Titus Lucretius Carus Titus Lucretius Carus (99 v.Chr. - 55 v.Chr.) was een Romeins dichter en filosoof, bekend om zijn leerdicht De Rerum Natura. Biografie Over Lucretius' leven is heel weinig bekend. Zijn kennis van de Griekse en Romeinse letterkunde en filosofie getuigt van een degelijke opvoeding. Uit zijn werk blijkt dat hij goed op de hoogte was van het leven in Rome, maar zijn vertrouwdheid met het platteland wijst erop dat hij niet steeds in Rome woonde. Lucretius' cognomen Carus verwijst mogelijk naar een Keltische afkomst (uit Noord-Italië?). Hij was waarschijnlijk bevriend met enkele vooraanstaande aristocraten. Aan één van hen, een zekere Memmius (praetor in 58 v.Chr., wellicht dezelfde die ook door Catullus wordt genoemd), heeft hij zijn bewaard gebleven werk opgedragen. In Lucretius' ogen was Memmius, die bekend stond om zijn morele en financiële corruptie, hét voorbeeld van iemand die verkeerd leefde. In de Kroniek van de christelijke auteur Hiëronymus (4e eeuw na Chr.), die zelf uit een literatuurgeschiedenis van Suetonius lijkt te putten, lezen we dat Lucretius mentaal gestoord was, liefdesdranken dronk en op zijn 44ste zelfmoord heeft gepleegd. Dit is weinig waarschijnlijk. Geen enkele andere auteur vermeldt het, en in zijn werk waarschuwt Lucretius juist tegen hartstochtelijke liefde en tegen zelfmoord. Het kwam vaker voor bij vroeg-christelijke auteurs dat materialistische filosofen zoals de epicuristen als krankzinnigen werden afgeschilderd. Zijn werk De Rerum Natura is, behalve om de inhoud, ook om zijn literaire kwaliteiten van grote betekenis, en werd door toedoen van Cicero, die zelf allerminst een aanhanger van Lucretius' leer was, postuum uitgegeven. Werk Lucretius' leerdicht De Rerum Naturā (d.i. "Over de natuur der dingen") beschrijft in zes boeken (in totaal 7400 verzen, dactylische hexameters), de verschijningsvormen van de natuur en hun ontstaan. In het werk predikt hij de levensbeschouwing van de Griekse filosoof Epicurus, die voor zijn fysische verklaringen teruggreep naar de atoomtheorie van Democritus, en stelt zich tot doel de lezers op die manier te bevrijden van de angst voor en het bijgeloof aan de macht van de goden. Het werk relativeert ook de plaats van de mens in de kosmos. Samenvatting: In de eerste twee boeken toont hij met de atoomtheorie aan dat de traditionele opvattingen dat de natuur door een scheppende godheid zou zijn ontstaan, totaal onwetenschappelijk zijn. In het derde boek zet hij uiteen dat de atoomtheorie ook van toepassing is op de mens, op zijn ziel zowel als op zijn lichaam. Van onsterfelijkheid is helemaal geen sprake. In het vierde boek heeft hij het over de betrouwbaarheid van onze waarnemingen. Wanneer er fouten optreden, komt dat doordat onze geest deze waarnemingen onjuist interpreteert. De waarnemingen vormen ook de grond van onze indrukken van smart en genot, en van de dromen, instincten en driften, inclusief de seksuele. Het 4e boek eindigt met een satirische schildering van de liefde in al haar verschijningsvormen. Het vijfde boek behandelt het ontstaan van aarde, zon, maan en sterren, van planten en dieren, en eindigt met een uitvoerige beschouwing over de evolutie van de mens en zijn cultuur. In het zesde boek worden bijzondere meteorologische verschijnselen besproken en vanuit de atoomtheorie verklaard. Extreme weersomstandigheden en natuurrampen ontstaan via natuurlijke weg, en hebben niets met goddelijke ingrepen te maken. Het boek eindigt abrupt met de evocatie van de pest te Athene: het is duidelijk dat de dood Lucretius heeft verhinderd de laatste hand aan zijn werk te leggen. Literaire betekenis Als dichter neemt Lucretius een opmerkelijke plaats in onder zijn tijdgenoten. De beweging van de poetae novi is geheel aan hem voorbijgegaan. Vooral de vele poëtische uitweidingen tonen de lezer een dichter met een groot beeldend taalvermogen. Qua verstechniek mag hij veel aan Ennius te danken hebben, toch zijn Lucretius' verzen veel soepeler dan die van zijn meer dan een eeuw vroeger levende voorbeeld. Herhaaldelijk worden "prozaïsche" technische uiteenzettingen verlevendigd met dichterlijke beelden. Zelf is Lucretius' invloed op latere dichters, in het bijzonder op Vergilius, niet onbelangrijk geweest. Lucretius was niet enkel dichter; in de eerste plaats was hij een gedreven apostel, verkondiger van een bevrijdende leer, die de angst en de beperktheid uit het leven van de mensen weg wil nemen door hun blik te verruimen. Daar was hij zich ten volle van bewust. Zijn taak was niet licht: de wetenschappelijke ontdekkingen van de Grieken zijn op zich al moeilijke stof, en ze in degelijke Latijnse verzen weer te geven was geen eenvoudige opdracht. Het Latijnse vocabularium was toen nog arm en ongedifferentieerd, en het was noodzakelijk nieuwe taalidiomen te creëren om over al deze ongehoorde zaken te spreken.