De Catechisant “Die Mij vroeg zoeken zullen Mij vinden” H ET EILAND P ATMOS Januari 2012 – 21e jaargang – Nr. 1 V OORWOORD Het eerste nummer van de nieuwe, 21ste jaargang. De genadetijd is voor alle lezers verlengd tot vandaag toe. Genademiddelen zijn ook in jouw huis aanwezig. De Catechisant kan nog verschijnen, dank zij de vrijwillige financiële en andere bijdragen van lezers en bezorgers. We gaan dit jaar de verklaring van Matthew Henry lezen over het boek Openbaring. H OOFDSTUK ÉÉN 2 Dit hoofdstuk is een algemene inleiding op het hele boek, en bevat: I. Opschrift en verklaring van de oorsprong en het doel van het boek, vers 1-2. II. De apostolische zegen, uitgesproken over allen die naar behoren aandacht zullen wijden aan de inhoud van het boek, vers 3-8. III. Een glorierijk visioen of verschijning van de Heere Jezus Christus aan de apostel Johannes, toen hij deze openbaring aan hem meedeelde, vers 9-20. Openbaring 1 vers 1 “De openbaring van Jezus Christus, die heeft, om aan Zijn dienstknechten te spoedig moeten geschieden; en die gezonden, en aan Zijn dienstknecht gegeven heeft.” God aan hem gegeven tonen de dingen die Hij door Zijn engel Johannes te kennen Wij hebben hier: I. Wat wij de achtergrond van dit boek kunnen noemen. 1. Het is de openbaring van Jezus Christus. Heel de Bijbel is dat, want elke openbaring komt van Jezus Christus en alles komt weer in Hem samen. En in het bijzonder in deze laatste dagen heeft God tot ons gesproken door de Zoon, en over Zijn Zoon. Het heeft Christus, als de Koning van Zijn gemeente, behaagd haar tot hiertoe te doen weten door welke regels en methoden Hij met Zijn regering wil voortgaan; en als de Profeet van Zijn gemeente maakt Hij ons hier bekend de dingen die hierna zullen gebeuren. 2. Het is de openbaring, die God aan Christus gegeven heeft. Hoewel Christus zelf God is, en als zodanig het licht en het leven in Zichzelf heeft, omdat Hij de bediening vervult van Middelaar tussen God en mensen, ontvangt Hij Zijn instructies van de Vader. Hoewel de menselijke natuur van Christus is toegerust met de grootste wijsheid, oordeelkunde en scherpzinnigheid, kon zij langs de weg van redenering deze grote gebeurtenissen niet ontdekken, die niet door natuurlijke oorzaken worden voortgebracht, maar helemaal van Gods wil afhangen. Zij waren alleen het voorwerp van Goddelijke voorwetenschap en kunnen aan een geschapen geest enkel door openbaring bekend worden. Onze Heere Jezus is de grote Vertrouweling van de Goddelijke openbaring. Aan Hem danken wij de kennis die we hebben van wat wij van God moeten verwachten en die Hij van ons verwacht. 3. Deze openbaring heeft Christus door Zijn engel gezonden. Let op de bewonderenswaardige orde in de Goddelijke openbaring. God gaf haar aan Christus, en Christus gebruikte een engel om haar aan de gemeenten mee te delen. De engelen zijn Gods boodschappers. Zij zijn dienstvaardige geesten voor hen die de zaligheid zullen beërven. Zij zijn dienaren van Jezus Christus. Machten en overheden zijn aan Hem onderworpen. Alle engelen van God moeten Hem aanbidden. 4. De engel heeft haar aan de apostel Johannes te kennen gegeven. Zoals engelen de boodschappers van Christus zijn, zo zijn predikanten de boodschappers van de gemeenten. Wat zij van de hemel ontvangen, moeten zij aan de gemeenten meedelen. Johannes was de apostel, die voor deze dienst gekozen werd. Sommigen denken dat hij de enig-overgebleven apostel was, nadat al de anderen hun getuigenis met hun bloed bezegeld hadden. Dit zou het laatste boek van de Goddelijke openbaring zijn, en daarom werd het aan de gemeente kenbaar gemaakt door de laatste apostel. Johannes was de geliefde discipel. Hij was onder het Nieuwe Testament, net als Daniël onder het Oude: een zeer gewenst man. 3 Hij was een dienstknecht van Christus. Hij was apostel, evangelist en profeet. Hij diende Christus in al deze drie buitengewone bedieningen van de gemeente. Daarom noemt Christus hem in heel bijzondere betekenis: Zijn dienstknecht Johannes. 5. Johannes moest deze openbaring overleveren aan de gemeente, aan al de dienstknechten van Christus. Want die openbaring was niet bestemd voor het gebruik van Christus’ buitengewone dienstknechten, de predikanten alleen, maar voor al Zijn dienstknechten, al de leden van de gemeente. Zij hebben allen recht op Gods Woord hebben allen er belang bij. 4 II. Hier hebben wij het onderwerp van deze openbaring, namelijk de dingen die spoedig moeten gebeuren. De evangelisten geven ons een verhaal van de dingen die verleden tijd zijn; profetie vermeldt ons dingen die nog komen. Deze toekomstige dingen zijn niet geplaatst in het helderste licht waarin God ze kon zetten, maar in zo’n licht dat Hij het meest geschikt vond, en het best paste bij Zijn wijze en heilige bedoelingen. Als zij net zo duidelijk in al hun omstandigheden waren meegedeeld als God ze kon openbaren, dan zou de voorzegging de vervulling voorkomen hebben. Maar nu zijn zij duisterder voorzegd, om ons eerbied voor de Schrift te geven en onze aandacht aan te wakkeren en ons onderzoek aan te vuren. Wij hebben in deze openbaring een algemeen idee van de gangen van de Goddelijke voorzienigheid en regering in en over Zijn gemeente. En daardoor kunnen veel goede lessen geleerd worden. Deze gebeurtenissen zouden zeker en haastig gebeuren; dat is: het zou spoedig beginnen te gebeuren en het geheel zou in korte tijd volbracht worden. Want de laatste eeuwen van de wereld waren nu gekomen. Openbaring 1 vers 2 “Die het Woord van God betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft.” III. Hier is een bevestiging van de profetie. Zij was gegeven aan Johannes, die het Woord van God betuigd heeft en de getuigenis van Jezus Christus en al wat hij gezien heeft. Het verdient opmerking dat de historische boeken van het Oude Testament niet altijd de naam van hun geschiedschrijver vermelden, zoals de boeken Richteren, Koningen en Kronieken. Maar in de profetische boeken wordt altijd de naam van de schrijver in het begin vermeld: Jesaja, Jeremia, enz. Zo ook in het Nieuwe Testament: hoewel Johannes zijn naam niet noemt aan het begin van zijn eerste brief, doet hij het wel bij deze profetie, alsof hij in staat voor de waarheid van de inhoud. En hij noemt niet enkel zijn naam, maar ook zijn bediening. Hij was iemand die het Woord van God betuigd heeft in het algemeen, en de getuigenis van Jezus in het bijzonder, en van alle dingen die hij gezien heeft. Hij was een ooggetuige en verborg niets van wat hij gezien had. Niets van wat hij in deze openbaring meedeelde, was van zijn eigen uitvinding of verbeelding. Alles was de mededeling van God en de getuigenis van Jezus. En zoals hij er niets aan toevoegde, zo hield hij ook niets van de raad van God achter. Openbaring 1 vers 3 “Zalig is hij die leest, en zijn zij die horen de woorden van deze profetie, en die bewaren wat erin geschreven is. Want de tijd is nabij.” Hier is een apostolische zegen over allen die juiste aandacht zouden wijden aan deze Goddelijke openbaring, en deze zegen wordt gegeven eerst meer in het algemeen en daarna meer in het bijzonder. I. Meer algemeen: aan allen die de woorden van deze profetie zullen lezen of horen. Deze zegen wordt, naar het schijnt, uitgesproken met het doel om ons aan te moedigen om dit boek te bestuderen, en om niet moe te worden bij het zien van de duisternis van vele dingen daarin. Het zal de moeite van de zorgvuldige en oplettende lezer belonen. 1. Het is een gezegend voorrecht het Woord van God te genieten. Dit was een van de voornaamste voordelen die de Joden boven de heidenen hadden. 2. Het is een gezegend iets de Schriften te bestuderen. Wie dat doen, zijn echt nuttig bezig. 3. Het is een voorrecht om niet alleen zelf de Schrift te lezen, maar die ook te horen lezen door anderen die in staat zijn ons de bedoeling van het gelezene mee te delen en ons in te leiden in het verstaan daarvan. 4. Het is voor onze zegen niet genoeg de Schrift te lezen en te horen, maar wij moeten ook bewaren wat daarin geschreven is. Wij moeten het 5 bewaren in ons geheugen, in ons verstand, in onze liefde en in de praktijk; en dan zullen wij metterdaad gezegend worden. 5. Hoe nader wij komen tot de vervulling van de Schrift, des te meer moeten wij er acht op slaan. De tijd is nabij; en wij moeten des te oplettender worden naarmate wij zien dat de dag nadert. Openbaring 1 vers 4-5a “Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal en van de zeven geesten, die voor Zijn troon zijn en van Jezus Christus, Die de Getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Overste van de koningen der aarde. “ 6 II. De apostolische zegen wordt nu meer in het bijzonder uitgesproken over de zeven gemeenten die in Azië zijn. Deze zeven gemeenten worden in vers 11 genoemd (Efeze, Smyrna, Pergamus, Thyatire, Sardis, Filadelfia, Laodicea). En aan elk daarvan wordt in de volgende hoofdstukken een afzonderlijke boodschap gezonden. De apostolische zegen wordt voornamelijk aan deze gemeenten gericht, omdat zij hem het naast waren. Hij was toen op het eiland Patmos, en misschien had hij de bijzondere zorg en het opzicht over hen. Merk hier op 1. Welke zegen hij uitspreekt over al de gelovigen in deze gemeenten: genade en vrede, heiligheid en troost. Genade, dat is de welwillendheid van God voor ons en Zijn goede werk in ons. Vrede, dat is de zoete ondervinding en verzekering van deze genade. Er kan geen ware vrede zijn waar geen ware genade is; en waar genade voorop gaat, zal vrede volgen. 2. Van Wie deze zegen moet komen. In Wiens Naam zegent de apostel deze gemeenten? In de Naam van God, van heel de Drie-eenheid. Want zegenen is een daad van aanbidding, en daarvan is God alleen het juiste Voorwerp. Zijn dienaren mogen de mensen in geen andere naam dan de Zijne zegenen. A. Hier wordt de Vader het eerst genoemd: God de Vader. De God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Hij wordt beschreven als Jehovah: Die is, en Die was en Die komen zal, eeuwig, onveranderlijk, dezelfde die Hij was onder het Oude Verbond, die Hij is voor de gemeente van het Nieuwe Testament en die Hij zijn zal voor de triomferende kerk, die komt. B. De Heilige Geest hier genoemd de zeven Geesten; niet zeven in aantal, of in natuur, maar de oneindige volmaakte Geest Gods, in Wie een diversiteit van gaven en werkingen is. Hij is voor de troon, want zoals God alle dingen maakt door Zijn Geest, zo regeert Hij ze ook door Zijn Geest. C. De Heere Jezus Christus. Hij noemt Hem na de Geest, omdat hij van plan is meer uit te wijden over de Persoon van Christus, als God geopenbaard in het vlees, Die hij vroeger op aarde had zien wonen en nu in verheerlijkte gestalte opnieuw zag. Let op de bijzondere beschrijving, die wij hier van Christus ontvangen, a. Hij is de Getrouwe Getuige. Hij was van eeuwigheid Getuige van al de plannen van God. Hij was in de tijd de Getrouwe Getuige van de geopenbaarde wil van God, Die nu tot ons gesproken heeft door Zijn Zoon. Op Zijn getuigenis kunnen we veilig steunen, want Hij is een Getrouwe Getuige, Hij kan niet bedrogen worden en kan ons niet bedriegen. b. Hij is de Eerstgeborene uit de doden, het Hoofd van de opstanding: de Enige Die Zichzelf opwekte door Zijn eigen kracht, en die door dezelfde kracht al Zijn volk uit hun graven zal opwekken tot eeuwige heerlijkheid, want Hij heeft hen wedergeboren tot een levende hoop door Zijn opstanding uit de doden. c. Hij is de Overste van de koningen der aarde. Van Hem hebben zij hun gezag. Door Hem wordt hun macht beperkt en hun toorn ingehouden. Door Hem worden hun plannen vernietigd en aan Hem zijn zij verantwoording schuldig. Dat is goede nieuws voor de gemeente, en een goed bewijs voor de Godheid van Christus, Die Koning der koningen en Heere der heren is. Openbaring 1 vers 5b-6 “Hem Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader; Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.” 7 8 Hij is de grote vriend van Zijn gemeente. Eén Die grote dingen voor hen gedaan heeft, en dat uit pure, belangeloze liefde. Hij heeft hen liefgehad, en als gevolg van die eeuwige liefde Ten eerste, hen van hun zonden gewassen in Zijn bloed. Zonde laat een smet op de ziel achter, een smet van schuld en van onreinheid. Niets kan die smet wegnemen dan het bloed van Christus. En liever dan dat zij niet weggewassen zou worden, was Christus bereid om Zijn eigen bloed te storten, om daardoor vergeving en reinheid voor hen te verwerven. Ten tweede, Hij heeft hen gemaakt tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader. Na hen gerechtvaardigd en geheiligd te hebben, maakt Hij hen koningen voor Zijn Vader. Als koningen overwinnen zij de wereld, doden de zonden, regeren hun eigen geest, overwinnen satan, hebben macht en invloed bij God door het gebed, en zullen de wereld oordelen. Hij heeft hen priesters gemaakt, toegang tot God gegeven, instaat gesteld om in het heilige der heiligen binnen te gaan en om geestelijke en aangename offeranden te offeren. Hij heeft hen de zalving gegeven die hierbij past. En zij zijn verplicht voor deze hoge eerbewijzen en gunsten Hem tot in eeuwigheid heerschappij en heerlijkheid toe te schrijven. Openbaring 1 vers 7 “Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben. En alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven. Ja, amen.” Hij zal de Rechter der wereld zijn: zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien. Dit boek, de Openbaring, begint en eindigt met een voorzegging van de tweede komst van de Heere Jezus Christus. Wij moeten er ons toe zetten om vaak aan de tweede komst van Christus te denken, en deze in het oog van ons geloof en onze verwachting te houden. Johannes spreekt alsof hij die dag zag: Zie, Hij komt! zo zeker alsof u Hem met uw ogen zag. Hij komt met de wolken; die zijn zegekar en staatsiekoets Zijn. Hij zal openlijk komen: Elk oog zal Hem zien; het oog van Zijn volk, het oog van Zijn vijanden; het uwe en het mijne. Hij zal komen tot schrik van hen die Hem doorstoken hebben en er geen berouw van hadden, en van allen die Hem opnieuw hebben gekruisigd door hun afval van Hem. Ook tot verbazing van de heidenwereld. Want Hij komt om wraak te nemen op hen die God niet kennen, zowel als op hen die het Evangelie van Christus niet gehoorzaam zijn. Openbaring 1 vers 8 “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige.” Deze beschrijving van Christus wordt goedgekeurd en bevestigd door Hemzelf. Hier kent onze Heere Jezus terecht aan Zich dezelfde eer en macht toe, die aan de Vader toegeschreven worden (vers 4). Hij is het Begin en het Einde. Alle dingen zijn uit Hem en voor Hem. Hij is de Almachtige. Hij is dezelfde Eeuwige en Onveranderlijke. En zeker, al wie het waagt een eigenschap van deze Naam van Christus uit te wissen, verdient het dat zijn naam uitgewist wordt uit het boek des levens. Wie Hem eren, zal Hij eren. Maar wie Hem verachten, zullen licht geacht worden. Openbaring 1 vers 9 “Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het Woord van God, en om de getuigenis van Jezus Christus.” Wij zijn nu gekomen tot het glorierijke visioen, dat de apostel had van de Heere Jezus Christus, toen deze verscheen om hem Zijn openbaring te geven. Merk op: I. De beschrijving die gegeven wordt van de persoon die met dit visioen bevoorrecht werd. Hij beschrijft zichzelf. 1. Zijn tegenwoordige staat en toestand. Hij was de broeder en medegenoot van de gemeenten in de verdrukking, en in het koninkrijk en de lijdzaamheid van Christus. Hij was toen, net als alle andere ware christenen, een vervolgd man, verbannen en misschien gevangen om zijn verbondenheid aan Christus. Hij was hun broeder, hoewel hij apostel was. Hij hechtte meer waarde aan deze relatie tot de gemeente, dan aan zijn gezag over haar. Judas Iscarioth kan een apostel zijn, maar hij was geen broeder in het gezin van God. Hij was hun medegenoot. De kinderen van God moeten omgang en gezelschap met elkaar zoeken. Hij was hun medegenoot in de verdrukking. De vervolgde dienstknechten van God leden niet alleen. 9 Dezelfde beproevingen kregen ook anderen. Hij was hun medegenoot in de lijdzaamheid. Hij deelde niet alleen in hun lijdensomstandigheden, maar ook in hun lijdensgenade. Als wij het geduld van de heiligen bezitten, moeten we niet mopperen als hun beproevingen ons overkomen. Hij was hun broeder en medegenoot in de lijdzaamheid van het Koninkrijk van Christus. Een lijder voor de zaak van Christus; omdat hij Zijn Koninklijke macht over de gemeente en over de wereld erkende en daaraan bleef vasthouden tegenover iedereen die haar wilde bestrijden. Door deze beschrijving van zijn toestand erkent hij zijn verplichting om met hen te sympathiseren, en om te proberen hen door raad en troost te helpen, en maakt hij aanspraak op nauwkeuriger aandacht voor wat hij hun te zeggen had van Christus, hun Heere. 10 2. De plaats, waar hij met deze verschijning werd begunstigd: hij was op het eiland Patmos. Hij zegt niet wie hem daarheen verbannen had. Het past christenen weinig en bescheiden over hun eigen lijden te spreken. Patmos is een eiland in de Egeïsche zee, ongeveer 55 km. in omtrek. Maar in deze gevangenschap was het de apostel tot troost dat hij niet leed als een kwaaddoener, maar dat het was om de getuigenis van Jezus, omdat hij van Christus als de Immanuël, de Zaligmaker, getuigde. Deze zaak was lijden waard, en de Geest van glorie en van God rustte op de vervolgde apostel. Openbaring 1 vers 10 “Ik was in de geest op de dag des Heeren; en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin.” De dag, waarop hij deze verschijning genoot, het was de dag des Heeren, die Christus voor Zichzelf heeft afgezonderd, zoals het avondmaal des Heeren avondmaal heet. Dit kan zeker niets anders zijn dan de christelijke Sabbath, de eerste dag der week, gewijd aan de herdenking van de opstanding van Christus. Laten wij, die hem onze Heere noemen, Hem op Zijn eigen dag eren, de dag die de Heere gemaakt heeft, opdat wij ons daarop verheugen. De toestand van zijn ziel op die dag was: hij was in de geest. Hij was niet alleen in verrukking toen hij de verschijning ontving, maar ook vóór dat ogenblik. Hij was in een ernstige, hemelse, geestelijke stemming, onder de gezegende, genadige invloed van de Geest van God. God bereidt gewoonlijk de zielen van de Zijnen voor op ongewone openbaringen van Hemzelf door de verkwikkende, heiligende invloeden van Zijn Geest. Zij die op de dag des Heeren omgang met God willen genieten, moeten proberen hun gedachten en genegenheden van het vlees en de vleselijke dingen weg te trekken en helemaal vervuld te zijn met hemelse dingen. Openbaring 1 vers 11 “Zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en wat u ziet, schrijf dat in een boek, en zend het naar de zeven gemeenten die in Azië zijn: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamus, en naar Thyatira, en naar Sardis, en naar Filadelfia, en naar Laodicea.” II. De apostel geeft een verslag van wat hij hoorde toen hij zo in de geest was. Hij werd opgewekt door een geluid als van een bazuin, en toen hoorde hij een stem, de stem van Christus, Die Zich noemde met het genoemde karakter: de Eerste en de Laatste. Hij beval de apostel op te schrijven de dingen die nu aan hem geopenbaard zouden worden en het onmiddellijk te sturen naar de zeven gemeenten van Azië, die bij namen genoemd worden. Op die manier gaf de Heere Jezus, de Leidsman van onze zaligheid, aan de apostel kennis van Zijn glorierijke verschijning met het geluid van een trompet. Openbaring 1 vers 12 “En ik keerde mij om, om te zien de stem die met mij gesproken had. En mij omgekeerd hebbend, zag ik zeven gouden kandelaren.” III. Nu volgt de mededeling van wat hij zag. Ik keerde mij om te zien de stem, van Wie die was en vanwaar hij kwam. En toen opende zich een wonderlijk visioen voor hem. 1. Hij zag een afbeelding van de gemeente onder het beeld van zeven gouden kandelaren, zoals het in het laatste vers van dit hoofdstuk wordt uitgelegd. 11 De gemeenten worden vergeleken met kandelaren, omdat zij het licht van het evangelie toont, tot nut. De gemeenten zijn geen lampen, Christus alleen is ons Licht en Zijn evangelie is onze lamp, maar zij ontvangen haar licht van Christus en het evangelie en laten het voor anderen schijnen. Zij zijn gouden kandelaren, want zij moeten kostbaar en puur zijn, vergelijkbaar met fijn goud. Niet alleen de dienaren maar ook de leden van de gemeenten horen zo te zijn. Hun licht moet zo schijnen voor de mensen, dat dezen God zullen verheerlijken. 2. Hij zag een afbeelding van de Heere Jezus Christus in het midden van de gouden kandelaren, want Hij heeft beloofd dat Hij altijd met Zijn gemeenten zal zijn tot aan het einde der wereld, en haar zal vervullen met licht, leven en liefde, want Hij is Zelf de levendmakende Ziel van de gemeente. 12 Openbaring 1 vers 13 “En in het midden van de zeven kandelaren Een, de Zoon des mensen gelijk, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel. Zijn hoofd en haar was wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen als een vlam vuur, en Zijn voeten waren als blinkend koper, en gloeiden als in een oven, en Zijn stem als een stem van vele wateren.” Merk op: A. De glorierijke gedaante, waarin Christus verscheen in verschillende bijzonderheden. a. Hij was bekleed met een lang kleed tot de voeten; een vorstelijk en priesterlijk kleed, die rechtvaardigheid en eer aanduidt. b. Omgord aan de borsten met een gouden gordel, de borstplaat van de hogepriester, waarop de namen van Zijn volk waren gegraveerd. Hij was gegord, klaar om het werk van Verlosser uit te voeren. c. Zijn hoofd en haar was wit, als wol of sneeuw. Hij was de Oude van dagen; Zijn witte hoofdhaar was geen teken van verval, maar een gloriekroon. d. Zijn ogen waren als een vlam vuur, doorborend en doordringend in de harten en nieren van mensen, schrikverwekkend voor Zijn vijanden. e. Zijn voeten waren als blinkend koper, sterk en vaststaande; dragend Zijn eigen belangen, en Zijn vijanden onderwerpend en tot poeder tredende. f. Zijn stem als een geluid van vele wateren, van vele rivieren, die zich in een waterval storten. Hij kan en zal Zich hoorbaar maken voor allen die nabij én voor allen die veraf zijn. Openbaring 1 vers 16 “En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand. En uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard. En Zijn gezicht was, zoals de zon schijnt in haar kracht.” Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand, dat is, de dienaren van de zeven gemeenten, die onder Zijn leiding staan, ontvangen al hun licht en invloed alleen van Hem en worden door Hem beveiligd en bewaard. Uit Zijn mond ging een tweesnijdend zwaard. Zijn Woord, dat zowel heelt als wondt en al de zonden ter rechter- en ter linkerzijde slaat. Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht, met een glans, die te schitterend en te verblindend was voor sterfelijke ogen. Openbaring 1 vers 17a “En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten.” De indruk, die deze verschijning op Johannes maakte toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten. Hij was overweldigd door de grootsheid van de luister en de glorie waarmee Christus verscheen, hoewel hij vroeger zo vertrouwelijk met hem was geweest. Hoe goed is het voor ons, dat God tot ons spreekt door mensen zoals wij zijn, want niemand kan God zien en leven. Openbaring 1 vers 17b-20 “Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tegen mij: “Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste. En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van de hel en de dood. Schrijf, wat u gezien hebt, en wat is, en wat hierna zal zijn: de verborgenheid van de zeven sterren die u gezien hebt in Mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren die u gezien hebt, zijn de zeven gemeenten.” De neerbuigende goedheid van de Heere Jezus voor Zijn discipel: Hij legde Zijn hand op mij. Hij richtte hem op. Hij richtte hem niet door Zijn 13 14 grote macht, maar Hij stortte hem sterkte in en sprak vriendelijke woorden tot hem. a. Woorden van troost en bemoediging: Vrees niet! Hij dreef de slaafse vrees weg van Zijn discipel. b. Woorden van onderrichting, hem voornamelijk meedelend waarom Hij zo aan hem verscheen. En Hij gaf hem te kennen: Ten eerste. Zijn Goddelijke natuur: Ik ben de Eerste en de Laatste. Ten tweede. Zijn vroegere lijden: Ik ben dood geweest. Dezelfde, Die Zijn discipelen aan het kruis zagen hangen toen Hij stierf voor de zonden der mensen. Ten derde. Zijn opstanding en leven: Ik leef en Ik ben levend in alle eeuwigheid. Ik heb de dood overwonnen, het graf geopend, en heb het eeuwige leven. Ten vierde. Zijn bediening en Zijn gezag: Ik heb de sleutels van de hel en de dood; een vrijmachtig opperbevel in en over de onzichtbare wereld. Ik open en niemand kan sluiten. Ik sluit en niemand kan openen. Ik open de poorten van de dood wanneer het Mij behaagt, en de poorten van de eeuwige wereld, van gelukzaligheid of ellende, als Rechter van allen, van Wiens vonnis geen hoger beroep mogelijk is. Ten vijfde. Zijn wil en welbehagen: Schrijf wat u hebt gezien, en wat is en wat hierna zal zijn. Ten zesde. De betekenis van de zeven sterren: zij zijn de dienaren van de gemeente. En van de zeven kandelaren: zij zijn de zeven gemeenten, aan wie Christus nu Zijn bijzondere boodschappen zou zenden. O PENBARING T WEE INLEIDING TOT OPENBARING 2 Nadat de apostel Johannes in het vorige hoofdstuk had beschreven de dingen die hij had gezien, gaat nu volgens Gods gebod over tot het schrijven van wat is (1 vers 19) dat is: de tegenwoordige toestand van de zeven gemeenten van Azië, waarmee hij bijzonder bekend was en waarvoor hij tere belangstelling had. Hem werd opgedragen aan elk van hen te schrijven overeenkomstig hun tegenwoordige omstandigheden, en elke brief te richten aan de engel van die gemeente, aan de dienaar of liever aan de raad van dienaren van die gemeente, die engelen genoemd worden omdat zij boden van God zijn aan de mensheid. In dit hoofdstuk hebben wij de brief gezonden I. II. III. IV. aan Efeze, vers 1-7 aan Smyrna, vers 8-12 aan Pergamus, vers 12-17 aan Thyatire, vers 18-29. Openbaring 2 vers 1 “Schrijf aan de engel van de gemeente van Efeze: Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt.” Wij hebben hier het opschrift, waarbij wij opmerken: 1. Aan welke gemeente de eerste van deze brieven is gericht: de gemeente van Efeze. Een beroemde gemeente, door de apostel Paulus gesticht (Handelingen 19), en daarna verzorgd en geregeerd door Johannes, die daar heel vaak verblijf hield. Wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat Timotheüs de engel was, of de enige herder en opziener, van deze gemeente in die tijd, — dat hij [die zo’n uitnemende geest had, en vanuit zijn natuur zo bezorgd was voor het welzijn van de zielen der gemeente], zo verachterd zou zijn dat hij de bestraffing zou verdienen, die hier aan de dienaren van deze gemeente gegeven wordt. 2. Door Wie deze brief naar Efeze wordt gezonden. Hier vinden wij één van de titels van Christus in Zijn verschijning aan Johannes in het vorige hoofdstuk. Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt en in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt. Deze titel bevat twee delen: A. Hij houdt de zeven sterren in Zijn rechterhand. De dienaren van Christus verkeren onder Zijn bijzondere zorg en bescherming. Het is de eer van God, dat Hij het aantal sterren kent, dat Hij ze bij namen roept. En het is de eer van onze Heere Jezus Christus, dat de dienaren van de gemeente, die grotere zegeningen voor haar zijn dan de sterren voor de wereld, in Zijn hand zijn: - Hij bestuurt al hun bewegingen - Hij beschikt over hen in hun verschillende plaatsen - Hij vervult hen met licht en invloed - Hij draagt hen, want anders zouden ze spoedig vallende sterren zijn - Zij zijn de werktuigen in Zijn hand - En al het goede dat zij doen, dat doet Hij door hen. B. Hij wandelt in het midden van de gouden kandelaren. 15 Dit ziet op Zijn relatie tot de gemeenten, zoals het eerste op Zijn relatie tot de dienaren. Christus gaat op een intieme manier om met Zijn gemeenten: - Hij weet en beschouwt hun toestand - Hij heeft Zijn behagen in hen zoals een man, die in zijn tuin wandelt. Hoewel Christus in de hemel is, wandelt Hij in het midden van Zijn gemeenten op aarde en ziet Hij alles wat in haar verkeerd is en al wat haar ontbreekt. Dat is een grote bemoediging voor hen die de zorg voor de gemeenten hebben; dat de Heere Jezus ze gegraveerd heeft in de palmen van Zijn handen. 16 Openbaring 2 vers 2-3 “Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat u de kwaden niet kunt verdragen; en dat u beproefd hebt degenen die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden. En u hebt verdragen, en hebt geduld; en u hebt om Mijn Naam gearbeid, en bent niet moe geworden.” We hebben hier 1. De lof die Christus aan deze gemeente geeft, aan dienaren en leden; en die Hij altijd geeft met de verklaring dat Hij hun werken weet. Daarom moet zowel op Zijn lof als op Zijn berisping nauwkeurig acht geslagen worden, want Hij spreekt niet zomaar. Hij weet wat Hij zegt. De gemeente van Efeze wordt geprezen: A. Voor hun ijver in plichtsbetrachting: Ik weet uw werken en uw arbeid. Dat zal meer onmiddellijk betrekking hebben op de dienaren, die ijverig en werkzaam geweest waren. Waardigheid roept tot plichtsbetrachting. Zij die sterren in de hand van Christus zijn, moeten voortdurend in beweging zijn, om licht te geven aan allen rondom hen. U hebt om Mijn Naam gearbeid en bent niet moe geworden. Christus neemt kennis van het werk van elke dag en elk uur, dat Zijn dienstknechten voor Hem doen, en hun arbeid zal niet ijdel zijn in de Heere. B. Voor hun geduld onder het lijden: uw arbeid en uw lijdzaamheid. Het is niet genoeg dat wij ijverig zijn, wij moeten ook lijdzaam wezen en als goede soldaten van Christus verdrukkingen lijden. Dominees moeten groot geduld hebben, en geen christen kan er buiten. Er moet verdraagzaam geduld zijn om de beledigingen van de mensen en de bestraffingen van de voorzienigheid te verdragen. En er moet wachtend geduld zijn, opdat zij de wil van God verricht hebbende, het woord mogen horen: u hebt verdragen en hebt geduld. Wij zullen in onze weg en ons werk op zulke moeilijkheden stuiten, dat wij geduld nodig zullen hebben om goed voort te gaan en te eindigen. C. Om hun ijver tegen wat kwaad was: u kunt de kwaden niet verdragen. Het komt heel goed overeen met christelijk geduld, de zonde niet door de vingers te zien, veel minder toestaat. Hoewel wij aan mensen alle zachtheid moeten tonen, toch moeten wij een rechtvaardige ijver tegen hun zonden tonen. Deze ijver van hen was des te lofwaardiger omdat die gegrond was op kennis: een juiste ijver tegen tevoren onderzochte beweringen, handelingen en gedragingen van kwade mensen: u hebt beproefd degenen die uitgeven dat zij apostelen zijn, en zijn het niet, en hebt ze leugenaars bevonden. Ware ijver begint met voorzichtigheid. Niemand mag uitgeworpen worden voordat hij beproefd werd. In deze gemeente waren sommigen opgestaan die beweerden geen gewone dienaren, maar apostelen te zijn. Hun beweringen waren onderzocht, maar leugenachtig en ijdel bevonden. Zij die onpartijdig naar waarheid zoeken, kunnen haar vinden en leren kennen. Openbaring 2 vers 4 “Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten.” De bestraffing, die aan deze gemeente gegeven wordt. Maar ik heb tegen u. Zij, die veel goeds hebben, kunnen toch iets hebben dat verkeerd is, en onze Heere Jezus, Die een onpartijdige Meester en Rechter is, neemt van beide kennis. Hoewel Hij eerst opmerkt wat goed is en het liefst daar melding van maakt, let Hij toch ook op wat verkeerd is en zal hen daarvoor trouw bestraffen. De zonde, waarvan Christus deze gemeente beschuldigde, was haar achteruitgang in en haar verlaten van de heilige liefde en ijver. U hebt uw eerste liefde verlaten. U hebt niet het Voorwerp van uw liefde verlaten en verzaakt, maar de brandende liefde, die eerst aan de dag kwam, is verminderd. A. De eerste genegenheid van mensen voor Christus en heiligheid en hemel, is gewoonlijk levendig en warm. 17 B. Deze levendige genegenheid zal inzinken en bekoelen, als we niet met grote zorg ijverig zijn om haar in voortdurende oefening te houden. C. Het doet Christus zeer, wanneer Hij ziet dat Zijn volk nalatig en koud tot Hem wordt, en Hij zal het hun op de een of andere manier doen merken dat Hij hun dit kwalijk neemt. Openbaring 2 vers 5a “Gedenk dan, waarvan u uitgevallen bent, en bekeer u, en doe de eerste werken.” 18 De raad die Christus hun geeft: gedenk dan waarvan u uitgevallen bent, en bekeer u. A. Zij die hun eerste liefde verloren hebben, moeten gedenken waaruit zij gevallen zijn. Zij moeten hun tegenwoordige met hun vroegere toestand vergelijken, en overwegen hoeveel beter het hun toen was dan nu; hoeveel vrede, kracht, reinheid en blijdschap zij verloren hebben toen zij hun eerste liefde verlieten: - hoe meer getroost zij ‘s nachts konden neerliggen en slapen - hoe meer verkwikt zij ‘s morgens konden wakker worden - hoe veel beter zij beproevingen konden verdragen - hoe meer gepast zij gunsten van de voorzienigheid konden genieten - hoe veel gemakkelijker voor hen de gedachte aan de dood was - en hoe veel sterker hun verlangen naar de hemel was. B. Zij moeten zich bekeren. Zij moeten innerlijk bedroefd en beschaamd zijn over hun zondige nalatigheid. Zij moeten zichzelf veroordelen en zich ervoor schamen en het nederig voor God belijden, met veroordeling van zichzelf. C. Zij moeten zich bekeren en de eerste werken doen. Zij moeten als het ware opnieuw beginnen; stap voor stap teruggaan, totdat zij komen aan de plaats, waar zij de eerste verkeerde stap deden. Zij moeten proberen hun eerste ijver, teerheid en ernst te doen herleven en te herstellen. Zij moeten net zo vurig bidden en nauwlettend waken als toen zij pas op de weg van God waren. Openbaring 2 vers 5b-6 “… en zo niet, Ik zal haastig bij u komen, en uw kandelaar van zijn plaats weren, als u zich niet bekeert. Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die Ik ook haat.” Deze goede raad wordt versterkt en aangedrongen: A. Door een sterke bedreiging, wanneer hij verwaarloosd zou worden: Ik zal haastig bij u komen en uw kandelaar van zijn plaats weren. Als de aanwezigheid van de genade en Geest van Christus verwaarloosd worden, moeten wij de komst van Zijn ongenoegen verwachten. Hij zal komen in een weg van oordeel, en dat onverwacht, over onbekeerlijke gemeenten en zondaren. Hij zal die gemeente, het evangelie, haar dienaren en Zijn instellingen wegnemen. En wat zullen gemeenten of haar engelen doen wanneer het evangelie weggenomen is? B. Door een aanmoedigende vermelding van het goede, dat nog in haar was: maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die Ik ook haat. Hoewel u achteruit bent gegaan in uw liefde voor het goede, toch hebt u haat tegen het kwade, vooral tegen wat grof kwaad is. De Nicolaïeten waren een listige sekte, die zich bedekte met de naam van christendom. Zij hadden hatelijke leerstellingen en waren schuldig aan hatelijke daden. Hatelijk voor Christus en voor alle oprechte christenen. Tot lof van de gemeente van Efeze wordt vermeld, dat zij een terechte ijver tegen en afschuw van die goddeloze leerstellingen en praktijken had. Onverschilligheid van geest voor waarheid en dwaling, goed en kwaad, kan liefde en zachtmoedigheid genoemd worden, maar zij behaagt Christus niet. Onze Zaligmaker voegt Zijn lof bij Zijn bedreiging, om Zijn raad des te beter ingang te doen vinden. Openbaring 2 vers 7 “Wie oren heeft, laat die horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, Ik zal hem te eten geven van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.” Wij komen nu tot het slot van deze brief, waarin wij te letten hebben op: 1. Een oproeping om te horen: wie oren heeft, laat die horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. A. Wat in de Schrift is geschreven, is gesproken door de Geest Gods. B. Wat tot één gemeente gezegd wordt, heeft betrekking op alle gemeenten van alle plaatsen en tijden. C. Wij kunnen ons vermogen om te horen nooit beter besteden dan door te horen naar het Woord van God. En wij verdienen het ons gehoor te verliezen als wij het niet tot dat doel gebruiken. 19 20 Zij die nu niet naar de roepstem van God willen horen, zullen eens wensen dat zij nooit het vermogen om iets te horen gehad hadden. 2. Een belofte van grote barmhartigheid voor hen die overwinnen. Het Christelijk leven is een oorlog tegen zonde, Satan, wereld en vlees. Het is niet genoeg dat wij aan deze oorlog beginnen, maar wij moeten volhouden tot het eind, en nooit voor onze geestelijke vijanden wijken, maar de goede strijd strijden tot wij de overwinning behalen, zoals alle volhardende christenen zullen doen. Dan zullen de strijd en de overwinning een heerlijke zegepraal en beloning brengen. Aan de overwinnaars wordt hier beloofd, dat hun te eten zal worden gegeven van de boom, die in het midden van het paradijs Gods is. Zij zullen die volmaaktheid van heiligheid hebben en die bevestiging daarin, die Adam gekregen zou hebben als hij zijn test goed doorstaan had. Hij zou dan gegeten hebben van de boom des levens, die in het midden van het paradijs stond en dat zou voor hem geweest zijn het sacrament van bevestiging van zijn heilige en gelukzalige staat. Zo zullen allen die standvastig blijven in hun christelijke beproeving en strijd, van Christus, als de Boom des Levens, volmaaktheid en bevestiging in heiligheid en gelukzaligheid ontvangen, in het paradijs Gods. Niet in het aardse paradijs, maar in het hemelse: Openbaring 22 vers 1-2 “Hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, helder als kristal, voortkomende uit de troon van God en van het Lam. In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde van de rivier was de boom des levens, voortbrengend twaalf vruchten, van maand tot maand zijn vrucht gevend. En de bladeren van de boom waren tot genezing der heidenen.” Voor (gratis) abonnementen, ook in Engelse vertaling: ISO-PRINT, Antwoordnummer 21, 3350 VG Hardinxveld-Giessendam; fax 0183 678402; e-mail: [email protected] Bank: Rabobank Garderen, rek.nr. 32.14.43.128, t.n.v. De Catechisant Kopij-adres: Dorpsstraat 17, 3886 AR Garderen; e-mail: [email protected] Website: www.dswpieters.nl