H8: Wetenschap als ideologie Frankfurter School (’30-’60) School van Frankfurt (FS) Herbert Marcuse Max Horkheimer Theodore Adorno Jürgen Habermas 1) inleiding - kenmerken van de filosofie van de FS: 1) beoogde een kritische sociale wetenschap 2) dialectiek (Hegeliaans, marxistisch) als logisch stramien ter verklaring van historische processen. 3) overwegend materialistisch. Het proces vindt plaats binnen de sociaal economische, culturele, institutionele sfeer. Grote aandacht voor de ideeën van Marx, maar meer voluntaristisch. - wetenschapskritiek stond centraal in de FS, die deel uitmaakte van een bredere kritische traditie. - De FS hanteert ongenuanceerd allerlei benamingen voor wetenschap door elkaar (sciëntisme, positivisme, empirisme, …) waardoor het onderling verwisselbare begrippen worden voor alle op observationele en experimentele methodes berustende wetenschappen. De verwijzingen naar allerlei algemene kenmerken van de wetenschap zijn onnauwkeurig. - De FS viseert voornamelijk de idee dat een bepaald type van wetenschap de enige bron van ware of betrouwbare kennis zou zijn, of de enige vorm van rationalisteit. - FS vecht verschillende aspecten aan: - de taal - het type van theorievorming - het type van kensubject. 2) Het ideologisch karakter van de wetenschappelijke taal - FS stelt: in de positivistisch genoemde hedendaagse wetenschap is, dat wat als ware kennis geldt, niet meer dan kennis van taalgegevens over de wereld. - de wetenschap zoudt zich niet bezig met de objectieve werkelijkheid, maar met linguïstische gegevens. - Horkheimer: positivistische wetenschap is taal over taal. Wetenschap wordt louter techniek, schier mechanisch verrichtingengeheel. - Marcuse, The One Dimensional Man (1964) wetenschappelijke taal = radical empiristische (dingen), operationalistische (operaties), behavioristische taal. Ware kennis wordt verengd tot één bepaald type van beschrijven en verklaren. Hier en nu wordt empirische feitelijkheid. - FS: dergelijk gebruik van taal is een onaanvaardbare reductie, een castratie van de rationele wereld. Begripsverlies en begripsverschraling worden tot denknorm verheven. Bijvoorbeeld: het verlies van elke transitieve betekenis van termen. - Marcuse: begrippen als vervroegd bruggepensioneerde, oudere langdurig werkloze verwijzen naar méér dan empirisch vaststelbare realiteiten, namelijk de transitieve betekenissen: - subjectieve - sociale - historische => ervaringswijzen en achtergrondverbondenheden - Het weren van de transitieve betekenis resulteert in een ontmenselijkte, valse, vervormde empirische wereld. Een wereld van ‘dingen’ die volledig los staan van elke context. - De wetenschappelijke taal maakt abstractie, weert de historische, sociale, psychologische geladenheid. => opsluiting in één beperkt taaluniversum => dogmatiek en imperialisme van de positieve wetenschapsfilosofie. - wetenschappelijke taal kent de tendens tot generalisering van logisch-mathematische en fysicalistische conceptsystemen. FS stelt vragen bij de zogenaamde alleengeldigheid van het logisch-mathematisch, als enige voorwaarde voor precisie. - de keuze voor logisch-mathematische concepten is een waardegeladen keuze die men kan verklaren vanuit de functionaliteit voor de manipulatieve exploitatie van mens en natuur. - Marcuse: De primauteit van de formele logica is verantwoordelijke voor de uitschakeling van de tweedimensionaliteit, de spanning tussen werkelijkheid en waarden. Het wetenschappelijke wereldbeeld heeft geen oog voor de autonome, intern-dialectische evolutie van de wereld. Deze eenzijdige benadering sluit uitstekend aan bij de maximale mentale en technische manipulatie van en dominantie over de mens en de wereld. - Horkheimer betwist de zogenaamde universaliteit van concepten uit de natuurwetenschappen. De tendens van de wetenschappen om de natuur te beschrijven in kwantiteiten en mathematische modellen wortelt in een streven om die natuur beter exploiteerbaar te maken. Die tendens biedt een functioneel wereldbeeld, in functie van sociale organisatie, efficiënte economische produktie etc. Zo wordt de wetenschap uiteindelijk tot een irrationele bezigheid. - Marcuse: in de wetenschap is er geen plaats voor de finaliteit. De realiteit geldt als een in zichzelf zinloos en doelloos ‘iets’, een passief geheel dat geen weerstand kan bieden aan de behandeling door de wetenschap. - FS: dit werkelijkheidsbeeld is niet universeel, noch objectief of rationeel, maar vertoont functionele samenhang met één historisch type van dominantie en expolitatiepraktijken. - Marcuse: - er is sprake van een technologisch apriori, een politiek apriori. De wetenschappelijke methodes en concepten in dienst van de logica van de dominantie. - wetenschap wordt affirmatief of positief ten overstaan van het gevesteigde universum van spreken en handelen. Het verhindert denken dat kritisch op alternatieven gericht is. - Wetenschap claimt onterecht objectiviteit. Feiten dienen zich aan als onveranderlijk en irreductibele gegevens over de werkelijkheid en worden zo een vreemde macht ten opzichte van de mens. Het beeld dat daaruit voorvloeit is dat van een fatalistisch verloop, een gesloten causale samenhang in de wereld, waartegenover de mens totaal machteloos staat. - FS: feiten zijn niét onveranderlijk of irreductibel. Wetenschap is een geälieneerde feitencultus, terwijl volgens Marcuse feiten niet los kunnen staan van het kensubject, maar integendeel pas door het bewustzijn tot feiten worden gemaakt. - de auteurs van de Frankfurtse Schoo zijn zelf realisten en objectivisten maar dan wel op basis van een kritisch-dialectische benadering. - FS: de grootste bezwaren die zij formuleerden, betroffen dus: 1) niet het realisme als dusdanig 2) wel de gelijkstelling van de geconstrueerde wereld van de hedendaagse wetenschap met de objectieve realiteit. Samengevat FS verwerpt de positivistische rationaliteit omdat die berust op een ahistorische en fatalistische ideologie van vermeende objectieve feiten en een subjectivistisch wereldbeeld (hoezeer zij het zelf ook als objectief ervaren). Het is rationaliteit die het kensubject opsluit binnen de perken van één historisch gegeven realiteit in één mogelijke interpretatie ervan die tot dé objectieve werkelijkheid wordt verabsoluteerd. Deze voorstelling is als een vals bewustzijn of ideologie. Deze rationaliteitopvatting is vergelijkbaar met wat Marx filosofische aliënatie noemde. De FS trekt van leer tegen de gedachte dat wetenschap neutrale of waardenvrije kennis zou produceren. De positivistische wetenschap sluit echter belangrijke domeinen uit: - het evalueren op redelijkheid en essentialiteit - het imagineren en normatief stellen van andere realiteiten - het onderscheiden van redelijke en onredelijke doelstellingen en waarden voor de menselijke actie en historische evolutie. - onderscheiden van progressieve en regressieve tendensen. - het opponeren van een alternatief mens- en maatschappijbeeld - het kritiseren van de bestaande wetenschap - het betreft dus de uitschakeling van volgende processen: - EVALUATIEVE - VOLATIEVE - NORMATIEVE - DECISIONELE uit de zogenaamd waardevrije kennis. Wetenschap is door haar functies juist wel geëngageerd en waardegeladen. De zogenaamde neutraliteit is zelf ook een vorm van engagement. 3) Het ideologisch karakter van de wetenschappelijke theorievorming - FS: geldige kennis wordt niet alleen beperkt tot taalspelen maar ook tot één bepaald type van kennis, één type van theorie. - Horkheimer: de karakteristieken van zulke theorievorming - opbouw volgens de principes van de formele logica. - reductionistische tendens tot geformaliseerde eenheidswetenschap. - geloof in de autonomie va,