3.7 Krachten in het dagelijks leven

advertisement
§3.7 Krachten in het dagelijks leven
De volgende begrippen komen aan de orde
- Massa
- Dichtheid
- Zwaartekracht
- Gewicht
- Normaalkracht
- Wrijvingskracht
Deze begrippen worden toegepast bij
- Hellende vlakken
- Voorwerpen vooruit trekken
definitie
Het aantal deeltjes in een stof bepaalt de massa
protonen
molekulen
atomen
neutronen
elektronen
symbool
m
(M = moment !)
standaardeenheid
meetinstrument
Kilogram (kg)
balans
bovenweger (weegschaal)
opmerkingen
Massa blijft constant:
- Vallend voorwerp
- Drijvend voorwerp
- Voorwerp op andere planeet
Massa
Het aantal hiervan
bepaald de massa
definitie
ρ
symbool
Rho
1 m3
1 m3
1 m3
goud
eikenhout
aluminium
19,3103 kg
formule
ρ=
2,7103 kg
m
V
0,78103 kg
m
in kg
V = Volume
in m3
ρ= dichtheid
in kg/m3 ( kg.m-3)
V

2,7103 =
m = 1,1 kg
m
4,010-4
1 m3
1 m3
water
helium
1,0103 kg
0,18 kg
standaardeenheid
m = massa
Bereken de massa van 400 cm3 aluminium
ρ=
Dichtheid
De massa per volume eenheid
Kg/m3
Bereken het volume van 2000 g
eikenhout
m
2,0
3
 0,7810 =
ρ=
V
V
V = 2,610-3 m3
Zwaartekracht
definitie
Dit is de kracht waarmee een planeet aan een voorwerp trekt
symbool
FZ
ook vaak Fg (g staat voor gravitation)
standaardeenheid
meetinstrument
formule
Newton (N)
Veerunster
FZ = m x g
m = massa
in kg
g = zwaartekrachtsversnelling
gaarde = 9,81 m/s2
gmaan = 1,62 m/s2
gmars = 3,73 m/s2
gjupiter = 25,51 m/s2
opmerkingen
Richting:
De richting van de zwaartekracht is altijd
naar het middelpunt van de planeet gericht
aan oppervlakte FZ = m x g
FZ
FZ
FZ
aarde
Hoe verder van de aarde,
hoe kleiner de zwaartekracht
FZ
Aangrijpingspunt:
De zwaartekracht grijpt altijd aan in het
Massamiddelpunt van het lichaam
Maar
Niet
Of zo
zo
Fz
Fz
Fz
Fz
Fz
Het gewicht van een voorwerp is in de natuurkunde
niet hetzelfde als de massa van een voorwerp.
gewicht
Een voorwerp kan wel gewichteloos worden, maar niet massaloos
Het gewicht van een blokje = 5 kg, is absoluut verkeerd
De kracht die het voorwerp uitoefent op het vlak
waar het op rust of waar het aan hangt.
Definitie gewicht:
In veel gevallen (bij rust op een vlak) geldt:
Dit geldt echter niet bij:
Vallende voorwerpen
Voorwerpen die omhoog of omlaag
- Versnellen
- Vertragen
FZ
Gewicht = Zwaartekracht (FZ)
Dus het gewicht van het blokje = 50 N
(g = 10 m/s2 genomen)
b.v. In een lift
Normaalkracht
definitie De kracht waarmee het ondersteunend vlak loodrecht tegen het voorwerp duwt
symbool FN
Voorbeeld tafel
FN
FN
FZ
FN
Waarschijnlijk krijgt de
tafel de normaalkracht
niet “opgebracht”
FZ
FZ
FN
FZ is in alle 3 de situaties even groot
Naarmate de helling groter wordt zal
de FN kleiner worden.
FZ
Normaalkracht bij hellend vlak
FN
FN
FZ
FZ
wrijvingskracht
definitie Dit is de kracht die tussen 2 oppervlaktes ontstaat.
Deze is altijd tegengesteld aan de bewegingsrichting.
De grootte van de wrijvingskracht hangt onder andere af van:
- Soort oppervlaktes
- De normaalkracht (FN) Deze is weer afhankelijk van FZ en dus ook massa
- De snelheid (v)
symbool
Kist vooruit duwen met een spierkracht FSP
FW
FSP
FW
De persoon duwt niet
hard genoeg.
Kist blijft in rust
FR = 0N
F S = FW
FSP
FW
De persoon duwt zo hard,
dat de kist op het punt staat
om te gaan bewegen
FR = 0N
F S = FW
FW = maximaal
FSP
FW
De persoon duwt harder,
dan de maximale wrijvingskracht.
FR > 0N
Kist gaat eenparig versneld
bewegen
Hellend vlak
Als een voorwerp op een hellend vlak in rust ligt (dus FR =0N)
dan spelen de volgende drie krachten een rol:
- Zwaartekracht (FZ)
Naar het middelpunt v/d aarde gericht
- Wrijvingskracht (FW) Tegengesteld aan de bewegingsrichting
- Normaalkracht (FN) Loodrecht uit het vlak
Hoe groot zijn deze krachten ?
FN
Stap 1
Bereken FZ en teken deze
Stap 2
Ontbind de FZ in een F1 en F2
Stap 3
Teken FW even lang als F2
Stap 4
Teken FN even lang als F1
FW
F2
F1
FZ
Hoeveel krachten werken er nu ?
Dit zijn er 3, immers zijn F1 en F2 de vervangende van FZ
Je kunt nagaan dat de FR (resulterende kracht) = 0 !
Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast op een hellend vlak v.b.
1
FN = 28N
Fw= 13N
FR= 15N
m = 4kg
F2= 28N
F1= 28N
450
FZ= 40N
Er wordt een kogel met een massa van 4 kg op een helling van 450 vast gehouden.
Na het loslaten gaat de kogel versneld langs de helling omlaag.
Er blijkt een resulterende kracht van 15N langs de helling te werken.
Teken alle krachten die er op de kogel werken en bepaal de grootte van de wrijvingskracht.
Voorbeeld 2
Eerst wrijvingskracht bepalen tussen
voorwerp en het oppervlak bij 300 en
een constante snelheid omlaag.
Met constante snelheid omhoog
bewegen langs hetzelfde oppervlak en
dezelfde helling dus werkt er dezelfde
FW als links maar wel OMLAAG
FN = 52N
FN = 52N
Fspier= 60N
Fw= 30N
m = 6kg
F1= 30N
m = 6kg
F1= 30N
Fw= 30N
300
300
F2= 52N
FZ= 60N
F2= 52N
FZ= 60N
Er wordt een blok met een massa van 6 kg met een constante snelheid langs een helling
van 300 omhoog getrokken.
Teken alle krachten die op dit blok werken en bepaal de grootte van de spierkracht.
omhoog over
vlak getrokken
Als
een voorwerp over een vlak schuin omhoog met één snelheid (dus FR =0N)
wordt voortgetrokken, spelen de volgende krachten een rol:
- Spierkracht (Fs)
- Zwaartekracht (FZ)
- Wrijvingskracht (FW)
- Normaalkracht (FN)
Schuin omhoog naar rechts
Naar het middelpunt v/d aarde gericht
Tegengesteld aan de bewegingsrichting
Loodrecht uit het vlak
Hoe groot zijn deze krachten ?
FW
F1
FN
Fs
F2
FZ
Hoeveel krachten werken er nu ?
Stap 1
Teken de FS
Stap 2
Bereken FZ en teken deze
Stap 3
Ontbind de FS in een F1 en F2
Stap 4
Teken FW even lang als F2
Stap 5
Teken FN ,zodanig dat :
FN + F1 = FZ (dus FN = FZ - F1)
Dit zijn er 4, immers zijn F1 en F2 de vervangende van FS
Je kunt nagaan dat de FR (resulterende kracht) = 0N !
Toepassing met voorwerp vooruit trekken
FN = 147N
m = 12kg
1100
F2= 27N
Fw= 75N
Een kogel met een massa van
12 kg wordt met een
spierkracht (Fspier) van 80 N
met een constante snelheid
voortgetrokken.
De Hoek waaronder de
spierkracht werkt is 1100.
Teken alle krachten die op de
kogel werken en bepaal hoe
groot de normaalkracht is.
FZ= 120N
F1= 75N
Fspier= 80N
Download