Geschiedenis leerdoelen 3.1 1 je kunt beschrijven hoe West-Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde: ? 2. Je weet wat feodalisme is en hoe en waarom het ontstond: Feodalisme is een bestuurssysteem dat bestaat uit de verhouding tussen de leenheer en zijn leenmannen en alles wat daarbij hoort. Het feodalisme ontstond doordat een koning vaak ridders aan zich wilde binden om voor hem te vechten. De koning deed dit door hen te belonen met land, een zogeheten leen. Hieruit ontstond het feodalisme, waarbij de koning dus de leenheer is en de ridder de leenman. 3. Je weet wie Karel de Grote was en je kunt aan de hand van zijn bestuur het feodalisme beschrijven: Karel de Grote was de kleinzoon van Karel Martel, in 800 werd hij door de paus tot keizer gekroond. Hij bouwde het leenstelsel verder uit. Hij verdeelde zijn rijk in 400 graafschappen. Elke graaf had in zijn gebied leenmannen. 4. Je kunt beschrijven hoe het erfelijk koningschap ontstond: Als koning wilde je graag alles wat je had nalaten aan je kind, en dit was de beste manier. 5. je kunt de zwakke kanten van het feodalisme beschrijven en je kent de oorzaken ervan: Een leenman wilde na zijn dood zijn gebied graag nalaten aan zijn zoon, maar dan verloor de koning er de controle over. Hij kan het ook niet weigeren want hij had zijn leenmannen nodig. Bij zwakke koningen werden leenmannen steeds machtiger, waardoor de verhouding tussen leenheer en leenman minder persoonlijk werd. Het ging de leenman namelijk alleen om de grond die hij kreeg. 6. Je weet welke ontwikkeling het Oost-Romeinse Rijk in de Middeleeuwen doormaakte: Het Oost-Romeinse Rijk werd door de keizer Justinianus financieel uitgeput, tot hij succes had met de opbouw van een efficiënt bestuur. De hoofdstad Constantinopel (later Byzantium) kwam tot grote culturele en economische bloei. De Byzantijnse kerk week af van de christelijke kerk in het Westen. Geschiedenis leerdoelen 3.2 7. Je kunt aangeven waarom West-Europa na de ineenstorting van het Romeinse Rijk grotendeels terugviel op een autarkisch systeem: Doordat het centrale bestuur verdween en er onvoldoende geld was, verslechterde onderhoud van wegen en bruggen, steden liepen grotendeels leeg. Hierdoor werd handel drijven steeds moeilijker. Specialisatie had weinig nut, er ontstond weer een agrarische-autarkische samenleving. 8. Je kunt uitleggen hoe autarkie en hofstelsel samenhangen: Binnen een hofstelsel had je alles wat je nodig hebt. Boeren specialiseerden zich in alles wat een kleine gemeenschap nodig had. Als hofstelsel ben je dus een autarkie. 9, Je kent het verschil tussen slavernij in de Griekse en Romeinse Oudheid en horigheid in de Middeleeuwen: Horigen gaven vrijwillig hun vrijheid op, slaven niet. Ook kregen horigen er bescherming voor terug en hoefden ze maar een deel van hun inkomen af te staan aan hun heer. Geschiedenis leerdoelen 3.3 10. Je kunt voorbeelden geven van resten van de Romeinse beschaving in de vroege Middeleeuwen: Het christelijke geloof? 11. Je weet hoe het Christendom zich in de vroege Middeleeuwen zich ontwikkelde uit de Romeinse cultuur en zich langzaam over Europa verspreidde. De ontwikkeling van het Christendom ging zeer goed door de nauwe samenwerking van de Paus en de Karolingische vorsten, de snel groeiende rijkdom en goede organisatie van de kerk. De christelijke wereld was opgedeeld in bisdommen, waar aan het hoofd een bisschop stond, die vaak uit de romeinse aristocrate kwamen. De kerk stuurde missionarissen uit om te kerstenen, de eerste trokken naar Ierland en Engeland. Vanuit Ierland en Engeland kwamen missionarissen om op het vaste land te kerstenen. 12. Je kent de belangen van de overgang van Clovis naar het christendom. Bondgenootschap met de kerk voordelig. Hij had een veldslag gewonnen nadat hij de christelijke God om hulp had gevraagd. 13. Je kunt de rol van de kerk beschrijven: * Bij het behoud van de klassieke cultuur. * En bij het terugdrinken van de slvernij. * In het feodale stelsel. * In het onderwijs. Veel Christelijke geleerde moesten van Karel de Grote zoveel mogelijk klassiek handschriften verzamelen en kopiëren. De kerk streef er naar om de slavernij af te schaffen, hoewel veel klooster nog tot in de zevende eeuw slaven hadden. Veel klooster maakte deel uit van het feodale stelsel. Ze waren een domein. In de kloosters werd onderwijs gegeven omdat monniken en nonnen konden lezen en schrijven. Karel de Grote liet speciale Kloosterscholen maken. 14. je kunt beschrijven hoe de ontmoeting verliep tussen de Europees-christelijke cultuur en de islam. In het begin van de achtste eeuw probeerde kleine moslim legers vanuit Spanje verder Europa binnen te dringen. Er zijn verschillende veldslagen geweest, de belangrijkste was in 732(of 733 of 734: de slag bij Poitiers(of bij Tours). Karel Martel(grootvader van Karel de Grote) vocht in deze veldslag. Hierna zouden moslims nooit meer zo ver noordelijk komen . 15. je kunt beschrijven hoe de Europees-christelijke samenleving in aanraking kwam met de islamitische cultuur en wetenschap. In de koran woord aangespoord om kennis te werven, en dat deden de moslims ook. In de negen en tiende eeuw bereikte de islamitische wetenschap zijn hoogte punt. De moslims hadden veel teksten uit de Griekse Oudheid vertaald naar het Arabisch, Joodse geleerde vertaalde dat weer naar het Latijn, wat in Europa wetenschappelijke taal was. Ook deden de moslims veel aan anatomie en astronomie, ook hum medische kennis was veel hoger dan de Europeanen 16. je kent het belang van de ontwikkeling van de islam voor het midden-Oosten en Afrika. Doordat de islam zich ontwikkelde breidde ze zich uit naar het Afrika en zo werd hun religie maar ook wetenschap verspreid. Zo werden Afrika en Midden-Oosten ook gebieden met hoogstaande cultuur. 17. je weet op welke gebieden de islamitische cultuur de kennis uit de Griekse oudheid verder ontwikkelde. Dat was op het gebied van Wiskunde, Astrologie, Filosofie en Anatomie. Bij behoud van de Klassieke cultuur, o Bij het terugdringen van de slavernij, o In het feodale stelsel, o In het onderwijs.