het gaat om een toegelaten overeenkomst post mortem. De echtgenoten
gaan het recht op verkrijging van de aanwinsten onvoorwaardelijk en wederzijds aan elkaar
toebedelen. De vordering op het moment van het sluiten van de overeenkomst is niet bepaald,
maar wel bepaalbaar en wordt onder opschortende termijn aangegaan: het ontbinden van het
huwelijksvermogensstelsel is immers een zekere en toekomstige gebeurtenis. Enkel de
opeisbaarheid van die vordering wordt uitgesteld.182
175
J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 104, nr.
188 en 105, nr. 189.
176
R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 146, nr. 321.
177
Bael, boek 691; E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 65.
178
Alhoewel de meeste contracten voorzienin een bescherming van de mede-echtgenoot tegen bedrieglijke
vervreemdingen van de ander. C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale
formule tegen de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 214, nr. 26.
179
Er kunnen wel clausules in het verrekencontract worden ingevoegd m.b.t. de weggeschonken goederen, zodat
deze fictief bij het vermogen geteld worden. Zie hiervoor: C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een
verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 213, nr. 24.
180
E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 65
181
R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 210, nr. 4; C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding –
Een ideale formule tegen de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 203, nr. 5; L. RAUCENT, Les régimes matrimoniaux,
Louvain-La-Neuve, Cabay, Louvain-la-Neuve, Cabay, 1978, 436, nr. 1027.
182
I. DE STEFANI, “Les Régimes de participation aux acquêts” in M. GRÉGOIRE, Les contrats de mariage, Bilan,
perspectives et formules pratiques, Louvain-la-Neuve, Bruylant, 1996, 96, nr. 38.
27
Moest dit argument niet overtuigen, gaan de auteurs nog verder en stellen ze dat hier nooit een
erfovereenkomst kan voorliggen. Het gaat hier immers om een verrekening die betrekking heeft
op het huwelijksvermogensrecht, niet op de nalatenschap van de echtgenote.183 Één van de
constitutieve elementen van een overeenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap184 is
hier dus niet voldaan.185 Daarnaast is ook het Comité voor Studie en Wetgeving van de
K.F.B.N.186 de mening aangedaan dat het verrekenbeding geen verboden erfovereenkomst
uitmaakt.
60. We kunnen er dus van uit gaat dat deze discussie is uitgeklaard in de gunstige zin, toch blijft
voorzichtigheid geboden.
Afdeling 3: Is het verrekenbeding de oplossing voor de koude uitsluiting?
§ 1: Het verrekenbeding in de praktijk.
a) Algemene bedenkingen
61. Uit hoofdstuk één blijkt op het eerste gezicht dat het verrekenbeding een uiterst soepel en
gemakkelijk instrument is om de nadelige gevolgen van een zuivere scheiding van goederen,
de koude uitsluiting, ietwat te temperen. De theorie van VERBEKE lijkt duidelijk en precies
uitgewerkt. Huwelijkscontracten en de correcties daarop vinden hun weerslag echter niet op
papier maar in de echte wereld en moeten logischerwijze ook vanuit een praktisch oogpunt
bekeken en geanalyseerd worden. Is dit instrument werkelijk zo eenvoudig toe te passen en
wordt er in de praktijk ook effectief gebruik van gemaakt?
62. Op dat vlak zijn er duidelijk enkele randbemerkingen te maken. Zo werd gesteld dat bij het
verrekenbeding in het algemeen, een nauwkeurige administratie tussen de echtgenoten is
aangewezen, wat zelfs nog meer het geval is bij een periodiek verrekenbeding dan bij de finale
versie.187 Dit blijkt in de praktijk zeer moeilijk te lukken wegens het ontbreken van de
N. GEELHAND, “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog adviseerbaar” in A.-L. VERBEKE
(ed.), Handboek Estate Planning – bijzonder deel 6, Brussel, Larcier, 2011, 19, nr. 43; R BARBAIX en A.-L.
VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant bevonden!”, Not.Fisc.M.
2012/6, 210, nr. 4.
184
Het moet namelijk een niet-opengevallen nalatenschap betreffen, cf supra randnr. 56.
185
R BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk performant
bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 210, nr. 4.
186
Beslissing van 21 januari 2012: Dossier nr. 4403, met een verslag van J. FACQ.
187
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 170, nr.
183
28
bewijsstukken zovele jaren later. Vaak vergeten echtgenoten te verrekenen of willen ze dit
simpelweg niet: ze zien het nut ervan niet in zolang het goed gaan in hun relatie. PINTENS en
VERBEKE188 pleiten dan ook eerder voor het finale verrekenbeding, alsof ze gehuwd waren
onder het wettelijk stelsel.189
63. Ook menen echtgenoten soms ten onrechte dat hun eigen vermogen door de gecorrigeerde
scheiding van goederen niet aangetast kan worden door schuldeisers van de andere echtgenoot.
Door het verrekenbeding ontstaat echter een vermenging van de vermogens en moet de andere
in bepaalde omstandigheden toch instaan voor de schulden van de ander.190 Zo kan de correctie,
die bedoeld was om de ene te beschermen tegen de koude uitsluiting, net in diens nadeel spelen
als de ‘rijkere’ echtgenoot veel tegenslag heeft gekend of veel schulden heeft gemaakt.191 Het
eindresultaat van het verrekenbeding is dus zeer onvoorspelbaar.192 PINTENS merkt op dat men
hieraan tegemoet kan komen door een periodiek verrekenbeding op te nemen,193 maar dit is
zoals reeds aangegeven niet echt realistisch.194
64. Bovendien leidt het debat over de toepassing van de huwelijksvoordelen tot veel
onzekerheid. Notarissen doen er daarom goed aan in navolging van de stelling van
VERSTRAETE, hun cliënt te informeren over de twee strekkingen in de rechtsleer en de
beslissingen in de rechtspraak,195 maar ook en vooral over het gebrek aan wettelijke bepalingen
daaromtrent, wat het volgens DE WULF moeilijk maakt om het verrekenbeding toe te passen.196
Deze auteur haalt verder aan dat de vereffening van een gecorrigeerde scheiding van
128; 1; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 389, nr. 715.
188
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 389, nr. 715; W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend
perspectief”, TPR 2005, 360, nr. 51; A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991,
322, nr. 210.
189
Het zogenaamde alsofbeding. Cf supra randnr. 39.
190
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 215, nr. 28.
191
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 221, nr. 47. Tegen slecht beheer en verkwisting worden wel vaak clausules opgenomen
in het verrekencontract.
192
A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 333, nr. 217; W. PINTENS, C.
DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 189,
nr. 71527, 170, nr. 129.
193
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 389, nr. 715
194
Cf supra randnrs. 31 en 62. Zie ook in die zin: A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen:
pleidooi voor een warme uitsluiting” in H. CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de
Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 179, nr. 133.
195
Verder zal het belang blijken van de goede voorlichtingsplicht die op de notaris rust bij het redigeren van het
huwelijkscontract. Cf infra randnr. 92.
196
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 227, 61.
29
goederen197
veel
ingewikkelder
is
dan
de
vereffening
van
een
klassieke
huwelijksgemeenschap.198 Om te besluiten analyseert hij dat de scheiding van goederen met
verrekeningsbedingen als huwelijkscontract ‘pur sang’ nauwelijks voorkomt in de praktijk.199
Waar wel nog aan gedacht kan worden is een eventuele opname van zo’n beding in het kader
van successieplanning in extremis.200
b) De notaris aan het woord
65. Na een navraag en analyse van huwelijkscontracten in enkele notariskantoren201, blijkt het
gebruik van een verrekenbeding in deze West-Vlaamse kantoren helemaal niet zo frequent te
zijn. Integendeel, de ondervraagde notarissen zijn vaak van oordeel dat dit de zaken onnodig
ingewikkeld maakt. Notaris van Opstal in Oostende vertelde mij dat hij dergelijke bedingen in
bepaalde contracten van zuivere scheiding van goederen in het begin van zijn carrière wel nog
inplantte, afhankelijk van de context waar partijen zich in bevonden. Recent is de toepassing
van die verrekenbedingen echter zo goed als nihil. Van Tieghem en Vandeputte gaven dan weer
aan eerder gebruik te maken van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.202
66. Ook notaris Buylaert neemt eerder deze toegevoegde gemeenschap op in de
huwelijkscontracten, maar geeft toe dat dit toch zeldzaam is. “Hoewel dit verdienstelijk lijkt in
theorie zal dit evenwel heel wat moeilijker zijn om dit na 25 jaar huwelijk in geval van
echtscheiding effectief toe te passen”. Deze uitspraak geeft perfect weer hoe de ondervraagde
notarissen staan tegenover de correcties op zuivere scheiding van goederen in het algemeen.
Bovendien merkte de heer Buylaert terecht op dat het maatschappijbeeld grondig gewijzigd is
ten opzichte van het klassieke beeld (hij doelt hier op de Hausfrauenehe-problematiek) en dat
zowel man als vrouw nu veel zelfstandiger in het leven staan en dus heel vaak een eigen
beroepsinkomen hebben. Dergelijke koude uitsluiting is dan ook eerder uitzondering dan regel
197
Dit wel voor een verrekenbeding op basis van de aanwinsten.
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 220, nr. 42.
199
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 203, nr. 5.
200
N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het huwelijkscontract als techniek
van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate
Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 220, nr. 279.
201
Ik beperkte mijn rondvraag tot enkele notariskantoren in West-Vlaanderen. Zo kon ik notarissen Vander Heyde,
van Opstal, van Tieghem, Buylaert, Van Hoestenberghe en Vandeputte om hun mening vragen omtrent het
verrekenbeding.
202
Het zogenaamde TIGV, cf infra randnr. 75 ev.
198
30
en koppels staan eerder weigerachtig tegenover het opnemen van verrekenbedingen of een
toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.
Deze notaris haalt tevens aan dat, wanneer koppels reeds 15 jaar samenwonen – waarbij ze
sowieso onder ‘scheiding van goederen’ leven – en zij toch beslissen om in het huwelijksbootje
te stappen, ze dit zelden doen om wijzigingen aan het huwelijksvermogenssysteem aan te
brengen en zodoende het wettelijk stelsel aan te nemen. “De belangrijkste reden om te huwen
ligt in het verschaffen van het vruchtgebruik op het volledige vermogen, niet om hun
vermogensrechtelijke situatie te veranderen.”
67. Notaris Van Hoestenberghe liet mij weten dat zijn kantoor het verrekenbeding en de
clausule met ‘automatische onverdeeldheid van beroeps(besparingen)’203 vijf à tien jaar geleden
wel nog veelvuldig toepaste, onder impuls van de toen heersende tendens en met behulp van de
modellen die Verbeke voorop had gesteld in zijn bijdrage tot het boek de evolutie in de
huwelijkscontracten.204 Wat de periodieke verrekenbedingen betreft merkt hij terecht op dat
echtgenoten in de praktijk weinig discipline hebben om deze periodieke verrekeningen effectief
toe te passen, ondanks het feit dat er op gehamerd wordt dat dit punctueel dient toegepast te
worden. Naar zijn mening vormt het finaal verrekenbeding een beter alternatief, maar de
correcte clausulering en interpretatie hiervan is cruciaal en niet evident.
Een beperkte toegevoegde interne gemeenschap m.b.t. een onroerend goed of aandelen uit een
vennootschap, met eventuele schrapping van de vergoedingsregeling (de notaris bedoelt
hiermee art. 1432 ev. BW), past het kantoor wel nog steeds toe en lijken in de praktijk weinig
problemen te vormen.
68. Om een meer algemeen beeld te bekomen van de evolutie van het verrekenbeding, heb ik
bijkomend het Centraal Register voor Huwelijkscontracten gecontacteerd. Jammer genoeg
konden zij mij geen exacte cijfers meegeven. Het is technisch nog niet mogelijk om de oude
contracten op te halen en zo de aanwezigheid van een verrekenbeding na te gaan.
203
Een clausule die ik in deze thesis niet zal behandelen.
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer
Rechtswetenschappen, 1995, 81-191.
204
31
§ 2: Vergelijking met Nederland
69. Nemen we even een kijkje bij onze Noorderburen, waar – zoals reeds aangegeven – de
mogelijkheid bestaat om de koude uitsluiting – het gevolg van het stelsel van huwelijkse
voorwaarden205 – tegen te gaan door verrekenbedingen op te nemen. Dit wettelijk
deelgenootschap komt er vrij veel voor206 en VAN DUIJVENDIJK-BRAND definieert deze
verrekenstelsels als “een goederenrechtelijke scheiding van de vermogens van de echtgenoten
met een obligatoire verplichting om op andere wijze met elkaar af te rekenen dan uit de
goederenrechtelijke verhoudingen”.207
70. De opkomst van die verrekenbedingen is er gekomen door het zogenaamde ‘conversiearrest’ Van de Water/Van Hemme.208 De echtgenoten hadden een voorwaardelijk karakter aan
hun huwelijksvoorwaarden toegekend door overeen te komen dat de algehele gemeenschap zou
intreden indien zij kinderen zouden hebben, maar dat zij slechts onder een beperkte
gemeenschap zouden gehuwd zijn voor het geval ze kinderloos zouden blijven.209 De Hoge raad
besliste dat deze voorwaarde in strijd was met dwingende bepalingen, maar had geen bezwaar
tegen een regeling die maakt dat “de algehele gemeenschap tussen partijen geldt, maar dat
indien er geen kinderen uit dit huwelijk geboren worden, er zal worden afgerekend alsof er
gemeenschap van winst en verlies ware geweest.”210
De wetgever heeft het wettelijk deelgenootschap geïntroduceerd in Boek I van het Nieuw
Burgerlijk Wetboek dat op 1 januari 1970 in werking trad. Ook hier bestaan het periodiek of
‘Amsterdams verrekenbeding’ en het finaal verrekenbeding, waarbij blijkbaar het periodiek
verrekenbeding van de meeste populariteit geniet.211 Dit komt doordat – in tegenstelling tot het
finaal verrekenbeding – de minst rijke echtgenoot met zo’n Amsterdams beding reeds tijdens
het huwelijk geniet van de vermogensaangroei. Althans, indien het verrekenbeding effectief
205
Vergelijkbaar met ons stelsel van scheiding van goederen.
Cf supra randnr. 22; Een kwart van de huwelijkscontracten bevat een uitsluiting of wijziging van gemeenschap
(dus een afwijking van de algehele gemeenschap) en in 2/3den van die gevallen nemen echtgenoten een
verrekenbeding op: K. BOELE-WOELKI, “Redelijkheid en billijkheid in het vermogensrecht van echtgenoten en
samenlevers: moeten maatregelen worden genomen bij koude uitsluiting?” in W. PINTENS en C. DECLERCK,
Patrimonium 2011, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 357, nr. 1 .
207
J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse
huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 387, nr. 30.
208
HR 21 januari 1944, NJ 1944, 120.
209
E.A.A. LUIJTEN, “Verrekenstelsels in de Nederlandse praktijk der huwelijksvoorwaarden” in J. Gerlo, Liber
Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen, 1997, 170.
210
Dit werd ook bevestigd door de feitenrechter in Rb. ’s-Hertogenbosch 16 april 1948, NJ 1948, 321; Hof ’sHertogenbosch 15 november 1949, NJ 1950, 755.
211
J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse
huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 389, nr. 36.
206
32
wordt uitgevoerd, wat in de praktijk een vaak voorkomend probleem bleek.212 Men meende het
niet-uitvoeren van de verrekenbedingen te kunnen verhelpen door een vervaltermijn in te
voeren, maar gecombineerd met de niet-nakoming van het verrekenbeding had deze termijn als
zeer nadelig gevolg dat de verrekening niet plaatsvond en de behoeftige echtgenoot uiteindelijk
met niets achterbleef. Deze praktijk werd door menig auteur fel bekritiseerd en uiteindelijk
besliste de Hoge Raad in Rensing/Polak dat het vervalbeding onaanvaardbaar moet worden
geacht.213
71. Er dient echter opgemerkt dat zelfs na de wetswijziging van 2002214 –waardoor afdeling 2
van boek I nu drie paragrafen bevat215 – dit wettelijk deelgenootschap in Nederland nooit echt
populair is geweest.216
§ 3: Besluit
72. Enkele auteurs –waaronder voornamelijk VERBEKE en GEELHAND217 – zijn vurig
voorstander van het invoeren van verrekenbedingen in een stelsel van zuivere scheiding van
goederen om de koude uitsluiting te voorkomen en hebben hier dan ook al uitvoerig over
geschreven. De theorie ziet er mooi uit op papier maar blijkt in de praktijk niet echt aan te
slaan/toch niet zo populair als deze rechtsleer doet uitschijnen.
73. Uit rondvraag bij enkele West-Vlaamse notarissen blijkt dat een verrekenbeding vaak niet
gewenst is aangezien dit een nauwkeurige boekhouding vereist tussen echtgenoten en een
ingewikkelde verrekening bij ontbinding van het stelsel met zich meebrengt. Bovendien geven
ze een vals gevoel van veiligheid bij de echtgenoten, die niet stilstaan bij de consequenties van
het beding als het uiteindelijk toch misgaat op vermogensrechtelijk vlak. Ook vinden enkele
J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse
huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 390, nr. 38.
213
HR 19 januari 1996, NJ 1996, 617.
214
Wet van 14 maart 2002, Stb. 2002, 152.
215
Artikelen 1: 132 – 1: 140 BW bevatten algemene regels voor verrekenbedingen, 1: 141 BW regelt het periodieke
verrekenbeding en de artikelen 1: 142 – 1: 143 BW handelen over het finale verrekenbeding.
216
E.A.A. LUIJTEN, “Verrekenstelsels in de Nederlandse praktijk der huwelijksvoorwaarden” in J. GERLO, Liber
Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, 172; J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er
knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 388, nr. 35.
217
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 149-186;
N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M.
2009/4, 105, nr. 10.
212
33
notarissen het gebrek aan een vertrouwd wettelijk kader met goed uitgewerkte clausules218
eerder storend om het verrekenbeding op grote schaal in de huwelijkscontracten in te planten.
In Nederland daarentegen kunnen deze bedingen een iets grotere meerwaarde bieden tegen de
koude uitsluiting. Het Burgerlijk Wetboek van onze noorderburen voorziet in een wettelijk
kader dat echtgenoten duidelijk meer aanspreekt dan een regeling die de Belgische rechtsleer
heeft overgenomen uit andere jurisdicties. Er kan dan ook vanuit de notariële praktijk besloten
worden dat verrekenbedingen toch niet zoveel aangewend worden als aanvankelijk gedacht.
74. In het volgende deel ga ik na of een andere warme insluiting – namelijk het Toegevoegd
Intern Gemeenschappelijk Vermogen – een oplossing kan bieden tegen de koude uitsluiting
218
Die wel voorhanden zijn in het wettelijk stelsel
34
Deel 3: Andere ‘warme insluitingen’
Hoofdstuk 1: Toegevoegd Intern Gemeenschappelijk Vermogen
Afdeling 1: Situering van de TIGV
75. Naast de internrechtelijk en dus verbintenisrechtelijk werkende verrekenbedingen, is er nog
een 2de veelgebruikte manier waarop de koude uitsluiting vermeden kan worden. Verbeke
noemt dit een externe correctie, omdat ze een zakenrechtelijke werking heeft en het statuut van
de goederen wijzigt.219 Deze toegevoegde gemeenschap verschilt ook wezenlijk van het
gemeenschappelijk vermogen in bijvoorbeeld een wettelijk stelsel. De basis die aan deze
toegevoegde gemeenschap ten grondslag ligt is immers een stelsel van zuivere scheiding van
goederen en geen gemeenschapsstelsel. Zodoende zijn de dwingende regels van het “sluisartikel” 1451 BW die gelden voor een gemeenschapsstelsel, 220 niet van toepassing op deze
toegevoegde gemeenschap.221
76. Dit “structurele” correctiemechanisme dat aan de zuivere scheiding van goederen wordt
toegevoegd, heeft bovendien een speciale bestemming222 waardoor het zich onderscheidt van
een gewone onverdeeldheid.223 In het huwelijkscontract kan dan worden bepaald dat aan het
dominante basisregime van de scheiding van goederen, “een intern gemeenschappelijk
vermogen wordt toegevoegd, met bijzondere bestemming ten behoeve van de lasten van het
huwelijk en het gemeenschappelijk leven der echtgenoten en hun gezin”.224 VERBEKE stelt dat
een gewone onverdeeldheid intern én extern open is, wat wil zeggen dat zowel de partijen als
derden225 de uitonverdeeldheidtreding kunnen eisen.226 De TIGV daarentegen is ook extern
open, maar intern gesloten.
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T.
Not. 2011, 180.
220
Betreffende onder andere de verhaalsrechten van de schuldeisers en het dwingend regime van bestuur.
221
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T.
Not. 2011, 181.
222
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 126, nr. 59;
A. VERBEKE, “Weg met huwelijk en echtscheiding”, TPR 2004, 974, nr. 6.
223
Een gewone onverdeeldheid ontstaat doordat echtgenoten toevallig iets in onverdeeldheid aankopen,
bijvoorbeeld een huis. Deze vrijwillige beslissing staat tegenover de ‘structurele’ beslissing van de TIGV.
224
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 19, nr. 10.
225
Bijvoorbeeld schuldeisers van de echtgenoten.
226
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T.
Not. 2011, 189.
219
35
Naar derden toe is hier dus sprake van een gewone onverdeeldheid die extern open is. De
schuldeisers kunnen de toepassing van 815 BW eisen en zo de onverdeeldheid stopzetten.227
De rechten van derden mogen immers niet in het gedrang gebracht worden door dit
correctiemechanisme.228 In tegenstelling tot een gemeenschapsstelsel – waar het volledige
gemeenschappelijk vermogen kan uitgewonnen worden indien het gemeenschappelijke
schulden betreft – zijn de verhaalsrechten van de schuldeisers in deze TIGV gemilderd tot het
aandeel van echtgenoot-schuldenaar, namelijk de helft van de onverdeeldheid.229
Intern – tussen echtgenoten – werkt de TIGV als een soort huwelijksgemeenschap.230 Voor
zover de rechten van derden niet in het gedrang komen, zijn de regels van een
gemeenschappelijk vermogen zoals dat van een wettelijk stelsel van toepassing.231 De
echtgenoten kunnen door de bijzondere bestemming deze gemeenschap niet zomaar
beëindigen.232 De dwingende regels met betrekking tot de verhaalsrechten van de schuldeisers
en het bestuur, zijn echter niet van toepassing op deze TIGV.233
77. Wat de samenstelling van deze TIGV betreft, genieten partijen een zeer grote vrijheid. De
ene kan niets inbrengen en de andere veel. Zij kunnen bijvoorbeeld ook één onroerend goed
opnemen.234 Hierbij is wel van belang dat de inkomsten van die goederen in deze boedel
vallen,235 alsook de schulden verbonden aan die goederen en gelet op de bijzondere
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 136, nr. 68;
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T. Not.
2011, 189.
228
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 989, 1316; A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van
goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H. CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de
Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 144, nr. 77.
229
R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 226, nr. 349.
230
N. GEELHAND, “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het huwelijkscontract als techniek
van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate
Planning: (fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 267, nr. 365; C. DE
WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van
notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 988, nr. 1316.
231
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 136, nr. 69.
232
A.-L.VERBEKE, “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van een TIGV”, T.
Not. 2011, 189; 27, 141, nr. 73.
233
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 137, nr. 69.
234
Vaak de gezinswoning met inboedel.
235
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 19, nr. 11.
227
36
bestemming, de lasten van het huwelijk.236 De echtgenoten moeten er echter voor zorgen dat
de inkomsten uit beroepsactiviteiten en inkomsten uit eigen goederen hier niet in terechtkomen,
want dan creëren ze een huwgelijksgemeenschap en kiezen ze dus impliciet voor een
gemeenschapsstelsel.237 Een ander belangrijk aandachtspunt is de regeling van de
zaakvervanging. Is dit in de TIGV niet mogelijk, dan is er slechts sprake van een gewone
onverdeeldheid.238
Afdeling 2: De TIGV in de praktijk
78. DE WULF en VAN BAEL betwisten de geldigheid van zo’n toegevoegde gemeenschap in de
praktijk.239. Indien de echtgenoten kiezen voor een gemeenschap, moeten zij ook de gevolgen
daarvan dragen. Het verhaalsrecht van de schuldeisers op dit gemeenschappelijk vermogen is
van dwingend recht en daar kan geen afbreuk aan gedaan worden door de gemeenschap een
andere naam en bestemming te geven.240 VERBEKE en MICHIELS geven echter aan dat het
basisstelsel nog steeds de scheiding van goederen is indien de inkomsten uit arbeid niet
gemeenschappelijk zijn.241 Voor zover aan die vereiste voldaan is, kunnen de regels betreffende
gemeenschapsstelsels niet van toepassing zijn, “hoe ruim de toegevoegde gemeenschap ook
weze”.242
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 139, nr. 72.
237
R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen,
Intersentia, 2010, 226, nr. 349; A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”,
in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers
Leuven, 2003, 19, nr. 11; A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 315, nr.
204.
238
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 137, nr. 70;
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE en
E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 20, nr. 12.
239
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 989, nr. 1316; J. VAN BAEL, “Het huwelijkscontract van scheiding
van goederen met een toegevoegd “intern gemeenschappelijk vermogen”. Ceci n’est pas un régime matrimonial”,
T. Not. 2010, 227.
240
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 989, nr. 1316.
241
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 123, nr. 52.
D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not.Fisc.M. 2005, afl. 9, 284, nr.
49.
242
D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not.Fisc.M. 2005, afl. 9, 285,
nr. 49.
236
37
79. Net zoals bij de verrekenbedingen het geval was, lijkt de TIGV dus ook niet volledig vrij te
zijn van controverse. Niettemin passen notarissen deze bijzondere gemeenschap toch toe in
bepaalde huwelijkscontracten. Na een rondvraag in enkele notariskantoren, stelde ik vast dat
dit correctiemechanisme zelfs veel grotere populariteit geniet dan het verrekenbeding. 243
Hoofdstuk 2: Pleidooi voor een vernieuwd huwelijksvermogensrecht?
80. Afgezien van de temperende werking van een verrekenbeding en de TIGV, is het in België
en Nederland toch nog altijd perfect mogelijk en wettelijk244 om een contract van zuivere
scheiding van goederen op te nemen en de andere echtgenoot ‘koud uit te sluiten’.245 Gelukkig
zien we deze problemen in de praktijk niet vaak terug: de meeste van goederen gescheiden
echtgenoten verdienen elk goed hun boterham en de niet-beroepsactieve echtgenotes die
vermogensrechtelijk aan de kant geschoven worden bij echtscheiding vormen eerder de
uitzondering.
81. Toch is de koude uitsluiting volgens sommige auteurs een plaag die moet bestreden worden.
In Nederland heeft de minister van Justitie naar aanleiding van deze problematiek in 2009 een
onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden om dit nadelige effect ietwat te bestrijden.246
Alhoewel uit dit onderzoek blijkt dat de koude uitsluiting in Nederland eigenlijk helemaal niet
zo frequent (en ernstig) meer voorkomt,247 lijkt het toch aangewezen hier even bij stil te staan.
Uit de voorstellen die daar werden vooropgesteld – aangevuld met andere bemerkingen uit de
Nederlandse rechtsleer – kunnen we misschien wel iets leren om de Belgische situatie te
analyseren en te verbeteren. Ik zal de Nederlandse opmerkingen combineren met deze uit de
Belgische rechtsleer en ze op die manier in een zestal voorstellen bundelen.
243
Cf supra randnr. 65 ev.
Verbeke pleit voor een afschaffing van de zuivere scheiding van goederen, cf infra randnr. 82.
245
K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, “België en Nederland in Europa: verenigd in verscheidenheid” in K.
BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 270.
246
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A.
VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting
gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de
overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 342 p.
247
K. BOELE-WOELKI, “Redelijkheid en billijkheid in het vermogensrecht van echtgenoten en samenlevers:
moeten maatregelen worden genomen bij koude uitsluiting?” in W. PINTENS en C. DECLERCK, Patrimonium 2011,
Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 358, nr. 4; M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D.
KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A. VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na
scheiding van in koude uitsluiting gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners,
alsmede instrumenten voor de overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom
Juridische Uitgevers, 2011, 250.
244
38
Afdeling 1: Scheiding van goederen afschaffen
82. Een voorstel van VERBEKE betreft het afschaffen van de zuivere scheiding van goederen om
op die manier de koude uitsluiting onmogelijk te maken. Zelfs het huwelijk op zich en de
echtscheiding zijn volgens hem achterhaald; 248 er moet een dwingend participatierecht worden
ingevoerd, “voor alle gehuwden (en samenwonenden), ongeacht het (huwelijks)contract”.249
Het Nederlandse huwelijksvermogensrecht zou diezelfde weg moeten volgen.250
Het verrekenbeding en de TIGV zijn reeds een stap in de goede richting, maar een zuivere
scheiding van goederen is wettelijk gezien nog steeds mogelijk. Dit is volgens VERBEKE
absoluut niet te rijmen met de gedachte van een stabiele en vaste relatie, de zogenaamde
“partnership of joint venture, waartoe beide partners een gelijkwaardige bijdrage leveren en
er een vermogensrechtelijke solidariteit heerst”.251 Bij ontbinding van het stelsel, zowel bij
overlijden als bij echtscheiding, dient de opbouw dan ook in gelijke helften te worden
verdeeld.252 Daarom vindt hij dat de zuivere scheiding van goederen uit het Burgerlijk Wetboek
moet worden geschrapt,253 aangezien dit stelsel volledig afbreuk doet aan die
solidariteitsgedachte waarover volgens hem internationale consensus bestaat.254 Ook
DECLERCK staat volledig achter deze mening.255
83. Deze alleenstaande auteurs stuiten met hun zeer radicaal en verregaand voorstel
vanzelfsprekend op sterke tegenkanting in de rechtsleer. Hiervoor verwijs ik naar afdeling 6
van dit hoofdstuk, randnr. 101.
Cf infra randnr. 82. A. VERBEKE, “Weg met huwelijk en echtscheiding”, TPR 2004, 979, nr. 16 en 981, nr. 20.
A. VERBEKE, “Zuivere scheiding van goederen verbieden”, AJT 2001-01, 671.
250
A. VERBEKE, “Weg met de koude uitsluiting!”, WPNR 2001, 945.
251
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 375, nr. 3; A. VERBEKE, “Weg met de koude
uitsluiting!”, WPNR 2001, 946
252
A. VERBEKE, “Weg met huwelijk en echtscheiding”, TPR 2004, 977, nr. 12.
253
A. VERBEKE, “Zuivere scheiding van goederen verbieden”, AJT 2001-01, 671.
254
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 375, nr. 3.
255
C. DECLERCK, “Koude uitsluiting: hervormen of afschaffen?”, T.Fam. 2012/2, 31; C. DECLERCK en L.
VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse” in K. BOELE-WOELKI
en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse familierecht, Den
Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 159.
248
249
39
Afdeling 2: Het verrekenbeding en de TIGV wettelijk verankeren
84. In Nederland is het verrekenbeding in de wet ingeschreven als correctiemechanisme op de
zuivere scheiding van goederen.256 Deze wettelijke verankering heeft aldus bijgedragen tot een
grotere rechtszekerheid en zou ook onze wetgevers kunnen inspireren om aan de huidige
regeling te sleutelen. Enkele notarissen hebben na mijn rondvraag beaamd dat het ontbreken
van een wettelijke regeling omtrent het verrekenbeding en de TIGV eerder storend is voor een
vlotte toepassing ervan.257 In deze afdeling bespreek ik dan ook het voorstel om de
correctiemechanismen tegen de koude uitsluiting258 in het Burgerlijk Wetboek te incorporeren.
85. DE WULF acht een gelijkaardige regeling van verrekenbedingen zoals in het Nederlands
Burgerlijk Wetboek geen passende oplossing, aangezien bij de noorderburen een andere
ingesteldheid kennen met hun wettelijk stelsel van algehele gemeenschap.259 Anderzijds erkent
deze auteur dat de koude uitsluiting – alhoewel die misschien niet zo frequent meer voorkomt
– toch “een realiteit is, waarvoor goede wettelijke formules beschikbaar moeten worden
gesteld”.260
86. Ik acht een wetgevend ingrijpen toch nuttig, zeker voor wat de werking van
verrekenbedingen betreft, maar evenzeer om de daarbij aansluitende vraag te beslechten of die
bedingen huwelijksvoordelen zijn, dan wel schenkingen. VERBEKE vindt een duidelijke
wettelijke basis omtrent de theorie van de huwelijksvoordelen broodnodig261 en ook
VERSTRAETE is de mening aangedaan dat de wetgever zich hierover duidelijk zou moeten
uitspreken, zodat “de notaris zekerheid kan bieden omtrent deze correctiemechanismen”.262
87. Betreffende de TIGV kunnen ook best enkele kernbepalingen opgenomen worden, zodat
minstens omtrent de geldigheid ervan geen discussie meer mogelijk is. 263 Bijkomend zou
volgens mij het herbekijken van de intussen middeleeuwse regeling inzake bedingen
betreffende een niet-opengevallen nalatenschap ook een goede zaak zijn. Het verbod op
256
Cf supra randnr. 69 ev.
Cf supra randnr. 73.
258
Meer bepaald de verrekenbedingen en het Toegevoegde Interne Gemeenschappelijk Vermogen.
259
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 227, nr. 62.
260
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 228, nr. 62.
261
A.-L. VERBEKE, “Hervorming van Belgisch erfrecht”, TEP 2011, 12.
262
J. VERSTRAETE, “Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE, Notariële Actualiteit
2011, Brussel, Larcier, 2011, 16.
263
Cf supra randnr. 78.
257
40
erfovereenkomsten is totaal niet meer aangepast aan de noden van onze huidige samenleving
en bemoeilijkt een volwaardige familiale successieplanning.264
88. DECLERCK haalt alvast aan dat een voorstel in de maak is in het kader van de Ordre des
Barreaux Francophones et Germanophones (OBFG) om de bepalingen in het Burgerlijk
Wetboek omtrent scheiding van goederen te hervormen.265 Hierbij zou van belang zijn dat
(aanstaande) echtgenoten regelingen opnemen over het bestaan en bewijs van hun vorderingen
tussen elkaar, wat betreft de vergoeding van de meewerkende echtgenote en het lot van de
gezinswoning.266
Afdeling 3: Verstrengde voorlichtings- en informatieplicht van de notaris
89. De vraag rijst of partijen die destijds in hun huwelijkscontract kozen voor een koude
uitsluiting, wel voldoende wisten waar zij aan begonnen. Het onderzoek in Nederland toont aan
dat de notariële voorlichting tot 1997 eigenlijk te kort kwam: vaak werd de koude uitsluiting
als standaardmodel aan jonge koppels voorgesteld, zonder dat zij voldoende geïnformeerd
werden over de verregaande, nadelige gevolgen van dit stelsel.267 Hier kwam uiteindelijk wel
verandering in, maar of dit werkelijk ook de gewenste indruk naliet t.a.v. de partijen, is
betwijfelbaar. Immers, enkele auteurs menen dat echtgenoten op de dag van hun
huwelijkscontract zelf al niet meer weten of erger nog, niet begrijpen wat hun huwelijkse
voorwaarden nu precies inhouden.268
90. Er kunnen valabele redenen zijn om in het huwelijkscontract een koude uitsluiting op te
nemen.269 De partijen beslissen hierover in principe soeverein, maar een goede voorlichting
door de notaris van de verstrekkende gevolgen is bij deze van kapitaal belang. Dit moet niet
Zie algemeen: “Editoriaal”, T.Not. 2010, 223.
C. DECLERCK, “Koude uitsluiting: hervormen of afschaffen?”, T.Fam. 2012/2, 30.
266
C. DECLERCK en L. VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse”
in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 159.
267
L.C.A. VERSTAPPEN, “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding”, WPNR 2009, 851, nr. 8.
268
L.C.A. VERSTAPPEN, “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding”, WPNR 2009, 852, nr. 9.
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A. VERSTAPPEN,
Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting gehuwde
echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de overheid om
deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 257.
269
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A.
VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting
gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de
overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 129.
264
265
41
enkel gebeuren bij het redigeren van het huwelijkscontract, maar de vraag of de huwelijkse
voorwaarden nog passend zijn, moet bijvoorbeeld ook gesteld worden bij de overdracht van
een woning. 270
91. Het preventieve optreden is een eerste luik dat zeker de aandacht verdient. De onderzoekers
pleiten er dan ook voor om een verstrengde notariële voorlichtingsplicht wettelijk te
verankeren. Er wordt voorgesteld om, naast de algemene informatieplicht door de notaris, de
partijen voorafgaand een uitgebreide vragenlijst te laten invullen en ze bovendien afzonderlijk
te informeren over de mogelijke gevolgen van de huwelijkse voorwaarden. Het is immers
mogelijk dat één partij onder druk gezet wordt door de andere, en bij een individuele
raadpleging kunnen zowel de notaris als de partijen zonder aarzelingen hun bemerkingen
formuleren.
Dit voorstel stuit in de Nederlandse praktijk echter op tegenkanting: zo stellen de notarissen dat
zij sowieso een belangrijke informatieverplichting hebben. Het opnemen van een individuele
voorlichting “zou echter maar een schijneffect hebben”.271
92. Wat de Belgische situatie betreft, stelt Verbeke dat een notaris een huwelijkscontract van
scheiding van goederen “niet zonder verpinken” mag opstellen.272 Deze zinsnede vertolkt vrij
algemeen de visie van veel auteurs. Er is sowieso een zware informatieplicht van de notaris,
voortvloeiend uit art. 9 van de organieke wet notariaat.273 Zeker indien de partijen kiezen voor
een zuivere scheiding van goederen, is het aan de notaris om de partijen te informeren en hen
op de nadelige effecten van het gekozen stelsel te wijzen.274 Michiels neemt deze plicht
vanzelfsprekend: “Ik ben er evenwel van overtuigd dat de notaris die zulks niet doet, niet meer
van deze wereld is”.275
270
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A. VERSTAPPEN,
Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting gehuwde
echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de overheid om
deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 130.
271
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A.
VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting
gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de
overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 259.
272
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 109, nr. 33.
273
Wet van 6 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, BS 16 maart 1803 (de Ventôsewet).
274
W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR 2005, 356, nr. 48.
275
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not., 2007, 475, nr. 60.
42
Afdeling 4: Rechterlijke wijzigingsbevoegdheid
93. In Nederland bestaat de mogelijkheid om op grond van artikel 6: 258 BW het
huwelijkscontract van de koude uitsluiting te laten aanpassen door de rechter, wegens
gewijzigde omstandigheden en dit op grond van “eisen van redelijkheid en billijkheid”.276 Het
bekendste geval is het arrest Kriek/Smit, waarbij veranderingen op de vastgoedmarkt als nietvoorziene omstandigheden werden aangemerkt.277 Een ander voorbeeld is het zogenaamde
Melkquotum-arrest278 waar – vele jaren na het sluiten van het huwelijkscontract – de wet
zodanig gewijzigd werd, dat de echtgenoten hier onmogelijk rekening mee hadden kunnen
houden.279 Verder was bijvoorbeeld in de jaren ’50 de heersende opvatting dat een huwelijk
zou eindigen door overlijden in plaats van door echtscheiding. Deze laatste ontbindingsgrond
was volgens VAN MOURIK een zogenaamde onvoorziene omstandigheid.280
Een ander toepassingsgeval van de rechterlijke wijzigingsbevoegdheid betrof de vernietiging
van de koude uitsluiting wegens dwaling volgens artikel 6:228 BW.281 Er kan dan afgeweken
worden van de huwelijkse voorwaarden indien het initiële contract naar redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar is. De rechter kan bepalen dat de echtgenoot die uitgesloten wordt,
toch een zekere tegemoetkoming krijgt.282
94. Uit het onderzoek dat in Nederland werd uitgevoerd, blijkt dat die rechterlijke aanpassingsof wijzigingsbevoegdheid over het algemeen niet zoveel wordt aangewend.283 Ook in de
rechtsleer staan enkele auteurs zeer terughoudend over deze mogelijkheid. Zij bepleiten het
C. DECLERCK en L. VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse”
in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 132; M. VAN MOURIK, “Huwelijkse voorwaarden en
de eisen van redelijkheid en billijkheid”, WPNR 1987, 4; J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten,
knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 403, nr. 56.
277
HR 12 juni 1987, NJ 1988, 150.
278
HR 29 september 1995, NJ 1996, 88.
279
J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse
huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 403, nr. 56.
280
M. VAN MOURIK, “Huwelijkse voorwaarden en de eisen van redelijkheid en billijkheid”, WPNR 1987, 1.
281
HR 9 september 2005, NJ 2006, 99. Zie ook L.C.A. VERSTAPPEN, “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg,
Het verrekenbeding”, WPNR 2009, 852, nr. 8.
282
M. VAN MOURIK, “Huwelijkse voorwaarden en de eisen van redelijkheid en billijkheid”, WPNR 1987, 4; H.C.F.
SCHOORDIJK, “Twee recente arresten van de Hoge Raad over de koude uitsluiting van iedere gemeenschap en hun
betekenis voor de rechtspraktijk”, WPNR 1988, 69.
283
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A.
VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting
gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de
overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 252;
K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, “België en Nederland in Europa: verenigd in verscheidenheid” in K. BOELEWOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 270; J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten,
knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 13,403, nr. 56.
276
43
‘pacta sunt servanda-principe’: de bindende kracht van de huwelijksovereenkomst.
284
Bovendien is maar de vraag, waarin de rechter het oorspronkelijke huwelijkscontract dan
uiteindelijk moet wijzigen. Een conversie van een koude uitsluiting naar een verrekenbeding is
volgens VAN DUIJVENDIJK-BRAND zeer verregaand.285
95. In het Nederlandse onderzoek gaat men naast de voorheen besproken verstrengde
voorlichtingsplicht nog een stapje verder en stelt men voor om – dit dan op reactieve wijze
wanneer het huwelijkscontract reeds tot stand is gekomen – enkele oplossingen voor te
schotelen die de rechter toelaten om de onbillijke gevolgen van de koude uitsluiting te
corrigeren. Zo stellen de onderzoekers een specifieke wijzigingsbevoegdheid voor, indien “de
bepalingen van de huwelijkse voorwaarden door de veranderde omstandigheden extreem
ongunstig zijn geworden voor de kinderen van de partijen of de verzorgende ouder.”286 Ook
een algemene billijkheidscorrectie die het huwelijkscontract aan de kant schuift bij gewijzigde,
onredelijke omstandigheden dient volgens hen overwogen te worden.
96. In België echter lijkt het rechterlijk ingrijpen op de zuivere scheiding van goederen nog
minder aanwezig. De koud uitgesloten echtgenoot beschikt maar over een beperkt aantal
mogelijkheden om de onbillijkheid van de zuivere scheiding van goederen te corrigeren. De
plicht tot bijdrage in de lasten van het huwelijk en de verrijking zonder oorzaak worden af en
toe aangewend. Toch zijn deze in de rechtspraak lang niet altijd succesvol, waardoor op dit vlak
veel onzekerheid bestaat over slaagkansen van vorderingen die hierop gebaseerd zijn.287
Voor een rechterlijke wijzigingsbevoegdheid in het algemeen blijft het uiteraard moeilijk een
juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds rechtszekerheid en bindende kracht van de
overeenkomst en anderzijds een zekere vorm van rechtvaardigheid. Ik pleit eerder voor een in
concreto beoordelingsplicht van de rechter om – naar het Nederlandse model, van geval tot
geval – uit te maken of de zuivere scheiding van goederen al dan niet gecorrigeerd moet worden.
E.A.A. LUIJTEN, “De Hoge Raad, huwelijksvoorwaarden en de rechtszekerheid”, WPNR 1988, 171; Zie ook
ZONNENBERG in L.C.A. VERSTAPPEN, “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding”, WPNR
2009, 851-859.
285
J. VAN DUIJVENDIJK-BRAND, “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het Nederlandse
huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 404, nr. 57.
286
M.V. ANTOKOLSKAIA, B. BREEDERVELD, J.E. HULST, W.D. KOLKMAN, F.R. SALOMONS en L.C.A.
VERSTAPPEN, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding van in koude uitsluiting
gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende partners, alsmede instrumenten voor de
overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 262;
C. DECLERCK, “Koude uitsluiting: hervormen of afschaffen?”, T.Fam. 2012/2, 30.
287
C. DECLERCK en L. VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse”
in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 160.
284
44
Immers, de rechter moet altijd de specifieke context waarin partijen zich bevinden voor ogen
houden. De beoordeling van een zuivere scheiding van goederen bij een jong koppel zal
verschillen van die bij een ouder koppel dat reeds voor de derde keer huwt waarbij elk mogelijks
kinderen uit een vorige relatie en een omvangrijk vermogen hebben.288
Afdeling 5: Hernieuwing van het huwelijksvermogensrecht
97. Een volgend voorstel dat in de Belgische rechtsleer weerklinkt, is het – al dan niet
volledig289 – herzien van ons huwelijksvermogensrecht. Een aanpassing van het wettelijk stelsel
is volgens DE WULF een prioriteit, voornamelijk in de zin van een beperking van het
verhaalsrecht van de schuldeisers en een aangepast bestuursrecht.290 Dit ingrijpen kan uiteraard
enkel geldig gebeuren door de wetgever. De notaris die in de plaats van de wetgever optreedt,
een gedachte die Verbeke nuttig vindt, 291 brengt de rechtszekerheid in het gedrang.
98. VERBEKE gaat dan weer de andere kant op en pleit voor een “geïntegreerd en billijk relatievermogensrecht.292 De hoofdgedachte is dat het huwelijksvermogensrecht zich niet moet
beperken tot het huwelijk en dat er in alle samenlevingsvormen een minimale basis aan
solidariteit en gelijkwaardigheid moet zijn.293 VERBEKE wil eigenlijk een vermogensrecht waar
bij het einde van de relatie een dwingende participatievordering toekomt aan elk van de
echtgenoten en dit ten belope van de helft van de relatie-aanwinsten.294 Hier ga ik echter niet
verder op in.
A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L. WEYTS, A. VERBEKE
en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 16, nr. 3.
289
A. VERBEKE, “Weg met huwelijk en echtscheiding”, TPR 2004, 969-982; A. VERBEKE, “Naar een billijk relatievermogensrecht”, TPR 2001, 373-402; A.-L. VERBEKE, “Hervorming van Belgisch erfrecht”, TEP 2011, 3-13.
290
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 228, nr. 62; . DE WULF, “Pleidooi voor een vernieuwd huwelijksvermogensrecht. Een
huwelijksgemeenschap met minder verhaalsrecht voor de schuldeisers en een aangepast bestuursrecht” in W.
PINTENS, C. DECLERCK, Patrimonium 2010, Antwerpen, Intersentia, 2010, 160, nr. 39; W. PINTENS, “Het
Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR 2005, 363, nr. 54.
291
A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme uitsluiting” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 108, nr. 31.
292
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 396, nr. 36.
293
A. VERBEKE, “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 380, nr. 12.
294
A. VERBEKE, “Zuivere scheiding van goederen verbieden”, AJT 2001-01, 672; C. DECLERCK en L.
VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse” in K. BOELE-WOELKI
en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse familierecht, Den
Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 159.
288
45
99. Het onderzoek in Nederland betreffende de vraag of er wettelijke correcties tegen de koude
uitsluiting kunnen worden opgenomen, is het onderwerp van een kamerdebat geweest.295 De
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft over meerdere punten een standpunt ingenomen
en lijkt enkele aanpassingen te willen doorvoeren. Hiervoor kan verwezen worden naar zijn
brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 september 2011.296
100. Ook al gaan er in België ook stemmen op om ons wettelijk stelsel aan te passen, toch
stellen DE WULF en PINTENS stellen het momenteel een beter stelsel is dan de gecorrigeerde
stelsels van zuivere scheiding van goederen,297 die terecht een eerder kunstmatig karakter met
zich meedragen en bovendien niet wettelijk verankerd zijn. Één van de voornaamste redenen
om een scheiding van goederen aan te nemen is de bescherming tegen schuldeisers. Toch blijkt
het gevaar dat het gemeenschappelijk vermogen uitgewonnen wordt, eerder niet-bestaand.298
Zoals eerder gezien kunnen de mogelijkheden van de schuldeisers in het wettelijk stelsel
bovendien voor een groot deel beknot worden door een vennootschap op te richten of door een
verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning.299
Afdeling 6: Moet de koude uitsluiting überhaupt wel ‘uitgesloten’ worden?
101. Het voorstel van VERBEKE om de zuivere scheiding van goederen af te schaffen en het
huwelijksvermogensrecht te hervormen, wordt op veel kritiek onthaald.
Zo is MICHIELS allesbehalve overtuigd van dit voorstel.300 BUYSSENS bestempelt al de
voorstellen om de koude uitsluiting tegen te gaan zelfs als “betuttelend”.301 Een dwingend
participatierecht, het dwingend invoeren van correctiemechanismes en vooral het afschaffen
van de scheiding van goederen doet afbreuk aan de individuele keuze- en contractsvrijheid van
de partijen. Zij kiezen om te huwen of niet en daarbij moeten zij ook de vrijheid behouden om
hun huwelijksvermogensstelsel zelf te regelen. Er kunnen immers goede redenen zijn waarom
C. DECLERCK en L. VERSTAPPEN, “Koude uitsluiting in Nederland en België – een rechtsvergelijkende analyse”
in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse
familierecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2012, 147.
296
Kamerstukken II 2011/12, 28 867, nr. 23.
297
C. DE WULF, “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen de koude
uitsluiting?”, T. Not. 2012, 228, nr. 62; W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend
perspectief”, TPR 2005, 363, nr. 54.
298
C. DE WULF, m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen
van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 907, nr. 1180.
299
Cf supra randnr. 12.
300
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 475, nr. 60.
301
F. BUYSSENS, “Stop de betutteling”, T.Fam. 2013/10, 238.
295
46
een koppel onder scheiding van goederen wenst te trouwen. Denken we maar aan die koppels
die meerdere stukgelopen relaties achter de rug hebben, voor de derde keer huwen, reeds een
groot vermogen hebben vergaard of kinderen uit vorige relaties hebben.302 Hen de mogelijkheid
ontnemen om een koude uitsluiting in het huwelijkscontract in te planten, zou niet bepaald
bevorderlijk zijn en wellicht het aantal huwelijken sterk terugdringen. Moeten wij aan
echtgenoten niet net de keuze laten? PINTENS lijkt ook die mening aangedaan.303 Die
contractsvrijheid neemt volgens MICHIELS echter niet weg dat de voorgestelde
correctiemechanismen hierop een goede aanvulling kunnen zijn.304
L.C.A. VERSTAPPEN, “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding”, WPNR 2009, 851, nr. 8;
E.A.A. LUIJTEN, “De Hoge Raad, huwelijksvoorwaarden en de rechtszekerheid”, WPNR 1988, 151; F. BUYSSENS,
“Stop de betutteling”, T.Fam. 2013/10, 238.
303
W. PINTENS, “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR 2005, 357, nr. 49.
304
D. MICHIELS, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 475, nr. 60.
302
47
BESLUIT
102. De koude uitsluiting is een veelbesproken plaag, maar na deze uiteenzetting blijkt dit
fenomeen zowel in België als in Nederland toch minder en minder voor te komen. Het mondiger
en zelfstandiger worden van beide echtgenoten hebben hieraan bijgedragen. Toch moeten we
nog steeds oog hebben voor de gevallen waar deze uitsluiting wel nog problematisch is, hoe
weinig die ook zijn.
103. Als het erop aankomt mechanismen in het huwelijkscontract te voorzien die de schadelijke
gevolgen van het stelsel van zuivere scheiding van goederen proberen te verminderen, dan
kunnen we in de eerste plaats een voorbeeld nemen aan het Nederlandse model, waar
verrekenbedingen wettelijk verankerd zijn. VERBEKE stelt dat dit reeds een belangrijke stap in
de goede richting is om de koude uitsluiting weg te werken. Na een rondvraag in enkele
notariskantoren blijken deze verrekenbedingen echter helemaal niet zo populair te zijn als
Verbeke doet uitschijnen.
104. De notarissen grijpen eerder naar een ander voorstel van VERBEKE, namelijk het
Toegevoegd Intern Gemeenschappelijk Vermogen. Dit correctiemechanisme wordt veel meer
aangewend in de praktijk, alhoewel ook hierover discussie bestaat in de rechtsleer
105. De rechtsvergelijking met Nederland heeft ook tot nieuwe inzichten geleid wat het
probleem van de koude uitsluiting betreft. Zo zou een wettelijk ingrijpen voor zowel de
verrekenbedingen als het TIGV zeker van pas komen. Dit lijkt vooral een broodnodige oplossing
voor de kwalificatie van verrekenbedingen als huwelijksvoordelen. Ook een verstrengde
informatieverplichting voor de notaris is mijns inziens een punt waar we zeker de nodige
aandacht aan moeten schenken.
106. Één bedenking is echter niet te negeren. Zoals bij elke inmenging van de wetgever is het
ook hier van cruciaal belang een juist evenwicht te vinden tussen het feit dat de partijen bij het
sluiten van een huwelijkscontract zich kunnen beroepen op de contractsvrijheid en zich
anderzijds bewust moeten zijn over de mogelijke gevolgen van de zogenaamde koude
uitsluiting in hun concreet geval.
48
107. In elk geval is het verrekenbeding in zijn huidige gedaante geen goede oplossing voor een
warme insluiting. De theorie klinkt zeer mooi en de voordelen t.o.v. andere
planningstechnieken, zoals bij gemeenschapsstelsels, zijn zeker benijdenswaardig. Toch lijken
de onzekerheid over de geldigheid en de kwalificatie als huwelijksvoordeel hier nog teveel ‘roet
in het eten te gooien’. Dit geldt evenzeer voor het gebrek aan duidelijk uitgewerkte bepalingen
in het Burgerlijk Wetboek. Mijns inziens dient er dus eerst en vooral een wettelijk ingrijpen uit
de bus te komen en in afwachting van dit wetgevend optreden moet de nodige voorzichtigheid
aan de dag gelegd worden door de notarissen bij het redigeren en/of wijzigen van een
huwelijkscontract van zuivere scheiding van goederen.
49
BIBLIOGRAFIE
1. Wetgeving
België:
Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, BS 3 september 1907
Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen, BS 8 mei 2007
Wet van 6 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, BS 16 maart 1803 (de Ventôsewet)
Nederland:
Nieuwe Burgerlijk Wetboek, 1 januari 1992, Stb. 1991, 600
Wet van 14 maart 2002, Stb. 2002, 152
2. Rechtspraak
België
Cass. 10 november 1960, Pas. 1961, I, 259; R.C.J.B. 1961, 6; Rec.gén.enr.not., 1962, 337
Rb. Antwerpen 2 mei 2003, Not.Fisc.M., 2003, afl. 7 en Rec.gén.enr.not. 2004, nr. 25.435, p.
157.
Antwerpen 5 oktober 2004, Not.Fisc.M., 2004/10, p. 268, noot A. Verbeke
Rb Hasselt 18 oktober 2006, T.Not., 2007, 518, noot C. De Wulf
Antwerpen 24 juni 2008, TEP, 2008, afl 4, 356, RW 2008-09, 876, T.Not. 2008, 486
Cass. 31 oktober 2008, Rev.trim.dr.fam. 2009, 587
50
Cass. 10 december 2010, JT 2011, afl. 6423, 92, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H.
LELEU; Rec.gén.enr.not. 2011, afl. 3, 121, noot N. GEELHAND DE MERXEM en Y.-H. LELEU,
TEP 2011, afl. 1-2, 112, noot A. VERBEKE
Gent 4 oktober 2011, TEP, 2012, afl. 1, 36, noot N. Geelhand
Antwerpen 24 april 2012, Not.Fisc.M, 2012, p. 215
Nederland
HR 21 januari 1944, NJ 1944, 120
Rb. ’s-Hertogenbosch 16 april 1948, NJ 1948, 321
Hof ’s-Hertogenbosch 15 november 1949, NJ 1950, 755
HR 12 juni 1987, NJ 1988, 150
HR 29 september 1995, NJ 1996, 88
HR 19 januari 1996, NJ 1996, 617
HR 9 september 2005, NJ 2006, 99
3. Rechtsleer
België:
AYDOGAN. A., “Vermogensverschuivingen en ‘vergoedingen’ in stelsels van scheiding van
goederen”, T. Not., 2011, 193-205
BAEL, J., Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen,
Kluwer, 2006, 1040 p.
51
BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk
performant bevonden!”, Not.Fisc.M. 2012/6, 209-215.
BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 142, nr. 306;
264 p.
BIESMANS, A., DE NOLF, E. en VAN GEEL, A., “Het Hof van Cassatie spreekt zich uit over de
sterfhuisclausule!”, Notariaat 2011, 1-5
BUYSSENS, F., “Stop de betutteling”, T.Fam. 2013/10, 238.
CASIER, H., GEELHAND DE MERXEM, N., SCHUERMANS, I. en VERDICKT, B., “de
erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde. Een nieuw mijlpaalarrest inzake
successieplanning” TEP 2010, afl. 3, 126-146
CASMAN, H. en VERBEKE, A., “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005/9, 292-297
CASMAN, H., Notarieel familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 654 p.
DECLERCK, C., “Koude uitsluiting: hervormen of afschaffen?”, T.Fam. 2012/2, 30-31.
DECLERCK, C. en VERSTAPPEN, L., “Koude uitsluiting in Nederland en België – een
rechtsvergelijkende analyse” in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele
ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse familierecht, Den Haag, Boom Juridische
Uitgevers, 2012, 129-161
DELNOY, P., Les libéralités et les successions. Précis de droit civil, Brussel, Larcier, 2009,
179, nr.132
DEKKERS, R. en CASMAN, H., Handboek Burgerlijk Recht – IV. Huwelijksstelsels, erfrecht,
giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 971 p.
De Page, H., Traité élémentaire de droit civil belge., Deel IX, Les Successions 2e uitg.,
Bruylant, Brussel, 1974, 541 ps?
52
DE STEFANI, I., “Les Régimes de participation aux acquêts” in M. GRÉGOIRE, Les contrats de
mariage, Bilan, perspectives et formules pratiques, Louvain-la-Neuve, Bruylant, 1996, 81-111
DE WULF, C., m.m.v. BAEL, J. en DEVOS, S., Notarieel familierecht en familiaal
vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 1374 p.
DE WULF, C., “De scheiding van goederen met een verrekenbeding – Een ideale formule tegen
de koude uitsluiting?”, T. Not. 2012, 200-228
DE WULF, C., “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T.
Not. 2009, 523-532
DE WULF, C., “Pleidooi voor een vernieuwd huwelijksvermogensrecht. Een
huwelijksgemeenschap met minder verhaalsrecht voor de schuldeisers en een aangepast
bestuursrecht” in W. PINTENS, C. DECLERCK, Patrimonium 2010, Antwerpen, Intersentia, 2010,
139-160
DE WULF, C., “Één zwaluw maakt nog geen zomer”, T.Not. 2007, 522-524. (noot bij Rb Hasselt
18 oktober 2006, T.Not., 2007, 518)
DE WULF, C., “Het recente cassatiearrest in verband met de sterfhuisclausule. Duidelijkheid op
fiscaal gebied – cruciale vragen van burgerlijk recht blijven buiten beschouwing”, T.Not. 2011,
3-10
DILLEMANS, R. en VERSTRAETE, J., “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1961-1967)”,
T.P.R. 1968, 375
DU MONGH, J., “Huwelijksvoordelen en successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”,
T.Not., 2007, 492-509 (specifiek 508, nr. 20)
GEELHAND DE MERXEM, N., “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte
kritiek”, Not.Fisc.M. 2009/4, 103-147.
GEELHAND DE MERXEM, N., “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog
adviseerbaar”, TEP 2011, afl. 1-2, 115-120
53
GEELHAND, N., “Huwelijksvoordelen: geen verboden erfovereenkomst en nog adviseerbaar” in
A.-L. VERBEKE (ed.), Handboek Estate Planning – bijzonder deel 6, Brussel, Larcier, 2011, 194 p.
GEELHAND, N., “Het huwelijkscontract en de akte houdende wijziging van het
huwelijkscontract als techniek van (fiscale) successieplanning in extremis” in C. DECKERS, J.
DE HERDT en N. GEELHAND (eds.), Handboek Estate Planning: (fiscale) successieplanning “in
extremis” in Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2008, 217-315
GERLO, J., Handboek voor familierecht 2 – Huwelijksvermogensrecht, Brugge, Die Keure,
2001, 340 p.
MICHIELS, D., “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not. 2007, 431-491
MICHIELS, D., “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not.Fisc.M.
2005/9, 267-291
PINTENS, W., DECLERCK, C. en ALLAERTS, V., “Stelsels van scheiding van goederen”, TPR
2010/3, 1547-1566
PINTENS, W., “Het Belgische huwelijksgoederenrecht in rechtsvergelijkend perspectief”, TPR
2005, 317-364
PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2010, 1345 p.
RAUCENT, L., Les régimes matrimoniaux, Louvain-La-Neuve, Cabay, Louvain-la-Neuve,
Cabay, 1978, 602 p.
RUYSSEVELDT, J., “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse successierecht”, Not.Fisc.M.
2007/1, 1-16
SNYERS, J.-L., “Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van besparingen” in H.
CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer,
1995, 193-208
54
TAYMANS, J.-F., “Séparation de biens avec participation aux acquêts” in P. DE PAGE, J.-F.
TAYMANS (eds.) Le couple: autonomies de volontés, Brussel, Larcier, 2006, 17-33 (bv p 17)
TAYMANS, J.-F., “La séparation de biens avec participation aux acquêts: les problèmes de
liquidation” in M. GRÉGOIRE, Les contrats de mariage, Bilan, perspectives et formules
pratiques, Louvain-la-Neuve, Bruylant, 1996, 113-131
TURPYN, E., “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, 59-65
VAN BAEL, J., “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen met een toegevoegd “intern
gemeenschappelijk vermogen”. Ceci n’est pas un régime matrimonial”, T. Not. 2010, 224-248
VAN HEUVERSWYN, C., “Belang van het onderscheid tussen een gemeenschapsstelsel en een
stelsel van scheiding van goederen” in A.-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds),
Handboek Estate Planning 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en
samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 21-27
VERBEKE, A.-L., “Scheiding van goederen en onverdeeldheden. Over de rechtsgeldigheid van
een TIGV”, T. Not. 2011, 179-192.
VERBEKE, A., “Gender-ongelijkheid bij zuivere scheiding van goederen. Pleidooi voor een
gedwongen én onderhandelde aanpak”, TEP 2010, 1-18
VERBEKE, A., “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”, in L.
WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven,
Universitaire Pers Leuven, 2003, 15-25
VERBEKE, A., “Het alsof-beding in gevaar?”, Not.Fisc.M. 2003/7, 199-208
VERBEKE, A.-L., “Scheiding van goederen – Interne correcties” in A.-L. VERBEKE, F.
BUYSSENS en H. DERYCKE (eds), Handboek Estate Planning 1: Vermogensplanning met Effect
bij Leven – Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2011, 77-81
VERBEKE, A., “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen: pleidooi voor een warme
uitsluiting” in H. CASMAN, J.R. DECUYPER en J. GERLO, De Evolutie in de Huwelijkscontracten,
Deurne, Kluwer, 1995, 81-191 (=> eerder
in K.F.B.N. (ed.), Evolutie in de
huwelijkscontracten, Antwerpen, Kluwer, 1995, 81-191)
55
VERBEKE, A., “Weg met huwelijk en echtscheiding”, TPR 2004, 969-982
VERBEKE, A., “Naar een billijk relatie-vermogensrecht”, TPR 2001, 373-402
VERBEKE, A., “Zuivere scheiding van goederen verbieden”, AJT 2001-01, 671-672
VERBEKE, A.-L., “Hervorming van Belgisch erfrecht”, TEP 2011, 3-13
VERBEKE, A., Goederenverdeling bij echtscheiding, Antwerpen, Maklu, 1991, 499 p.
VERBEKE, A., “Contractvrijheid in het huwelijksvermogensrecht. Opdracht voor een waakzaam
notariaat” in X. (ed.), Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997,
327-354.
VERBEKE, A., “Rechtsvergelijkende beschouwingen over contractuele relaties in het
huwelijksvermogensrecht” in K.F.B.N. (ed.), De internationale contractuele relaties. De rol
van de notaris, Notarieel congres 1995, Antwerpen, Maklu, 467-512
VERSTRAETE, J., “Topics Huwelijksgoederenrecht” in F. BUYSSENS en A.-L. VERBEKE,
Notariële Actualiteit 2011, Brussel, Larcier, 2011, 1-26
VOISIN, L., “Les avantages matrimoniaux dans les régimes de séparation de biens” in J.-L.
RENCHON en F. TAINMONT, Le statut patrimonial du cojoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004,
337-369 (372 p.)
Nederland
ANTOKOLSKAIA, M.V., BREEDERVELD, B., HULST, J.E., KOLKMAN, W.D., SALOMONS, F.R. en
VERSTAPPEN, L.C.A, Koude uitsluiting, Materiële problemen en onbillijkheden na scheiding
van in koude uitsluiting gehuwde echtgenoten en na scheiding van ongehuwd samenlevende
partners, alsmede instrumenten voor de overheid om deze tegen te gaan, Serie Familie & Recht
nr. 2, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2011, 342 p
BOELE-WOELKI, K., “Redelijkheid en billijkheid in het vermogensrecht van echtgenoten en
samenlevers: moeten maatregelen worden genomen bij koude uitsluiting?” in W. PINTENS en
C. DECLERCK, Patrimonium 2011, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 357-360
56
BOELE-WOELKI, K. en SWENNEN, F., “België en Nederland in Europa: verenigd in
verscheidenheid” in K. BOELE-WOELKI en F. SWENNEN, Vergelijkenderwijs. Actuele
ontwikkelingen in het Belgische en Nederlandse familierecht, Den Haag, Boom Juridische
Uitgevers, 2012, 257-272.
LUIJTEN, E.A.A., “Verrekenstelsels in de Nederlandse praktijk der huwelijksvoorwaarden” in
J. GERLO, Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, 167-179.
LUIJTEN, E.A.A., “De Hoge Raad, huwelijksvoorwaarden en de rechtszekerheid”, WPNR 1988,
151-154 en 168-172
SCHOORDIJK, H.C.F., “Twee recente arresten van de Hoge Raad over de koude uitsluiting van
iedere gemeenschap en hun betekenis voor de rechtspraktijk”, WPNR 1988, 65-69
VAN DER
BURGHT, G., “Wetsvoorstel Nieuw Huwelijksvermogensrecht”, WPNR, 2000, 493-
501
VAN DUIJVENDIJK-BRAND, J., “Het Anglo-amerikaanse recht als inspiratiebron bij het oplossen
van de Nederlandse problematiek rond de koude uitsluiting”, Ars Aequi, 1998, 437-447
VAN DUIJVENDIJK-BRAND, J., “Zijn er knelpunten, knalpunten of verbeterpunten in het
Nederlandse huwelijksvermogensrecht”, TPR 2005, 369-443
VAN MOURIK, M. en BURGERHART, W., “De ontwikkeling in de praktijk der huwelijks- en
partnerschapsvoorwaarden in de periode 1997-2003”, WPNR, 2005, 1027-1043
VAN MOURIK, M., “Huwelijkse voorwaarden en de eisen van redelijkheid en billijkheid”,
WPNR 1987, 1-5
VERBEKE, A., “Weg met de koude uitsluiting!”, WPNR 2001, 945-952
VERHAGEN, E., “Literatuurbespreking: Rapport koude uitsluiting en reactie staatssecretaris”,
Familie & Recht, juli – september 2012, 1-11 (4)
VERSTAPPEN, L.C.A., “boekbespreking van L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding”, WPNR
2009, 851-859
57
Download