Zorg Innovatie Centrum Kliniek Revalidatiecentrum Leijpark Tilburg Projectgroep ZIC Revalidatiecentrum Leijpark Cis Lijten Hans de Schipper Renata van Oosten Wendy Hamers Augustus 2009. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 1 Voorwoord. Binnen de Libra Zorggroep hebben de beide sectormanagers (Ben van de Brand, Revalidatiecentrum Blixembosch en Ronald Everaars, Revalidatiecentrum Leijpark) besloten om het samenwerkingsverband tussen praktijk (Libra Zorggroep) en theorie (Fontys) te versterken. Dit gegeven heeft geleid tot het opzetten van een Zorg Innovatie Centrum (ZIC) binnen beide revalidatiecentra. Binnen de gezondheidszorg zien we de complexiteit van de zorg toenemen, patiënten worden eerder uit het ziekenhuis overgeplaatst naar Revalidatiecentrum Leijpark, met als gevolg dat revalidanten minder stabiel zijn waardoor de complexiteit van zorg is verhoogd. De professionele hulpverlener zal zich aan deze dynamische werkomgeving moeten aanpassen en steeds weer nieuwe kennis en vaardigheden op moeten doen. Integratie van praktijkkennis en theoretische kennis is onvermijdelijk om de kwaliteit van zorg te optimaliseren en te professionaliseren. Het biedt de mogelijkheid om de kloof tussen zorginstellingen en onderwijsinstellingen op elkaar af te stemmen, door het leren op school het toepassen in de praktijk. Voor de opzet van een ZIC is gekozen om zo een concrete invulling van een nieuwe innovatieve aanpak binnen Revalidatiecentrum Leijpark, kliniek volwassenen te implementeren. Door praktijkleren, onderwijs en onderzoek in een samenwerkingsverband bij elkaar te brengen wordt er een krachtige en aantrekkelijke werk-/leer omgeving gecreëerd voor medewerkers en studenten binnen Revalidatiecentrum Leijpark. De samenwerking tussen Revalidatiecentrum Leijpark te Tilburg en Fontys Hogeschool Verpleegkunde te Eindhoven/Tilburg heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van een Zorg Innovatie Centrum, welke plaats gaat vinden op de kliniek volwassenen. Samenvatting. De implementatie van een ZIC is in een projectmatige aanpak gestart. Bij de start van dit project zijn we begonnen met een centrale bijeenkomst voor Revalidatiecentrum Leijpark en Blixembosch en er werd afgesproken om per locatie een eigen ZIC-concept te ontwerpen. Dit principe werd bij eerdere nieuw te ontwikkelen ZIC’s ook toegepast, omdat elke situatie op zich uniek is. Uiteraard is er wel uitwisseling van informatie tussen de beide revalidatiecentra. Een ZIC-concept vraagt een afstemming binnen de eigen instelling van werken, leren en innoveren. Allereerst hebben we vanuit dit ZIC-concept functionarissen aangesteld, noodzakelijk bij de ontwikkeling en de totstandkoming van het ZIC. Zo wordt vanuit de Fontys Hogeschool de Lecturer Practitioner aangesteld en zal die voor 1 dag per week gedetacheerd worden bij Revalidatiecentrum Leijpark. Vanuit Revalidatiecentrum Leijpark werd een verpleegkundige opgeleid tot Practice Developer. De rol van beide functionarissen wordt verderop beschreven. Van hieruit hebben we een start kunnen maken met het schrijven van deze notitie. Hierbij hebben we geprobeerd om de medewerkers van de kliniek te betrekken bij het project door verschillende enquêtes en bijeenkomsten te organiseren. De notitie beschrijft het proces van de huidige situatie naar de gewenste situatie en per onderdeel staat uitgewerkt hoe we het ZIC-concept in Revalidatiecentrum Leijpark gaan organiseren. Het implementatieplan laat zien dat we vanaf september 2009 gaan starten volgens dit nieuwe concept. Uiteraard dient een nieuw concept na verloop van tijd ook geëvalueerd te worden. Daarnaast willen we dat we hierin continu verbeteren. Dat hebben we vastgelegd in een evaluatie- en borgingsplan. Tenslotte willen we een ieder bedanken, die een bijdrage heeft geleverd bij de totstandkoming van deze notitie, maar vooral hopen we dit als hulpmiddel te kunnen gebruiken bij het werken binnen een Zorg Innovatie Centrum. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 2 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Inleiding 1. Huidige situatie 1.1 Introductie Revalidatiecentrum Leijpark 1.2 Aanleiding 1.3 Opdracht 1.4 Doelstellingen 1.5 Randvoorwaarden 2. Wenselijke situatie 2.1 ZIC-model 2.1.1 Hoofddoel 2.2 Coördinatieteam 2.2.1 Lecturer Practitioner 2.2.2 Practice Developer 2.2.3 Werkbegeleiders 2.3 Rol vaste medewerkers 2.4 HBO-V studenten 2.4.1 Action Learning Set 2.4.2 Praktische invulling 2.4.2.1 Werving en selectie 2.4.2.2 Inwerkprogramma 2.5 Evidence-based Practice 2.6 Krachtige leeromgeving 3. Implementatieplan 3.1 Start van het project 3.2 Opleiden van de Practice Developer 3.3 Aanstellen van de Lecturer Practitioner 3.4 Meetinstrumenten 3.5 Toetsen van de notitie op onderdelen 3.6 Communicatie 3.7 Workshops 3.8 Werving en gesprekken studenten 3.9 Randvoorwaarden 3.10 Tijdsbalk 4. Borging/evaluatie 4.1 Aanleiding project ZIC en projectdoelen 4.2 Evaluatiedoelen 4.3 Evaluatievragen 4.4 Bronnen en meetinstrumenten 4.5 Communicatie uitkomsten 4.6 Tijdsbalk Bijlagen ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 2 2 4 4 4 4 5 5 6 6 6 6 7 7 7 7 8 8 9 9 9 9 9 10 11 11 11 11 11 11 12 12 12 12 13 13 13 13 14 14 14 14 15 3 Inleiding. Binnen de huidige situatie is aangegeven wat de aanleiding is geweest om tot het besluit te komen een Zorg Innovatie Centrum (ZIC) te gaan opzetten voor de kliniek van Revalidatiecentrum Leijpark. Van daaruit wordt gewerkt naar een wenselijke situatie, waarbij is aangegeven wat een ZIC betekent voor de kliniek. Ook is ieders rol binnen het ZIC-proces beschreven, met een uitwerking naar de praktijk. Vervolgens is de wenselijke situatie vertaald naar een implementatieplan en wordt er afgesloten met een borgings- en evaluatieplan, zodat het proces als totaal ook telkens bijgesteld en verbeterd kan worden. Projectaanpak. De projectorganisatie bestaat uit een stuurgroep en een uitvoerende projectgroep. De stuurgroep bestaat uit beide sectormanagers van Revalidatiecentrum Leijpark en Blixembosch en uit de directeur van Fontys Hogeschool Verpleegkunde. De stuurgroep is de formele opdrachtgever van het project en zal het projectplan accorderen. De uitvoerende projectgroep bestaat uit dhr. de Schipper, unitmanager kliniek Leijpark, dhr. Lijten (lecturur practitioner) vanuit Fontys Hogeschool, Renata van Oosten en Wendy Hamers, verpleegkundigen kliniek volwassenen. Deze projectgroep verzorgt het te accorderen projectplan en de verdere projectuitvoering. Voor het uitwerken van het project wordt gebruik gemaakt van de fasen zoals beschreven in het projectformulier. Voor de financiering van het ZIC gaan we er vanuit dat er middelen vrijgemaakt kunnen worden uit de bestaande middelen op de verpleegafdeling, waar een forse extra ondersteuning wordt aangeleverd middels de 4 studenten verpleegkunde. Waar nodig zal de Libra Zorggroep extra middelen vrijmaken voor de start van het ZIC. 1. Huidige situatie. 1.1 Introductie Revalidatiecentrum Leijpark. De Libra Zorggroep is in 2006 opgericht. De instellingen die deel uitmaken van de Libra Zorggroep zijn het Audiologisch Centrum Brabant, Revalidatiecentrum Blixembosch, Gemini zorg en dienstverlening en Revalidatiecentrum Leijpark. Het belangrijkste doel van de Libra Zorggroep is om een naadloos aaneengesloten zorgcircuit te bieden aan mensen met een lichamelijke beperking en om die zorg vervolgens ook te kunnen garanderen. Als groep kunnen de verschillende sectoren de continuïteit op langere termijn waarborgen en dat is in het belang van de cliënt. Revalidatiecentrum Leijpark is een centrum voor specialistische revalidatiezorg in Midden-Brabant voor volwassenen en kinderen. Revalideren in Revalidatiecentrum Leijpark betekent afgestemde behandeling en professionele begeleiding. De hulpvraag is het uitgangspunt voor de behandeling. Samen met de cliënt wordt er nagegaan wat de behoeften en mogelijkheden zijn. Daarbij wordt ondersteuning geboden door een multidisciplinair samengesteld team. Er wordt advies en behandeling gegeven op lichamelijk, geestelijk en sociaal-maatschappelijk gebied. Behalve klinische en poliklinische revalidatie voor volwassenen biedt Revalidatiecentrum Leijpark ook klinische en poliklinische revalidatie aan kinderen. Voor het organigram van de bedrijfsstructuur zie bijlage 1. 1.2 Aanleiding. Begeleiding van stagiaires/studenten zien wij in de eerste plaats als een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van hieruit leveren wij een bijdrage aan de kwaliteit en kwantiteit van toekomstige collega’s in de gezondheidzorg. Voor de kliniek geldt dat we hiervoor een samenwerking zijn aangegaan met de Fontys Hogeschool en het ROC Tilburg. Op deze manier werd het mogelijk om stagiaires binnen de V&VN1 niveau 4 en 5 te plaatsen en stagiaires van niveau 2 en 3 binnen de OVDB 2. Binnen deze samenwerking werden vaste afspraken gemaakt, vastgelegd in een stagewerkboek en 1 op 1 begeleiding van de stagiaire door een vaste medewerker geregeld. Hierbij worden de stagiaires als extra gepland. Minimaal tot de tussenevaluatie en bij goed functioneren, mag de student zelfstandig meewerken op de afdeling waarbij voldoende ruimte is om gericht aan de leerdoelen te werken. 1 V&VN Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland Niveau 4 Verpleegkundigen (MBO) Niveau 5 Verpleegkundigen (HBO) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 2. OVDB Opleiding Verzorgende en Dienstverlenende Beroepen. (Calibris) Niveau 2 en 3 4 Daarnaast worden er vanuit de jaarplannen beleidsvoornemens geformuleerd. Dit gebeurt ook in de kliniek. Op deze manier proberen we de kwaliteit van zorg op peil te houden en te onderhouden. Innovatieve projecten vonden plaats, echter geheel los van de opleidingen en met name gebaseerd op wat er extern (externe toetsing) gevraagd werd. De zorg is wel op peil, maar er is geen sprake van een innovatief klimaat en niet gebaseerd op evidence based handelen. 1.3 Opdracht Na een intensieve dialoog tussen de Fontys Hogeschool en de Libra Zorggroep, over de mogelijkheden van een ZIC, zijn we van mening dat de inrichting van een ZIC binnen de Libra Zorggroep, zowel voor Libra als voor Fontys, buitengewoon interessant kan zijn. Op termijn zouden we zelfs ook willen gaan kijken of het mogelijk is om het ZIC-model multidisciplinair in te richten, waarbij de eerste voor de hand liggende samenwerking tot stand zou moeten komen met de paramedische opleidingsafdelingen van Fontys Hogeschool. De opdrachten luiden hierbij als volgt: 1. Een innovatieve omgeving voor verpleegkundigen en de zorg in zijn geheel wordt ontwikkeld, waarbij evidence based handelen centraal staat. 2. We zijn in staat om een 4-tal HBO-V studenten voor het primair proces en de bijbehorende stage aan te trekken en deze te begeleiden binnen het ZIC-model. 3. Er zijn mogelijkheden om verpleegkundigen te binden aan de revalidatie, omdat ze via de stage actief geïnteresseerd worden voor werken in de revalidatie na het afstuderen. 1.4 Doelstellingen ZIC staat voor Zorg Innovatie Centrum, waarbij de innovatie betrekking heeft op zowel de zorgverlening, de wijze waarop dit georganiseerd wordt en op de opleidingen van diegene die de zorg verlenen. Doorslaggevend bij de kwaliteitsverbetering is, dat het ‘zorgproces’ zelf als het ware opnieuw ‘ontworpen’ wordt. Zo wordt niet alleen, middels onderzoek, gekeken naar wat optimale zorg is voor de revalidant, maar ook hoe de opleiding verder verbeterd en ontwikkeld kan worden. Het gaat om zorginnovatie die het hele zorgproces omvat. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale wisselwerking tussen theorie en praktijk. Vanaf september 2009 wordt er een start gemaakt met de ZIC-afdeling en worden in de kliniek van Revalidatiecentrum Leijpark een 4-tal HBO-V studenten binnen dit concept geplaatst, om zo de integratie van praktijkkennis en theoretische kennis en de kwaliteit van zorg te optimaliseren en te professionaliseren. Een innovatieve omgeving aanbieden voor de medewerkers en studenten en voor de zorg in zijn algemeenheid, waarbij evidence based handelen centraal staat. Neerzetten van een krachtig leerklimaat voor studenten en medewerkers, waarbij we gebruik gaan maken van een meetinstrument (bijlage 13). Meer mogelijkheden om verpleegkundigen te binden aan de revalidatie, omdat ze via de stage actief geïnteresseerd worden voor het werken in de revalidatie na het afstuderen. Het creëren van een krachtige werk-/leeromgeving voor studenten en medewerkers. Studenten en medewerkers zijn gemotiveerd door de leertrajecten die zij samen met docenten en begeleiders uitgestippeld hebben. Neerzetten van een cultuur waarin hulpverleners gestimuleerd worden om zich steeds opnieuw en verder te ontwikkelen. Er vindt uitwisseling plaats van kennis en kunde op het gebied van zorg, onderzoek en onderwijs tussen HBO-opleiding (studenten) enerzijds en revalidatiezorg (professionals) anderzijds. Op deze manier worden professionals gestimuleerd en uitgedaagd om te blijven leren ofwel “leven lang leren”. Werken met het concept van Practice Development waardoor een continu proces ontstaat van “bottomup” ontwikkelen van het team, de zorg en het onderwijs. Naast de huidige medewerkers is er 1 dag per week een Lecturer Practitioner (LP-er) aanwezig die processen m.b.t. leren, innoveren en onderzoek stimuleert en initieert. De Lecturer Practioner is in dienst van beide organisaties (Fontys Verpleegkunde en de Libra Zorggroep). Hij is niet zozeer overdrager van kennis, maar de coach en ondersteuner van student en medewerker. Kwaliteitsverhoging door competentiegerichte en multidisciplinaire aanpak. (Door)groei mogelijkheden voor de professional op het gebied van diepgang en uitdaging. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 5 1.5 Randvoorwaarden De verpleging van de kliniek volwassenen van Revalidatiecentrum Leijpark is vooraf geïnformeerd over het ZIC-concept, om zodoende een optimaal draagvlak te creëren. Revalidatiecentrum Leijpark stelt voldoende middelen beschikbaar om het ZIC-concept in praktijk te kunnen brengen. Daarbij moet gedacht worden aan werkruimte voor studenten, ingericht met voldoende faciliteiten. Waar nodig zal literatuur aangekocht moeten worden en er kan gebruik gemaakt worden van de bibliotheek in het Elisabeth Ziekenhuis. Er wordt gebruik gemaakt van meetinstrumenten zodat we bij aanvang gebruik kunnen maken van een nulmeting en bij evaluatiemomenten de resultaten kunnen meten. Er wordt een nulmeting gedaan van het ZIC als krachtige leeromgeving (bijlage 13), bedoeld om in kaart te brengen in welke mate het ZIC een krachtige leeromgeving is. Uit de resultaten van de meting kun je opmaken of er items zijn die goed scoren of dat er items naar voren komen waar meer aandacht aan besteed moet worden. Bij de start van het ZIC heeft minimaal 1 vaste medewerker de scholing Practice Development gevolgd en zal het volgende jaar een tweede medewerker de scholing gaan volgen. Er is een Lecturer Practitioner aangesteld vanuit de Fontys Hogeschool, welke voor 1 dag in de week gedetacheerd is naar Revalidatiecentrum Leijpark. De verpleegkundigen van kliniek volwassenen van Revalidatiecentrum Leijpark krijgen allemaal een cursus werkbegeleiding aangeboden in juli en oktober 2009 zodat iedere verpleegkundige goed op de hoogte is wat betreft de begeleiding van de stagiaires. Deze cursus wordt gegeven door Cis Lijten (Lecturer Practitioner). 2. Wenselijke situatie 2.1 ZIC-model Integratie van praktijkkennis en theoretische kennis is onvermijdelijk om de kwaliteit van zorg te optimaliseren en te professionaliseren. Een ZIC biedt de mogelijkheid om de kloof tussen zorginstellingen en onderwijsinstellingen op elkaar af te stemmen door het leren op school en in de praktijk. In een ZIC werken professionals en studenten samen aan het verlenen van zorg en opleiden, waarbij de cliënt centraal staat. Wij willen binnen Revalidatiecentrum Leijpark een krachtige werk-/leeromgeving creëren waarin de lerenden zich kunnen ontwikkelen en ontplooien en waarbij rekening wordt gehouden met het perspectief dat de lerenden zelf hebben op hun competenties en hun competentieontwikkeling. De lerenden werken samen aan praktijkgericht onderzoek/project, ondersteund door een master opgeleide docent/lector en kiezen zelf de onderwerpen voor onderzoek/project. Het onderzoek/project is altijd gerelateerd aan het primaire doel; het continu verbeteren van de cliëntenzorg op basis van Evidence Based handelen. Studenten en professionals worden uitgedaagd om zich te ontwikkelen en de grenzen op te zoeken van de te verkennen competenties. Doordat het praktijkgerichte onderzoek/project ook de hiaten in de zorg en de bijbehorende competenties identificeert kan er gericht gewerkt worden aan deskundigheidsbevordering van de medewerkers. De professional kan participeren in de totale ontwikkeling van de organisatie en de kliniek in het bijzonder, wat een verrijking kan zijn van zijn/haar taken en meer betrokkenheid tot gevolg zal hebben. 2.1.1 Hoofddoel ZIC Het hoofddoel van een ZIC is het creëren van een krachtige leeromgeving, waarbij Evidence Based Practice wordt gebruikt en waarbij deskundig wordt gefaciliteerd, zodat medewerkers, studenten en patiënten zich betrokken voelen en dit ook uitdragen. Er wordt niet alleen middels onderzoek gekeken naar wat optimale zorg is voor de cliënt, maar ook hoe de opleiding verder verbeterd en ontwikkeld kan worden. Het gaat om zorginnovatie die het hele zorgproces omvat waarbij wordt gestreefd naar een optimale wisselwerking tussen theorie en praktijk. 2.2 Coördinatieteam ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 6 Bij het totale ZIC-proces wordt door elke vaste medewerker en student een actieve bijdrage geleverd en wordt hierbij gefaciliteerd door het coördinatieteam, bestaande uit de Lecturer Practioner, de Practice Developer, de unitmanager en de werkbegeleiders. De rolverdeling binnen het coördinatieteam is nauwkeurig afgestemd en staat in de volgende paragrafen beschreven. Dit team zal periodiek bij elkaar komen om het ZIC-proces nauwkeurig te volgen en te bespreken. Ook worden door dit team de lopende en toekomstige projecten besproken. Op deze manier kan dit team de voortgang en ontwikkeling van het ZIC optimaal begeleiden. De unitmanager zal gevraagd en ongevraagd deelnemer zijn aan het overleg met het coördinatieteam, zodat het proces optimaal gefaciliteerd kan worden. De unitmanager blijft ook eindverantwoordelijk voor de zorgprocessen en voor de afdeling. Er heeft een gezamenlijke bijscholing plaats gevonden voor het hele team vaste medewerkers. Deze scholing betrof niet alleen kennis over de onderwijsconcepten, maar eveneens werd door middel van intervisie, betrokkenheid en begrip voor elkaar, de veranderingen en de doelstellingen voor de nieuwe afdeling, het ZIC, gecreëerd. Open communicatie binnen de afdeling is gegarandeerd omdat binnen de overlegvormen zowel de cliënt, de student en de medewerkers vertegenwoordigd zijn op een reflectieve manier. 2.2.1 Lecturer Practitioner Verpleegkundige die ervaring heeft in praktijkvoering, onderwijs, management en onderzoek. Is master opgeleid. Kan een team verpleegkundigen leiden in het leveren van professionele diensten aan patiënten en cliënten waarbij zowel de Lecturer Practitioner als de verpleegkundigen hun persoonlijke vaardigheden en zelfkennis ontwikkelen. Werkt zowel in de praktijk als in het onderwijs. Is medeverantwoordelijk voor onderwijs, onderzoek en ontwikkelingen. Heeft de contacten met het beroepenveld. Schakel tussen onderwijs en praktijk. Rolmodel voor studenten en professionals. Begeleidt de onderzoeken waar professionals en studenten aan werken. Levert een bijdrage aan het verpleegkundig beroep. Werkt volgens de principes van Practice Development om het denkniveau van de individuele professionals en de studenten op een hoger peil te krijgen en een cultuurverandering tot stand te brengen. Werkt volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Voor een uitgebreide beschrijving van het competentieprofiel verwijzen we naar bijlage 2. 2.2.2 Practice Developer Practice Development is een continu proces van ontwikkelingen om de effectiviteit van de zorg vanuit het perspectief van de patiënt te verhogen. Dit wordt bereikt door teams te helpen bij het ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden en hen te helpen bij het veranderen van de cultuur en context van zorg. Dit proces wordt mogelijk gemaakt en ondersteund door facilitators die op een systematische en consequente wijze een continu proces van emancipatoire verandering bewerkstellingen waarbij het perspectief van de patiënt centraal staat. Voor een uitgebreide uitleg betreffende de rol van de Practice Developer verwijzen we naar bijlage 3. 2.2.3 Werkbegeleiders De vaste werkbegeleiding voor de HBO-V studenten wordt door niveau 5 en 4 verpleegkundigen gedaan. Studenten kunnen daarnaast terugvallen op alle teamleden voor dagelijkse begeleiding. De vaste werkbegeleiders passen de attitude van begeleiding aan, van een vaste een op een begeleiding, waarbij de student altijd is overgepland, naar een meer coachende stijl van begeleiden. Studenten worden geacht meer verantwoording te nemen t.a.v. hun eigen leerproces, waarbij ze niet langer zijn overgepland, maar ingepland staan voor de zorg. 2.3 Rol vaste medewerkers ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 7 Het ZIC-concept zal door de vaste medewerkers in de kliniek gedragen en uitgedragen moeten worden. De studenten draaien in dit concept mee. Gezamenlijk wordt een krachtig leerklimaat ingericht en worden innovatieve projecten opgestart. Omdat studenten een bepaalde tijd aanwezig zijn kan het voorkomen dat verschillende studenten binnen een zelfde project hun bijdrage leveren. Het is dus van belang dat projecten door de vaste medewerkers gedragen worden en studenten daarin meedraaien. Bij de dagelijkse zorg worden de studenten niet over-, maar ingepland. Voor de uitvoering van de zorg kan de student altijd terugvallen op vaste teamleden van alle niveaus. Het concept vraagt een cultuurverandering van alle vaste medewerkers in de kliniek, om naar de principes van Practice Development toe te werken, waarbij Evidence-based Practice centraal zal staan. Om hier naar toe te werken worden zij hierbij ondersteund door de Practice Developer en de Lecturer Practitioner. Veranderen van organisatie(-onderdelen) omvat een ontwikkelproces dat stapje voor stapje vooruit gaat. Het verandervermogen van een organisatie schuilt in de mensen die de organisatie vormen. Het zijn de mensen die de organisatie veranderen en niet andersom! In hen moet dan ook geïnvesteerd worden tijdens een veranderingsproces. De praktijk leert dat organisaties en haar medewerkers niet graag veranderd worden maar dat de veranderaar het bewustzijn moet creëren waardoor betrokkenen zelf willen en kunnen veranderen en ontwikkelen. In dit project wordt dan ook de lerende veranderaanpak als uitgangspunt genomen. De lerende aanpak richt zich op het in gang zetten van leerprocessen waardoor veranderingen soepeler verlopen. Dit betekent investeren in tijd, geld en materialen t.b.v. scholing. Met de lerende benadering zal het leervermogen verder worden ontwikkeld. Hierdoor is de kans op verankering van het geleerde groter en zal ook het verandervermogen worden vergroot. De begeleiders op de afdelingen zijn echter niet altijd volledig op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de opleidingen. In deze beginfase zal dan ook veel tijd en aandacht gegeven worden aan scholing en training van de werkbegeleiders door de Lecturer Practitioner en de Practice Developer. Vraaggericht werken is ook een onderdeel van de competentiegerichte begeleidingsstructuur waarbij maatwerk het uitgangspunt is, met het uiteindelijke doel competentieontwikkeling van de medewerkers, docenten en studenten. Binnen het ZIC wordt dit vorm gegeven door de reflecties op de zorg en leerprocessen die dagelijks en gezamenlijk of individueel plaats vinden met studenten, werkbegeleiders en docenten. Van daaruit worden weer nieuwe leeractiviteiten ontwikkeld. Door de intensiteit en frequentie van de feedbackprocessen kunnen student en begeleider de groei van het leerproces per individu beter bewaken en waar nodig bijsturen. 2.4 HBO-V studenten Er worden maximaal 4 studenten gelijktijdig op afdeling 1B/2B geplaatst voor de duur van 21 à 22 weken. Zij werken en leren als 4-tal binnen het ZIC-concept. Binnen het bestaande dienstrooster plant de dienstlijstplanner de diensten, de student kan vooraf voorkeuraanvragen indienen. Per student wordt doorgesproken hoe men als groep en individu wil gaan leren en wat daarvoor nodig is. Revalidatiecentrum Leijpark maakt gebruik van een leerplaatsprofiel (bijlage 4), waarin beschreven staat wat wij van onze studenten verwachten en wat wij hen kunnen bieden. De student komt met een stagewerkplan, waarin aangegeven welke doelstellingen behaald dienen te worden. Studenten nemen zelf de verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces en worden hierbij ondersteund door de werkbegeleiders. Studenten werken mee aan innovatieve projecten. Deze projecten kunnen aangeboden worden door de organisatie maar ook kunnen de studenten zelf een projectvoorstel aandragen. Voor deze projecten kan (structureel) een beroep gedaan worden op de beleidsmedewerker kwaliteit en R&D Caroline Schafrat. De studenten werken in de praktijk samen in een multidisciplinaire groep en leren op de werkplek steeds meer zelfstandig zich die competenties eigen te maken, die leiden tot een grotere zelfstandigheid, meer verantwoordelijkheid en doorgroeimogelijkheden. De HBO-V student leert op het ZIC hoe als verpleegkundige op niveau 5 te functioneren en hoe evidence based handelen in praktijk te brengen. Het coördinatieteam en de leden van de overige disciplines stellen zich dan ook toegankelijk op t.a.v. de aanwezigheid van studenten tijdens hun werkzaamheden en overleggen. Studenten krijgen de gelegenheid de hele ketenzorg te leren kennen. De studenten nemen deel aan alle overlegvormen op de afdeling en zijn actieve deelnemer in het Multidisciplinaire overleg. Om dit alles te kunnen realiseren wordt er ook op de student een beroep gedaan. 2.4.1 Action Learning Set (ALS) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 8 ALS is een vorm van gestuurde reflectie waarbij het leren van het individu centraal staat. Dit proces is er ook op gericht het individu een actieve houding te laten ontwikkelen en in staat te stellen veranderingen zelf in te voeren (empoweren). ALS is een wederkerig gebeuren binnen een vaste groep (een “set”), een ieder helpt in het proces van reflectie en actie. Voor verdere uitleg en werkwijze, zie bijlage 5. Onze doelstelling is om geleidelijk aan over te gaan naar ‘Lerend vernieuwen’. Onze visie op lerend vernieuwen kent als uitgangspunt dat feedbackprocessen nodig zijn voor vernieuwing. Het betreft reflecties op het eigen denkend handelen en leren op de achterliggende aannames die hieraan ten grondslag liggen. Ook in de gezondheidszorg wordt hier de laatste jaren steeds meer aandacht aan besteed. Door reflectie ontwikkelen de studenten en teamleden zich tot kritische, analytische beroepsbeoefenaars, die het eigen beroepsmatig handelen, kunnen onderbouwen vanuit hun kennis. De gezamenlijke reflectie helpt ook nieuwe kennis te ontwikkelen en de kloof tussen theorie en praktijk te versmallen. Daardoor zijn de teamleden steeds beter in staat een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep, mee te denken over de ontwikkeling van het beroepsprofiel en een eigen visie op verplegen te ontwikkelen. 2.4.2 Praktische invulling 2.4.2.1 Werving en selectie Voor Revalidatiecentrum Leijpark is de stagecoördinator de contactpersoon voor de planner van Fontys. De planner van Fontys levert 4 HBO-V studenten aan, waarna een klikgesprek (zie bijlage 6) op Revalidatiecentrum Leijpark zal plaatsvinden. Het klikgesprek met de studenten zal gevoerd worden met een afvaardiging van de vaste werkbegeleiders. 2.4.2.2 Inwerkprogramma Bij de start van het ZIC zal het inwerken (zie inwerkplan, bijlage 7) in eerste instantie moeten geschieden door de vaste medewerkers. Gedurende 3 weken worden de studenten overgepland en ingewerkt door de vaste medewerkers, met vaste koppeling. Vanaf de 3de week worden de studenten volgens rooster (over)gepland, rekening houdend met hun leerproces. Vanaf de 2de stageperiode worden de nieuwe studenten ingewerkt door de zittende studenten. Vervolgens worden de nieuwe studenten nog een extra week overgepland en gekoppeld aan vaste medewerkers en verder volgens rooster (over)gepland. De eerste 2 stage weken zal op woensdag middag scholing aangeboden worden aan de studenten, onder andere: week 1 = uitleg Hans, week 2 = RAP en week 3 en 4 = neurorevalidatie. 2.5 Evidence Based Practice Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de verpleegkundige naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik maken van het huidige en beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele cliënten. De praktijk van evidence-based practice impliceert dat de verpleegkundige haar individuele klinische deskundigheid integreert met het beste bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is en combineert met de waarden en voorkeur van de patiënt. Voor verdere uitleg en werkwijze, zie bijlage 8. 2.6 Krachtige leeromgeving ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 9 Lodewijks (1993) beschrijft zes kenmerken van krachtige leeromgevingen: 1) Ze moeten compleet en rijk zijn. Hiermee bedoelt hij vooral dat ze uitdrukkelijk gericht zijn op begrijpen en voldoende afwisseling bieden. 2) Ze moeten uitnodigen tot activiteit. Het gaat erom dat de leerling iets met de leerstof doet, tot denkactiviteiten oproept en uitdagend is. 3) Ze moeten realistisch zijn of tenminste ergens naar verwijzen. Dat wil zeggen dat ze leerlingen laten ervaren dat leren situatie- en inhoudsgebonden is. Ook maken ze de leerling duidelijk wat ze met de verworven kennis en vaardigheden wel en niet kunnen doen 4) Ze moeten modellen bevatten en voorzien in coaching. Als model demonstreert de leerkracht of de leeromgeving welke leer- en denkactiviteiten kunnen worden ingezet. De coach biedt ondersteuning bij het selecteren en uitvoeren van deze leer- en denkactiviteiten. 5) Ze moeten de navigatie langzamerhand overlaten aan de lerende. Dat betekent dat in het begin van een leerproces veel sturing wordt gegeven en dat deze geleidelijk aan, wanneer de leerling daar aan toe is, meer wordt verwacht aan en meer ruimte wordt geboden voor zelfsturing door de leerling 6) Ze moeten systematisch het besef van eigen bekwaamheid bij de leerling ontwikkelen. Door van tijd tot tijd het leren af te zetten tegen - ook zelf bepaalde - normen kan de leerling zicht krijgen op de mate waarin hij/ zij competenter is geworden. Dit besef van eigen bekwaamheid kan namelijk een belangrijke motiverende rol spelen bij het leren. Simons (2005) geeft aan dat bovenstaande kenmerken teveel gericht zijn op het leren van leerlingen in een schoolse context terwijl de laatste tijd steeds vaker verbindingen worden gelegd met werkomgevingen als krachtige leeromgevingen zoals op het ZIC het geval zal zijn. Verder geeft hij aan dat er te weinig nadruk wordt gelegd op het leren leren van de student wat nodig is in een krachtige leeromgeving. Voor meer informatie over krachtige leeromgevingen zie bijlage 9. 3. Implementatieplan ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 10 3.1 Start van het project In februari en maart 2009 hebben oriënterende gesprekken plaatsgevonden tussen de Fontys Hogeschool en de Revalidatiecentra Leijpark (RCL) en Blixembosch (BB). Door de sectormanagers van Leijpark (Ronald Everaars) en Blixembosch (Ben van de Brand) en de directie van de Fontys Hogeschool werd in maart het besluit genomen om per locatie een ZIC op te starten, met streefdatum september 2009. Het projectformulier werd door de unitmanagers van RCL en BB gezamenlijk opgesteld en geaccordeerd door de sectormanagers. Vervolgens is ervoor gekozen om het project per locatie verder vorm te geven omdat de situaties niet uniform waren. Per locatie werd het project gestart en werd een begin gemaakt met het uitschrijven van de notitie door de teammanager, de (toekomstig) Practice Developer en de Lecturer Practitioner. 3.2 Opleiden van de Practice Developer Een van de voorwaarden om het project te doen slagen en het concept uit te kunnen dragen, was het opleiden van een verpleegkundige voor de rol van Practice Developer. In april werd daarvoor een verpleegkundige per locatie aangemeld en opgeleid. De rol van deze functionaris bestond in eerste instantie uit het participeren bij de totstandkoming van de notitie en draagvlak creëren binnen de groep van verpleegkundigen. De rol die de Practice Developer vervolgens moet gaan neerzetten staat omschreven in bijlage 3. 3.3 Aanstellen van de Lecturer Practitioner Door de sectormanagers en de directie van Fontys is een Lecturer Practitioner (Cis Lijten) vanuit Fontys aangesteld. Deze functionaris zal voor 16 uur per week gedetacheerd gaan worden naar de Libra Zorggroep, 8 uur op woensdag bij RCL en 8 uur op donderdag bij BB. De rol van de Lecturer Practitioner bestond in eerste instantie uit het participeren bij de totstandkoming van de notitie en een bijdrage leveren bij de infobijeenkomsten. Voor een verdere uitwerking van de rol van de Lecturer Practitioner wordt verwezen naar bijlage 2. 3.4 Meetinstrumenten In april/mei 2009 is aan alle verpleegkundigen gevraagd om de waardeverhelderingsoefening (bijage 10) in te vullen. De waardeverhelderingsoefening is bedoeld om te kunnen peilen of we dezelfde visie op het werken volgens het concept van het ZIC hebben. Met andere woorden welk doel hebben we voor ogen en welke rol denken we te hebben binnen dit concept. Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren. In juli wordt een nulmeting gedaan van het ZIC als krachtige leeromgeving (bijlage 12) en is bedoeld om in kaart te brengen in welke mate het ZIC een krachtige leeromgeving is. Uit de resultaten van de meting kun je opmaken of er items zijn die goed scoren of dat er items naar voren komen waar meer aandacht aan besteed moet worden. De resultaten van deze metingen worden gepresenteerd tijdens het eerst volgende teamoverleg d.d. 17 september 2009, voor het starten van de ZIC. Deze meting zal, gedurende de tijd dat het project ZIC loopt, gestructureerd terugkomen. 3.5 Toetsen van de notitie op onderdelen De notitie is regelmatig gecontroleerd en gecorrigeerd door de projectgroep ZIC en is door de beleidsmedewerkster kwaliteit en R&D, Caroline Schafrat, gecontroleerd op lay-out, inhoud en projectmatig werken. In de verschillende teamoverleggen is de voortgang van het ZIC besproken, dit mede ook om draagkracht bij de verpleegkundigen van de kliniek volwassenen te creëren. 3.6 Communicatie ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 11 Een eerste centrale bijeenkomst werd georganiseerd op 18 maart 2009, bestemd voor alle verpleegkundigen. Hierin werd door de Lecturer Practitioner uiteengezet wat een ZIC inhoudt en hierbij is verwezen naar internet, waar allerlei informatie te vinden was over het ZIC, www.zic.nl. Binnen het sectoroverleg en het clusterbeleidsoverleg werden de vorderingen teruggekoppeld door de unitmanager kliniek, Hans de Schipper. Een tweede centrale bijeenkomst vond plaats op 28 mei 2009. In deze bijeenkomst is gevraagd naar de interesse bij de verpleegkundigen om op een ZIC afdeling te werken en is de voorkeur voor het werken op een afdeling op zich in kaart gebracht. Een tweede keer werd ook hier door de Lecturer Practitioner en unitmanager kliniek verteld wat het ZIC inhoudt en hoever we staan in het te ontwikkelen project. Om een ieder op elk moment goed geïnformeerd te houden is 14 juli de conceptnotitie (m.u.v. de bijlagen) naar de verpleging gestuurd. Opmerkelijk is wel dat de introductie van het ZIC binnen de kliniek volwassenen niet naar wens van de verpleegkundigen gecommuniceerd is (topdown) wat zorgt voor de nodige weerstand bij de introductie van het op te zetten ZIC-project en dat het moeilijker is draagkracht te vinden bij de verpleegkundigen. 3.7 Workshops Vanuit de bijeenkomst kwam naar voren dat de verpleging het aan kennis ontbrak om adequate werkbegeleiding binnen het concept van het ZIC te kunnen bieden. Ook was dit al in RCL naar voren gekomen. Daarom wordt op 9 juli 2009 in RCL en op 14 juli in BB een tweetal workshops werkbegeleiding georganiseerd. Verpleging van beide locaties kunnen willekeurig aan deze workshop deelnemen. In oktober zal deze workshop nogmaals herhaald worden, zodat een ieder in de gelegenheid gesteld wordt dit te kunnen volgen om de benodigde kennis te vergaren. Verder wordt gevraagd om binnen het ZIC-concept Evidence-based Practice te gaan werken, echter ook hierbij ontbreekt de kennis. De Lecturer Practitioner en de Practice Developer zullen daarom een aantal workshops organiseren om deze kennis over te brengen. Deze scholingen zullen meestal plaats gaan vinden op de woensdagmiddagen. 3.8 Werving en gesprekken studenten De planning van Fontys heeft een 3-tal studenten geselecteerd die in aanmerking komen om in september 2009 hun stage binnen het nieuwe ZIC te komen volgen. In juni vonden de zogenaamde klikgesprekken (bijlage 7) met de werkbegeleiders plaats. Hierbij komen het inwerkplan (bijlage 5) en het leerplaatsenprofiel (bijlage 4) aan bod. 3.9 Randvoorwaarden Voor de start van het ZIC zijn een aantal randvoorwaarden genoemd, zoals extra werkplekken, extra computers en extra uniformen. Het sectormanagement geeft aan dat er momenteel geen mogelijkheden zijn om een eigen ruimte voor de studenten te creëren en extra computers aan te schaffen. Mogelijk wordt gekeken naar (extra) aansluitpunten voor de laptop van de studenten zodat deze toch voor zichzelf kunnen werken. Als oplossing kunnen de studenten gebruik maken van de spreekkamers of stiltewerkplekken binnen de organisatie Revalidatiecentrum Leijpark. 3.10 Tijdsbalk ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 12 Activiteit Besluit start project Uitschrijven projectplan Akkoord projectplan Opleiden PD-er Aanstellen LP-er Afnemen van de enquête en de waardeverhelderingsoefening Toetsen notitie Centrale bijeenkomsten Werving studenten en gesprekken Extra werkplekken Aansluiting laptop Extra uniformen Workshop werkbegeleiding Afronden notitie Workshop EBP Nulmeting krachtige leeromgeving 4. Wie Sectormanagement Directie Fontys Teammanagement RCL en BB Sectormanagement Verpleegkundige Planning Maart 2009 Status Besluitvormend Maart 2009 Uitvoerend Maart 2009 April 2009 Sectormanagement Directie Fontys Verpleging April 2009 Besluitvormend Voorwaardenscheppend Educatief Voorwaardenscheppend April/Mei 2009 Voorwaardenscheppend Educatief Unitmanager kliniek April/Mei/Juni 2009 Besluitvormend Teammanager LP-er, PD-er Verpleging Planning Fontys,LP-er Werkbegeleiders Unitmanager ICT Facilitair bedrijf LP-er, PD-er Verpleging Mei/Juli 2009 Informatief Educatief Juni 2009 Juni/Juli 2009 Informatief Voorwaardenscheppend Voorwaardenscheppend Juli/ Oktober 2009 Educatief Unitmanager kliniek, LP-er, PD-er LP-er, PD-er Verpleging Verpleging Juli 2009 Besluitvormend Juli/Oktober 2009 Educatief Juli 2009 Voorwaardenscheppend Borging/evaluatie Borging/evaluatie 4.1 Aanleiding project ZIC en projectdoelen Zoals omschreven in paragraaf 3.1 hebben RCL en BB gezamenlijk het projectformulier opgesteld. Beide instellingen willen hierbij stagiaires en zittende medewerkers een krachtig en innovatief leerklimaat aanbieden en theorie en praktijk dichter bij elkaar brengen. Dit heeft geleid tot de volgende doelstellingen. - Het integreren van praktijkkennis en theoretische kennis en de kwaliteit van zorg te optimaliseren en te professionaliseren. Een innovatieve omgeving aanbieden voor verpleegkundigen en de zorg in zijn algemeenheid, waarbij evidence-based handelen centraal staat. Het neerzetten van een krachtig leerklimaat voor studenten en medewerkers. 4.2 Evaluatiedoelen De volgende doelen kunnen dan ook gesteld worden om het project te evalueren. Er is over een jaar voldoende draagvlak en kennis bij studenten en medewerkers voor: 1. Geven van kwaliteit van zorg 2. Evidence-based handelen 3. Ontwikkelen en innoveren van zorg 4. Een krachtige leeromgeving. 4.3 Evaluatievragen ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 13 Per doel kunnen de volgende vragen worden gesteld: 1. Kwaliteit van zorg: Hoe krijgen we zicht op de kwaliteit van zorg zoals die wordt beleefd door de revalidant? 2. Evidence-based handelen: Ervaren studenten en medewerkers meer kennis op het gebied van evidence-based handelen? Wordt EBP meer toegepast in de zorgverlening? 3. Ontwikkelen en innoveren van zorg: Ervaren studenten en medewerkers meer ruimte voor ontwikkelen en innoveren? 4. Krachtige leeromgeving: Is er een goede leeromgeving? 4.4 Bronnen en meetinstrumenten Per vraag bestaan de volgende bronnen of meetinstrumenten of dienen ontwikkeld te worden: 1. Kwaliteit van zorg: Kwaliteit van zorg zoals beleefd door de revalidant wordt een project van studenten in het ZIC. Bestaande bronnen /meetinstrumenten worden nog verder onderzocht in overleg met Fontys en de kwaliteitsfunctionaris. 2. Evidence-based handelen: Meetinstrument: Context Assessment Index (zie Bijlage 11). Bestaande bronnen/meetinstrumenten worden nog verder onderzocht in overleg met Fontys en de kwaliteitsfunctionaris. 3. Ontwikkelen en innoveren van zorg: Meetinstrument: Het ZIC als krachtige leeromgeving, als nulmeting en vervolgmeting. Bestaande bronnen/meetinstrumenten worden nog verder onderzocht in overleg met Fontys en de kwaliteitsfunctionaris. 4. Krachtige leeromgeving: Meetinstrument: Het ZIC als krachtige leeromgeving, als nulmeting en vervolgmeting. CCI-model (zie bijlage 3) om betrokkenheid breed te houden en draagvlak te creëren. Bestaande bronnen/meetinstrumenten worden nog verder onderzocht in overleg met Fontys en de kwaliteitsfunctionaris. 4.5 Communicatie uitkomsten Alle uitkomsten van vragen en onderzoeken worden vervolgens naar alle betrokkenen teruggecommuniceerd. Dit zal via verschillende kanalen gebeuren, zoals bijeenkomsten, intranet, nieuwsbrieven en e-mail. 4.6 Tijdsbalk Activiteit Onderzoek bronnen en meetinstrumenten Nulmeting krachtige leeromgeving Kwaliteit van zorg zoals beleefd door revalidant Claims-Concerns-Issues model Kwaliteit van zorg zoals beleefd door revalidant Context Assessment Index Vervolgmeting krachtige leeromgeving Centrale bijeenkomsten Wie PD-er, LP-er en kwaliteitsfunctionaris Verpleging/studenten Planning Juli 2009 tot juli 2010 Status Voorwaardenscheppend Juli 2009 tot juni 2010 Borging/evaluatie Studenten 1e ZIC i.s.m. vaste medewerkers Verpleging September 2009 tot februari 2010 Maart 2010 Studenten 2e ZIC i.s.m. vaste medewerkers Verpleging Januari tot juli 2010 Voorwaardenscheppend Borging/evaluatie Voorwaardenscheppend Borging/evaluatie Borging/evaluatie September 2010 Borging/evaluatie Verpleging/studenten Oktober 2010 Borging/evaluatie Teammanager, LP-er, PD-er, Verpleging Maart en oktober 2010 Informatief Educatief Bijlagen ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 14 Bijlage 1.1: Bijlage 1.2: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12: Bijlage 13: Organigram Libra Zorggroep Organigram Revalidatiecentrum Leijpark Competentieprofiel Lecturer Practitioner Practice Development – rol Practice Developer Leerplaatsprofiel kliniek Revalidatiecentrum Leijpark Action Learning Set Klikgesprek Inwerkplan stagiaire Evidence-based Practice Krachtige leeromgeving Formulier waardeverhelderingsoefening Formulier Context Assessment Index Beschrijving ZIC Meetinstrument ZIC als krachtige leeromgeving Boekje: Handleiding werkplekleren 1-2-3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 15 Bijlage 1.1: Organigram Libra zorggroep Organigram Libra Zorggroep Raad van Toezicht Raad van Bestuur Cliënten Medezeggenschap Orgaan (CMO) Staffuncties R&D Kwaliteit PR/Communicatie PO&O Ondernemingraad Kernstaf Sector Revalidatiecentrum Leijpark Sector Revalidatiecentrum Blixembosch ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 Sector Gemini zorg en dienstverlening Sector Audiologisch Centrum Brabant Sector Financiën Control & ICT (FCI) Sector Facilitair Bedrijf 16 Bijlage 1.2 Organigram Revalidatiecentrum Leijpark Raad van Bestuur CMO Ondernemingsraad Medische staf Clientenraad Sectormanager/duaal manager Secretariaat Unit 1 Unitmanager Unit 2 Unitmanager ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 Unit 3 Unitmanager Unit 4 Unitmanager Unit 5 Unitmanager Unit 6 Unitmanager Unit 7 Unitmanager 17 Kliniek Unitmanager Medisch secretariaat Unitmanager Bijlage 2: Competentieprofiel Lecturer Practitioner Competentieprofiel Lecturer Practicioner Innoveren Creëren en stimuleren van nieuwe originele ideeën, werkwijzen en toepassingen. Niveau 1 Bedenken van ideeën en plannen Verbindt informatie met elkaar en komt tot eigen ideeën, komt met niet alledaagse mogelijkheden, staat open voor ideeën. Flexibel/anticiperen Aanpassen van eigen ideeën en werkwijze bij verander(en)de eigen en omstandigheden. Openstaan voor nieuwe ideeën en actief zoeken naar alternatieven om het gewenste resultaat te bereiken. Leren Tonen van zelfreflectie op eigen kwaliteiten en leerpunten en actief werken aan eigen ontwikkeling en die van het team. Openstaan en aanpassen Staat open voor ideeën van anderen, past het eigen gedrag aan, bijt door in situaties, schakelt snel, reageert snel zonder de structuur, les, werkvorm te verliezen. Coachen Begeleiden van studenten, medewerkers en teams in de verdere ontwikkelingen van talenten. Anderen motiveren en aanzetten tot nadenken over en verbeteren van eigen gedrag en hierbij optreden als gesprekspartner. Visie Ontwikkelen van een toekomstbeeld op basis van ervaring en inzicht in interne en externe ontwikkelingen; dit toekomstbeeld vertalen en uitdragen binnen het onderwijs en (delen van) Fontys. Spiegelen en meedenken Vraagt door, geeft feedback op concreet gedrag, houdt een spiegel voor, denkt mee met de ander, doet suggesties en geeft tips. Vertaalt feedback in gedragsverandering Stelt zich vragend op, vraagt feedback, zet feedback om in acties, volgt (nieuwe) ontwikkelingen. Vooruitzien Maakt plannen en betrekt ambities en strategie van eigen afdeling, vertaalt externe ontwikkelingen naar mogelijkheden en acties, doorziet gevolgen voor het eigen werkgebied en stemt activiteiten hierop af. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 Niveau 2 Voorstellen van creatieve alternatieven Introduceert nieuwe activiteiten, genereert nieuwe ideeën, stimuleert tot creatief denken, bedenkt alternatieve oplossingen, speelt in op veranderingen creëert een stimulerende leeromgeving. Doorbreken van vaste patronen Springt in op onvoorziene situaties, herkent verschillen in anderen (bv. leerstijl, motivaties, belangen), pikt snel nieuwe zaken op, denkt vooruit. Manoeuvreert tussen formele en informele bevoegdheden Opzoeken leermomenten Zoekt naar een andere aanpak, vraagt gericht door bij anderen, werkt door middel van zelfstudie, leert van en met anderen, gaat na welke eisen worden gesteld, vertaald ontwikkelingen naar praktijk. Faciliteren van leerdoelen Vormt zich een helder beeld van kwaliteiten van de ander, motiveert leerdoelen te benoemen, stimuleert om te experimenteren, doet suggesties, toont voorbeeldgedrag, ondersteunt door het stellen van vragen Trends vertalen naar (beleid)voorstellen Draagt ambities uit (intern en extern), integreert ontwikkelingen tot toekomstbeeld, weegt plannen af, vertaalt deze naar concrete acties. Niveau 3 Improviseren en initiëren vernieuwingen Improviseert, initieert nieuwe ontwikkelingen, is proactief in complexe onderwijssituaties. Niveau 4 “out of the box”ontwikkelen ontwikkelt vernieuwende, oorspronkelijke ideeën, benadert vraagstukken uit verschillende invalshoeken, maakt nieuwe wegen zichtbaar. Nieuwe alternatieven toepassen Wisselt van methode, heeft vernieuwende ideeën, werkt zich snel in, ziet en beschrijft behoefte/noodzaak aan verandering, doet voorstellen, begint uit zichzelf. Strategische veranderingen invoeren Gebruikt verschillende veranderingsstrategieën, bewandelt alternatieve wegen, start en voert veranderingen door. Zelf reflecteren en variëren Beheerst verschillende leerstijlen, stelt zich leergierig en reflecterend op, brengt ideeën over professionele loopbaanontwikkeling in. Deelt leerervaringen met anderen en toont voorbeeldgedrag. Versterken van zelfvertrouwen Zet de ander aan tot het stellen van vragen, bouwt op zelfvertrouwen, geeft aandacht aan de individuele bijdragen, straalt vertrouwen, rust en veiligheid uit, stimuleert anderen tot systematische reflectie en kritische zelfbeoordeling. Ontwikkelen en uitdragen toekomstbeeld Neemt afstand van dagelijkse praktijk, beïnvloedt richting afdeling, vertaalt trends en ontwikkelingen, initieert en ondersteunt anderen om plannen te maken. Herkennen eigen blokkades en stimuli voor gedragsverandering. Herkent verbeterpunten, verbetert/verandert gedrag in volgende situaties. Doorziet eigen leerprocessen, stelt eigen leertraject op met lange termijn doelstelling. Gedragspatronen doorbreken en ruimte geven Wisselt van stijl/gedrag om bewustwording bij ander te realiseren. Coacht personen en teams in complexe situaties, zet op juiste moment stap terug, geeft ruimte voor leermomenten van ander Initiëren en begeleiden toekomstbeeld. Draagt toekomstbeeld uit, schat het belang in van ontwikkelingen en omschrijft gevolgen voor Fontys, initieert en begeleidt anderen om plannen te maken en te realiseren, bewaakt bijdrage aan missie en doelstelling van Fontys. 18 Competentie definitie Lecturer Practioner Samenwerken Zich inzetten om met anderen resultaten te bereiken en daarmee bijdragen aan een gezamenlijk doel. Denken en handelen vanuit gemeenschappelijke belangen. Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Bijdragen aan resultaten Komt afspraken na, informeert anderen over eigen activiteiten, toont belangstelling voor collega’s/studenten en helpt, vraagt mening en geeft eigen mening (zich laten) aanspreken wisselt informatie en ideeën uit, vraagt reacties, vraagt zelf om hulp van anderen, stelt op basis van meningen van anderen eigen gedachten/handelingen bij, zoekt mogelijkheden op problemen samen op te lossen, gebruikt team als klankbord Faciliteert team(vorming) Schept randvoorwaarden voor samenwerking, initieert en stimuleert nieuwe samenwerkingsvormen, betrekt relevante partijen, activeert derden tot leveren van een bijdrage, bevorderd teamleren. Resultaatgericht handelen Formuleert doelstellingen SMART en maakt duidelijke afspraken. Houdt zicht op de voortgang, rapporteert en informeert daarover. Denkt vooruit. Doelen stellen en realiseren Maakt samen met anderen concrete afspraken en stelt meetbare en haalbare doelen, komt gemaakte afspraken na. Stelt prioriteiten, maakt resultaten van eigen werk zichtbaar. Plannen, stimuleren en bijsturen Plant zelfstandig het eigen werk, stuurt activiteiten bij, informeert actief hierover, stimuleert anderen, spreekt hen aan, wijst op gezamenlijke verantwoordelijkheid. Expliciteren verwachtingen Zoekt actief samenwerking met anderen, betrekt anderen in besluitvorming. Doet actief aan kennisoverdracht, motiveert en enthousiasmeert anderen tot samenwerking, creëert gezamenlijke verantwoordelijkheid, stelt teambelang boven eigen belang, spreekt teamgenoten aan op gedrag Normen stellen en bewaken Stelt actieplan of projectplan op, betrekt andere collega’s bewaakt plannen op realiseerbaarheid (SMART) toetst de voortgang, ondersteunt anderen, toetst kwaliteit door systematische evaluatie. Aanvoelen Zicht hebben op normen en waarden, belangen en behoeften van anderen. Doorzien van culturele, maatschappelijke, wetenschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen. Deze inzichten vertalen naar het onderwijs en/of effectief benutten voor het eigen handelen. Omgaan met stress Kalm en zelfverzekerd reageren in lastige situaties. Goede prestaties blijven leveren onder (werk)druk, bij tegenslag, onzekere situaties of tegenstand. Om kunnen gaan met weerstanden, tegengestelde belangen en een hoge werkdruk. Ontvankelijk zijn voor anderen Toont tact, correctheid en begrip voor anderen, benadert de juiste persoon op het juiste moment, heeft geduld, herkent ontwikkelingen en gevoeligheden, vangt signalen op Bewaken van eigen grenzen Blijft rustig en vriendelijk, laat zich niet meeslepen in gedrag van anderen, bewaakt eigen grenzen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 Lange termijn resultaten Stelt meetbare strategische doelstellingen op, zorgt voor heldere structuren die effectieve en efficiënte inzet bevorderen, achterhaalt achterliggende oorzaak bij niet nakomen van afspraken en stuurt bij, zet conclusies om in plannen voor verbeteringen. Omgaan met belangentegenstellingen Omgaan met verschillen Variëren en doorgronden Houdt rekening met verschillende belangen Gaat bewust om met andere normen, speelt Schakelt gemakkelijk tussen rollen, schat en/of belangentegenstellingen. Houd zich bij in op onverwachte invalshoeken, signaleert complexe situaties in, handelt op basis van de kern van de zaak, herkent behoeftes van studenten, werkveld en diepgaand inzicht in culturele, ontwikkelingen buiten de eigen afdeling, ontwikkelingen in het werkveld. Neemt maatschappelijke, wetenschappelijke en instituut of vakgebied en handelt hiernaar, eigen positie in op basis van rolverdeling en politieke ontwikkelingen en trends. geeft relaties aan tussen vakgebieden. (macht) verhoudingen Toetst verwachtingen bij de ander. Incasseren en relativeren Bewaken en bespreekbaar maken Afschermen en weerstanden wegnemen Geeft voorrang aan bepaalde zaken in het Zorgt dat het team of de afdeling Schermt anderen af van stress, houdt onder eigen werk, blijft doeltreffend en tactisch doeltreffend blijft werken, houdt vast aan het grote druk vast aan eigen standpunt, handelen. Stelt anderen gerust, accepteert eigen oordeel, maakt weerstand presteert langdurig goed, neemt tegenwerpingen, incasseert en relativeert. bespreekbaar door het proces met anderen weerstanden weg. te analyseren. 19 Bijlage 3: Practice Development – rol practice developer Definitie Practice Development -> Continu kritische beschouwing van het professioneel handelen, om de effectiviteit en efficiëntie te verbeteren. Het kritisch beschouwen en veranderen van zowel persoonlijke als contextuele barrières wordt gefaciliteerd. Hierdoor ontstaat persoonsgerichte en evidence based zorg binnen een effectieve werkplek cultuur. Visie Practice Development PD omvat alle activiteiten die nodig zijn om de kwaliteit van zorg en diensten te verbeteren of te vergroten, inclusief zorginnovatie. PD bekeken vanuit de patiënt dan is dat een visie waarin je waardigheid en jijzelf als persoon gerespecteerd wordt, jouw behoeften centraal staan, je geholpen wordt om keuzen te maken over je eigen gezondheid, wordt voorzien in vaardige en competente hulpverleners. PD bekeken vanuit de professionals; Biedt een ondersteuning in de dagelijkse praktijkvoering, gericht op hoe “het wel kan” i.p.v. waarom het niet kan, tools om dit te bereiken, bottum-up meedenken en ontwikkelen, echt het verschil kunnen maken in je zorgverlening, werkplezier, deskundigheidsbevordering. Doel Practice Development: Practice Development heeft als doel het bereiken van persoonsgerichte en evidence based zorg dat zich uit in human flourishing en in een effectieve werkplekcultuur in alle gezondheidszorg instellingen en situaties. Het vergroten van de effectiviteit van zorg rondom de revalidant door middel van het ontwikkelen van kennis en vaardigheden en het faciliteren van cultuurveranderingen in de zorg. Vanuit het management is een persoonsgerichte- participerende benadering van organisatie en management, waarin het mogelijk wordt gemaakt voor individuen en teams meer verantwoordelijkheid te dragen. Er is sprake van een kritische evaluatie en het continue verbeteren van de dienstverlening. Het concretiseert waarden voor persoonsgerichtheid en klinische effectiviteit. Het management moet faciliteren!!! Practice Development is een continu proces bij het ontwikkelen van persoonsgerichte culturen. Dit proces wordt ondersteund door facilitatoren die betrokken zijn bij individuen en teams. Zij ondersteunen de ontwikkeling waarin persoonlijke kwaliteiten en creatieve verbeelding gemengd worden met klinische vaardigheden en wijsheid/ intelligentie. Het ‘ leren’ dat ontstaat, brengt transformaties teweeg in de praktijkvoering van individuen en teams. Dit wordt gewaarborgd door zowel het proces en de uitkomsten vast te leggen in een (organisatie) strategie. Kenmerken PD - De activiteiten zijn gericht op de praktijk en van invloed op hoe verpleegkundigen en verzorgenden werken met revalidanten. Hiermee onderscheidt PD zich van professionele ontwikkeling die niet persé van invloed is op de praktijk. - PD past evidence toe in de praktijk, maar gebruikt ook evidence vanuit de praktijk. De benodigde informatie hiervoor wordt gehaald uit beleid, traditionele veronderstellingen, veronderstellingen vanuit de context van het werk, professionele vakkennis, wetenschappelijk onderzoek en de persoonlijke kennis van de revalidant, inclusief zijn voorkeuren. - Het nodig zijn van passende activiteiten op organisatorisch en beleidsmatig vlak ten gunste van activiteiten op revalidantenvlak. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 20 Werkwijze PD - Technisch Practice Development (TPD) - Emancipatoir Practice Development (EPD) Beide werkwijzen richten zich op het vergroten van de kwaliteit van zorg. De criteria die gehanteerd worden om kwaliteit te beoordelen zijn echter verschillend. Uitgangspunt voor TPD is dat verandering van praktijk een technisch proces is, dat de insteek meer gericht is op zo gaan we het doen en dat vooral (technische) meetinstrumenten worden gehanteerd om revalidantenzorg te ontwikkelen. De ontwikkeling van personeel/team is eerder een gevolg van PD als een bewuste doelstelling. Bij EPD is de ontwikkeling en groei van het personeel/team juist bedoeld en gerelateerd aan het creëren van een verandercultuur waarbij kwaliteitsverhoging ieders verantwoordelijkheid is en positieve verandering een normale zaak wordt. De insteek is gericht op hoe we het gaan doen. Kenmerken Technische PD: - Beperkte kijk op PD - Focus alleen op technische vaardigheden en technische kennis. - Onderzoek inbedde in de praktijk. - Voorziet in geschikte informatie en training. - Interventie-linked bv. kosten effectiviteit, klant tevredenheid, technische indicatoren. Veronderstellingen Technische PD: - Kennis, vaardigheden, en benchmarks zijn geschikt voor alle contexten. - Best-practice is universeel gedefinieerd. - Weten dat de evidence actie zal garanderen/ veilig stellen. - Het accent/de nadruk ligt op uitkomsten/ resultaten. Waar komen de ideeën voor actie vandaan: - Topdown/ managerially driven/ bestuur. - Ideeën voor actie vanuit management. - Beleidsgedreven. Kenmerken Emancipatoire PD: - Brede kijk op PD - Focus op zowel het in praktijk brengen van onderzoek in de praktijk als het creëren van een effectieve en innovatieve cultuur. - Helpt professionals barrières doorbreken door actie. - Interventie en proces uitkomsten bv. enlightenment, empowerment, cultuurverandering, stakeholder participatie. Veronderstellingen Emancipatoire PD: - Best practice is lokaal gedefinieerd en context afhankelijk. - Onderzoek zal niet worden gebruikt behalve als dit eigen is gemaakt en als relevant wordt beschouwd. - Accent is meer gelegen op processen dan op uitkomsten en resultaten. Waar komen de ideeën voor actie vandaan: - Bottum-up en praktijk georiënteerd. - Ideeën voor actie ontstaan vanuit collectieve groepsprocessen - Gebruikmakend van beleid. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 21 Rol Practice Developer - De PD-er richt zich op het creëren van een krachtige leeromgeving en de manier van leveren van zorg aan revalidanten. - Betrokkenheid en creativiteit vanuit de werkvloer is cruciaal voor veranderingen. De PD-er maakt voor dit proces gebruik van de drie “E”s: Enlightenment, Empowerment en Emancipation. Door een continu proces van kritisch kijken met elkaar naar problemen/probleemstellingen en deze te verhelderen (enlightenment) wordt het individuele personeelslid en het team steeds beter in staat (empowerment) zich te ontwikkelen en te veranderen (emancipation) in positieve zin. - De PD-er hanteert diverse tools om bovenstaande te bereiken: Critical Companionship: Bedoeld om verpleegkundigen in een één op één werkrelatie te helpen meer vakkennis naar boven te halen die intuïtief al in de praktijk van die persoon aanwezig is Action Learning Set: Gedurende enkele maanden houdt een vaste groep medewerkers/studenten (een ‘set’) regelmatig een bijeenkomst om door middel van gestuurde reflectie over kwesties/problemen te praten met als doel daar van te leren als individu en er in de praktijk beter naar te kunnen handelen Feedback Reflectie Claims – Concerns – Issues: Bij het beoordelen van de waarde of effect van een project kan een CCI – cyclus er voor zorgen dat aal betrokkenen kunnen participeren en meer draagvlak ontstaat om het project in te voeren. In een CCI – cyclus wordt besproken wat aanwezig is en goed gaat (claims), de zorgen die er zijn (concerns) en welke vragen nog beantwoord moeten worden (issues) Evaluatie - Faciliteert bij onderzoek naar/verkrijgen van Evidence Based, inclusief implementeren en eventuele belemmeringen daarbij. - Stemt af met de Lecturer Practitioner. - Stemt af met de vakgroepcoördinator. - Coacht de vaste werkbegeleiders, zorgt voor continuïteit in begeleiden van de studenten binnen het ZIC. Wat doen Practice Developers? - Deskundig (technische en emancipatoire) faciliteren van Verandering en innovatie Individueel en team leren en effectiviteit Leiderschap Ontwikkelen van een cultuur die persoonsgericht, evidence based en lerende is. Empoweren van individuen en interdisciplinaire teams om verantwoordelijkheid te nemen voor kwaliteit van dienstverlening. Gebruik en beïnvloed beleid (politiek bewust en actief) Kenmerken van een Practice Developer: - Waarden en overtuigingen -> gecommitteerd om patiënten zorg te verbeteren -> mogelijk maken i.p.v. ‘tell & sell’ - Energiek, besluitvaardig en vasthoudend. - Flexibel, kritisch en reflectief denker. - Competent (onderzoek/ veranderkunde) en creatief - Politiek bewust zijn- ‘er tussen in staan’ - Geloofwaardigheid -> klinisch, faciliteren, interpersoonlijke communicatie. ● PD is gericht op het microsysteem/ niveau. Dat is het niveau waarin de gezondheidszorg grotendeels ervaren en gegeven wordt. Het microsysteem/ niveau heeft daarbij expliciete en duidelijke ondersteuning nodig van het daarmee verbonden meso en macro systeem/niveau. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 22 ● PD integreert werkplek leren met de focus op actief leren en formele systemen om leren op de werkplek mogelijk te maken met als doel zorg te kunnen transformeren. ● PD integreert en maakt ontwikkelen van evidence vanuit de praktijkvoering mogelijk alsook het gebruik van evidence in de praktijkvoering. ● PD integreert creativiteit met cognitie met het doel diverse energieën te vermengen, beroepsbeoefenaren te ondersteunen in het vrijelijk denken (denken te verruimen) en bevordert het ontstaan van human flourishing. ● PD is een complexe methodologie die gebruikt kan worden door alle zorgteams en op elke plek waar de zorgvrager en zorggever elkaar ontmoeten. Deze complexiteit vraagt betrokkenheid van zowel interne als externe steakholders. ● PD gebruikt een scala aan methoden die past bij de methodologische principes van PD en de contextuele kenmerken van het PD project. ● PD is verbonden met een reeks processen, waaronder ‘skilled facilitering’, welke vertaald kunnen worden in een aantal specifieke vaardigheden. Deze vaardigheden komen ten goede aan de directe zorg van de patiënt. ● PD integreert evaluatie strategieën die altijd inclusief, participatief en gezamenlijk zijn. Bouwstenen voor een goede implementatie zijn Evidence, Context en Faciliteren. Evidence = Wetenschappelijk robuust en komt overeen met professionele inzichten en de behoeften van patiënten. In die situatie is de ‘evidence’ hoog/sterk. Onderzoek, professionele en patiënt ervaringsdeskundigheid en (lokaal) zijn hierbij de hoofdpijlers. Context = Sta open voor verandering, er is sprake van een cultuur die open staat voor verandering, sterk leiderschap en passende effectieve evaluatie systemen. In deze situatie is de ‘context’ hoog/sterk. = Leiderschap Faciliteren = Vindt plaats door vaardige interne en/of externe facilitatoren bij het implementeren van veranderingen. In deze situatie is de ‘ facilitering’ hoog. Belangrijk hierbij zijn Technische Practice Development en Emancipatoire Practice Development. Om de evidence in de context te integreren heb je facilitering nodig zowel TPD als EPD. Er zijn 3 vormen van Evidence te onderscheiden die gebruikt kunnen worden in de klinische besluitvorming te weten: Onderzoek -> Er worden systematische revieuws en gerandomiseerde, gecontroleerde experimenten gezien als onderzoek. Patiënten ervaring-> Samenwerking in de besluitvorming tussen beroepsbeoefenaar en patiënten. Klinische ervaring-> Er is sprake van grote overeenstemming tussen beroepsbeoefenaren. Het is van belang dat elke kennisbron beoordeeld moet worden op zijn kwaliteit en geloofwaardigheid, dit bevestigd het belang van een kritische beoordeling van nieuwe kennis voordat wordt overgegaan op het implementeren ervan! Het is doorslaggevend of het onderzoeksdesign past bij de vraagstelling en daarnaast of het onderzoek goed doordacht en uitgevoerd (kwantitatief of kwalitatief) is. Terwijl evidence verkregen uit onderzoek een hulpmiddel is bij de besluitvorming, bepaalt het niet alleen de besluitvorming. Klinische ervaring en professionele beroepskennis en patiënten ervaringen dragen hier ook toe bij. Klinische ervaring of professionele kennis als vaak impliciete en soms intuïtieve kennis die verworven is tijdens het werken in de praktijk. Deze kennis kan breder beschikbaar worden gemaakt waneer deze wordt benoemd, kritisch bekeken, gegenereerd en gevalideerd wordt door beroepsbeoefenaren d.m.v. kritische reflectie op praktijkvoering. Hierdoor wordt het mogelijk om professionele kennis te transformeren in wetenschappelijke kennis. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 23 3 argumenten die leiden tot enige terughoudendheid bij het succesvol implementeren van interventies zijn: * In de praktijk wordt getwijfeld aan de waarde van wetenschappelijke evidence (onderzoek) * Groepen beroepsbeoefenaren stellen zich autonoom op t.a.v. hun praktijkvoering en hebben weerstand tegen externe interventies van onderzoekers en kwaliteitsfunctionarissen. * Veel van de klinische kennis is impliciet en berust op ervaring waardoor de bevindingen vanuit de evidence based geneeskunde voor de praktijk niet als valide worden bevonden. Terwijl er ook veel gesproken wordt over het betrekken van de patiënten of gebruikers in het besluitvormingsproces en de zorg, is het vormgeven ervan complex en nog onvoldoende begrepen. Ondanks dat het betrekken van patiënten ervaringen bij het implementeren nog niet goed begrepen wordt, kan wel geconcludeerd worden dat het voor de hand ligt om patiënt verhalen en patiënt ervaringen te beschouwen als een valide bron van evidence. Context = Het milieu of de setting waarbinnen personen gezondheidszorg ontvangen of waarin de voorgestelde verandering geïmplementeerd moet worden. Context betekend in zijn meest eenvoudige vorm de fysieke omgeving waarbinnen de praktijkvoering plaatsvindt. De conceptanalyse heeft verschillende belangrijke kenmerken opgeleverd van de context waarin onderzoeksresultaten makkelijker geïmplementeerd kunnen worden; Helder omschreven grenzen Helderheid over besluitvormingsprocessen Helderheid over patronen van macht en gezag Middelen, informatie en feedback systemen Actief managen van concurrerende “krachtenvelden” die nooit statisch zijn Een operationeel systeem dat dynamische veranderingsprocessen en voortdurende ontwikkeling mogelijk maakt. De wijze waarop een organisatiecultuur wordt begrepen is essentieel om te begrijpen hoe het beste een cultuurverandering ingezet kan worden. Belangrijk hierin is het feit dat veel uiteenlopende en strijdende culturen binnen de organisatie aanwezig kunnen zijn. Daarom is het noodzakelijk om eerst de heersende normen en waarden te begrijpen alvorens veranderingen te introduceren en te ondersteunen. Het concept van een lerende organisatie is essentieel voor een context die veranderingen mogelijk maakt. Organisaties die de bijdrage van individuen waarderen, die open zijn, een gedecentraliseerde besluitvorming en een gedeelde visie hebben en werken met kwaliteitssystemen, hebben kenmerken van een innovatieve, facultatieve cultuur. Daarnaast is effectief leiderschap waarin aandacht is voor duidelijke rollen, effectief teamwerk en effectieve organisatorische structuren een kernelement. Transformationele leiders hebben de capaciteit om culturen te transformeren, om zodoende een context te creëren die bevorderlijk is voor het integreren van evidence in de praktijkvoering. Een subelement van de context is ‘meten’ Dit meten maakt deel uit van het onderzoeksproces waarbij evidence wordt ontwikkeld waarop vervolgens de praktijkvoering wordt gebaseerd. Meten is ook een deel van de evaluatie of feedback waarmee aangetoond wordt of de verandering wel of niet geschikt/ effectief/ efficiënt is en het dus ook echt leidt tot een verandering. Op deze wijze is meten essentieel voor een context waarin evidence wordt geïmplementeerd. De kans op succesvol implementeren is hoger in contexten waarbij er bv. helderheid van rollen, gedecentraliseerde besluitvorming, waardering voor personeel en meerdere evaluatieve bronnen gebruikt worden om zicht te krijgen op prestaties. Faciliteren-> Een facilitator neemt een sleutelpositie in bij de ondersteuning van individuen en teams om zicht te krijgen op wat en hoe zij veranderingen kunnen bewerkstelligen, zodat evidence in de praktijk toegepast kan worden. Faciliteren is een techniek waarbij een persoon de ander helpt ontwikkeling mogelijk te maken. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 24 Kenmerkende factoren voor de facilitator zijn; Het is een toegewezen rol in tegenstelling tot die van bv. een opinieleider die optreedt als een veranderinstrument d.m.v. zijn/haar eigen persoonlijke reputatie en invloed. De rol kan door iemand van binnen of buiten de organisatie ingevuld worden, er kan door de organisatie ook gekozen worden voor een gecombineerd in en externe aanpak. De rol omvat het ‘ ondersteunen’ en ‘mogelijk maken’ in plaats van “vertellen” en ‘overtuigen’ De focus van het faciliteren is breed. Deze kan variëren van het voorzien in ondersteuning bij het bereiken van specifieke taken tot het gebruiken van methoden om individuen en teams de mogelijkheid te geven hun houding, gewoonten, vaardigheden en manier van denken en werken inzichtelijk te maken. Gegeven de brede focus van het concept faciliteren, is een breed scala aan rollen mogelijk met de daarbij behorende vaardigheden en attributen om de rol zo effectief mogelijk te vervullen. Subelementen van faciliteren zijn -> Doel, rol, vaardigheden en kenmerken. Een voorbeeld van een holistische benadering is Critical Companionship. Wanneer de gekozen benadering zich meer richting holistisch beweegt, is faciliteren in toenemende mate gericht op de hele situatie en de hele persoon. De sleutel tot de juiste facilitering is gelegen in het afstemmen van het doel, de rol en de vaardigheden (waarbij elk zijn eigen continuüm heeft) met de behoefte in de situatie. De rol en vaardigheden en kwaliteiten van een facilitator worden afgezet tegen wat nodig is voor taakgerichte en holistische facilitering. In een marktgeoriënteerde aanpak is de rol waarschijnlijk praktisch van aard, met de nadruk op begeleiden, ondersteunen en waar nodig het op zich nemen van specifieke taken. Daartegenover staat “ de ander is staat stellen tot” waarbij de rol van facilitator meer gericht is het potentieel van individuen te ontwikkelen. Een facilitator moet beschikken over een breed scala aan vaardigheden, inzicht hebben in processen en strategieën kunnen toepassen, die gebruikt kunnen worden afhankelijk van de specifieke context en het doel. De expertise zit in het flexibel genoeg zijn om vereisten van elke willekeurige situatie te herkennen en vervolgens hierop in te spelen. Conclusie; De impliciete veronderstelling is dat het implementeren van kwalitatief goede onderzoekresultaten aantoonbaar verbeterde resultaten voor patiënten oplevert en daarom belangrijk is voor kwaliteit van de (patiënten)zorg. Terwijl beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg steeds op zoek zijn naar manieren om dit te bereiken, biedt het raamwerk en de elementen binnen conceptualisering de mogelijke kern hiervoor. Het proces van analyse heeft benadrukt dat er meer inzicht moet komen in de relatie(s) tussen evidence (onderzoek), context en faciliteren en hun relatief belang bij het implementeren van Evidence Based Practice. Wanneer het inzicht hierin vergroot wordt, is men beter in staat medewerkers te ondersteunen in het plannen en toepassen van effectieve verandering strategieën. Critical Companionship = een kritisch maatje/ hulpmiddel om te reflecteren in een 1 op1 situatie waarbij je probleemverhelderend en confronterend met gedrag toepast. Critical Companionship behoeft ruime kennis en vaardigheden om duidelijk het probleem te verhelderen en kritisch te kijken naar een situatie. Het blijkt uit ervaring prettig te werken met een persoon die wat verder van je afstaat maar wel bekend is met de afdeling of organisatie waar je werkt. De facilitator kan niet in de probleemaangevende rol zitten met dezelfde persoon. Wel weer in contact met een andere facilitator. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 25 Critical compagnionship werkt met 4 fasen (in het faciliterend proces) - Bewust wording - Problematiseren - Zelf- reflectie - Kritische vragen stellen Dit proces wordt gefaciliteerd middels de volgende strategie; - Verwoorden van professionele/vakkennis - Observeren, luisteren, bevragen - Feedback op uitvoering. - Uitdagen/ ondersteunen - Kritische dialoog - Rol model zijn - Jezelf gebruiken - Beroep doen op creatieve verbeelding Om goed te kunnen evalueren moet je de cultuur binnen een organisatie goed in beeld hebben. Cultuur: Evaluatie -> Zicht op verandering! Onder cultuur wordt verstaan, normen en waarden, professie, respect, vertrouwen, wat straalt de organisatie uit, mogen leren, benadering/bejegening, visie van de organisatie/ afdeling, uitstraling, sfeer. Je leert je eigen cultuur het best kennen door TPD -> middels een score lijst en EPD -> op een creatieve manier, hoe kijk je tegen de organisatie aan wat betreft cultuur? Evaluatie -> is geen sluitpost! Hoe doe ik dingen en wat kan ik daarvan leren? Definitie Evaluatie: - Oordeel over de waarde/ het effect van iets - Gebruik maken van onderzoeksmethoden en technieken om de waarde, voortgang in het realiseren van de vooropgestelde doelen en/ of leren wat nodig is in het vervolg traject, vast te stellen. - Waarde in termen van het realiseren van geambieerde uitkomsten, consequenties en voordelen voor de individu en groep, evenals neven effecten op deze vlaktes. Evalueren gebeurt in 4 generaties; Positieve benadering -> Meten= Weten, zet individuele metingen af tegen criteria/ norm. Doelgericht = uitkomsten afzetten tegen doelstellingen Waarde oordeel= Was doel bereikt en waren de doelstellingen geschikt en de moeite? Gaan we door. Stoppen of slaan we een nieuwe pad in? Interpretatieve benadering -> Multiple aspecten= Meerdere belangen en belanghebbenden participeren in waarde oordeel. Multipele perspectieven/ meerdere waarheden; onderhandelen over hoe en wat. Actieve participatie meerder belanghebbenden: - Verzamelen en analyseren data - Rapporteren, conclusies en doelgroepen - Acties opstellen en uitvoeren. Uitgangspunten belanghebbenden: - Participeren - Veranderen - Inclusie (zoveel mogelijk mensen betrekken) Nadeel -> Minder beheersbaar, hoge eisen aan de ‘evaluator’ Voordeel -> Actieve betrokkenheid en draagvlak. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 26 Evaluatie strategie; Ontdekken van zowel objectieve als subjectieve waarheden over zowel product als proces. - Onderhandelen hoe plan eruit moet zien - Verzamelen en analyseren (evaluatie) data -> conclusie - Verspreiden bevindingen aan doelgroep - Besluiten nemen/ actieplan opstellen. PRAXIS: P = Purpose -> Doel R = Reflectie -> kritisch A = Approach -> Methode aansluiten doel/ uitgangspunten X = Context -> Locale data en middelen (wat doen we al/ wat ligt er al) I = Intent-> Duidelijke intentie (Enlightenment, Emancipation, Empowerment) S = Stakeholders -> Wie en welke rol Uitgangspunt = participatie en inclusief. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 27 Bijlage 4: Leerplaatsprofiel kliniek revalidatiecentrum Leijpark Inleiding Een leerplaatsenprofiel is een beschrijving van de leerplaats. Iedere afdeling waar beroepspraktijkvorming plaats vindt beschikt over een leerplaatsenprofiel. De leiding van de afdeling is verantwoordelijk voor het opstellen en jaarlijks bijstellen van de leerplaatsenprofielen. Een leerplaatsenprofiel is bedoeld om: - de stagiaire informatie te bieden bij de start van zijn leerproces binnen de betreffende verpleegafdeling. - de stagiaire en het onderwijs houvast te bieden bij het afstemmen van de verschillende leerplaatsen, gericht op het behalen van alle deelkwalificaties. - de stagiaire, de werkbegeleider en het onderwijs duidelijkheid te verschaffen over de kansen voor leren en leermogelijkheden binnen de afdeling. Een definitie van revalideren: Het weer valide maken, in staat maken werk te verrichten. Valide: Gezond, krachtig, tot werken instaat. Doelstelling van revalidatie: Het herstellen of verminderen van stoornissen op somatisch, cognitief en communicatief terrein. Het herstellen of verminderen van beperking in activiteiten en vaardigheden op de volgende velden: Somatische basisvaardigheden Activiteiten van het dagelijks leven Maatschappelijk functioneren Psychisch functioneren Communicatief functioneren Daarnaast wordt op handicapniveau zelf bijgedragen aan vergroting van acceptatie en verwerking en vermindering van de sociale nadelige positie. Dit leerplaatsenprofiel van de klinische afdeling volwassenen bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Een beknopte karakteristiek van het Revalidatiecentrum Leijpark. 2. Een beschrijving van de afdeling volwassenen waar jouw beroepspraktijkvorming plaats vindt. 3. Een overzicht van op de afdeling te behalen deelkwalificaties en de verwachtingen naar elkaar toe. 4. Een inwerkprogramma van de verpleegafdeling. 5. Overlegvormen binnen de afdeling volwassenen. 6. Aanbevolen literatuur. Wanneer je vragen hebt over afdelingszaken, personele zaken of werktijden kun je je wenden tot: Wendy Hamers, Practice Developer, stagecoördinator en werk(praktijk)begeleidster kliniek volwassenen 013-5398500 Centrale nummer van het revalidatiecentrum: 013-5398539 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 28 1. Karakteristiek van het Revalidatiecentrum Leijpark Algemene informatie De stichting revalidatiecentrum Leijpark (RCL) is in 1998 ontstaan uit een fusie van de afdeling revalidatie van het Elisabeth Ziekenhuis en het kinderrevalidatie centrum Charlotte Oord. Met deze fusie is in januari 1998 een organisatie ontstaan die klinische en poliklinische specialistische revalidatie biedt aan zowel kinderen, jongeren en volwassenen in het revalidatie centrum Leijpark. Er zijn ook specialistische revalidatiegroepen als longrevalidatie, en hartrevalidatie. Deze revalidatiegroepen worden veelal poliklinisch gerevalideerd. Daarnaast biedt de stichting een begeleid wonen voor kinderen en jongeren met een lichamelijke handicap in de woonvorm Koordeleij. De stichting heeft voor het revalidatie centrum als voor de woonvorm een gezamenlijke missie en een gezamenlijke organisatie structuur. Gezien echter het verschil in de aangeboden zorg en diensten hebben beide organisaties een eigen zorgvisie. Het RCL streeft naar een hechte samenwerking met alle instellingen die betrokken zijn bij de revalidatie, met name ziekenhuizen en de Mytylschool Tilburg. Bij het St. Elisabeth ziekenhuis en de Mytylschool Tilburg is er zelfs sprake van een fysieke verbondenheid, die een optimale samenwerking bevordert. In 2006 heeft een fusie plaatsgevonden en hieruit is de Libra Zorggroep ontstaan. De sectoren die deel uitmaken van de Libra Zorggroep zijn de volgende sectoren: Het Audiologisch centrum Tilburg/Breda, Revalidatiecentrum Blixembosch, Gemini zorg en dienstverleningen en het Revalidatiecentrum Leijpark. Zie ook de website: www.rcleijpark.nl De visie op verplegen: De revalidant staat centraal binnen zijn revalidatieproces. Hij wordt gezien als een eenheid met individuele psychische, sociale, fysieke en spirituele eigenschappen. Professionaliteit van de verpleegkundige is een voorwaarde bij het aangaan, onderhouden, afbouwen en beëindigen van een verpleegrelatie. Een verpleegrelatie dient gebaseerd te zijn op gelijkwaardigheid. Binnen deze relatie dient wederzijds respect te zijn voor elkaars waarden, normen en privacy. De verpleegkundige dient te beschikken over zelfkennis en houdt rekening met het aanpassingsvermogen van de revalidant en zijn sociale systeem. Doelstellingen van de organisatie: Het revalidatiecentrum hanteert de holistische mensvisie; het is belangrijk de aandoening of handicap op zich niet centraal te stellen, maar deze te plaatsen in de context van de totale persoon en zijn of haar omgeving. Hiermee wordt de revalidant als mens centraal gesteld, met al zijn somatische, emotionele, cognitieve, communicatieve, educatieve en sociale eigenschappen. In het revalidatiecentrum wordt gestreefd naar een integraal leerproces, dat ertoe leidt dat de revalidant met zijn mogelijkheden participeert in de samenleving. Ook wordt uitgegaan van een actieve opstelling van de revalidant: hij of zij streeft ernaar zo zelfstandig mogelijk te functioneren en het hoogst haalbare niveau van zelfontplooiing te bereiken. De kerntaken van het revalidatiecentrum: Het RCL heeft als kerntaak het leveren van een breed aanbod van specialistische revalidatie. Revalidatiezorg betreft de kennis, vaardigheden en faciliteiten gericht op een zo goed mogelijk herstel van stoornissen en beperkingen van de revalidant, met als doel hem of haar zo zelfstandig mogelijk te kunnen doen functioneren in de samenleving. Het RCL biedt met name specialistische revalidatie, zowel klinisch als poliklinisch, en richt zich hiermee op het revalidatieproces van hen die zijn getroffen door een (chronische) ziekte, trauma of aangeboren afwijking en bij wie sprake is van een meervoudige en complexe beperkingen en handicaps. Het revalidatieproces omvat diagnostiek, advisering en behandeling van functiestoornissen, beperkingen en handicaps, met als doel het vinden (kinderen en jongeren) dan wel hervinden (volwassenen) van een plaats in de samenleving, ondanks de verminderde mogelijkheden. De specialistische revalidatie bevindt zich hiermee op het gebied van cure en care. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 29 Aandachtspunten: Voor de organisatie van de revalidatiezorg en voor het zorgaanbod van de stichting RCL in zijn geheel zijn de volgende aandachtspunten van groot belang. Klantgericht samenwerken Bij het verlenen van zorg wordt uitgegaan van een grote mate van eigen verantwoordelijkheid van de revalidant zowel voor de uitvoering als voor het resultaat van de behandeling, mits dit mogelijk is. Dit kan alleen worden waargemaakt wanneer deze revalidant/ revalidantsysteem consequent wordt betrokken bij de inhoud van de behandeling. De behandelaars inventariseren dan ook samen met hem of haar de zorgvraag en toetsen deze vervolgens aan de behandelmogelijkheden en de professionele standaarden. Aan de hand van een behandelplan Met de revalidant of naasten wordt een behandelplan met duidelijke en verifieerbare doelen opgesteld en besproken. Gespecialiseerde teams bieden behandelprogramma’s voor specifieke doelgroepen. Snel Het is van groot belang dat de revalidatiearts zo vroeg mogelijk bij het revalidatieproces wordt betrokken. Om mede te bepalen welke zorg het meest bewust geboden kan worden op basis van diagnose en prognose van de revalidant. De indicatiestelling van een revalidatiebehandeling ligt bij de revalidatiearts. Samen Een belangrijk element van het zorgaanbod is het integratieaspect. Dit komt op twee niveaus tot uiting. De specialistische revalidatie is gericht op integratie van de revalidant m.b.t. zijn of haar lichamelijke en/of cognitieve beperkingen in de samenleving. Een belangrijke meerwaarde van de specialistische revalidatie is de multidisciplinariteit: diverse behandelaars binnen het revalidatieteam werken samen vanuit het eigen specialisme om zo te komen tot het meest passende zorgaanbod. Effectief en efficiënt Regelmatig vinden besprekingen met de revalidant plaats waarin wordt nagegaan of de verleende zorg aan het doel beantwoordt en de verwachte resultaten worden behaald. Bovendien wordt geëvalueerd op de aspecten klantgerichtheid, deskundigheid en doelmatigheid. In een alerte en geïntegreerde omgeving Samenwerking met andere zorgaanbieders is noodzakelijk om de revalidant zo goed mogelijke zorg te kunnen bieden. Het RCL legt hierin prioriteiten bij regionale projecten die gericht zijn op verbetering van de zorg voor cliënten, onderzoek en ontwikkeling op het gebied van revalidatie en opleiding. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 30 2. Karakteristiek van de verpleegafdeling Volwassenen: Om je een duidelijk beeld te geven van onze afdeling hebben we dit leerplaatsprofiel gemaakt. Wij hopen dat je door deze informatie een goede indruk van de afdeling krijgt, waardoor je jezelf gericht voor kunt bereiden op jouw stage bij ons. 1. Specialismen afdeling volwassenen De afdeling volwassenen heeft in totaal 26 bedden. De bedden zijn onderverdeeld in twee afdelingen van 13 bedden waarvan 18 bedden bezet worden door revalidanten met niet aangeboren hersenletsel (NAH), de overige bedden worden bezet door revalidanten met overige neurologische aandoeningen waaronder Dwarslaesie, MS, Guillian Barre, Amputatie en (Multi)Trauma. Doelstelling en werkwijze kunnen per revalidant verschillend zijn, belangrijk is te kijken naar het totale beeld wat een revalidant laat zien en hierop in te spelen met het gehele behandel team. Het behandelteams bestaat naast de verpleegkundige nog uit de volgende disciplines: Revalidatiearts Fysiotherapeut Ergotherapeut Maatschappelijk werk Logopedist Activiteiten therapeut (Neuro) Psycholoog Diëtiste Bewegingsagoog/ hydrotherapeut Adaptatietechnicus Instrumenten maker Afhankelijk van de aandoening worden revalidanten geplaatst in een van de behandelteams. Voor afdeling 1A- 1B (unit 1) zijn dat mensen met een CVA (met cognitieve problemen), Contusio beeld of Neurologisch regressieve aandoeningen. Voor afdeling 2A- 2B (unit 2) zijn dat mensen met een CVA (zonder cognitieve problemen), Dwarslaesie of Neurologisch progressieve aandoeningen. In de toekomst komen hieronder ook de mensen met Amputatie en Multi trauma te vallen. Voor de verschillende diagnoses zijn er in het revalidatiecentrum behandelprogramma’s ontwikkeld. Tijdens je stage zul je met deze programma’s veelvuldig te maken krijgen. Wat gaat er aan vooraf aan opname aan revalidatiecentrum Leijpark: Een revalidatiearts van Leijpark doet consulten in o.a. het Elisabeth Ziekenhuis en Tweesteden Ziekenhuis Tilburg, deze arts wordt door de behandelend arts van de patiënt uit het betreffende ziekenhuis in consult geroepen. De revalidatiearts zal aan de hand van een aantal criteria een indicatie geven voor klinische opname in het revalidatiecentrum Leijpark. Elke arts, ook een huisarts kan een revalidatiearts in consult roepen. De verschillende fasen binnen het revalidatieproces: Als een revalidant eenmaal is opgenomen op de afdeling begint het revalidatieproces. Wij onderscheiden dit proces in 4 fasen: Opnamefase Observatiefase Behandelfase Ontslagfase ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 31 De revalidant krijgt gedurende alle fasen te maken met behandelaars. Een team van verschillende behandelaars noemt men “het multidisciplinaire team”. In het multidisciplinaire team nemen alle medici, therapeuten en verpleegkundigen deel die betrokken zijn bij het revalidatieproces van de revalidant. Hieronder zullen we kort iedere fase toelichten. Opname fase: In deze fase komt de uiteindelijke opname tot stand. Op de dag van opname neemt de verpleegkundige de verpleegkundige anamnese af bij de revalidant. De revalidant en diens naaste krijgen informatie over de afdeling en het revalidatieproces. Tevens wordt de revalidant voorgesteld aan de medewerkers op de afdeling en de mede- revalidanten. De Nurse- Practitioner/revalidatiearts ziet de revalidant deze dag ook en neemt het medische gedeelte op zich en doet lichamelijk onderzoek. Als het nodig is komt de ergotherapeut s’ middags al een rolstoel aanmeten. Observatiefase: Deze fase duurt twee weken. In deze twee weken is het de bedoeling om als behandelteam een beeld te krijgen waar de stoornissen zitten en welke doelen er moeten worden opgesteld. Iedere discipline kijkt vanuit zijn vakgebied naar de revalidant. Na deze twee weken wordt de revalidant besproken in het multidisciplinair teamoverleg. Het multidisciplinair team komt dan bij elkaar en onderlinge bevindingen worden uitgewisseld. Aan de hand van de resultaten zal er een behandelplan worden opgesteld voor de revalidant. Behandelfase: Deze fase kan een paar weken tot een aantal maanden duren, afhankelijk van de complexiteit van het revalidatieproces. In deze fase wordt het behandelplan uitgevoerd door het multidisciplinair team. Regelmatig is er ook overleg over de vorderingen en veranderingen, zonodig wordt het behandelplan aangepast of bijgesteld. Het is de bedoeling dat de partner en/of naasten van de revalidant ook bij het revalidatieproces betrokken worden. Het is van groot belang dat zij regelmatig een “meeloopdag”meedoen, zo leert een partner ook hoe ze met de beperkingen om moet gaan. Ontslagfase: Wanneer de revalidant is uitbehandeld in de kliniek, wordt er een ontslagdatum gepland. Vaak is het zo dat de revalidatie wordt voortgezet in de poliklinische revalidatie. Wat zijn de verpleegkundige activiteiten binnen het revalidatieproces: De verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verpleging en verzorging van de revalidant en leveren daarmee een bijdrage aan het verloop van het revalidatieproces, als mede aan datgene wat het leefklimaat op de verpleegafdeling bevordert. Het team van verpleegkundigen heeft een grote veelzijdigheid aan opleidingen gevolgd. De basis om te kunnen werken in het revalidatiecentrum is minimaal een opleiding op functie niveau 4 of niveau 5. De totale formatie van de verpleegafdeling is 15.3 fte. Daarnaast zijn er op de afdeling nog 3 afdelingsassistentes aanwezig. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 32 3. Een overzicht van de op de afdeling te behalen beroepscompetenties en de verwachtingen naar elkaar toe: We werken in het revalidatiecentrum nog met stagiaires van het laatste leerjaar, in de 2010 zal dit veranderen en wordt er ook gewerkt met stagiaires van het tweede en derde leerjaar. We verwachten van die stagiaires dat ze de beroepscompetenties, na een gedegen inwerkprogramma, beheersen en kunnen toepassen. De meeste competenties zijn in meer of mindere mate van toepassing binnen onze afdeling. De competenties zijn: 01. Bevorderen eigen deskundigheid 02. Bevorderen van kwaliteitszorg 03. Professionaliseren van het verpleegkundige beroep 04. Bijdragen aan een professionele werkeenheid 05. Geven van werk- en stagebegeleiding 06. Opstellen van een verpleegplan 07. Evalueren verleende zorg 08. Verlenen van persoonlijke verzorging 09. Bewaken van vitale functies 10. Handelen in acute situaties 11. Verlenen van palliatieven zorg, stervensbegeleiding na overlijden. ( komt nauwelijks voor) 12. Uitvoeren van verpleegkundige voorbehouden en/of risicovolle handelingen t.b.v. onderzoek, behandeling of therapie 13. Ondersteunend begeleiden bij dagelijks functioneren in de eigen woon- of leefomgeving. 14. Begeleiden bij activiteiten 15. Begeleiden bij emotionele verwerking 16. Begeleiden bij maatschappelijk functioneren. 17. Begeleiding geven bij gedragsproblemen 18. Begeleiden van sociaal netwerk. 19. Geven van voorlichting 20. Geven van advies en instructie 21. Nemen van preventieve maatregelen 22. Zorgen voor continuïteit 23. Verzorgen van ontslag en/of overdracht 24. Samenwerken en afstemmen van activiteiten Daarnaast worden er opdrachten gemaakt op school of op de stage. En maakt de stagiaire gebruik van een portfolio De verwachtingen van het RCL naar de stagiaire toe zijn de volgende: we verwachten een gemotiveerde kracht die voor de volle 100% bereid is het beroep van revalidatie verpleegkundige te leren. je bent verantwoordelijk voor je eigen leerproces, waarbij je je leerdoelen concreet aangeeft. Je neemt initiatief en bent kritisch op je eigen en andermans functioneren. je draagt je steentje bij, bij afdelingsontwikkelingen. Wat kan de stagiaire verwachten van het RCL: wij zorgen namens het revalidatie centrum voor een inspirerende werkplek. wij zorgen voor goede begeleiding, elke stagiaire krijgt 2 werkbegeleiders. De begeleiding is afgestemd op je behoefte. Stagiaires ontvangen een vergoeding conform de CAO ziekenhuizen. De vergoeding is gebaseerd op een 100% inzet van de stagiaire, dit wil zeggen 36 uur (gemiddeld) per week. Een stagiaire die minder uren per week aanwezig is, ontvangt een stagevergoeding naar rato. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 33 Het revalidatiecentrum heeft een stagecommissie. Die commissie is samengesteld uit de unitmanager kliniek, de stagecoördinator van de kinderafdeling en de stagecoördinator van de afdeling volwassenen. De stagecommissie draagt zorg voor het stagebeleid binnen de kliniek van het revalidatiecentrum. Wendy Hamers (Practice Developer, stagecoördinator afdeling volwassenen) is contactpersoon tussen ROC, ZIC en RCL. Ilse Baeten (stagecoördinator afdeling KJ) is contactpersoon tussen HBO-V en RCL. Alle post komt binnen bij Wendy Hamers en deze stuurt het door naar de desbetreffende persoon. Verschillende overlegvormen: Op de afdeling komen verschillende overlegvormen voor, waar je als verpleegkundige en stagiaire actief bij betrokken bent. Arts visite: Doel: wekelijks vooruitgang of achteruitgang constateren en zorg bijstellen. Aanwezig: (revalidatie)arts en een verpleegkundige Frequentie: 1 x per week (maandag) uitgebreide bespreking van de revalidanten waar medische en verpleegkundige zorg besproken wordt en doornemen van de medicatie. De overige dagen van de week middels digitale papieren visite. Duur: afhankelijk van het aantal revalidanten Verpleegkundig teamoverleg: Doel: samenwerking bevorderen, intervisie en beleidszaken Aanwezig: unitmanager en alle verpleegkundigen uit het team Frequentie:1x per maand Duur: 2,5 uur Werkoverleg: Doel: praktische problemen bespreken en evt. oplossen. Mededelingen doornemen. Aanwezig: alle verpleegkundigen die, die dag moeten werken (dag -en avonddienst) Frequentie: 1x per week woensdagmiddag Duur: 30 minuten Unitoverleg: Doel: verbeteren van de kwaliteit van zorg op unit niveau Aanwezig: alle leden van het multidisciplinaire team. Frequentie: 1x per week (maandag unit 1 en donderdag unit 2) Duur: 1,5 uur Klinisch unit overleg/ multidisciplinair team overleg: Doel: voortgang behandelplan bespreken en nieuwe doelen opstellen Aanwezig: alle behandelaars van betreffende revalidant. Frequentie:1x na 2 tot 5 weken na opname. Duur: 1,5 uur (maandag unit 1) 1 uur (dinsdag unit 2) Psychologisch overleg: Doel: Begeleidingstrajecten bespreken voor mensen met cognitieve stoornissen en/of verwerkingsproblematiek bespreken. Aanwezig: (Neuro) psycholoog en verpleegkundige. Frequentie: 1 x per week woensdag ochtend Duur: 1 uur Stage overleg: Doel: Afstemming van het stage beleid sectoren en ontwikkeling van scholen invoeren in de praktijk. Aanwezig: Unitmanager kliniek KJ en volwassenen, stage coördinatoren. Frequentie: 4 x per jaar Duur: 1 uur ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 34 4.Vormgeving van de begeleiding: Onze verwachtingen: Wij verwachten iemand die zijn/haar stage, actief lerend, optimaal benut, gemotiveerd is om het beroep te leren en bereid is zich daarvoor in te spannen. Je stuurt jouw leerproces door aan te geven hoe jij wilt leren, het plannen van reflectie gesprekken en een (positieve) kritische houding ten aanzien van jezelf en je collega’s. Belangrijk is dat je leersituaties leert herkennen en aangrijpt waarbij jij je eigen grenzen steeds bewaakt en aangeeft. Tevens verwachten wij van jou een positieve opstelling en bijdrage aan ontwikkelingen op het gebied van het verpleegkundige beroep. Wij bieden jou: - begeleiding afgestemd op jouw behoefte - een praktijkbegeleider die op de hoogte is van het doel en inhoud van jouw stage - ruimte om, onder begeleiding, alle facetten van het vak te leren voor zover het binnen de afdeling mogelijk is Rol werkbegeleider: In deze zorgorganisatie word je begeleidt door een of twee vaste werkbegeleiders. Deze werkbegeleider is een ervaren verpleegkundige die deskundig is in het begeleiden van stagiaires. Jouw werkbegeleider is verantwoordelijk voor de totale begeleiding en voor de beoordeling tijdens en aan het einde van jouw praktijkperiode ( het hele team beoordeelt jou, dus je beoordeling hangt niet af van een persoon). In de dagelijkse praktijk kun je gebruik maken van alle teamleden, rekening houdend met hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Diensten: Je werkt in wisselende diensten. Welke dienst je draait kun je zien aan de code op de dienstlijst. Samen met je werkbegeleider maak je je dienstrooster. De eerste 4 weken word je in ieder geval gekoppeld aan je werkbegeleider(s). Na een goede tussenevaluatie kan de stagiaire ingepland worden. In overleg met je werkbegeleider kun je geplande diensten evt. veranderen. De codes zijn: A8 = 7.00- 15.30 uur. B8 = 8.00- 16.30 uur. A4 = 7.00- 11.00 uur. H8 = 14.00- 22.30 uur. T8 = 14.30- 23.00 uur. PP = 22.15- 07.15 uur. En nog vele andere diensten. 5. Aanbevolen literatuur: Informatieboekje klinische volwassen revalidatie (productie RCL) Informatieboekje CVA (productie RCL) Informatieboekje Dwarslaesie (productie RCL) Protocol beenamputatie (reader RCL) Hersenscherven, na een beroerte (Elsevier/ de Tijdstroom) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 35 Bijlage 5: Action Learning Set Action Learning (actie leren) is een continu proces van leren en reflecteren. Gedurende een aantal maanden werkt een vaste groep collega’s of studenten (een ‘set’) samen om te reflecteren over diverse problemen en leert tegelijk hiermee met de uitkomsten hun dagelijkse praktijk te veranderen of te verbeteren. Actie leren omvat vier elementen: - - de persoon: iedereen doet vrijwillig mee het probleem: iedereen kan een probleem inbrengen de groep (‘set’): meerdere collega’s helpen mee na te denken over de kwesties, opties te creëren, het eens te worden over acties en te leren van de effecten van die actie door middel van veel steun en veel uitdaging de actie en het leren: nadat het probleem is geanalyseerd, de opties bekeken zijn en besloten is wat te doen, gaan de individuen handelen (actie) om hun problemen op te lossen zoals is besproken in de groep (leren) De set kan alleen goed werken onder de volgende voorwaarden: - Regelmatige bijeenkomsten, gehouden in een rustige omgeving met vaste duur. - Dezelfde medewerkers in de set gedurende enkele maanden. Niet elke medewerker kan altijd aanwezig zijn, maar voor een goede bijeenkomst zijn minimaal 4 en maximaal 10 medewerkers nodig. - Grondregels voor een veilige en respectvolle bijeenkomst. De facilitator bewaakt deze grondregels. - Balans tussen steunen en uitdagen; vaak is eerst steun nodig om die persoon vervolgens uit te dagen dieper na te denken over het probleem. - Terug kijken op het proces. Is alles goed verlopen, zijn er aandachtspunten waar nog van geleerd kan worden? - Een facilitator (de Lecturer Practitioner of PD-er) die helpt de groep te ontwikkelen, het proces van steunen en uitdagen begeleidt en deelnemers helpt te reflecteren op hun eigen leren. Hoofddoel voor de facilitator is om deelnemers te laten ontwikkelen tot dieper begrip van henzelf, hun omgeving en grotere effectiviteit in hun werk te krijgen. De facilitator begeleidt zo veel bijeenkomsten als nodig en laat het over aan de groep zodra dan kan. Deze stap kan pas als de medewerkers zelf verantwoordelijkheid gaan nemen voor hun eigen leren. Model voor gestructureerde reflectie 1. Tref de juiste voorbereidingen om te kunnen reflecteren. Zorg voor een rustige omgeving. Beschrijf de situatie/casus 2. Vertel kort over de situatie waarop jij wilt reflecteren. 3. Wat vind jij belangrijk in deze situatie? 4. Wie speelt een rol in deze situatie? 5. Welke vraag staat voor jou centraal? Bewustwording 6. Hoe voelde jij je en waarom voelde jij je zo? Hoe uitte jij je gevoel? 7. Hoe voelden anderen zich en waarom voelden zij zich zo? Waar bleek dat uit? 8. Waardoor ontstond deze reactie bij jou en/of de ander? 9. Wat wilde jij bereiken? Wat heb jij gedaan om het te bereiken? Waarom deed je dat zo? 10. Wat waren de gevolgen van jouw acties voor de revalidant – jezelf – andere betrokkenen? 11. Welke ethische overwegingen spelen een rol (indien van toepassing) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 36 Beïnvloeding 12. Wat had invloed op je manier van denken, voelen en reageren? 13. Welke kennis beïnvloedde je besluitvorming, of zou je besluitvorming hebben moeten beïnvloeden? 14. Wat vind jij dat in deze situatie “hoort”? Hoe heeft dit je handelen beïnvloed? 15. Hoe wil je zelf behandeld worden?Wat vind jij belangrijk in de samenwerking met elkaar? Andere mogelijkheden 16. Hoe zou jij in deze situatie anders kunnen handelen? (meerdere mogelijkheden benoemen?) 17. Wat zijn de gevolgen van deze mogelijkheden voor jezelf en voor anderen? Leren 18. Wat of wie heb jij nodig om het een volgende keer anders te doen? 19. Wat heb je van het bespreken van deze situatie geleerd? Hoe voel jij je daarbij? 20. Welke afspraken maak jij met de ander en met jezelf naar aanleiding van deze bijeenkomst? ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 37 Bijlage 6: Het klikgesprek. Om een goede start te kunnen maken met de stage revalidatie is het belangrijk dat de student en de stagebegeleiding inzicht hebben in de individuele beginsituatie van de student. Dit inzicht is nodig om zoveel mogelijk aan te kunnen sluiten bij hetgeen de student kent, kan en de studie/werkervaringen die tot nu toe zijn opgedaan. Daarnaast moet de stagebegeleiding zich een oordeel kunnen vormen over de motivatie/kennis/attitude van de student. Een positief oordeel hierover is voorwaarde om aan een stage te kunnen beginnen. 1. Wat is je vooropleiding? 2. Wat is je ervaring tot nu toe m.b.t. het werken/stagelopen in de gezondheidszorg? Welk ervaring heb je met het ZIC? 3. Heb je eerder ervaringen opgedaan met de revalidatie?( bv. in je familie of kennissenkring) 4. Over welke verpleegkundige vaardigheden beschik je en welke vaardigheden denk je nodig te hebben? 5. Welke verpleegkundige vaardigheden verwacht je te kunnen oefenen? 6. Om welke redenen wil je ( graag) stage lopen in de revalidatie? 7. Welke voorbereidingen heb je getroffen op het stage lopen in de revalidatie? (bv. theoretisch, inwinnen van informatie e.d.) 8. Hoe denk je dat je individueel praktijkwerkplan eruit ziet? 9. Welke persoonlijke aandachtspunten heb je eventueel nog vanuit eerder ervaringen waar je nog aan wilt werken, en hoe denk je dit aan te pakken? Welke begeleiding denk je hierbij nodig te hebben? 10. Welke projecten heb je binnen het ZIC in andere instellingen gedaan? Heb je ideeën voor projecten binnen de revalidatie? ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 38 Bijlage 7: Inwerkplan stagiaires. Inleiding We heten je van harte welkom op de afdeling Volwassenen van het revalidatie centrum Leijpark, locatie Tilburg. Voor je ligt het inwerkprogramma van de afdeling. En een algemeen boekje over klinische revalidatie bij volwassenen. Dit inwerkprogramma is bedoeld voor alle nieuwe stagiaires in de kliniek volwassenen binnen revalidatiecentrum Leijpark. Eerdere ervaringen leert ons dat revalidatieverpleegkunde specifieke kennis en vaardigheden vraagt van de stagiaire, die niet direct in een reguliere opleiding aangeboden wordt maar wel belangrijk is. Het doel van dit programma is om nieuwe stagiaires snel een beeld te geven van de afdeling en de taken van een revalidatie verpleegkundige. Wij zijn van mening dat een goede begeleiding van een ervaren collega en dit programma als richtlijn een goede basis zijn om bovenstaand doel te bereiken. Bij het opstellen van dit programma zijn wij uitgegaan vanuit een vooraf gesteld kader welke hieronder vermeld en toegelicht zal worden. Het inwerkplan: Is gestructureerd opgebouwd Dient een week voor aanvang van de stage aangeboden te worden zodat de stagiaires zich kan voorbereiden. Dient voor de stagiaires twee tot drie weken te omvatten. Algemene Informatie: Revalidatie centrum Leijpark: De stichting Revalidatiecentrum Leijpark (RCL) bestaat uit een revalidatiecentrum, een woonvorm en een Audiologisch centrum. Het revalidatiecentrum Leijpark biedt hoogwaardige klinische en poliklinische revalidatiegeneeskundige behandeling en zorg aan kinderen en volwassenen, gericht op zowel het (opnieuw) leren van vaardigheden als op het verbeteren van motorische, sociale en cognitieve functies, met als doel een spoedige reïntegratie van de revalidant in zijn sociaalmaatschappelijke omgeving. Revalidatie: Revalidatie is het proces waarin mensen met een (primair) lichamelijke handicap een zo groot mogelijke mate van zelfstandigheid verwerven, met behulp van deskundige behandeling en verzorging. De afdeling volwassenen: De revalidatie van volwassenen is gericht op het herwinnen van een zo groot mogelijke zelfstandigheid. De behandeling richt zich niet alleen op het (voort)bewegen, eten en drinken maar ook op sociale en communicatieve vaardigheden, zoals spreken, begrijpen, lezen en schrijven. Uitgangspunt is hoe men vóór het letsel of de ziekte functioneerde. Getracht wordt de aangedane functies zo goed mogelijk te herstellen. Helaas is volledig herstel vaak niet mogelijk. Soms is er zelfs sprake van geleidelijke achteruitgang. Het komt er dan op aan dat de revalidant geholpen wordt met het leren omgaan met beperkingen die hierdoor worden ondervonden. Dit kan betekenen dat de revalidant leert zo goed mogelijk gebruik te maken van overgebleven functies en/of handelingen op een andere manier leert uitvoeren. De verpleegafdeling volwassenen binnen het revalidatiecentrum Leijpark heeft 26 bedden. Deze zijn opgesplitst in twee units met ieder 13 bedden. Deze zijn onderverdeeld in 3 gangen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 39 Afdeling 1A: Kamer 62 t/m 78 (groene gang) Revalidanten met contusio’s / hersenletsel CVA patiënten met cognitief letsel Afdeling 1b/2b: Kamer 33 t/m 49 (blauwe gang) Revalidanten met dezelfde indicatie als afdeling 1A, maar hebben minder structuur nodig. Multitrauma revalidanten (amputaties, arm-/ beenletsel, dwarslaesie en CVA) Afdeling 2a: Kamer 9 t/m 26 (gele gang) Multitrauma revalidanten (amputaties, arm-/ beenletsel, dwarslaesie en CVA) en revalidanten met stoornissen aan het perifere zenuwstelsel. Elke afdeling heeft een eigen multidisciplinair behandelteam. De verpleging werkt in principe op één gang, maar rouleert om de drie maanden. In de weekenden en bij ziekte moet je hulp kunnen bieden op de andere gangen. Dan vinden er ook regelmatige wisselingen plaats. In het revalidatiecentrum, afdeling volwassenen, werken: - revalidatieartsen - verpleegkundigen - fysiotherapeuten - ergotherapeuten - logopedisten - maatschappelijk werkende. - psychologen - bewegingsagogen - activiteitentherapeuten Doel van de behandeling: Het opstellen van een revalidatieplan gericht op hulpvragen van de individuele revalidant, rekening houdend met diens mogelijkheden en de uitvoerbaarheid door het revalidatiecentrum. Het uitvoeren van professionele activiteiten die zich richten op de veranderende levenssituatie van de revalidant en de direct betrokkenen. Het voorzien van randvoorwaarden voor de uitvoering van het behandelplan, zoals samenwerking met de neuroloog. Het bieden van verzorging. Inwerkperiode: Doel van het inwerkprogramma: Het inwerkprogramma is een hulpmiddel voor de stagiair en de stagebegeleider om te zorgen dat de inwerkperiode van de stagiair gestructureerd verloopt. Hierbij is het de bedoeling dat de activiteiten die zijn uitgevoerd worden afgevinkt. O Voor aanvang van de stage heeft de stagiair contact op genomen met de afdeling over, aanvang stage, ontvangst en rooster van de eerste week. O Stagiair bereid zich voor op de ziektebeelden van de afdeling, zorgt voor de benodigde kennis over Niet Aangeboren Hersenletsel, CVA, Dwarslaesie en Amputaties. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 40 Inwerkperiode: Inwerkperiode voor de duur van drie weken. Alle doelen dienen besproken te zijn, dit kan getoetst worden tijdens de wekelijkse evaluatie met de werkbegeleider. De stagiaire heeft i.p. 2 vaste begeleiders die verantwoordelijk zijn voor de begeleiding gedurende de stageperiode. Tijdens de stageperiode wordt de stagiaire zoveel mogelijk bij de werkbegeleider ingepland. Verschillende evaluatiegesprekken zullen plaats vinden tijdens de stageperiode. De eerste dag: Rond 10.00uur wordt je verwacht bij de receptie. Wanneer je je daar meldt, word je opgehaald door je stagebegeleider of een collega van de afdeling en word je ontvangen met koffie en thee. Er zal een introductiegesprek plaats vinden tussen de stagiair en de stagebegeleider, waarin de verwachtingen van de stage, persoonlijke- en verpleegkundige leerdoelen worden besproken. Op de eerste dag komt verder aan bod: O Introductie gesprek (doornemen inwerkprogramma) O Kennismaking met collega’s O Rondleiding op de afdeling O Uitleg beveiligingscodes van deuren en medicijnkast O Uitleg bellensysteem O Uitleg diensten, dienstlijst en pauzes O Uitleg Whiteboard systeem O Uitleg computer en telefoon, aanvraag computer code O Parkeerbeleid / fietsenstalling O Korte uitleg over het proces van revalidatie O Ziekmeldprocedure De eerste week: De eerste week is vooral gericht op het kennismaken met de revalidanten, collega’s en organisatie. In de eerste week komt verder aan bod: O De stagiaire krijgt uitleg over het revalidanten overzicht. O De stagiaire krijgt inzicht in de dagindeling van revalidant en Verpleegkundigen. O De stagiaire krijgt inzicht in de meest voorkomende ziektebeelden en protocollen (o.a. skillslab). O Het dossier van de revalidant wordt doorgenomen: opbouw dossier, verpleegplan, afspraken en dagprogramma. O Multidisciplinair team; voorstellen aan behandelteam en inzicht krijgen in de functies van deze behandelaren. O De stagiaire is op de hoogte van afdelingregels t.a.v. personeel, revalidant, -systeem en bezoek. O De stagiaire is bekend met het therapierooster en geheugen- oriëntatieboek. O De stagiaire maakt kennis met het medicatiesysteem. De tweede en derde week: O De stagiaire krijgt een beeld van de wekelijkse overlegvormen. O De stagiaire weet waar welke formulieren te vinden die nodig zijn op de afdeling. O De stagiaire weet wat het transmuraal zorgdossier inhoud. O De stagiaire doet de basiszorg zelfstandig, onder toezicht. O De stagiaire heeft/krijgt inzicht in (persoonlijke) leerdoelen. O Evaluatiegesprek met stagebegeleider over de eerste drie stage weken en bespreken van de leerdoelen/praktijkleerplan met tijdspad. O Stagiaire plant vervolg-/evaluatiegesprekken. O Uitleg over het MDO (Multi Disciplinair Overleg ) en kennis maken met de multidisciplinaire verslaglegging (RAP) O De stagiaire maakt kennis met de technieken rondom Neurorevalidatie (“oude ndt”) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 41 Na de derde week: De stagiaire draagt zelf de verantwoordelijkheid over zijn/haar eigen leerproces; geeft leerdoelen aan en vraagt om feedback, verdiept zich in de organisatie. O De stagiaire kan een RAP verslag maken. O De stagiaire neemt deel aan het MDO. O De stagiaire neemt deel aan de artsenvisite en koppelt terug aan de juiste personen. O De stagiaire neemt actief deel aan het psychologisch overleg. O De stagiaire heeft overzicht over het gehele verpleegkundig proces. De Werkbegeleider: De begeleider heeft m.n. een begeleidende en informatieve functie. Stelt zich op de hoogte van de werkervaringen van de stagiaire. Draagt (mede) verantwoordelijkheid voor het plannen van evaluatiegesprekken. Leidt de kennismaking- introductie en evaluatiegesprekken. Is verantwoordelijk voor het juist hanteren van het inwerkprogramma. Is vast aanspreekpunt voor de stagiaire gedurende de hele stageperiode. Geeft advies bij eindevaluatiegesprek van de inwerkperiode. De stagiaire: Bereidt zich middels het inwerkplan voor op de stage. Stelt leerdoelen c.q. persoonlijk leerplan op m.b.v. inwerkplan en bespreekt deze met de vaste begeleider Is (mede) verantwoordelijk voor het plannen van evaluatiegesprekken met de begeleider. Stelt zich actief en betrokken op t.a.v. het inwerkprogramma. Vraagt om geschreven feedback aan collega’s met wie zij samenwerkt, legt hiervoor een schrift of map aan. Overige verpleegkundige teamleden: Begeleiden de stagiaire tijdens de dagelijkse praktijk. Geven mondelinge en schriftelijke feedback aan de stagiaire als ze samen gewerkt hebben. Geven terugkoppeling naar de vaste werkbegeleiders. Eindterm A : De stagiaire is bekend met de organisatiestructuur op de verpleegafdeling en kan deze benoemen. Subdoel 1: Subdoel 2: Subdoel 3: Subdoel 4: Subdoel 5: Subdoel 6: Subdoel 7: Subdoel 8: De stagiaire benoemt de werkzaamheden binnen de verschillende diensten. Dagdienst Avonddienst Nachtdienst De stagiaire verwoordt het systeem van de revalidanten- toewijzing. De stagiaire weet hoe het dossier is opgebouwd. De stagiaire benoemt het basisprincipe van neurorevalidatie. De stagiaire benoemt waar de therapieruimtes zijn. De stagiaire benoemt welke soorten therapielijsten er zijn en benoemt hun functie. De stagiaire benoemt de werking van: Telefoon Piepersysteem De stagiaire stelt zich op de hoogte van de alarmprocedure en de te verrichten handelingen bij calamiteiten. Brandalarm. Dragen van de alarmpieper Inbraakalarm( polikliniek) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 42 Eindterm B1: De stagiaire is op de hoogte van de wijze van samenwerking van de verpleging met andere disciplines. Subdoel 1: Subdoel 2: De stagiaire maakt kennis met andere disciplines (loopt ook met een aantal therapieën mee). De stagiaire benoemt welke besprekingen er zijn en wat het doel hiervan is. Subdoel 3: De stagiaire is op de hoogte van communicatie van afspraken met therapeuten. Eindterm B2: De stagiaire draagt zorg voor integratie, continuïteit en coördinatie van zorg van revalidanten. Integratie van zorg Subdoel 1: De stagiaire krijgt uitleg over Therapieassistentschap Aanvraag planning Subdoel 2: De stagiaire stelt zich op de hoogte van datgene wat een revalidant leert in een therapeutisch behandelingsuur Overleg met disciplines Meekijken met therapieën Agendagroep /afasiegroep/communicatiegroep Stagroep/zitgroep/rolstoelgroep/ handengroep/ontspanningsgroep Kookgroep Instructie handeling door therapeut Zorgdragen voor continuïteit Subdoel 1: De stagiaire woont de overdrachten bij. Subdoel 2: De stagiaire krijgt uitleg over het juist gebruik van communicatie- en afsprakenschrift. Subdoel 3: De stagiaire krijgt uitleg over cluster en PB-erschap. Specifieke verpleegtechnische zorg Subdoel 1: De stagiaire krijgt uitleg over de te verlenen zorg bij de verschillende ziektebeelden. Subdoel 2: De stagiaire krijgt uitleg over de mogelijkheid tot bijwonen van skillslabs. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 43 Eindterm C: De stagiaire is in staat om te functioneren binnen de verpleegafdeling c.q. behandelteam. Eindterm C1: De stagiaire stimuleert anderen om efficiënt en effectief gebruik te maken van middelen en structuur van de afdeling en ondersteunende diensten in de werkinstelling ten behoeve van een optimale verpleging c.q. behandeling. Subdoel 1: De stagiaire benoemt waar de informatiemappen zich bevinden en kan deze raadplegen Subdoel 2: De stagiaire benoemt welke visie binnen de afdeling gehanteerd wordt Subdoel 3: De stagiaire benoemt welke ondersteunende diensten aanwezig zijn en wat ·hun taken hierbij zijn. Eindterm C2: De stagiaire levert vanuit professionele en collegiale verantwoordelijkheid, een actieve bijdrage aan intercollegiale toetsing en weet dit uit te dragen naar anderen. Subdoel 1: De stagiaire staat open voor feedback en laat zien hier op een positieve manier mee om te gaan ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 44 Bijlage 8: Evidence Based Practice Het concept ‘evidence’ wordt vaak uitsluitend ingevuld als wetenschappelijk bewijs (kwantitatief onderzoek). Kwalitatief onderzoek wordt daarentegen vaak laag gewaardeerd of zelfs onderkend als evidence. Dit uit zich in minder aandacht voor andere bronnen van kennis die in de zorgverlening bestaan en voor het zichtbaar maken, toetsen en toepassen van deze kennis. De verpleegkundige praktijk wordt echter voor een groot deel bepaald door het contact en de verhouding tussen de revalidant en de individuele zorgverlener. Kwalitatief onderzoek waarbij gebruikt wordt gemaakt van het perspectief van de revalidant biedt dan ook de mogelijkheid om te onderzoeken wat de symptomen, de interactie en de interventies voor de revalidant betekenen. Doel implementeren van Evidence Based: Innovatie en veranderingen die leiden tot effectieve en efficiënte praktijkuitvoering. De meeste obstakels voor het uitvoeren van EBP liggen in het vinden, beoordelen en implementeren van gevonden Evidence (bewijs). Beschikbaar Evidence wordt vaak niet geïmplementeerd. Het ontwikkelen van een Evidence Based protocol heeft ook grote invloed op de manier van samenwerken onder verpleegkundigen wat ook weer van invloed is op het implementatieproces. ‘Evidence’ moet dan ook als volgt gedefinieerd worden: ‘Evidence is kennis gebaseerd op verschillende bronnen die getoetst is en betrouwbaar is gevonden’ Er zijn verschillende soorten kennis te onderscheiden: - Professionele kennis (kennis uit (beroeps)opleiding en praktijkervaring) - Locale kennis (kennis die aanwezig is op de afdeling/instelling, zoals protocollen en richtlijnen) - Revalidanten kennis (kennis en ervaringen vanuit de revalidant) - Propositionele kennis (kennis gebaseerd op resultaten van wetenschappelijk onderzoek) - Persoonlijke kennis (eigen levenservaring die elke beroepsbeoefenaar meeneemt in een contact met de revalidant) Practice Development: De letterlijke vertaling van Practice Development is “praktijkontwikkeling” maar de kenniskring implementeren en evalueren van EBP van Fontys heeft besloten het begrip te vertalen als “Transformationele praktijkontwikkeling” (TP) om zodoende de essentie van het begrip beter weer te geven. Transformatie betekent ‘gedaante verwisseling, omzetting’. Een Nederlandse definitie van TP luidt: Het ondersteunen van verpleegkundigen in een zorgsituatie in het nemen van meer verantwoordelijkheid t.a.v. het kritisch evalueren en vervolgens verbeteren van hun eigen handelen. Dit leidt enerzijds tot een effectievere en meer patiëntgerichte zorg en maakt het anderzijds aantrekkelijker voor verpleegkundigen om in de betreffende zorgorganisatie te werken. Belangrijke effecten van TP zijn het verbeteren van kwaliteit van zorg voor patiënten en medewerkers. Professionals werkzaam binnen de directe patiëntenzorg nemen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg en passen EBP toe om hun handelen te onderbouwen. TP staat voor een geïntegreerde aanpak van beleid en strategie. Het biedt een raamwerk waarin het handelen van een individuele zorgverlener in het licht wordt bezien van de contextuele factoren die een barrière vormen voor de effectieve zorgverlening. Wil je veranderingen bewerkstelligen, dan zul je ook moeten kijken naar de context waarbinnen de veranderingen moeten plaatsvinden. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 45 Evidence base en Practice Development: Practice Development kan een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van Evidence Based Practice. PD ondersteunt de medewerkers in het nemen van meer verantwoordelijkheid ten aanzien het kritisch evalueren en vervolgens verbeteren van hun eigen handelen. Dit leidt enerzijds tot een effectievere en meer patiëntgerichte zorg en maakt het anderzijds aantrekkelijker voor de medewerker om in de organisatie te werken. Andere effecten die aan PD kunnen worden toegeschreven zijn: - Verbeteren van zorgresultaten op revalidanten niveau - Een organisatiecultuur waarin zorgverleners verantwoordelijk zijn voor goede kwaliteit van zorg en een effectieve zorgverlening - Medewerkers dragen bij aan de ontwikkeling van de totale zorg Praktijk van EBP: Onderzoek naar evidence is een proces van verschillende vragen stellen om zicht te krijgen op de diverse kennisbronnen, zoals die van de revalidant en de verpleegkundige zelf. De PD-er zal in samenspraak met de Lecturer Practitioner en studenten binnen het ZIC de diverse manieren van vragen stellen en literatuuronderzoek faciliteren. Hoe kan Evidence succesvol geïmplementeerd worden in de praktijk? Er wordt gebruik gemaakt van het PARIHS- raamwerk. Dit model stelt dat het succesvol implementeren van Evidence in de praktijkvoering een samenspel is van een aantal factoren: Evidence, Context en de Facilitering. Hoe hoger het niveau van deze drie factoren, des te meer kans op succesvolle implementatie van duurzame veranderingen. Evidence kan verzameld worden vanuit 3 bronnen, te weten wetenschappelijk onderzoek,patiëntenervaringen, en klinische expertise en ervaring. Zorgvuldig opgesteld en uitgevoerd (kwalitatief en kwantitatief) wetenschappelijk onderzoek wordt gezien als een vorm van ‘high evidence’, terwijl niet-systematisch opgestelde anekdotes en beschrijvingen worden gezien als ‘low-level’ vormen van theoretisch bewijs. Het aanleren en opfrissen van competentie, effectief zoeken en beoordelen van ‘high-level’ kennis heeft tijd gekost, gaandeweg zal wel merkbaar worden dat er een grotere betrokkenheid en eenheid zal ontstaan. Een tweede bron van Evidence betreft zoals gezegd ervaringen van patiënten. Hoewel patiënten ervaringen vaak de bron zijn van kwalitatief onderzoek en als zodanig een sterke vorm van evidence kunnen zijn, kunnen de locale context en eerdere ervaringen van het individu of de groep de keuze voor een bepaalde interventie sterk beïnvloeden! Ten derde de klinische expertise en ervaring, waarvan de waarde binnen het PARIHS model erkend wordt. Professionele ervaringskennis die is gedeeld, bekritiseerd en verder ontwikkeld kan een waardevolle bron van evidence zijn. Gestructureerde kritische reflectie d.m.v. Action Learning Sets kan hierin een belangrijke rol spelen. Context refereert aan de omgeving en setting waarin zorg wordt verleend. High- context betekent dat de omgeving de voorgestelde veranderingen onderschrijft. Het PARIHS raamwerk stelt dat de volgende contextuele factoren van belang zijn: cultuur, leiderschap, meten en evalueren. Cultuur: Een lerende organisatie toont eigenschappen die het leren en implementeren van veranderingen faciliteren. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 46 Leiderschap: (klinische) leiders spelen een belangrijke rol bij het beïnvloeden van structuren en processen om een klimaat te creëren waarin duurzame veranderingen kunnen plaatsvinden. De leiderschapsstijl die het best past bij het implementeren van evidence en veranderingen noemt men wel ‘Transformationeel Leiderschap’. Transformationele leiders brengen de wetenschappelijke component van de gezondheidszorg in samenhang met de kunst van zorgverlening. Bij goed leiderschap zijn de rollen duidelijk. Met behulp van een ‘values clarification exercise (om waarden en normen rondom een onderwerp expliciet te krijgen en te verhelderen) wordt een gezamenlijke visie ontwikkeld en de verschillende rollen verduidelijkt. Als leider in zulke projecten moet men overtuigd zijn van de meerwaarde van het project en in staat zijn andere teamleden te (blijven) motiveren, mag de moed niet verliezen en moet de teamleden helpen geloven in de resultaten. Meten en evalueren: Meten genereert bewijs voor het onderbouwen van processen en producten. Bij het implementeren van veranderingen is het ook belangrijk om geregeld te evalueren en/of feedback te krijgen, zodat zicht wordt verkregen op de mate waarin de gestreefde doeleinden bereikt (kunnen) worden. Regelmatig terugkerende evaluatie en feedback- momenten vanuit het oogpunt van verschillende betrokkenen zijn belangrijk bij complexe innovatie processen. Een regelmatige evaluatie van proces en product brengt behalve nieuwe inzichten ook de noodzaak tot nieuwe besluiten met zich mee. Facilitator: De rol van de facilitator bestaat uit het helpen van anderen, begrijpen wat ze moeten veranderen en hoe ze dit kunnen aanpakken om de implementatie van evidence in de praktijkvoering te realiseren. Facilitators maken dit proces voor anderen werkbaar, in het kader van EBP betekent dit het mogelijk maken om evidence te implementeren. Gaande weg zullen bepaalde aspecten veranderen zoals houdingen, gewoonten, denkprocessen en manieren van handelen. Voor effectieve facilitering moet een facilitator adequate mechanismen toepassen om anderen te helpen hun doel te realiseren. Dit kan betekenen dat het doel van facilitatie op het ene moment bestaat uit het helpen en ondersteunen van anderen bij het behalen van specifieke doelen (taakgerichte benadering). Op een ander moment kan facilitatie betekenen dat teams en individuen worden ondersteund bij het analyseren van attitudes, gedrag en manieren van werken (holistische benadering). De andere subfactoren van facilitator zijn rol, vaardigheden en eigenschappen. De rol van facilitator kan variëren van ‘het doen voor ander’ tot ‘het mogelijk maken voor de ander’ ongeacht of het doel taak of holistisch van aard is. Het doen voor de ander is meer praktisch gericht op administratie, ondersteuning en het aannemen van specifieke taken. Het mogelijk maken voor de ander is meer ontwikkelingsgericht op het exploreren en realiseren van (verborgen) competenties binnen de ander. Consequent en passend handelen, en ondersteunen zijn belangrijke stappen, evenals kwaliteiten en grenzen aantonen en erkennen, samen beslissingen nemen, inspringen op de momenten dat het nodig is en toch genoeg overlaten aan de verpleegkundigen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 47 Als facilitator moet je als kartrekker ook beoordelen wanneer je even niet zoveel moet trekken aan de deelnemers. Je wordt geacht flexibel ondersteunend te zijn en als een constante factor aanwezig te zijn op de werkvloer. Kritisch kijken naar het eigen handelen, eerlijk zijn en het hanteren van een professionele houding binnen de groep behoren tot de taken van de facilitator. Zo ook het stimuleren van de groep bij tegenslag of vertragingen is belangrijk. Om weerstand te voorkomen is een rustige aanpak nodig. Dat betekend vaak luisteren naar positieve/negatieve feedback, geduld blijven opbrengen, toch blijven volhouden en doorgaan en hopen dat men inziet waarom TP belangrijk en leuk is! De samenwerking met en facilitering vanuit een onderwijs instelling bevordert het geheel. Er wordt optimaal van elkaars kwaliteiten gebruikgemaakt. Voor het vervullen van de rol als facilitator zijn veel vaardigheden en persoonlijke eigenschappen nodig. Het blijkt dat de meeste facilitators competent worden door bewuste ervaringsleer. Een implementatie zal niet slagen als een facilitator niet in staat is, om zich in te leven in de gevoelens en de cultuur van de afdeling waar een traject geïmplementeerd gaat worden. Een facilitator moet aanvoelen waar, wanneer en hoe hij moet interveniëren. Faciliteren is een techniek die gebruik maakt van de theorieën over leren en counseling. Terwijl het vanzelfsprekend is dat facilitators goede interpersoonlijke en communicatieve vaardigheden beschikt, is een ‘gereedschapskist’ van instrumenten en methodieken ook noodzakelijk is om groepen te helpen leren en ontwikkelen. De kunst is om ‘doen’ en ‘weten’ dichter bij elkaar te brengen. Door een groep te faciliteren in de navigatie tussen weten en doen, hebben we een manier gevonden om EBP in de praktijksetting te realiseren. De verpleegkundigen in de projectgroep zullen zich tevens ontwikkelen met het oog op kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om kritisch te blijven kijken naar het eigen handelen en daar iets constructief aan te doen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 48 Bijlage 9: Krachtige leeromgeving 1. Inleiding In deze bijdrage wordt ingegaan op het begrip krachtige leeromgevingen. Wat zijn eigenlijk leeromgevingen en wat maakt ze meer of minder krachtig? De omschrijvingen die in de literatuur zijn aangetroffen van DeCorte en Lodewijks worden aan een kritische blik onderworpen. Op drie punten zijn deze onvolledig: a) de verbinding met een leertheorie; b) aandacht voor werkomgevingen; c) het evenwicht tussen sturing en zelfstandigheid en leren leren. Getracht wordt op deze punten een nadere invulling te geven. 2. Wat zijn krachtige leeromgevingen Onder leeromgevingen kunnen we het samenspel van alle maatregelen, materialen en begeleidingsvormen verstaan die erop gericht zijn het leren van mensen te faciliteren. Leeromgevingen kunnen betrekking hebben op het microniveau: een concrete hier- en nu- situatie. Ze kunnen echter ook betrekking hebben op grotere gehelen: combinaties van concrete situaties op meso-niveau (een curriculum met alles er op en eraan). De Klerk (1982) sprak van een onderwijsarrangement als een specifieke en geordende inrichting van een leeromgeving waardoor leren met het gewenste resultaat kan plaats vinden. Een onderwijsarrangement is dus een leeromgeving in een schoolse context. Daarnaast zijn er ook buitenschoolse leeromgevingen (zie onder). Leren is het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houdingen en vaardigheden. Dit kan gebeuren door middel van tamelijk onbestuurbare en onbewuste leerprocessen of door middel van tamelijk bewuste leeractiviteiten (zie verderop) die door de lerenden zelf of door buitenstaanders of artefacten worden bestuurd. Wat zijn dan "krachtige" leeromgevingen? Hoewel de term vaak gebruikt wordt zijn er echter maar weinig publicaties waar een begripsomschrijving wordt gegeven. De Corte schreef over krachtige leeromgevingen het volgende: "zulke omgevingen laten enerzijds voldoende ruimte voor het zelfstandig exploreren van leertaken en projecten in wisselwerking met medeleerlingen, maar bieden tegelijk voldoende systematische begeleiding rekening houdend met individuele mogelijkheden en behoeften van elke leerling." (De Corte & Verschaffel, 1987a, p. 370; zie ook De Corte, 1990). Volgens hem zijn leeromgevingen dus vooral krachtig wanneer ze en voldoende ruimte laten voor zelfstandig leren en voldoende systematische begeleiding bieden. Lodewijks (1993) legt iets meer nadruk op de eigen inbreng van de lerende zelf: "Het is volgens mijn opvatting de leerling zelf die vorm en inhoud moet zien te geven aan het leren" (p.15). Hij stelt dat leren volwaardig moet verlopen in die zin dat de uitkomsten ervan niet alleen functioneel zijn in de situatie en in het domein waarin ze zijn verworven, maar ook buiten die situatie en dat domein. Krachtige leeromgevingen zijn in zijn benadering leeromgevingen die ertoe bijdragen dat het leren volwaardig verloopt. Krachtige leeromgevingen zijn gericht op en sluiten aan bij de intuïtieve kennis en vaardigheden die leerlingen 'van huis uit' meebrengen. Ook zorgen ze ervoor dat onjuiste opvattingen en modellen over de wereld worden vervangen door de theorieën, modellen en vaardigheden die binnen een bepaalde cultuur, een vakgebied of een discipline als geldig of als bewijs van competentie aanvaard zijn. Lodewijks beschrijft zes kenmerken van krachtige leeromgevingen: 7) Ze moeten compleet en rijk zijn. Hiermee bedoelt hij vooral dat ze uitdrukkelijk gericht zijn op begrijpen en voldoende afwisseling bieden. 8) Ze moeten uitnodigen tot activiteit. Het gaat erom dat de leerling iets met de leerstof doet, tot denkactiviteiten oproept en uitdagend is. 9) Ze moeten realistisch zijn of tenminste ergens naar verwijzen. Dat wil zeggen dat ze leerlingen laten ervaren dat leren situatie- en inhoudsgebonden is. Ook maken ze de leerling duidelijk wat ze met de verworven kennis en vaardigheden wel en niet kunnen doen 10) Ze moeten modellen bevatten en voorzien in coaching. Als model demonstreert de leerkracht of de leeromgeving welke leer- en denkactiviteiten kunnen worden ingezet. De coach biedt ondersteuning bij het selecteren en uitvoeren van deze leer- en denkactiviteiten. 11) Ze moeten de navigatie langzamerhand overlaten aan de lerende. Dat betekent dat in het begin van een leerproces veel sturing wordt gegeven en dat deze geleidelijk aan, wanneer de leerling daar aan toe is meer wordt verwacht aan en meer ruimte wordt geboden voor zelfsturing door de leerling ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 49 12) Ze moeten systematisch het besef van eigen bekwaamheid bij de leerling ontwikkelen. Door van tijd tot tijd het leren af te zetten tegen -ook zelf bepaalde - normen kan de leerling zicht krijgen op de mate waarin hij / zij competenter is geworden. Dit besef van eigen bekwaamheid kan namelijk een belangrijke motiverende rol spelen bij het leren. Hoewel de kenmerken van krachtige leeromgevingen van De Corte en Lodewijks op zichzelf waardevol zijn en zeker een belangrijke rol hebben gespeeld in discussies over leren en onderwijzen, zijn er tegen hun formuleringen toch ook wel wat bezwaren in te brengen. Ten eerste is er een zekere mate van willekeurigheid in de beschreven kenmerken van krachtige leeromgevingen omdat ze onvoldoende verbonden worden met een theorie over leren. Ten tweede is in beide gevallen de omschrijving, naar mijn mening, teveel gericht op het leren van leerlingen in een schoolse context terwijl de laatste tijd steeds vaker verbindingen worden gelegd met werkomgevingen als krachtige leeromgevingen (Onstenk, 1997; Tillema, 1998). Enerzijds wordt hierbij betoogd dat leeromgevingen in het (beroeps-)onderwijs meer moeten gaan lijken op werkomgevingen, anderzijds wordt nagegaan hoe een werkomgeving zodanig kan worden ingericht dat het (ook) een krachtige leeromgeving wordt. Ten slotte is er te weinig aandacht voor het leren leren dat noodzakelijk is in krachtige leeromgevingen. Hieronder worden kenmerken van krachtige leeromgevingen beschreven die aan deze drie bezwaren tegemoet komen. 3. Leren als basis De kwaliteit van leren wordt vooral bepaald door de kwaliteit van de leeractiviteiten die plaats vinden (Vermunt, 1993). Wanneer we de kwaliteit van het leren willen bepalen moeten we dus criteria formuleren voor de kwaliteit van de leeractiviteiten en voor de combinaties van leeractiviteiten die we organiseren. Een kwaliteitskenmerk van een combinatie van leeractiviteiten is m.i. het evenwichtig spreiden ervan over de verschillende typen activiteiten. Dan moeten we weten welke typen leeractiviteiten onderscheiden kunnen / moeten worden. Van daaruit kunnen we dan terugredeneren naar kwaliteitscriteria. In figuur 1 is ons leermodel opgenomen waarin zes typen leeractiviteiten worden onderscheiden. Figuur 1: Zes leeractiviteiten ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 50 Aan de hand van dit model kunnen, in navolging van Mellander (1993) de volgende kwaliteitscriteria voor krachtige leeromgevingen worden geformuleerd: Mellander geeft aan dat er ten aanzien van al deze zes activiteiten veel misgaat; We zouden kunnen zeggen in niet krachtige leeromgevingen: de nieuwsgierigheid wordt niet of onvoldoende geprikkeld; er wordt te veel informatie aangeboden (veel meer dan nodig is voor het eigen denkproces; er wordt soms juist ook te weinig informatie aangeboden; er is te weinig stimulans tot het zelf denken en het samen met anderen zelf betekenis construeren; er is onvoldoende ondersteuning bij het vormen van een totaalbeeld en het leggen van verbanden; de lerenden worden niet geholpen bij het formuleren en vastleggen van de hoofdzaken en de lerenden krijgen te weinig gelegenheid, worden te weinig uitgedaagd om het geleerde tot te passen en de relevante toepassingscondities en -mogelijkheden op te sporen. De kwaliteitscriteria voor leeractiviteiten in krachtige leeromgevingen zijn m.a.w.: Bevordert de omgeving de aangeboren nieuwsgierigheid? Daagt deze de lerende uit? Wordt er voldoende informatie aangeboden? Wordt er niet te veel informatie aangeboden? Wordt de lerende aangezet tot eigen denkactiviteiten en meningsvorming? Is er ruimte voor gemeenschappelijke betekenisconstructie? Is er ondersteuning bij het vormen van een totaalbeeld en het leggen van verbanden? Is er aandacht voor het vastleggen van het geleerde en het reflecteren? Is er gelegenheid voor het toepassen en gebruiken en voor het opsporen van toepassingsmogelijkheden en -condities? Daarnaast is zoals boven gezegd, naar onze mening, een krachtige leeromgeving er vooral één die een combinatie van alle leeractiviteiten realiseert. Daarin is met ander woorden volwaardigheid van het leren in de betekenis dat alle leeractiviteiten worden uitgevoerd en dat er geen worden overgeslagen of ondergewaardeerd. 4. Werkomgevingen Naar onze mening moet bij het beoordelen van de kwaliteit van leeromgevingen ook rekening worden gehouden met het onderscheid tussen drie soorten van leren. Deze drie vormen formeel leren, actieleren en ervaringsleren (zie onder) worden geheel verschillend aangestuurd en ze veronderstellen geheel verschillende leervaardigheden en leermotivaties. Wat goed is voor de ene manier van leren is niet noodzakelijkerwijs ook goed voor de andere. Mensen die goed zijn in de ene vorm zijn niet vanzelf ook goed in de andere (Simons, 1997). Ze kunnen alle drie voorkomen in onderwijssituaties (hoewel daar tot nu toe de formele vorm domineert), maar ook in werkomgevingen (daar overheerst vaak het ervaringsleren). Formeel leren heeft betrekking op het leren dat wordt bepaald en georganiseerd door een buitenstaander (docent, manager, computer). Die plannings- en organisatiebeslissingen kunnen betrekking hebben op het kiezen uit en aanbod van de na te streven leerdoelen, het mede bepalen van de te ondernemen leeractiviteiten, de wijze van toetsing, het bewaken, controleren en sturen van het leerproces e.d. (zie Figuur 2). ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 51 Figuur 2: Componenten van leerprocessen Monitoren, checken, testen, repareren, evalueren, reflecteren Leerdoelstellingen kiezen formuleren verhelderen specificeren Tijd Plaats Leerresultaten expliciteren meten Hoe? Nieuwsgierigheid Uitdaging Interesse Voorkennis Oefenen Uitproberen Gebruiken Toepassen Selecteren Analyseren Gedeeltelijk begrijpen Opnemen Formuleren Vastleggen Reflecteren Mening vormen Interacteren Betekenisconstructie Relateren Overzicht krijgen Organiseren Feedback Beoordeling Beloning Actieleren (ook zelf-gestuurd leren genoemd) betreft het leren dat mensen in het kader van hun werk of hobby zelfstandig doen zonder dat er al te veel sprake is van externe sturing. Dan is er veel meer vrijheid voor lerenden om vanuit intrinsieke motivatie of vanuit een probleem te leren. Het bepalen van doelen, planning, sturing e.d. verloopt onder dit soort condities geheel anders dan onder de condities die doorgaans in formele onderwijssituatie gelden. Het actieleren verloopt vanuit eigen leerintenties en leerdoelstellingen. De lerende kiezen zelf leerstrategieën en toetsen hun leren ook zelfstandig. Ook in de feedback, beoordeling en beloning is er sprake van zelfsturing. Het leren staat meer centraal dan het handelen (vergelijk Koper, 1992). In Figuur 2 zijn het bij actieleren de lerende zelf die de meeste of zelfs alle beslissingen over leren nemen. Bij het ervaringsleren, ligt de nadruk daarentegen meer op actiedoelen dan op leerdoelen. Het leren is meer een bijproduct dan een hoofdproduct van de activiteiten. Het leren wordt dan dus door niemand expliciet gepland. Eigenlijk zijn het hier meer de probleem oplossingsactiviteiten, de experimenten, de innovaties en ander menselijke handelingen die het leren bepalen, zonder dat de lerende zelf zich er van bewust is te leren. In Figuur 3 zijn leerdoelstellingen vervangen door werkdoelstellingen (met daaronder hoogstens heel vage en algemene leerdoelstellingen). Leerstrategieën worden vervangen door werkstrategieën (met daaraan gehangen een zwakke schakel naar leren). Niet leerresultaten worden gemeten en zichtbaar gemaakt, maar werkresultaten. Feedback, beloning en beoordeling zijn niet verbonden met het leren (maar wel met het werken) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 52 Figuur 3: Leren in werkomgevingen Regulatie van het leren? Regulatie van het werken Leerdoelen? Leertoets Tijd Probleem Werk Plaats Oplossing Resultaat Hoe Feedback op werk Feedback op leren Elders hebben wij betoogd (Simons, 1997) dat er in werksituaties (en in gesimuleerde werksituaties in scholen) vier typen processen belangrijk zijn bij het lerende werken: a) Feedback zien te krijgen en er open voor staan b) Reflecteren op het handelen in rust; c) Visie en theorie ontwikkelen en d) Innoveren en experimenteren. Deze vier kunnen zowel alleen als samen met anderen worden uitgevoerd, met anderen in vergelijkbare omstandigheden (horizontale netwerken) of met anderen waarmee men te maken heeft in een taakverdeling (verticale netwerken) (zie Figuur 4). Figuur 4: schema van ervaringsactiviteiten Zelf Collagae Feedback Reflectie Visie Vernieuwen Coach Manager Klanten Krachtige leeromgevingen bieden o.i. een evenwichtige combinatie van de drie vormen van leren. Dus er zijn perioden en onderdelen waarin de hoofdcomponenten van het arrangement worden bepaald en vastgelegd door een docent of coach, maar er zijn ook perioden en onderdelen waar de lerende uitgedaagd wordt en de gelegenheid krijgt om ze zelf(standig) te bepalen. Daarnaast is er ook voldoende ruimte voor het ervaringsleren, waarbij omgevingen worden gecreëerd waarin het leren als het ware vanzelf ontstaat en van allerlei toevalligheden afhankelijk is. Dergelijke krachtige leeromgevingen komen zowel in onderwijs- en opleidingssituaties voor alsook in werkomgevingen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 53 5. Leren leren Een ander bezwaar tegen de boven beschreven formuleringen van De Corte en Lodewijks is dat zij beiden een bepaald evenwicht voorstaan tussen zelfstandigheid en externe sturing voorstaan. Een leeromgeving is krachtig wanneer er sprake is van een goede verhouding tussen ruimte voor zelfstandigheid en sturing van buitenaf, afhankelijk van de motivatie en de competenties van de leerling. Dit is op zich een aantrekkelijk idee, maar wanneer is er sprake van een goede verhouding, van een goed evenwicht? (vergelijk Simons, 1998)? Naar mijn mening is hierbij aandacht voor leren leren onontbeerlijk. Het evenwicht tussen sturing en zelfsturing kan namelijk verschuiven in de richting van zelfsturing wanneer lerende geleerd hebben om zelfstandig te leren. De huidige onderwijsinstellingen bereiden lerende vooral voor op het formele leren, maar niet of slecht op het actieleren en het ervaringsleren. Lerende leren de vaardigheden van het actieleren en ervaringsleren zelfs af (zie Simons, 1997). Omdat het onderwijs lerende moet voorbereiden op het levenslange leren in al zijn facetten, zal het onderwijs van de toekomst ook ruimte moeten bieden voor het actie- en ervaringsleren zodat lerende de daarbij benodigde leercompetenties ontwikkelen en voorkomen kan worden dat er te eenzijdige gewoontevorming in de richting van het formele leren ontstaat (vergelijk Simons, 1997. Daarnaast zal het onderwijs de bijbehorende leervermogens systematisch tot ontwikkeling moeten brengen (leren leren). Wij gaan op de drie vormen van leren één voor één in. a) Formeel leren leren: Hoewel er in formele leersituaties vanuit een pedagogische taak of vanuit management verantwoordelijkheid, door de onderwijsinstelling of de werkgever veel beslissingen zijn of worden genomen, zijn er ook mogelijkheden om binnen de gestelde kaders ook zelfstandig te leren. Dit betekent vooral dat lerende moeten leren hoe zij kritisch kunnen omgaan met de geboden mogelijkheden om te leren en dat zij moeten leren om binnen de geboden ruimte zelf verstandige beslissingen te nemen. Het komt erop aan hen te helpen door de zogenaamde “learner control” binnen het formele leren vorm te geven en er omheen hulp te bieden bij het leren leren (vergelijk Biemans, 1997). Zelfs binnen volledig dichtgetimmerde leeromgevingen zonder keuzemogelijkheden is een actieve rol van de lerende o.i. belangrijk. Dan gaat het er vooral om dat lerende zich bewust worden van de gemaakte keuzes en hun achtergronden. Wij zouden hiervoor de term “meeleren” willen introduceren. We moeten lerende helpen om “mee te leren” door de gemaakte (dicht getimmerde) keuzes helder te verantwoorden en door lerenden commitment te laten uitspreken met de genomen beslissingen. Op het leren van formele leervaardigheden wordt hier kortheidshalve niet nader ingegaan. Hierover is elders voldoende geschreven (zie bijvoorbeeld van der Hoeven- van Doornum en Simons, 1994). b) Actieleren leren: Bij het actieleren gaat het om het bewust gepland zelf gestuurde leren (zie Bolhuis, 1995; Revans, 1982). Vanuit handelingen (in de beroepspraktijk) formuleren mensen expliciete leerdoelstellingen en gaan zij aan de gang om deze te verwerkelijken. Leren staat hierbij op de voorgrond, bijvoorbeeld doordat er sprake is van studie of van netwerkcontacten met anderen (werkend leren). We moeten lerende helpen om deze keuzes te maken en te verantwoorden. De in het kader van het formele leren opgedane ervaring met "learner control" kan hierbij goed van pas komen. Het kritisch leren en het meeleren bieden de basis voor het volledig zelfgestuurde leren. Nieuw of extra in vergelijking met learner control zijn hierbij vooral het kiezen van leerdoelstellingen, het bepalen van subdoelstellingen, het bepalen van een vorm van zelftoetsing en het treffen van maatregelen gericht op zelfbeoordeling, zelfbeloning en adequate attributieprocessen. De overige cognitieve, metacognitieve en affectieve componenten komen goed overeen met learner control in formele leersituaties. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 54 Een onderwijsinstelling kan het zelf- gestuurd leren organiseren door (alleen) leeruitkomsten af te spreken met studenten en tijd en plaats van leren vrij te laten. Ook kan de instelling ruimte voor eigen doelstellingen en keuzes bieden. Verder kan het onderwijs materialen voor zelf- gestuurd leren beschikbaar en toegankelijk maken, met name ook voor het zogenaamde. Web- leren via het internet. Tenslotte is ook het belonen en waarderen van uitkomsten van zelf gestuurd leren een belangrijke mogelijkheid. Om studenten te leren op deze wijze te leren zijn vormen van procesgerichte instructie gewenst (Bolhuis en Kluvers, 1997). De volgende activiteiten kunnen tot voorbeeld strekken: Beoordelen van de kwaliteit en relevantie van zelf gekozen doelstellingen en zelf gemaakte keuzes Mobiliseren van voorbeelden van zelf- gestuurd leren Studenten helpen om een bij hun leerstijl en voorkennis aansluitende leerstrategie te kiezen Beoordelen van de kwaliteit van zelftoetsing Studenten helpen te testen, monitoren, repareren, reflecteren en evalueren c) Ervaringsleren leren: Men denkt vaak dat ervaringsleren niet gepland en georganiseerd kan worden omdat het spontaan verloopt en een bijproduct is van handelen. Toch is dit een misverstand. Ook ervaringen kunnen georganiseerd en gepland worden vanuit een (vaag) leerperspectief zonder dat het leren de hoofdzaak wordt en we dus weer terug zijn bij het actieleren of bij het formele leren vergelijk (Bolhuis, 1995; Onstenk, 1997). Bij ervaringsleren is er dus eerder sprake van lerend werken en niet van werkende leren. Het gaat om incidentele spontane leerprocessen. Zo kunnen we de werkof probleem oplossingservaringen meer of minder ervaringsrijk maken. Men denke bijvoorbeeld aan verschijnselen als jobrotation, taakverrijking, uitbreiding van verantwoordelijkheden, noodzaak en stimulansen om te vernieuwen en degelijke. We moeten lerende gelegenheden bieden om ervaringen op te doen, bijvoorbeeld in complexe, gesimuleerde situaties als de oefenfirma (LernBuro; practice firm) of door lerende producten te laten ontwerpen. Voorbeelden van de organisatie van het leren van het ervaringsleren betreffen de volgende activiteiten: Lerende gelegenheden bieden om ervaringen op te doen in complexe probleem situaties Lerende helpen om actief ervaringsmogelijkheden te creëren waarvan ze kunnen leren Lerende helpen en leren om achteraf impliciete leerervaringen te expliciteren Lerende helpen en leren om in horizontale en verticale netwerken te functioneren Lerende helpen en leren om transfer naar nieuwe situaties te faciliteren 5. Tot slot: Krachtige leeromgevingen zijn, zo kunnen we deze bijdrage afsluiten, leeromgevingen waarin sprake is van volwaardigheid in de leeractiviteiten (alle typen leeractiviteiten worden georganiseerd), waarin een evenwicht is tussen het formele leren, het actieleren en het ervaringsleren en waarin getracht wordt lerenden geleidelijk aan steeds beter in staat te stellen het leren zelfstandig vorm te geven. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 55 Referenties: Biemans, H. (1995). Fostering activation of prior knowledge and conceptual change, proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen te Nijmegen. Bolhuis, S. (1995). Leren en veranderen van volwassenen, Bussum: Coutinho. Bolhuis, S. & Kluvers, C. (1997). Procesgerichte instructie. Tilburg: MesoConsult. De Corte, E. (1990). Ontwerpen van krachtige leeromgevingen. In M.J. Ippel & J.J. Elshout (Eds.), Training van hogere-orde denkprocessen. Bijdragen aan de onderwijsresearch (pp. 133-147). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger. De Corte, E., & Verschaffel, L. (1987a). Cognitieve effecten van leren programmeren. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 42, 364-372. Hoeven-van Doornum, A. van, & Simons, P.R.J. (1994). Transfervermogen en instructie: een literatuurstudie. Nijmegen: ITS. Koper, E.J.R. (1992). Studieondersteuning met behulp van de computer. Proefschrift: Open Universiteit. Klerk, L.F.W. de (1982). Onderwijspsychologie. Deventer: van Loghum Slaterus. Lodewijks, J.G.L.C. (1993). De kick van het kunnen: over arrangement en engagement bij het leren. Inaugurele rede katholieke Universiteit Brabant. Tilburg: MesoConsult. Mellander, K., (1993).The Power of Learning: Fostering Employee Growth, ASTD (American Society for Training and Development), Alexandria. Onstenk, J. (1997). Lerend leren werken. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen. Revans, R. (1982). Action learning. Bromley: Chartwell-Bratt. Simons, P.R.J. (1997). Ontwikkeling van leercompetenties. Opleiding en Ontwikkeling, 9, 17-20 Simons, P.R.J. (1998). Paradoxes of learning and teaching. Invited address at the Conference of the British Psychological Society. Brighton, March. Tillema, H. (1998). Kenniswerkers leren in teams. Opleiding en Ontwikkeling, 11, 25- 29. Vermunt, J.D.H.M. (1993). Leerstijlen en beroeps- en bedrijfsopleidingen. Lezing gehouden tijdens de studiedag van de VOR. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 56 Bijlage 10: Formulier waardeverhelderingsoefening Waardeverhelderingsoefening “wat is onze gezamenlijke visie ten aanzien van een ZorgInnovatieCentrum (ZIC) op RCL” Ik denk dat het ultieme doel van een ZIC is: Dit doel kan bereikt worden door: Mijn rol hierin is: Bevorderende factoren/ randvoorwaarden om het doel te bereiken zijn: Belemmerende factoren om het doel te bereiken zijn: ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 57 Bijlage 11: Formulier Context Assessment Index Context Assessment Index Verklaringen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. sterk mee eens mee eens oneens Er wordt op de afdeling voor zover mogelijk rekening gehouden met zowel ieders persoonlijke als professionele grenzen. Genomen besluiten door het management en afspraken die worden gemaakt, worden duidelijk gedocumenteerd. Er wordt vanuit de afdeling een proactieve benadering ten aanzien van zorg genomen. Alle aspecten van de zorg/behandeling die door de afdeling worden geleverd zijn gebaseerd op evidence based practice (EBP) (professionele ervaringen,theorieën en/of wetenschappelijk onderzoek) Het hoofd kliniek en senior verpleegkundigen van de afdeling gedragen zich als rolmodellen voor een goede uitoefening van de praktijk. De verpleegkundigen die binnen de afdeling werkzaam zijn, zorgen ervoor dat patiënten mee kunnen participeren en beslissingen kunnen nemen over hun eigen zorg. Onderwijs wordt binnen/op de afdeling gezien als een prioriteit. Op de afdeling vindt er regelmatig een multidisciplinair overleg plaats. Personeel binnen de afdeling ontvangt feedback, over de resultaten naar aanleiding van klachten ingediend door patiënten. Verpleegkundigen binnen de afdeling horende bij het multidisciplinaire team hebben gelijke bevoegdheden bij het maken van beslissingen. Audits en/of resultaten van onderzoeken, zowel binnen als buiten de instelling, worden gebruikt voor het ontwikkelen van de praktijk op de afdeling. Een teamoverleg vindt plaats op de afdeling (een teamoverleg maakt het mogelijk na te denken over de praktijk, doelstellingen en deze regelmatig te herzien) Medewerkers op de afdeling hebben een eigen visie ten aanzien van de verlening van zorg. Patiënten worden binnen de afdeling aangemoedigd om actief te kunnen deelnemen in het organiseren van hun eigen zorg. Er is vanuit de verpleegkundigen grote aandacht voor patiënten en hun privacy en waardigheid. Verpleegkundigen binnen de afdeling en de sociale (ondersteunende) hulpverleners waarmee zij samenwerken, begrijpen elkaars rol in het geheel. Besluiten worden op een democratische manier genomen. Er is inspraak mogelijk. De nodige informatie over zorg en afdelingswezen (schriftelijke verslagen, afdelingsprofiel, resultaten van onderzoek/behandeling etc.) zijn toegankelijk voor patiënten. Verpleegkundigen binnen de afdeling werken als partners samen met de patiënten met als gedachte het geven van individuele patiëntenzorg. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 58 sterk oneens 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. De protocollen op de afdeling worden regelmatig aangepast op basis van recente gegevens. Uitdagingen om te werken met nieuwe ontwikkelingen in de praktijk worden ondersteund en gestimuleerd door senior verpleegkundigen en hoofd kliniek. Er worden besprekingen gepland tussen verpleegkundigen van de afdeling en patiënten om de zorg te verbeteren. De ontwikkeling van deskundig personeel op de afdeling wordt gezien als een prioriteit door de senior verpleegkundigen en hoofd kliniek. Personeel gebruikt reflecterende processen (bijvoorbeeld action learning, klinische supervisie of reflecterende dagboeken) om te evalueren en de praktijk verder te ontwikkelen. Het organisatorische management van de afdeling stelt hoge prioriteiten aan de zelfstandigheid van het personeel. Personeel accepteert binnen de zorgverlening culturele diversiteit onder collega’s en patiënten. Kennis gebaseerd op evidence based practice (professionele ervaringen, patiënten voorkeuren of wetenschappelijk onderzoek) met betrekking tot zorg is beschikbaar voor personeel. Patiënten kunnen meedenken in planning en evaluatie van hun zorg en behandeling en hebben hierin keuzemogelijkheden. Verpleegkundigen op de afdeling hebben de mogelijkheid om overleg te voeren met specialisten. Verpleegkundigen op de afdeling voelen zich in staat om zelfstandig op basis van kennis de praktijk verder te ontwikkeling. De senior verpleegkundigen op de afdeling creëren een omgeving waarin ontwikkelen en delen van ideeën mogelijk is . Richtlijnen en protocollen zijn op EBP gebaseerd (komen voort uit patiënten ervaringen, klinische bevindingen en onderzoek) en zijn beschikbaar voor het personeel. Patiënten worden aangemoedigd door de afdeling, om deel te nemen aan evaluaties over zorg, cultuur en systemen. Onderzoeken en andere bronnen zijn beschikbaar voor verpleegkundigen om evidence based zorg te verlenen. De organisatie is niet hiërarchisch. Verpleegkundigen op de afdeling hebben gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken binnen de patiëntenzorg. Gestructureerde programma’s voor opleidingen zijn beschikbaar voor alle verpleegkundigen binnen de afdeling. Bijlage 12: ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 59 Zorginnovatiecentrum = ZIC: Integratie van praktijkkennis en theoretische kennis is onvermijdelijk om de kwaliteit van zorg te optimaliseren en te professionaliseren. Een ZIC biedt de mogelijkheid om de kloof tussen zorginstellingen en onderwijsinstellingen op elkaar af te stemmen door het leren op school en het leren in de praktijk. In een ZIC werken professionals en studenten samen aan het verlenen van zorg en opleiden. Zij werken samen aan praktijkgericht onderzoek, ondersteund door een master opgeleide docent/lector kiezen zij zelf de onderwerpen voor onderzoek. Het onderzoek is altijd gerelateerd aan het primaire doel; Het continu verbeteren van de cliëntenzorg en het komen tot practice, efficiëntie en effectiviteit spelen hierbij een belangrijke rol. Wat gebeurt er in een ZIC? Kerntaak is opleiden! ZIC is een Evidence Based leeromgeving die theorie en praktijk bij elkaar brengt, waarbij studenten en professionals worden uitgedaagd om zich te ontwikkelen en de grenzen op te zoeken van de te verkennen competenties. Samenwerken met/van verschillende disciplines werken met elkaar aan praktijkgericht onderzoek. De cliënt staat centraal. Kwaliteitszorg is gericht op het primaire proces. Doordat het praktijkgerichte onderzoek ook de hiaten in de zorg en de bijbehorende competenties identificeert kan er gericht gewerkt worden aan deskundigheidsbevordering van de medewerkers. De lecturer practitioner is hierin de schakel. Lecturer Practitioner; Is een master opgeleide verpleegkundige die zowel in de praktijk als het onderwijs werkt. Naast het verlenen van zorg is de LP-er verantwoordelijk voor onderwijs, onderzoek en de contacten met het beroepenveld. De LP-er is de schakel tussen onderwijs en praktijk en fungeert als rolmodel voor student en professionals. De LP-er heeft een andere taak dan de werkbegeleider of opleidingsfunctionaris. De LP-er ondersteunt de integratie van binnen en buitenschools leren, begeleidt de onderzoeken waar professionals en studenten aan werken en levert een bijdrage aan de professionalisering van het verpleegkundig beroep. Er wordt gewerkt volgens de principes van Practice Development om het denkniveau van de individuele professional en student op een hoger peil te krijgen en een cultuurverandering tot stand te brengen. Zowel de professional als de student wordt zich steeds meer bewust van het eigen handelen wat leidt tot de ontwikkeling van Evidence Based patiëntgerichte zorg. De LP-er is een verpleegkundige die ervaring heeft in praktijkvoering, onderwijs, management en onderzoek. Door het demonstreren van deze (collectieve) vaardigheden kan de lecturer verpleegkundige een team verpleegkundigen leiden in het leveren van professionele diensten aan patiënten en cliënten waarbij zowel de LP-er als de verpleegkundigen hun persoonlijke vaardigheden en zelfkennis ontwikkelen. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 60 Waarom een ZIC? Een ZIC kan een aantrekkelijke voorwaarde zijn om voor een bepaalde organisatie te werken. De professional kan bijdragen aan de totale ontwikkeling van de organisatie. Het participeren, geeft meer uitdaging en betekend een verrijking van zijn/haar taken. Voor de instelling betekend de ZIC een investering maar zal uiteindelijk kostenbesparend of kostenneutraal zijn. Investeren in professionele ontwikkeling van verpleegkundigen en het bieden van carrière mogelijkheden leidt tot het gemakkelijk aantrekken van nieuwe mensen en het behouden van eigen mensen! Studenten hebben een voorkeur voor leren in de praktijk. Theorie en praktijk zijn te combineren waardoor ze zich meer betrokken voelen. Hoe ziet een ZIC eruit? Het coördinatieteam ZIC regelt de begeleiding die afhankelijk zal zijn van het aantal studenten dat in het ZIC gaat meedraaien. Practice Development is een continu proces van ontwikkeling om de effectiviteit van de zorg, vanuit het perspectief van de patiënt, te verhogen. Dit wordt bereikt door teams te helpen bij het ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden en hen te helpen bij het veranderen van de cultuur en context van zorg. Dit proces wordt mogelijk gemaakt en ondersteund door facilitators die op een systematische en consequente manier een continu proces van emancipatoire verandering bewerkstelligen waarbij het perspectief van de patiënt centraal staat. Oprichten ZIC -> Hoe aan te pakken/ evalueren, wat moet ik doen om gestelde doelen te bereiken? Richtlijnen opstellen strategie; Fase 1: Project missie en doelen vaststellen-> Wat wil het project bereiken? Doel: Scheppen van een goed leerklimaat/ krachtige leeromgeving voor zowel studenten als professionals waardoor kwaliteit van zorg verbeterd Missie: Het creëren van een innovatieve werkomgeving voor zowel studenten als professionals waar ruimte is voor ontwikkelen en innoveren. (Meer SMART formuleren!!) Fase 2: Evaluatiedoel vaststellen-> Wat wil men bereiken door dit project te evalueren (P= Purpose -> Doel) Zicht krijgen op de knelpunten die zich kunnen voordoen bij het opzetten (en draaien) van een ZIC. (goed leerklimaat/omgeving) - Is er voldoende draagvlak bij professionals, patiënten en studenten. Fase 3: Evaluatie vragen stellen -> Wat wil je weten over het proces en de uitkomsten (producten) van het project? Wat zijn de evaluatie vragen? - Nagaan gemeenschappelijke en individuele doelen. (Deze stap wordt meestal overgeslaan….Dus AANDACHT hiervoor!!!) Evaluatie vragen: - Is er een goede leeromgeving? - Ervaren de medewerkers meer ruimte voor ontwikkeling? - Hoe krijgen we zicht op de kwaliteit van zorg zoals die door de patiënt wordt ervaren? ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 61 Fase 4: Evaluatie- data, Verzameling technieken -> Op welke manieren kan (kwalitatief en/of kwantitatief) data verzameld worden die een antwoord geven op de evaluatie vragen? ( A= Approach= methode aansluiten doel, uitgangspunten) Zijn er bepaalde bronnen die gebruikt kunnen worden? Wat moet nog ontwikkeld worden? Zijn er bronnen die voor meerdere vragen gebruikt kunnen worden? CCI model = Claims, Conserns, Issues. Als je CCI gaat toepassen is het van belang dat je ALLE betrokkenen hoort! Iedereen MOET aanwezig zijn bij deze bijeenkomst. Bronnen zoeken voor bestaande meetinstrumenten bv. - CBS -> opvragen bv. enquête en/of kwaliteitsfunctionaris inschakelen - Bijeenkomst positief/negatieve reacties van medewerkers (bv. gele memobriefjes -> is er meer ruimte voor ontwikkeling??) - Suggesties geven/vragen hoe verder te gaan. Fase 5: Data analyse techniek -> Welke technieken kunnen gebruikt worden om de verzamelde evaluatiedata te analyseren EN een antwoord geven op de evaluatievragen? Grafieken en schalen maken die duidelijk te lezen zijn… Fase 6: Presenteren bevindingen-> aan wie en hoe worden de bevindingen terug gekoppeld? Stakeholders -> Verpleging, Management, Fontys, Patiënten via een nieuwsbrief, email en intranet en mogelijk een bijeenkomst. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 62 Bijlage 13: meetinstrument ZIC als krachtige leeromgeving HET ZIC ALS KRACHTIGE LEEROMGEVING (Meetinstrument voor medewerkers en studenten) Meetinstrument Voor je ligt het meetinstrument: “Het ZIC als krachtige leeromgeving”, ontwikkelt door Karlijn van den Enden, Laura Hermans, Jannie de Leeuw-van den Broek, Toon Mennen en Sander de Roo. Het meetinstrument is gebaseerd op de checklist van Devilee en Kuijt (1994) en is er voor bedoeld om in kaart te brengen in welke mate het ZIC een krachtige leeromgeving is. Uit de resultaten van de meting kun je opmaken of er items zijn die goed scoren of dat er items naar voren komen waar meer aandacht aan besteed moet worden. Alleen waar relevant is, staat de functie van bijvoorbeeld een werkbegeleider wel in de vraag. Toch is deze vraag in principe door iedereen te beantwoorden. De werkbegeleider beoordeelt dan bijvoorbeeld zijn eigen functioneren en de student beoordeeld dan het functioneren van zijn werkbegeleider. De vragenlijst bestaat uit een aantal thema’s waaronder uitspraken vermeld staan. Het is de bedoeling dat je bij het gedeelte waar je de vraag kunt beantwoorden aangeeft in hoeverre je het eens bent met de uitspraken. Dit doe je door het invullen van een scorelijst. Deze schaal loopt van ‘oneens’ tot ‘eens’. De bedoeling is dat je aangeeft in hoeverre jij het eens bent met de uitspraak middels het toekennen van een punt. Dit punt omcirkel je. 1 staat voor helemaal oneens en 5 staat voor helemaal mee eens. 1 Oneens 2 3 4 Eens 5 n.v.t. Mocht je een vraag niet kunnen beantwoorden omcirkel dan n.v.t. Probeer dit zo min mogelijk te gebruiken! Op deze manier vul je het hele formulier in. Aan het einde van het formulier heb je de mogelijkheid om aan te geven of je vindt dat aan een bepaald criterium (meer) aandacht besteed zou moeten worden. Hier kun je aangeven of dit volgens jou op korte termijn zou moeten gebeuren of dat dit even kan wachten. Ten slotte is er ruimte voor algemene opmerkingen. Hier kun je op- en aanmerkingen kwijt over de afdeling en/of over het meetinstrument. Mocht je vragen gemist hebben, vermeld deze dan graag. ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 63 Algemene gegevens Datum ………………………………………………………………………………….. Afdeling ………………………………………………………………………………….. Student 0 Verzorgende (niveau 3) 0 Verpleegkundige (niveau 4) 0 Verpleegkundige (niveau 5) 0 Overig ………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… Opleidingsjaar Werknemer 0 Afdeling A kliniek 0 Afdeling B kliniek 0 Polikliniek Opleidingsniveau 0 Verzorgende (niveau 3) 0 Verpleegkundige (niveau 4) 0 Verpleegkundige (niveau 5) 0 Overig ………………………………………………………………………… Werkervaring (in jaren) …………………………………………………………………………………… ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 64 A. Afdelingscultuur 1. Er is de mogelijkheid tot inspraak als het gaat om zaken betreffende het arbeidsproces?leerklimaat op de afdeling. 1 2 3 4 5 n.v.t. 2. De arbeidssituatie biedt mogelijkheden om samen te werken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 3. Er vindt in de wandelgangen overleg plaats tussen medewerkers. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5 n.v.t. 4. Er is sprake van teamgevoel. 1 2 3 4 5. Er is in de relatie binnen het team sprake van openheid en vertrouwen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 6. Men draagt een gemeenschappelijke visie uit. 1 2 3 4 5 n.v.t. 7. Men wisselt onderling werkervaringen uit. 1 2 3 4 5 n.v.t. 8. Conflicten ten aanzien van het werk worden besproken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 9. Men geeft elkaar complimenten. 1 2 3 4 5 n.v.t. 10. Er vindt in de wandelgangen overleg plaats tussen werkbegeleider en student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 11. Er is in de relatie werkbegeleider/student sprake van openheid en vertrouwen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 12. De werkbegeleider stuurt in het contact met de student aan op reflectie door de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 13. Men staat open voor leermogelijkheden die zich in het werk voordoen. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 65 14. Men toont enthousiasme voor het werk. 1 2 3 4 5 n.v.t. 15. Er is sprake van een nieuwsgierige, onderzoekende houding in het werk. 1 2 3 4 5 n.v.t. 16. Er is ruimte voor het inbrengen van ideeën. 1 2 3 4 5 n.v.t. 17. Men is bereid om onbekend terrein te verkennen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 18. Er is de mogelijkheid om extra tijd of ruimte te nemen om te leren. 1 2 3 4 5 n.v.t. 19. Men is bereid samen te werken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 20. Men hecht waarde aan ideeën, werkwijzen, opmerkingen en dergelijke van collega’s. 1 2 3 4 5 n.v.t. 21. Revalidanten worden betrokken in de keuzes in de zorg. 1 2 3 4 5 n.v.t. 22. De individuele normen en waarden van de revalidanten wegen mee in de keuzes van de zorg. 1 2 3 4 5 n.v.t. B. Leren 1. De leerdoelen waaraan de student of medewerker werkt zijn opgesteld conform de eisen van de opleiding en/of instelling. 1 2 3 4 5 n.v.t. 2. In de taakuitvoering doen zich problemen voor die een beroep doen op het probleemoplossende vermogen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 3. De leerdoelen doen een beroep op het gebruik maken van eerdere ervaringen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 4. De taakuitvoering doet een beroep op eigen inbreng en het nemen van initiatieven. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 66 5. De mogelijkheid bestaat om tijdelijk onbekend terrein, zoals andere rollen, taken, verantwoordelijkheden en verhoudingen, te verkennen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 6. Het leerdoel is te veranderen, verbreden en verrijken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 7. Er zijn bepaalde uitdagende verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het werk. 1 2 3 4 5 n.v.t. 8. Er is een zekere mate van autonomie in het werk, zoals de mogelijkheid het werk zelf in te delen en de eigen manier van werken te bepalen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 9. Er is ruimte om dingen uit te proberen, te experimenteren, nieuwe inzichten toe te passen, eigen ideeën in te brengen in het werk enzovoort. 1 2 3 4 5 n.v.t. 10. Er is sprake van interne informatievoorziening over taakspecifieke onderwerpen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 11. Er is sprake van externe informatievoorziening over taakspecifieke onderwerpen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 12. Er is sprake van informatievoorziening over onderwerpen als de totale activiteit van de organisatie, de resultaten van de afdeling en de organisatie, de plaats van de afdeling binnen de organisatie enzovoorts (zorgmodel, visie) 1 2 3 4 5 n.v.t. 13. Er vindt georganiseerd overleg plaats tussen de medewerker inclusief de studenten. 1 2 3 4 5 n.v.t. 14. Er is in het werkoverleg sprake van reflectie op het collectief functioneren. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5 n.v.t. 15. Men stelt elkaar vragen. 1 2 3 4 16. Men adviseert elkaar in de taakuitvoering. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5 n.v.t. 17. Men geeft elkaar feedback. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 67 18. De werkbegeleider ziet in gemaakte fouten aangrijpingspunten voor leren. 1 2 3 4 5 n.v.t. 19. Gemaakte fouten worden achteraf besproken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 20. Men werkt samen met verschillende opleidingsniveaus. 1 2 3 4 5 n.v.t. 21. Men is zich bewust van zijn eigen leerstijl. 1 2 3 4 5 n.v.t. 22. Er wordt gewerkt volgens een methodisch leerplan (POP, PAP, stagewerkplan) 1 2 3 4 5 n.v.t. 23. Er zijn leerbijeenkomsten, klinische lessen, intervisie, ALS etc. 1 2 3 4 5 n.v.t. C. Begeleiding 1. De werkbegeleider biedt ruimte voor eigen inbreng. 1 2 3 4 5 n.v.t. 2. De werkbegeleider stimuleert de student naar eigen inzicht het werk in te delen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 3. De werkbegeleider stimuleert de student andere manieren van werken uit te proberen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 4. De werkbegeleider stimuleert de student eigen oplossingen voor problemen te vinden. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5. De werkbegeleider biedt ruimte voor inbreng van nieuwe ideeën door de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 6. De werkbegeleider weet zich op de juiste momenten terug te trekken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 7. Er is sprake van een gestructureerde samenwerking tussen werkbegeleider en student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 8. De werkbegeleider is op de hoogte van de inhoud van de leerdoelen van de student. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 68 9. De werkbegeleider is op de hoogte van het functioneren van de student in relatie tot zijn doelen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 10. De werkbegeleider geeft positieve aandacht aan de ontwikkeling van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 11. De werkbegeleider erkent het ontwikkelen op basis van het alledaagse leren. 1 2 3 4 5 n.v.t. 12. De werkbegeleider stemt het delegeren van verantwoordelijkheden naar de student af op wat deze aankan gezien zijn ontwikkeling. 1 2 3 4 5 n.v.t. 13. De werkbegeleider past de ondersteuning van de student aan, aan wat zijn situatie vraagt. 1 2 3 4 5 n.v.t. 14. De werkbegeleider helpt de student bij het uitwerken van ideeën. 1 2 3 4 5 n.v.t. 15. De werkbegeleider draagt een voorbeeldfunctie uit. 1 2 3 4 5 n.v.t. 16. De werkbegeleider verwijst de student naar hulpbronnen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 17. De werkbegeleider helpt de student om informatie uit hulpbronnen om te zetten in bruikbare kennis. 1 2 3 4 5 n.v.t. 18. Er vindt georganiseerd overleg plaats tussen de werkbegeleider en student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 19. De werkbegeleider stuurt in het contact met de student aan op reflectie door de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 20. De werkbegeleider stelt de student vragen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 21. De werkbegeleider geeft de student feedback. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 69 22. De werkbegeleider draagt een afdelingsvisie uit. 1 2 3 4 5 n.v.t. 23. De begeleider stimuleert de student vooruit te kijken in het werk. 1 2 3 4 5 n.v.t. 24. De werkbegeleider houdt zich op de mate waarin de leerdoelen bereikt worden. 1 2 3 4 5 n.v.t. 25. De werkbegeleider hecht belang aan zowel het proces als de resultaten van het werk c.q. de (behaalde) leerdoelen. 1 2 3 4 5 n.v.t. 26. De werkbegeleider schetst voor de student een kader waarbinnen gehandeld kan worden. De werkbegeleider besteedt aandacht aan de individuele gedragsvoornemens, wensen, doelen en plannen van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 27. De werkbegeleider zorgt voor een evenwicht tussen presteren van de student (korte termijn) en de blijvende ontwikkeling van de student (lange termijn). 1 2 3 4 5 n.v.t. 28. De werkbegeleider is op de hoogte van de leerstijl van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 29. De werkbegeleider past de begeleiding aan op de leerstijl van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 30. De werkbegeleider heeft voldoende ervaring binnen de zorgsetting waarin hij werkzaam is. 1 2 3 4 5 n.v.t. 31. De opleidingsfunctionaris, lecturer practitioner en docent opleidingen bieden coaching op de afdeling. 1 2 3 4 5 n.v.t. D. Kwaliteitsverbetering 1. De theorie aangeboden op school sluit aan bij de praktijk. 1 2 3 4 5 n.v.t. 2. Integratie van onderwijs en zorg vind plaats. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 70 3. Er zijn protocollen aanwezig die aangeven hoe er in een bepaalde situatie gehandeld kan of moet worden. 1 2 3 4 5 n.v.t. 4. Er worden nieuwe technieken, werkwijzen, behandelingen onderzocht. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5. Er worden nieuwe technieken, werkwijzen, behandelingen geïmplementeerd. 1 2 3 4 5 n.v.t. 6. Er wordt volgens het evidence based principe gewerkt aan nieuwe ontwikkelingen. 1 2 3 4 5 7. De organisatie biedt ruimte voor (bij)scholing. 1 2 3 4 5 n.v.t. n.v.t. 8. De ontwikkeling van kennis krijgt veel aandacht. 1 2 3 4 5 n.v.t. E. Organisatie 1. Er is ruimte om je terug te trekken om te studeren, onderzoeken of informatie te bespreken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 2. Er zijn genoeg computers om aan te werken. 1 2 3 4 5 n.v.t. 3. Er is voldoenden vakliteratuur, tijdschriften, onderzoeksverslagen, etc. 1 2 3 4 5 n.v.t. 4. Er is voldoende voorbereiding op het stage/werkplekleren vanuit de opleiding. 1 2 3 4 5 n.v.t. 5. De docent is betrokken bij het leerproces van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 6. De docent bezoekt de afdeling voldoende. 1 2 3 4 5 n.v.t. 7. Er is een balans in het belang van het leren en het belang van de afdeling. 1 2 3 ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 4 5 n.v.t. 71 8. De visie van het ZIC sluit aan bij de visie van de instelling. 1 2 3 4 5 n.v.t. 9. Er is voldoende vast personeel voor de begeleiding van de student. 1 2 3 4 5 n.v.t. 10. Er is een evenwicht in het rooster bij het inzetten van vast personeel en studenten. 1 2 3 4 5 n.v.t. 11. De teamleider draagt de waarden van een krachtige leeromgeving uit. 1 2 3 4 5 n.v.t. 12. De teamleider stimuleert zelfsturing. 1 2 3 4 5 n.v.t. 13. De teamleider stimuleert het nemen van besluiten. 1 2 3 4 5 n.v.t. Aan de onderstaande thema’s en/of criteria moet (meer) aandacht besteedt worden: (vermeld het thema en het criterianummer, geef aan hoe groot de prioriteit is) Vrije ruimte voor op- en aanmerkingen: (Hier kun je algemene opmerkingen kwijt) ZIC RC Leijpark / Augustus 2009 72