Het ontstaan van het feodale stelsel Het feodaal stelsel is ontstaan na de val van het Romeinse Rijk in West Europa. Dat is in de 5e eeuw na Christus gebeurd. Voordat het systeem echt goed werkte, waren er al een aantal eeuwen vervlogen. De periode na de val van het Romeinse Rijk in West Europa tot de tijd dat het feodale stelsel echt goed functioneerde, pas in de 9e en 10e eeuw, wordt ook wel de “donkere middeleeuwen” genoemd. In die tijd was er nog geen fatsoenlijk centraal bestuur. Vandaar dat het feodalisme nog geen echte uitwerking kende in deze eeuwen. Na het verdwijnen van de Romeinen uit West Europa, viel het continent uiteen in verschillende koninkrijkjes die allemaal hun eigen belangen hadden. Vandaar dat er in die tijd een heleboel conflicten en oorlogen waren. Op de meeste plaatsen in Europa was de macht overgenomen door Germaanse stammen, die vanuit Noord- en Midden Europa naar West Europa waren getrokken. Een paar voorbeelden zijn de Angelen en de Saxen in Engeland, de Franken in Frankrijk en de Longobarden in Italië. Al deze volkeren hadden een bepaalde machtsstructuur die aan de basis zou staan van het feodale stelsel. Deze volkeren waren allemaal op een bepaalde manier georganiseerd. Familiebanden speelden een belangrijke rol in de machtsverdeling. Een groep organiseerde zich meestal in een paar dorpen. Als er een oorlog was, wat dus vaak het geval was, werden de mannen uit die dorpjes als soldaten ingezet. De vorst in het dorp werd gekozen door de Germaanse bevolking uit die plaats. Het was niet zo dat de heerschappij in zo’n dorp een erfenis was. Maar de vorst koos wel vaak een van zijn zonen als opvolger. In het oorlogvoeren waren de Germanen lang niet zo getraind als bijvoorbeeld de Romeinen, waarvan het leger geheel uit beroepsmilitairen bestond. Maar er werd wel veel emotioneler gevochten door de Germanen. Omdat in het leger de familiebanden een stuk meer aanwezig waren, werd er door hen dus ook veel fanatieker gevochten. De eer van de familie stond immers op het spel. Want wie van het slagveld wegliep liet zijn familie in de steek. Er werd trouw gezworen aan de groep en aan de leider. De stam die de meeste invloed had op de ontwikkeling van het feodale stelsel waren de Franken. Deze groep heerste na veel veroveringen over het gebied dat nu Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg en Zuidwest Duitsland omvat. Deze stam had een duidelijk en goed werkend machtsstelsel met duidelijke wetten, en een duidelijk gezag. Er was een keizer die over het land heerste. Een paar bekende Frankische keizers waren Karel Martel en Pepijn de Korte. De belangrijkste echter, is toch wel Karel de Grote. Hij was de eerste Germaanse vorst die een beroepsleger opstelde. Dit waren ruiters die zowel te voet als te paard hun mannetje stonden. Deze hadden een eed afgelegd, waarin ze trouw beloofden aan Karel de Grote en aan hun land, zoals dat voor alle Germanen een gebruik was. Hierdoor werden zij de vazallen van de koning. Dit is hoe Karel de Grote er ongeveer uit heeft moeten zien. Als je in het leger van Karel de Grote wilde, kostte je dat een boel geld. Je moest namelijk je eigen paard, wapens en verdere uitrusting zorgen. En omdat deze mannen in het leger dienden konden ze dus niet op het land werken of een andere tak van arbeid verrichten. Als beloning voor hun werk in het leger, kregen deze vazallen een stuk land van de keizer te leen. De keizer werd dus een leenheer en de ridder een leenman. Omdat de vazal dit land niet zelf kon bewerken moesten de boeren die op dit stuk land woonden dus voor de leenman gaan werken, of een deel van hun oogst afstaan. In ruil daarvoor hoefden de boeren niet te vechten, en werden ze in tijden van oorlog beschermd door de vazallen. Zo is het feodalisme dus ontstaan.