Werknemers en hun loopbaan Het nieuwe loopbaandenken voorbij Randstad arbeidsmarktstudie 2014 inhoud 1.Inleiding 04 2.Methodologie 05 3. Werknemers in België en hun werk 05 3.1. Moeder, waarom werken wij? 05 3.2. Voltijds, deeltijds werk 06 3.3. Betrokkenheid bij de huidige werkgever 08 3.4.Opleiding 11 4. Veranderen van werk 4.1. Incidentie 13 4.2. Wie neemt het initiatief? 14 4.3. Waarom nemen werknemers ontslag? 15 4.4. Vergelijking vorige en huidige job 16 4.5. Kans op ontslag en werk(on)zekerheidsgevoel 16 4.6. Plan ‘B’ bij ontslag? 18 4.7. Intentie om van werk te veranderen 19 4.8. Wat houdt je bij de huidige werkgever? 19 5. Ik en mijn loopbaan 20 5.1. Hoe goed ken ik mezelf? 20 5.2. Kennis van de loopbaan 20 5.3. Visie op de loopbaan: eigen verantwoordelijkheid? 21 5.4. Omgaan met loopbaanverandering 22 5.5. Hulp bij loopbaanstappen 23 6. Interne versus externe mobiliteit 2 13 23 6.1. Mobiliteit volgens geslacht, leeftijd, anciënniteit 23 6.2. Mobiliteit volgens opleiding en grootte van het bedrijf 24 6.3. Mobiliteit volgens sector 26 7. Wat met de rest van de loopbaan? 28 8. Wanneer zijn we oud en out op de arbeidsmarkt? 8.1. Oud synoniem met out? 8.2. Wanneer willen we met pensioen? 29 9. Dromen op de arbeidsmarkt 32 29 29 9.1. Wat als ... je niet hoefde te werken? 32 9.2. Wat als ... je je loopbaan mocht overdoen? 32 10. Samenvatting 35 11. Conclusie 38 3 1.Inleiding is van meer turbulentie op de arbeidsmarkt. Toch is er weinig evidentie dat werknemers Onze perceptie over loopbanen is sterk veel meer veranderen van werk dan vroeger. gewijzigd de voorbije decennia. Vroeger Dat komt omdat de mobiliteit vroeger werkten we tijdens onze loopbaan in 1 of wordt onderschat en de huidige mobiliteit hooguit 2 bedrijven (life time employment). wordt overschat. De gemiddelde duur die Functies en beroepen veranderden werknemers gemiddeld doorbrengen in één inhoudelijk niet of uiterst traag doorheen bedrijf daalt niet spectaculair of blijft zelfs de tijd. De vereiste kennis en vaardigheden redelijk stabiel. In België is dat zelfs nog meer om een job uit te voeren was eveneens uitgesproken dan in andere landen. vrij stabiel. Het leren tijdens de loopbaan En klopt het echt dat werknemers nu zelf stond vooral in functie van de huidige job. hun loopbaan meer in eigen handen nemen? Loopbanen van werknemers werden in de Om na te gaan in welke mate de veranderde praktijk beheerd door de bedrijven. percepties kloppen met de realiteit liet Als werknemers zich met hun loopbaan Randstad een brede studie uitvoeren bezig hielden, dan was dit nagenoeg altijd naar hoe de werkende Belg over zijn reactief b.v. bij een ontslag. Nu werken loopbaan denkt. Deze loopbaanstudie mensen tijdens hun loopbaan dikwijls in van Randstad maakt een brede stand van meer dan 5 verschillende bedrijven. Functies, zaken op. De bedoeling is, net zoals bij vereiste kennis en vaardigheden veranderen elke arbeidsmarktstudie van Randstad, het veel sneller dan vroeger. Leren tijdens de maatschappelijk debat rond onze visie op loopbaan staat niet meer alleen in functie loopbanen te stofferen en te stimuleren. van de huidige functie. Het beheer van de loopbaan verschoof van het bedrijf naar de De volgende thema’s komen daarbij aan bod. werknemer zelf. En de reactieve houding ten Op welke wijze denken werknemers in België aanzien van de loopbaan werd omgezet in over hun loopbaan? Hoe betrokken voelen een proactieve. ze zich bij hun huidige werkgever? Zijn ze bang om hun job te verliezen? Hoe schatten 4 Tot zover de perceptie. De praktijk lijkt een ze hun interne en externe loopbaankansen stuk weerbarstiger. Er is weinig discussie in? Wat is hun visie rond bewegen op de dat functies en beroepen sneller inhoudelijk arbeidsmarkt? Wat leverde het veranderen veranderen dan vroeger en dat er nu sprake van werk in het verleden op? Hoe zien ze de rest van hun loopbaan? Welke 3014 respondenten deel aan het onderzoek. verwachtingen hebben ze over werk, hun Er werd gekozen voor een groot aantal werkgever en hun toekomstige job? Staan ze deelnemers om ook nog zinvolle uitspraken open voor jobrotatie in het huidige bedrijf of te kunnen doen over de subgroepen. beproeven ze liever elders hun geluk? Of… willen ze gewoon alles laten zoals het is? En niet te vergeten: wanneer willen ze met pensioen? Als toemaatje gingen we na of er ook gedroomd wordt op onze arbeidsmarkt. In deze onderzoeksnota krijgt u de resultaten en conclusies, zowel in de breedte als uitgesplitst naar werknemers-, bedrijfs- en andere subcategorieën. Een woord van dank gaat uit naar allen die deze loopbaanstudie hielpen realiseren: het interne onderzoeksteam, het Totaal Nederlandstalig Franstalig <30 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar Man Vrouw Geen diploma/Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Bachelor Master 3014 1629 1385 840 830 804 540 1508 1506 46 240 864 1193 646 onderzoeksbureau ICMA International en alle respondenten die zo vriendelijk waren om tijd uit te trekken voor het beantwoorden van de vragen. 3. Werknemers in België en hun werk 3.1. Moeder, waarom werken wij? 2.Methodologie 2.1.Methode De bevraging gebeurde online door het onderzoeksbureau ICMA, al bijna twee decennia het vast onderzoeksbureau van Randstad. De bevraging vond plaats in het tweede kwartaal 2013. In totaal namen Dat we niet alleen uit financiële noodzaak werken is intussen wetenschappelijk voldoende aangetoond. Dit blijkt opnieuw uit deze studie. Toch haalt het financiële aspect het hoogste percentage (akkoord – volledig akkoord). Daarna volgen zinvol werk (86%), boeiend en interessant werk (82%) en het kunnen ontplooien van de 5 Waarom werk je? Omdat ik anders moeite heb om financieel rond te komen Omdat werken een zinvolle tijdsbesteding is Omdat het geld dat ik zal verdienen me zal toelaten om al de dingen te kopen die ik ooit al had willen kopen Omdat ik werken boeiend en interessant vind Omdat werken me de kans biedt om mijn talenten verder te ontplooien Omdat werk me plezier verschaft Omdat weken mijn plicht is ten opzichte van de samenleving Omdat anderen op mij rekenen om de kost te verdienen Omdat anderen me meer respecteren als ik werk heb Omdat ik me beschaamd voel om werkloos te zijn 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% ■ Helemaal niet akkoord ■ Minder akkoord ■ akkoord ■ Volledig akkoord eigen talenten (81%). Het plezier in het 3.2. Voltijds, deeltijds werk werk haalt een score van maar liefst 76%. De keuze om vol- of deeltijds te werken Dit staat in schril contrast met de visie van is een belangrijke loopbaankeuze met sommige opiniemakers dat een grote groep belangrijke maatschappelijke en persoonlijke werknemers ‘s morgens met grote tegenzin consequenties. 81% van de respondenten naar het werk gaat. Van dergelijke negatieve werkt voltijds (d.w.z. meer dan 32 uur per visie op het werk is, op basis van deze week). Bij mannen is dit 92%, bij vrouwen bevindingen, alvast geen sprake. De studie 70%. Hoe hoger geschoold, hoe vaker men leert bovendien dat ook werken als een soort voltijds werkt. Ook kaderleden werken meer plicht ten opzichte van de maatschappij fulltime dan arbeiders of bedienden. Voltijds (werkethos) nog steeds vrij belangrijk is. werken neemt af met de leeftijd. Dit duidt Twee op drie respondenten zijn het hiermee aan dat de beweging van deeltijds naar eens. Bij jongeren is dit zelfs drie op vier. De voltijds werken weinig wordt gemaakt. De helft van de respondenten is beschaamd om omgekeerde beweging gebeurt wel frequent. werkloos te zijn. Bij 50-plussers daalt dit naar zo’n 40%. De keuze om deeltijds te gaan werken wordt meestal genomen door de werknemer. Slechts één op vijf werknemers geeft aan 6 dat het niet de eigen keuze is (21%). De deeltijdse loopbaanonderbreking. 28% van belangrijkste reden om deeltijds te gaan de deeltijds werkenden wil opnieuw voltijds werken, is meer tijd hebben om voor de aan de slag. Nog eens 22% zou dit doen kinderen en familie te zorgen (40%) en onder bepaalde voorwaarden. huishoudelijke taken te verrichten (21%). De overweging om opnieuw voltijds te gaan Deze redenen vinden we vaker terug bij werken leeft vooral bij mannen (46%). vrouwen en voornamelijk in de leeftijdsgroep tussen 30 en 50 jaar. Mannen, 50-plussers 50% van de deeltijds werkenden wil niet en hooggeschoolden geven aan meer tijd meer voltijds werken. Dit cijfer stijgt met de te willen voor vrije tijd en hobby’s. 11% van leeftijd en ligt een pak hoger bij vrouwen dan de werknemers kiest voor deeltijds werk bij mannen (53% versus 36%). Ook lager om gezondheidsredenen. Dit is vooral bij geschoolden - mensen met een diploma arbeiders zo (28%). lager secundair onderwijs - zijn minder van plan om nog voltijds te werken (LSO 58% Weinig werknemers zetten de stap van versus master 41%). deeltijds naar voltijds werk, tenzij bij Denkt u in de toekomst opnieuw fulltime te werken? Geslacht Diploma Totaal Man Geen diploma/ Lager Vrouw onderwijs Bachelor Master of hoger Ja, zeker 28% 46% 23% 22% 20% 22% 35% 27% Ja, onder bepaalde voorwaarden 22% 18% 23% 44% 23% 21% 18% 33% Neen 50% 36% 53% 33% 58% 57% 46% 41% Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs 7 Onder welke voorwaarden zou men toch en 67% voelt zich thuis in het bedrijf. Op de weer voltijds willen werken? De voornaamste vraag of men de rest van zijn loopbaan bij redenen zijn flexibele werkuren (46%) en het de huidige werkgever wil blijven, antwoordt zelfstandig worden van de kinderen (35%). Bij 70% bevestigend. één op vier speelt ook het woon-werkverkeer een rol. Let wel, het gaat hier om intenties. De Doorgaans voelen mannen zich meer praktijk vertelt soms een ander verhaal. betrokken bij hun werkgever. Hetzelfde geldt voor kaderleden. Qua sector valt de 3.3. Betrokkenheid bij de huidige werkgever eerder lage score van de overheid op bij de eerste twee factoren (identificatie met de De moderne werknemer zou volgens het problemen/successen van de werkgever nieuwe loopbaandenken minder dan vroeger en emotionele verbondenheid). De social gebonden zijn aan een bedrijf of werkgever. profit sector scoort op de eerste factor ook In deze studie gaan we na in welke mate eerder laag, vergelijkbaar met de overheid. de werknemer zich verbonden voelt bij het Qua emotionele verbondenheid ligt de score huidig bedrijf. Dit hebben we gemeten aan van de social profit sector dan weer wel een de hand van 4 variabelen: stuk hoger dan bij de overheid: 51% versus - in welke mate ervaart men de 42%. Leeftijd en anciënniteit sorteren, successen/problemen van het bedrijf als in tegenstelling tot wat dikwijls wordt de eigen successen/problemen? geponeerd, geen noemenswaardig effect. in welke mate voelt men zich Er is geen sprake van noemenswaardige emotioneel verbonden met het bedrijf? toename of afname van betrokkenheid met in welke mate voelt men zich thuis in de het bedrijf naarmate men ouder wordt of onderneming? langer in het bedrijf werkt. in welke mate wil men graag de Het spreekt voor zich dat er een sterke rest van de loopbaan bij de huidige correlatie is tussen de vier variabelen. Dat werkgever blijven? geldt vooral voor de eerste twee (identificatie - - - met de successen/problemen van het 8 58% van de werknemers ervaart de bedrijf en de emotionele verbondenheid). successen/problemen van het bedrijf als de Toch is het zo dat ook minder betrokken eigen successen/problemen. 47% voelt zich werknemers graag de rest van hun loopbaan emotioneel verbonden met de onderneming bij de huidige werkgever willen blijven. Dit komt vooral tot uiting bij de overheid. Een interessante vaststelling is dat er Zoals gezegd, scoort deze sector relatief geen relevante verschillen zijn inzake laag als het op betrokkenheid aankomt betrokkenheid tussen werknemers die nooit (men is minder emotioneel verbonden en van job of werkgever veranderden en zij die de successen/problemen van de organisatie dit wel hebben gedaan. Ook belangrijk is dat worden minder als de eigen successen/ betrokkenheid en emotionele verbondenheid problemen ervaren). Toch is het de sector enigszins samenhangt met de grootte van waar men meer dan gemiddeld de rest van het bedrijf. De betrokkenheid neemt iets af zijn loopbaan wil blijven. In dit geval spelen naarmate entiteiten groter worden. dus andere zaken dan betrokkenheid. Vermoedelijk is het vast statuut hier de Liefst 70% van alle werknemers zegt bij de verklarende variabele. Een vaste benoeming, huidige werkgever te willen blijven tot aan ook al voel je je minder betrokken, levert het pensioen. Ook op jonge leeftijd is de klaarblijkelijk voldoende reden om niet van voorkeur duidelijk: 55% van de werknemers werk te willen veranderen. onder de 30 jaar wil de rest van zijn loopbaan bij de huidige werkgever blijven. Bij 30-39 jarigen is dit 67%. Deze resultaten relativeren alvast een eerste keer het zogenaamde nieuwe loopbaandenken. En in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is de ‘life time Meer dan de helft van de werknemers jonger dan 30 jaar wil bij de huidige werkgever blijven tot aan het pensioen. employment’-gedachte nog helemaal niet op zijn retour. Het loopbaandenken van werknemers blijft sterk verbonden met het bedrijf waar men op dit ogenblik aan de slag is. Het aandeel ‘blijvers’ stijgt, zoals kon worden verwacht, met de leeftijd en daalt met de kwalificatie. Met andere woorden: hoe lager geschoold en ouder men is, hoe liever men bij de huidige werkgever wil blijven. Zo geeft 77% van de mensen met een diploma 9 Betrokkenheid? Ik zou graag de rest van mijn loopbaan bij mijn huidige werkgever blijven werken. Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar Helemaal niet akkoord 9% 18% 14% 9% 6% 4% Minder akkoord 21% 25% 31% 24% 17% 9% Akkoord 47% 41% 41% 48% 53% 48% Volledig akkoord 23% 16% 15% 19% 24% 39% Akkoord en volledig akkoord 70% 57% 55% 67% 76% 88% lager secundair onderwijs aan te willen Eén en ander heeft ongetwijfeld ook met blijven werken bij de huidige werkgever ten werkgeversaantrekkelijkheid te maken. Uit opzichte van 59% van de mensen met een ander onderzoek weten we immers dat een masterdiploma. Dat kaderleden - nochtans sterke employer brand de retentie in de hand gemiddeld hoger gekwalificeerd - meer werkt. blijvers tellen dan arbeiders, heeft met hun gemiddeld hogere leeftijd te maken. Ook Op basis van deze cijfers is niet aan te tonen opvallend is dat het aantal blijvers fors hoger dat de betrokkenheid van werknemers bij ligt in grotere bedrijven. Bij ondernemingen hun bedrijf daalt over de tijd heen. Daarvoor met minder dan 20 werknemers wil 57% van ontbreken vergelijkbare data in het verleden. de werknemers tot het pensioen blijven; bij Wel kunnen we stellen dat er nog steeds bedrijven met meer dan 500 personeelsleden sprake is van grote betrokkenheid van loopt dit op tot 75%. werknemers met hun bedrijf. Dezelfde opmerking geldt voor het life time 10 Ook sectoraal zien we interessante employment-principe. Ook in deze kan er verschillen. 80% van de werknemers niet vergeleken worden met vroegere data. bij de overheid en in de banksector wil De cijfers zijn echter dermate dat er ernstig tot aan zijn pensioen bij de huidige kan getwijfeld worden of het zgn. life time werkgever blijven. In de kleinhandel en de employment-principe echt op de terugweg dienstverlenende sector is dit slechts 56%. is bij de gemiddelde werknemer. Indien dit het geval is, dan geldt dit slechts in beperkte Volgens de werknemers nemen zij zelf het mate. meest initiatief om opleiding te volgen (62% eigen initiatief tegenover 38% 3.4.Opleiding werkgeversinitiatief). Verrassend is dat bij 50-plussers het initiatief vaker door de 3.4.1. Wie neemt het initiatief en wie betaalt? werkgever genomen wordt. Naarmate de leeftijd stijgt, volgt men weliswaar iets Het belang van opleiding tijdens de loopbaan minder opleiding maar gaat het initiatief tot behoeft geen verder betoog. Twee op drie opleiding vaker uit van de werkgever. In de werknemers hebben de voorbije 5 jaar categorie 18-24 jarigen gebeurt opleiding opleiding gevolgd. De traditionele verschillen in 28% van de gevallen op initiatief van de komen hier naar voor: mannen meer dan werkgever, bij 50-plussers stijgt dit tot 47%. vrouwen, hoger geschoolden meer dan lager Ook deze cijfers relativeren het cliché dat opgeleiden, kaderleden meer dan bedienden werkgevers 50-plussers zouden discrimineren en die laatsten meer dan arbeiders. Het als het op opleiding aankomt. Het initiatief volgen van een opleiding daalt met de van de werkgever neemt proportioneel ook leeftijd, maar niet spectaculair: 72% bij de toe naarmate men lager gekwalificeerd 18-24 jarigen en 59% bij de 50-64 jarigen. is en bij arbeiders (54% tegenover 39% Ook bij de 50-plussers gaat het dus nog bij kaderleden). Kaderleden nemen zoals steeds om een duidelijke meerderheid die verwacht dus vaker het heft in handen op opleiding volgt. Dit is opmerkelijk, want de vlak van opleiding. In grote bedrijven gaat cijfers zijn in tegenspraak met de boutade het initiatief tot leren ook vaker uit van de dat werkgevers minder investeren in de werkgever. Als we tot slot naar de sectoren opleiding van 50-plussers. De overheid is de kijken, zien we grote verschillen. In de sector waar de kans op opleiding het hoogst social profit sector zou slechts 27% van de is, samen met de bank- en verzekeringssector werkgevers hun medewerkers aanzetten (71 en 72%). De laagste scores vinden we in tot opleiding, tegenover 52% van de de kleinhandel (48%) en de horeca (46%). productiebedrijven. In grote bedrijven nemen Werknemers in grote bedrijven volgen ook werkgevers ook meer het initiatief dan in meer opleiding dan de collega’s in kleine kleine. KMO’s. 11 Wie betaalt de opleidingen? Meestal de werkgever (75%) en eerder zelden de werknemer (17%), de overheid of een derde instantie (8%). Wanneer de werkgever het initiatief neemt, betaalt hij ook altijd de opleiding. Als het initiatief hoofdzakelijk bij Het eigen initiatief tot opleiding neemt af met de leeftijd. de werknemer ligt, zal de werkgever nog altijd in de overgrote meerderheid van de gevallen (84%) betalen. Ook als het initiatief volledig van de werknemer uitgaat, dan nog opleiding een verantwoordelijkheid is van de betaalt één werkgever op twee de opleiding. werkgever. Bij de overheid, in de bank- en verzekeringssector en in productiebedrijven Opmerkelijk is dat bij kaderleden de worden opleidingen in 80 à 82% van de werkgever het vaakst betaalt (90% t.o.v. gevallen door de werkgever betaald. Ook in slechts 67% voor arbeiders), terwijl deze grote bedrijven betaalt de werkgever meer groep net het minst van mening is dat de opleiding dan in kleine maar zelfs in deze Op wiens initiatief was de opleiding? 12 Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar Volledig op mijn eigen initiatief 30% 49% 34% 26% 26% 27% Voornamelijk op mijn eigen initiatief 32% 22% 35% 34% 33% 26% Voornamelijk op initiatief van mijn werkgever 24% 16% 22% 24% 25% 30% Volledig op initiatief van mijn werkgever 14% 12% 9% 16% 16% 18% Initiatief werkgever (volledig en voornamelijk) 38% 28% 31% 40% 41% 47% heel kleine bedrijven blijft de werkgever daalt dit naar 66%. Ook kaderleden scoren veruit de grootste betaler. lager: 67% t.o.v. 83% bij arbeiders. Zoals we eerder zagen, komt het initiatief 3.4.3. Verantwoordelijk voor opleiding: tot opleiding bij 50-plussers vooral van de werkgever of werknemer? werkgever. Bij deze populatie neemt de Werknemers leggen inzake opleiding een werkgever dan ook vaker de investering in grote verantwoordelijkheid bij de werkgever. opleiding voor zijn rekening: 84% bij 50+ Liefst 81% is van oordeel dat werkgevers versus 50% bij de groep 18-24 jarigen. verantwoordelijk zijn voor de opleiding van Ook deze cijfers relativeren het vermeende de werknemers. Bij hoger geschoolden daalt discriminatiedenken van werkgevers en dit aandeel lichtjes maar het blijft op een zeer management ten aanzien van 50-plussers. hoog niveau (76%). Ook bij kaderleden ligt het iets lager (73% t.o.v. 86% bij arbeiders). 3.4.2. Waarom leren we? Tussen sectoren merken we geen verschil, De stellingen ‘leren is plezant’ en ‘leren ook niet tussen werkgevers in de privésector geeft meer zelfvertrouwen’ krijgen hoge en de overheid. We merken ook geen scores. Hieruit blijkt hoe intrinsiek positief verschil tussen grote en kleine werkgevers. werknemers tegenover opleidingen staan. De grote verantwoordelijkheid die Nagenoeg iedereen (97%) is het erover eens werknemers bij werkgevers leggen als dat nieuwigheden leren plezierig is. Nog eens het over opleiding gaat, staat enigszins in 92% gaat akkoord of volledig akkoord met contrast met de visie die ze hebben over de stelling dat nieuwigheden leren goed is het uitbouwen van hun loopbaan. Zoals we voor het zelfvertrouwen. verderop in dit rapport zullen zien, vinden Ook over het belang en de noodzaak van werknemers dat zij grotendeels zelf hun opleiding tijdens de loopbaan is er geen loopbaan bepalen en dat hun zelfsturend discussie. 92% gaat akkoord/volledig vermogen in deze hoog ligt. akkoord dat, als je succesvol wilt zijn, je je kennis en vaardigheden continu moet bijspijkeren. 75% van de werkende Belgen 4. Veranderen van werk is van mening dat de vereiste vaardigheden niet in een klaslokaal kunnen worden 4.1.incidentie aangeleerd. Bij hoger geschoolden (masters) Meer dan één op vier werknemers (28%) 13 veranderde nooit van job en/of werkgever. deden 56% van werknemers die intern van Nog eens 11% veranderde alleen van job werk veranderden dit uit eigen initiatief. In binnen het bedrijf. Zoals te verwachten, kleine bedrijven met minder dan speelt hier een sterk leeftijdseffect. 20 werknemers was dit slechts 32%. Bij 18-24 jarigen veranderde 57% nog nooit van job/werkgever. Bij 25-29 jarigen daalt Bijna twee op drie werknemers (65%) dit cijfer al naar 39% en bij 30-39 jarigen is veranderde van werkgever na zelf ontslag dit 23%. Kijken we naar de sectoren, dan gegeven te hebben. In 13% van de gevallen springt de social profit eruit: daar wordt het ging het om collectief ontslag, in 22% om minst van job/werkgever veranderd (38%). individueel ontslag. De hoofdreden voor Werknemers van kleine bedrijven veranderen individueel ontslag, zo geeft men aan, is het even veel/weinig van job/werkgever als aflopen van een tijdelijk contract. Slechts collega’s uit grotere bedrijven. Wel is het zo weinig werknemers zeggen dat ze ontslagen dat ze intern in het bedrijf minder veranderen werden omdat ze niet voldeden aan de eisen wat niet meer dan logisch is omdat de van de werkgever. mogelijkheid hiertoe in een klein bedrijf ook veel kleiner is. Dit compenseren werknemers Hoe hoger het opleidingsniveau van de uit kleinere bedrijven echter door meer te werknemer, hoe minder het initiatief tot veranderen van werkgever. ontslag bij de werkgever ligt. Anders gezegd: werknemers met een hogere scholing nemen 4.2. Wie neemt het initiatief? vaker zelf ontslag dan collega’s die lager Wie binnen het bedrijf van job verandert, geschoold zijn. doet dit in de helft van de gevallen op eigen 14 initiatief, in de andere helft op vraag van Zelf ontslag nemen gebeurt het vaakst tussen het bedrijf. De sturing van het bedrijf is het de leeftijd van 25 en 39 jaar (69%). Boven de sterkst bij jonge werknemers (-30 jaar), 40 en ook bij 50-plussers ligt dit aandeel nog nadien neemt de zelfsturing toe (eigen steeds op 61%! Dit is opvallend gezien de initiatief om van job te veranderen). Deze objectief dalende kansen van deze groep op zelfsturing stijgt naarmate men meer de arbeidsmarkt, zeker voorbij de kaap van geschoold is. De zelfsturing van werknemers 50 jaar. Eén en ander doet vermoeden dat is ook veel groter in grote bedrijven. de antwoorden enigszins gekleurd zijn naar In bedrijven met meer dan 500 werknemers sociale wenselijkheid. Het hoogste aandeel collectieve ontslagen om minder stress te hebben. Demotie of het vinden we in productiebedrijven (23%). hebben van minder verantwoordelijkheid, beter kunnen bijdragen aan de samenleving 4.3. Waarom nemen werknemers en meer status verwerven, zijn nauwelijks ontslag? redenen om van werk te veranderen. Interessantere jobinhoud, meer loon en De recente pogingen om demotie als een betere balans werk-privé zijn de vaakst loopbaanstap in een beter daglicht te stellen aangehaalde redenen om van werkgever te hebben voorlopig niet veel resultaat. veranderen. Werkzekerheid scoort relatief laag, slechts 27%. 11% verandert van werk Wat wilde u bereiken met de laatste jobverandering? Andere 7% Minder verantwoordelijkheden 3% Meer status, macht of maatschappelijk aanzien 3% Meer in lijn met mijn gezondheid of fysieke mogelijkheden 5% Uw mogelijkheden om te kunnen bijdragen tot de samenleving 6% Meer leermogelijkheden 7% Minder stress of fysieke en psychische inspanningen 11% Meer verantwoordelijkheden 17% Meer doorgroeimogelijkheden 19% Meer in lijn met mijn interesses 19% Meer in lijn met mijn competenties 19% Meer werkzekerheid 27% Een betere werksfeer 27% Een betere balans tussen werk en privé 34% Meer loon 46% 50% Een interessantere jobinhoud 0% 10% 20% 30% 40% 50% 15 4.4. Een vergelijking tussen de vorige en de huidige job 4.5. Kans op ontslag en werk(on)zekerheidsgevoel De meerderheid van de werknemers Belgen zijn relatief zeker van hun job. Op gaat er, naar eigen zeggen, op vooruit het moment van het onderzoek was minder als ze van werk veranderen, zelfs als de dan één op tien in min of meerdere mate wissel er gekomen is na ontslag door de bevreesd voor zijn job. Bij twee op drie was werkgever. Op alle gebieden is de situatie de kans op jobverlies eerder klein tot ronduit na de jobwissel beter dan ervoor: op vlak onbestaande. Bij 41% was de kans erg klein van loon, verantwoordelijkheid, gezag, tot onbestaande. Dit zijn positieve cijfers, autonomie, werkdruk, afwisseling in de zeker als we rekening houden met het feit job, werkzekerheid, vereiste vaardigheden, dat het onderzoek werd afgenomen in het opleidingsmogelijkheden en loopbaankansen. tweede kwartaal van 2013, voordat er sprake Alleen wat betreft de tijd die men steekt was van het voorzichtige herstel van de in woon-werkverkeer gaan er iets meer economie. Dat de crisis werknemers in grote werknemers op achteruit dan vooruit. werkonzekerheid stort, kan in elk geval niet afgeleid worden uit deze cijfers. Bekijken we elk van deze parameters apart, dan is er telkens een groep voor wie de Tussen mannen en vrouwen zien we geen situatie status quo blijft. Maar de groep verschillen m.b.t. de gepercipieerde kans op voor wie de situatie verbeterde, is op één ontslag, wel neemt de werkzekerheid toe met uitzondering na, steeds beduidend groter de leeftijd. Bij 18-24 jarigen schat liefst 60% de dan de groep die erop achteruitging. Zelfs kans op ontslag eerder klein tot onbestaande na collectief ontslag blijft deze vaststelling in. Bij 50-plussers stijgt dit zelfs naar 77%. overeind. Het groter aandeel tijdelijke contracten bij jongeren heeft hier zeker mee te maken. Mensen geven dus duidelijk aan dat ze zich Arbeiders zijn, zoals verwacht, relatief minder verbeteren wanneer ze van werk veranderen. werkzeker: volgens 15% is de kans op ontslag Dit neemt niet weg dat - zoals we eerder (eerder) groot. Bij bedienden en kaderleden is zagen - 70% van de werknemers in België de dit slechts 8%. Opmerkelijk lage cijfers! intentie heeft om bij de huidige werkgever te blijven. Splitsen we de resultaten op per opleidingsniveau, dan zijn de verschillen vrij 16 Een vergelijking tussen de vorige en huidige job Lager Gelijk Hoger De tijd die u onderweg bent van huis naar werk 32% 40% 27% De tijd die u kan doorbrengen met uw gezin en/of vrienden 20% 40% 40% De loopbaanmogelijkheden 16% 42% 42% De mate waarin de cultuur en de waarden van de organisatie past bij u als persoon 11% 50% 39% De mate waarin u zich thuis voelt in de organisatie 14% 41% 45% De werkdruk 19% 31% 49% De mate waarin u overeenkomt met uw naaste collega’s 10% 48% 42% De opleidingsmogelijkheden 12% 41% 47% Het loonpakket 18% 27% 55% Uw verantwoordelijkheid/gezag 13% 32% 55% De mogelijkheid tot afwisseling in de job 13% 32% 55% Uw vaardigheden die nodig zijn 7% 36% 57% De mate waarin uw job interessant is 9% 32% 58% De werkzekerheid 8% 39% 52% De autonomie die u heeft en de mogelijkheid om initiatief te nemen 11% 28% 61% klein. Bij elk kwalificatieniveau (van diploma met meer dan 100 werknemers daalt de lager secundair onderwijs tot master of hoger) jobonzekerheid naar een luttele 7%. In is 40% van de mensen van mening dat de bedrijven met minder dan 100 werknemers is kans op ontslag erg klein tot onbestaande is. 13% jobonzeker. Werknemers bij de overheid voelen zich, zoals schat de kans op ontslag eerder klein tot Hoe groot is volgens u de kans dat u in de nabije toekomst uw huidige job zal verliezen? onbestaande in. Bij productiebedrijven en de Erg groot bouwsector is dit respectievelijk 52% en 56%. Eerder groot 6% Noch groot, noch klein 24% Inzake grootte van de bedrijven ligt de Eerder klein 26% kritische grens blijkbaar op 100. In bedrijven Erg klein of onbestaande 41% te verwachten, het meest werkzeker. 82% 3% 17 Globaal genomen zijn werknemers van grotere bedrijven jobzekerder. En, verrassend misschien: Franstaligen zijn duidelijk ook meer jobzeker dan Nederlandstaligen (respectievelijk 48% en 36% schat de kans op ontslag heel klein tot Minder dan één op tien werknemers vreest voor zijn job. onbestaande). Dit is wellicht te verklaren door het grotere aandeel Franstaligen die bij de overheid tewerkgesteld zijn. interessant verschil zien we wel tussen grote 4.6. ‘Plan B’ bij ontslag? en kleine bedrijven. Werknemers uit kleinere Het zelf in handen nemen van de eigen bedrijven hebben in meer gevallen een plan loopbaan veronderstelt dat men als B dan de collega’s uit grotere bedrijven. Dit werknemer anticipeert op mogelijke heeft gedeeltelijk te maken met de grotere gebeurtenissen in deze loopbaan. Een gepercipieerde jobzekerheid in grotere ontslag is zonder twijfel een belangrijke bedrijven. mogelijke gebeurtenis. Het opstellen van een ‘plan B’ betekent dat werknemers voordien Hoe deze plannen er effectief uitzien kan al nadenken over wat ze van plan zijn bij een natuurlijk wel sterk verschillen tussen eventueel ontslag. Hebben de werknemers individuen en groepen. Dat is echter niet in België een ‘plan B’ bij ontslag? Dat valt op onderzocht. het eerste zicht nogal tegen: slechts 50% van de werknemers heeft zo een plan of heeft er minstens al eens over nagedacht. Indien u uw job zou verliezen, heeft u dan een ‘plan B’? 14% beschikt zeker over zo’n plan, 36% Ja, zeker 14% waarschijnlijk. Nog eens 35% antwoordt Ja, waarschijnlijk 36% ‘waarschijnlijk niet’ en opnieuw 15% Nee, waarschijnlijk niet 35% ‘zeker niet’. Tussen mannen en vrouwen Nee, zeker niet 15% zijn er geen verschillen. Ook niet inzake 18 kwalificatieniveau, wat enigszins verrassend Dat slechts de helft van de werknemers lijkt. Ook tussen arbeiders, bedienden over een plan B beschikt, is toch niet zo en kaderleden is er geen verschil. Een opmerkelijk als op het eerste zicht lijkt. Wie vrij zeker is van zijn baan zal ook minder deze cijfers kunnen we dan ook niet spreken geneigd zijn een ‘plan B’ te bedenken. Zo van een groot retentieprobleem bij bedrijven. is het niet toevallig dat bij de overheid 60% Hoe ouder men is, hoe meer men geneigd van de werknemers waarschijnlijk of zeker is om bij de huidige werkgever te blijven. Dit geen ‘plan B’ hebben. In de bouwsector ligt opnieuw in de lijn der verwachtingen. is dat b.v. maar 36%. Een extra kruising Toch geeft ook al één op vier werknemers bevestigt dit: degenen die de kans op ontslag (25%) tussen de 25-29 jaar aan dat ze liefst als zeer hoog inschatten, hebben in 66% van bij de huidige werkgever willen blijven. Bij de gevallen zeker tot waarschijnlijk een ‘plan de groep 30-39 jarigen is dit 30%, bij 40-49 B’. Bij degenen die de kans als heel klein tot jarigen 41% en bij 50-plussers 65%. Naast onbestaande inschatten, is dat maar 48%. de vernoemde 25% die bij de 25-29 jarigen het liefst wil blijven, is er nog eens 50% van 4.7. Intentie om te veranderen van werk de respondenten in deze leeftijdscategorie Hoe zien de Belgen hun toekomst: zijn ze van die er niet aan denkt om weg te gaan, plan om bij de huidige werkgever te blijven maar dit wel zou overwegen als er zich een of willen ze hun geluk elders beproeven? opportuniteit zou voordoen. Met andere 39% van alle respondenten is vastberaden woorden: ook bij 25-29 jarigen ligt de om bij de huidige werkgever blijven. Nog feitelijke retentiegraad in feite al zeer hoog eens 43% denkt er niet aan om weg te (75%). gaan, maar zou dit eventueel overwegen als er zich een kans zou voordoen. Met andere woorden: 82% van de werknemers 4.8. Wat houdt je bij de huidige werkgever? heeft de intentie om bij de huidige Aan de groep die eraan denkt om weg te gaan, werkgever te blijven. Deze cijfers liggen hebben we gevraagd wat hen bij de huidige in lijn met eerdere vaststellingen omtrent werkgever zou kunnen houden. ‘Een hoger werknemersbetrokkenheid (punt 3.3). loon voor hetzelfde werk’ zou de overgrote meerderheid (74%) al op andere ideeën 5% van de mensen denkt eraan om ooit de brengen. Dit is veruit de belangrijkste drijfveer. werkgever te verlaten maar heeft daarvoor Ook ‘meer verantwoordelijkheid’ en ‘de nog geen actie ondernomen. 7% heeft oog mogelijkheid om zelf de werkuren te bepalen’ voor nieuwe opportuniteiten. Slechts 5% is halen relatief hoge scores van bijna 50%. actief op zoek naar ander werk. Op basis van 19 De allerbelangrijkste jobcriteria voor (98% versus 93%). Hier is duidelijk sprake een werknemer blijven het loon en de van enige zelfoverschatting. Het beeld werkzekerheid. Kijken we alleen naar dat professionals inzake outplacement en de categorie ‘zeer belangrijk’, dan wint loopbaanbegeleiding in deze schetsen van een contract van onbepaalde duur het de werknemers is meestal iets gematigder. afgetekend met 65%. Het loonpakket haalt Ook uit wetenschappelijk onderzoek blijkt slechts 39%. Tellen we de categorieën dat mensen zich in het algemeen minder ‘belangrijk’ en ‘zeer belangrijk’ samen, dan goed kennen dan ze zelf denken. Dat deze komen zowel contract van onbepaalde duur zelfkennis stijgt met leeftijd klopt dan weer als loon op zo’n 90%. Ook de jobinhoud is wel. belangrijk. ‘Een job hebben op je niveau’ is voor 35% van de Belgen zeer belangrijk en 5.2. Kennis van de loopbaan voor 91% belangrijk tot zeer belangrijk. Het Ook als het om kennis van de loopbaan criterium ‘promotiekansen’ haalt 66%. Nog gaat, is de Belgische werknemer behoorlijk steeds hoog, maar toch duidelijk minder dan optimistisch: 90% van de werknemers weet de andere criteria. wat ze belangrijk vinden in een loopbaan. Ook hier zien we een klein maar logisch leeftijdseffect: hoe ouder je bent, hoe beter 5. Ik en mijn loopbaan je weet wat belangrijk voor je is. Het verschil tussen arbeiders, bedienden en kaderleden is 5.1. Hoe goed ken ik mezelf? verwaarloosbaar. Wie de eigen loopbaan zelf in handen wil 20 nemen heeft vooreerst nood aan een goede 92% van de werknemers weet wat ze graag zelfkennis. De gemiddelde werknemer doen en wat hen energie geeft. Ook hier in België vindt dat hij zichzelf zeer goed schommelen de scores logisch in functie van kent. 96% geeft aan een goed beeld te de leeftijd. 90% beweert te weten aan welke hebben van zijn sterke en zwakke punten. kenmerken een job moet voldoen om er De leeftijd speelt hier duidelijk een rol: bij zich goed in te voelen. Opnieuw speelt hier 18-24 jarigen is de score ‘slechts’ 90%. Dit de leeftijd een rol: hoe jonger je bent, hoe stijgt naar 99% bij werknemers ouder dan minder goed je weet aan welke voorwaarden 55 jaar. Kaderleden menen over nog iets een job moet voldoen om je tevreden te meer zelfkennis te beschikken dan arbeiders voelen. Factoren om langer bij uw werkgever te blijven. Een hoger loon voor hetzelfde werk Zelf meer uw werkuren kunnen bepalen Meer verantwoordelijkheden krijgen Minder uren werken per week Bepaalde taken niet meer uitvoeren Minder verantwoordelijkheden krijgen Minder lichamelijke inspanningen 0% ■ Heel zeker niet 10% 20% ■ Waarschijnlijk niet 30% 40% 50% ■ Waarschijnlijk wel 60% 70% 80% 90% 100% ■ Heel zeker wel Terugblikkend op het afgelegde parcours, zijn er iets meer van overtuigd dat ze hun geeft 84% van de werknemers aan te weten loopbaan zelf bepalen dan mensen met wat men goed en verkeerd heeft aangepakt een diploma lager secundair onderwijs in de loopbaan. Dit betekent dat slechts één (76%). Ook tussen mannen en vrouwen op zes werknemers (16%) hier twijfels over is er geen noemenswaardig verschil. Wel heeft en, tot op zekere hoogte, in het duister zijn kaderleden iets positiever gestemd dan tast over de juiste loopbaanstappen. arbeiders: 85% van de kaderleden versus 76% van de arbeiders is van mening dat ze 5.3. Visie op de loopbaan: eigen verantwoordelijkheid? zelf het stuur van hun carrière in handen hebben. Qua kennis van de loopbaan kwam een positief beeld naar voor, hetzelfde Ook op de vraag of men zelf geldt voor de loopbaanvisie. De Belg verantwoordelijk is voor het slagen heeft een vrij optimistische kijk op zijn of mislukken van de loopbaan is de loopbaan. 80% is van oordeel dat men gemiddelde Belgische werknemer behoorlijk zijn loopbaan zelfstandig invult. Dit geldt optimistisch en zelfzeker: 73% vindt dat voor alle leeftijdsgroepen. We zien een ze zelf verantwoordelijk zijn voor succes klein verschil in kwalificatie: masters (81%) of mislukking. Er is geen verschil inzake 21 leeftijd, kwalificatie en statuut (arbeiders, geeft, tegenover 72% met meer dan 20 jaar bedienden, kaderleden). Mannen blijken werkervaring. Alles bij elkaar gaat het om lichte hier ook iets meer overtuigd van te zijn dan dalingen en blijven de cijfers bijzonder hoog. vrouwen: 76% versus 70%. Merk op dat deze hoge cijfers afwijken van deze waar Deze positieve trend wordt bevestigd de verantwoordelijkheid concreet wordt door een andere bevinding: 71% van de ingevuld bv. bij opleiding. werknemers vindt dat zij hun loopbaan bepalen in functie van de eigen prioriteiten Werknemers rekenen in de eerste plaats op en niet volgens die van de werkgever. zichzelf om hun loopbaan vorm te geven. Deze overtuiging neemt af naarmate de 91% is akkoord met de stelling dat je leeftijd stijgt: 76% bij 18-24 jarigen en zelf verantwoordelijk bent om een nieuwe 59% bij 50-plussers. Kaderleden (79%) zijn functie te vinden. De vrijheid om zelf meer zelfbeslissend dan arbeiders (68%). een loopbaanpad te kiezen, vindt Idem dito voor hooggeschoolden (74%) 88 % van de werknemers belangrijk tot versus werknemers met een diploma lager zeer belangrijk. Nog altijd 76% stelt dat ze secundair onderwijs (65%). Merk ook hier op zelf hun loopbaanontwikkeling in de hand dat de verschillen relatief klein zijn. Ook voor nemen wanneer de werkgever daartoe lager geschoolden ligt het percentage nog niet de mogelijkheden biedt. Kaders scoren hoog (70%). hier 85%, arbeiders ook nog altijd 75%. Opvallend hoge cijfers; de praktijk vertelt 5.4. Omgaan met loopbaanverandering doorgaans een ander, meer gematigd De Belgische werknemer vindt van zichzelf verhaal. dat hij goed met verandering om kan. 73% kijkt ernaar uit om met nieuwe mensen te 22 Qua leeftijd zien we geen verschil, wel een werken. Kaderleden en hoger geschoolden klein verschil qua anciënniteit: hoe langer zijn hier nog meer toe bereid dan arbeiders men werkt in een bedrijf, hoe minder men (79% versus 69%). Of ze openstaan gelooft dat je zelf piloot bent van je carrière. voor veranderingen tijdens de loopbaan, Zo zegt 80% van de werknemers met minder antwoordt 83% affirmatief. Bij 50-plussers dan 5 jaar werkervaring dat ze zelf voor hun is dat nog steeds 79%. Er is geen verschil loopbaanontwikkeling zullen zorgen als de tussen mannen en vrouwen. De helft van de werkgever daartoe geen mogelijkheden werknemers is ook bereid risico’s te nemen in de loopbaan en die bereidheid is even groot volledig akkoord met de stelling. Leeftijd bij arbeiders, bedienden en kaderleden. en kwalificatie spelen hierin weinig rol. Het Mannen verklaren wel meer open te staan verschil tussen kaderleden en arbeiders is voor verandering dan vrouwen (53% versus opvallend: 73% van de kaderleden kan 41%) en de leeftijd speelt duidelijk mee: contacten leggen en onderhouden met 56% van 18-24 jarigen wil risico’s nemen, mensen die kunnen helpen bij de loopbaan, tegenover 43% van de 50-plussers. Kortom, ten opzichte van 55% van de arbeiders. verrassend hoge cijfers die wijzen op de Verrassend is wel dat mannen blijkbaar bereidheid, of minstens de openheid tot gemakkelijker externe hulp kunnen inroepen verandering. Dit terwijl het merendeel van dan vrouwen (resp. 64 en 54%). de Belgen - zoals we eerder vaststelden in dit rapport - van plan is om bij de huidige men zich kan aanpassen aan veranderingen 6. interne versus externe mobiliteit zijn de werknemers opnieuw zeer duidelijk: 36% van de werknemers van mening dat 91% antwoordt positief. ze binnen het bedrijf snel/gemakkelijk van werkgever te blijven. Op de vraag, tot slot, of functie kunnen veranderen. Tegenover 48% 5.5. Hulp bij loopbaanstappen die vindt dat ze bij een andere werkgever Slechts de helft van de respondenten zegt snel/gemakkelijk een nieuwe job kunnen mensen te kennen die kunnen helpen bij de vinden. Dat het eerste cijfer lager ligt dan het uitbouw van de loopbaan. En hoe ouder men tweede is logisch, omdat de kans om extern wordt, hoe minder dit het geval is. Hoe hoger een nieuwe job te vinden, theoretisch gezien, het opleidingsniveau, hoe vaker men iemand sowieso veel hoger is dan intern. kent die nuttig kan zijn bij het uitbouwen van de carrière. Opvallend: 43% van de kaderleden antwoordt op deze vraag geheel 6.1. Mobiliteit volgens geslacht, leeftijd, anciënniteit of gedeeltelijk ontkennend. Vrouwen zijn minder dan mannen overtuigd Over de mogelijkheid om contacten te van de interne jobmogelijkheden: 29% versus leggen en te onderhouden met mensen 43%. Bij mogelijke externe veranderingen die kunnen helpen bij de loopbaan, is men speelt dit minder (45% versus 51%). iets positiever. Een kleine 60% antwoordt Opvallend is dat leeftijd geen effect heeft op bevestigend, maar slechts 9% verklaart zich de kans die men zichzelf toedicht om intern 23 Omgaan met veranderingen in uw loopbaan U kunt zich aanpassen aan veranderingen in uw loopbaan 8% U kunt omgaan met problemen in uw loopbaan 9% 73% 18% 76% 15% ■ Helemaal niet akkoord ■ Minder akkoord U staat open voor veranderingen 1% 17% in uw loopbaan. 66% 17% ■ Akkoord ■ Volledig akkoord U kijkt ernaar uit om te werken 2% 26% met nieuwe mensen U bent bereid om risico’s te nemen 6% in uw loopbaan 61% 46% 12% 38% 9% van werk te veranderen. Inzake anciënniteit wel een grote rol. Slechts 25% van de is er wel een verband. Hoe hoger het aantal 50-plussers gaat akkoord of volledig akkoord dienstjaren, hoe meer mensen overtuigd zijn met de stelling dat men gemakkelijk een job bij van de mogelijkheden van interne jobrotatie. een andere werkgever kan vinden, tegenover Zo geeft 31% van de werknemers met een 62% van de 25-29 jarigen. Maar deze anciënniteit tussen 6 en 10 jaar zich een overtuiging neemt al af vanaf de leeftijd van goede tot heel goede kans om intern een 30 jaar! De sterkste afname gebeurt na 50 jaar. andere functie te vinden. Bij meer dan 20 Anciënniteit speelt hierin een grote rol. Hoe jaar werkervaring stijgt dit naar 39%. Kijken hoger de anciënniteit, hoe minder men gelooft we naar de anciënniteit binnen éénzelfde in zijn kansen op de externe arbeidsmarkt. functie, dan is er geen effect. Anders gezegd: Dit geldt ook voor de functieanciënniteit. de veronderstelde kans die werknemers zich toedichten om van job te veranderen binnen het bedrijf, wijzigt niet naarmate 24 6.2. Mobiliteit volgens opleiding en grootte van het bedrijf de functieanciënniteit toeneemt maar wel Welke rol speelt het opleidingsniveau van naarmate de bedrijfsanciënniteit toeneemt. mensen op het vlak van interne en externe Op vlak van externe mobiliteit speelt leeftijd mobiliteit? De cijfers leren dat hoe hoger Ik ben ervan overtuigd dat ik snel/gemakkelijk een andere functie kan vinden bij mijn HUIDIGE werkgever Totaal Man Vrouw Helemaal niet akkoord 20% 16% 23% Minder akkoord 44% 41% 48% Akkoord 31% 36% 25% Volledig akkoord 5% 7% 4% Ik ben ervan overtuigd dat ik snel /gemakkelijk een job kan vinden bij een ANDERE werkgever Totaal Man Vrouw Helemaal niet akkoord 11% 10% 12% Minder akkoord 41% 39% 43% Akkoord 40% 42% 38% Volledig akkoord 8% 9% 7% het kwalificatieniveau, hoe minder men en dat zien we ook in de cijfers: 42% van overtuigd is van de mogelijkheden om intern de werknemers bij bedrijven met meer van job te veranderen. Zo denkt amper 32% dan 500 werknemers tegenover 28% bij van de mensen met een masteropleiding bedrijven met minder dan 50 werknemers. dat ze gemakkelijk een andere functie in het Daar staat dan weer tegenover dat zij bedrijf kunnen vinden. Terwijl dit nog 41% is zichzelf minder kans geven om extern van bij mensen met een opleiding lager secundair werk te veranderen. Zo denkt 43% van de onderwijs. Bij externe mobiliteit zien we het werknemers uit bedrijven met meer dan 500 omgekeerde: bachelors (50%) en masters personeelsleden dat ze buiten het bedrijf (48%) zijn meer overtuigd van hun kansen gemakkelijk een nieuwe job kunnen vinden, op de arbeidsmarkt dan mensen met een tegenover niet minder dan 62% van de lagere opleiding (41%). werknemers uit bedrijven met minder dan 50 personeelsleden. Arbeiders schatten Ook de grootte van het bedrijf is relevant. hun kansen om intern of extern van werk Het is vrij logisch dat werknemers in grote te veranderen niet lager of hoger in dan bedrijven zichzelf meer kans geven om van bedienden en kaderleden. functie te veranderen bij de eigen werkgever 25 6.3. Mobiliteit volgens sector functioneren. De kans die men zichzelf Kijken we tot slot naar de bedrijfssectoren, dan geeft om een andere functie te vinden zijn er ook enkele opmerkelijke tendensen. in het huidige bedrijf, wijkt enigszins af In alle sectoren schat men de kans om extern van de kans die men zichzelf geeft om te veranderen van werk hoger in dan intern. een nieuwe job te vinden bij een ander Hierop is één grote uitzondering: de overheid. bedrijf. In bepaalde gevallen is zelfs sprake Werknemers achten hier hun kans om intern van complementariteit. Zo lijkt het erop van werk te veranderen even hoog als extern: dat werknemers van kleinere bedrijven 38% versus 36%. Vergelijken we dit met andere hun kleinere kans om intern van werk te sectoren, dan valt op dat de gepercipieerde veranderen compenseren met een grotere externe mobiliteit bij de overheid extreem kans om extern te veranderen. laag is. Anders gezegd: werknemers bij de overheid geven zichzelf weinig kans om een Snel ander werk? baan te vinden bij een andere werkgever. Alle Bij mijn huidige werkgever sectoren halen 50% of meer, de overheid haalt slechts 36%. Dit cijfer wordt overigens niet gecompenseerd door een hogere interne Bij een andere werkgever Ja Neen mobiliteit, want op dit vlak scoort de overheid Ja 23,5 % 24 % vergelijkbaar met de andere sectoren. Het Neen 12,5 % 40 % verschil met de social profit sector is opvallend. Deze sector kent een nog iets lagere intentie Een kruising van beide variabelen levert tot interne mobiliteit dan de overheid (33% boeiende inzichten op. Zo is er een groep versus 38%) maar de externe mobiliteit ligt van maar liefst 40% die zichzelf geen grote dan weer veel hoger (50% versus 36%). kans toemeet om zowel intern als extern van functie te veranderen. Eén op vier werknemers Voor alle duidelijkheid: het gaat hier om zit in een redelijk comfortabele positie. Zowel inschattingen en intenties, niet om reële extern als intern zien ze een goede kans om mobiliteit. een andere job te vinden. Bij de resterende groep werknemers (iets meer dan een derde) 26 Wat we hieruit alleszins leren, is dat interne is het plaatje gemengd. Bijna één op vier en externe mobiliteit op de arbeidsmarkt combineert mindere kansen om intern van gedeeltelijk volgens andere patronen functie te veranderen met een betere kans om extern van functie te veranderen. Bij één op (resp. 46 en 34%). Bij 50-plussers stijgt dit acht tenslotte is dit omgekeerd. aandeel dan weer naar 55%. Bij jongeren (-30) is dit zo’n 30%. En bij de overheid Kijken we nog even naar de 40% die zichzelf ligt dit aandeel ook relatief hoog (47%). zowel intern als extern niet veel kansen Zij het dat deze groep dit wellicht niet zo toemeet om te veranderen van job, dan problematisch aanvoelt omdat ze genieten vallen nog enkele interessante verschillen van een hoge werkzekerheid. tussen subgroepen op. Bij vrouwen ligt dit aandeel een stuk hoger dan bij mannen Ik ben ervan overtuigd dat ik snel/gemakkelijk een andere functie kan vinden bij mijn HUIDIGE werkgever Totaal Productie Bank/ verzekering Diensten Horeca Bouw Transport/ logistiek Overheid Non profit Helemaal niet akkoord 20% 17% 13% 20% 37% 17% 19% 15% 25% Minder akkoord 44% 44% 38% 48% 27% 45% 48% 47% 42% Akkoord 31% 34% 40% 27% 25% 31% 27% 32% 27% Volledig akkoord 5% 4% 9% 4% 12% 7% 6% 6% 6% Ik ben ervan overtuigd dat ik snel /gemakkelijk een job kan vinden bij een ANDERE werkgever Totaal Productie Bank/ verzekering Diensten Horeca Bouw Transport/ logistiek Overheid Non profit Helemaal niet akkoord 11% 9% 6% 7% 10% 9% 13% 16% 12% Minder akkoord 41% 39% 37% 38% 33% 32% 40% 48% 39% Akkoord 40% 46% 50% 47% 31% 48% 37% 31% 39% Volledig akkoord 8% 6% 7% 7% 27% 12% 10% 5% 11% 27 7. Wat met de rest van de loopbaan? zijn de idee van dezelfde job tot aan het pensioen niet méér genegen dan bedienden of kaderleden. Bij kaderleden compenseert Hoe zien werknemers de rest van hun de leeftijd het kwalificatie-effect. loopbaan? Voor 32% - één op drie dus - is dit simpelweg dezelfde job uitvoeren tot aan het pensioen. Zelfs 21% van de 25-29 jarigen is 8. Wanneer zijn we oud en out op de arbeidsmarkt? deze mening toegedaan. Bij 50-plussers stijgt dit cijfer naar 51%. 8.1. Oud synoniem met out? Volgens de respondenten is men oud Nog eens 19% ziet zichzelf liefst evolueren op gemiddeld 68,4 jaar. Maar op de in dezelfde job maar met minder uren, en arbeidsmarkt ben je volgens dezelfde nog eens 16% in dezelfde job maar in een respondenten al oud op 56,5 jaar. Deze rustiger tempo. Anders gezegd: twee op drie leeftijd ligt zelfs nog enkele jaren onder de werknemers, over alle leeftijden heen, zien feitelijke uittredeleeftijd op de arbeidsmarkt zichzelf in dezelfde job tot aan het pensioen (op dit ogenblik ongeveer 60 jaar). Het – mits eventuele aanpassing in de werkuren verschil tussen oud algemeen en oud of het werkritme. Liefst 52% van de 25-29 jarigen delen deze mening. In tijden van ‘change’, en ondanks het vurige pleidooi voor multi-inzetbare werknemers en interne mobiliteit, zijn dit cijfers die toch enige vragen oproepen. Eén derde ziet zichzelf afscheid nemen van het beroepsleven in een andere job, al dan niet in een ander bedrijf. Bij 25-29 jarigen is dat 42%, bij 50-plussers 11%. Zoals verwacht, speelt het opleidingsniveau een rol: hoe hoger de opleiding, hoe minder men zichzelf in dezelfde job ziet evolueren. Maar qua statuut - arbeiders, bedienden, kaderleden is er geen verschil. Anders gezegd: arbeiders 28 Twee op drie werknemers, over alle leeftijden heen, willen dezelfde job tot aan het pensioen. op de arbeidsmarkt is dus maar liefst 12 om met pensioen te gaan op 60,7 jaar. Dit jaar! Wat als oud wordt beschouwd, is ligt iets boven de huidige uittredeleeftijd. Uit leeftijdsgebonden. Hoe ouder je bent, hoe Randstad-onderzoek van 12 jaar geleden hoger de leeftijd waarop je iemand als bleek dit nog 55,7 jaar te zijn. Een stijging oud bestempelt. Dit geldt voor mensen uit met maar liefst 5 jaar! Er is dus duidelijk alle statuten en opleidingsniveaus. Hoger sprake van een sterke bewustwording in geschoolden of arbeiders hebben hier dus de samenleving. Het generatiepact en de geen andere mening over. Opmerkelijk eindeloopbaanmaatregelen van de regering is dat de kloof tussen ‘oud algemeen’ en Di Rupo hebben hierin een rol gespeeld, ‘oud op de arbeidsmarkt’ het grootst is bij maar ook het feit dat er steeds meer 50-plussers. mensen langer aan de slag zijn, wat een zelfversterkend effect heeft. Het aandeel 8.2. Wanneer willen we met pensioen? actieve 50-plussers in de arbeidspopulatie is Anno 2014 ligt de gemiddelde wensleeftijd sinds de late jaren ’90 gestegen van minder Wat is uw ideale loopbaaneinde? Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar Zelfde job gewoon tot pensioen 32% 28% 21% 27% 34% 51% Zelfde job maar minder uren 19% 15% 18% 20% 20% 20% Zelfde job maar rustiger tempo 16% 14% 13% 16% 18% 16% Nieuwe job (eventueel met opleiding) in zelfde bedrijf 13% 16% 17% 15% 14% 6% Nieuwe job (eventueel met opleiding) in ander bedrijf 16% 21% 25% 18% 13% 5% Andere 4% 6% 5% 5% 2% 3% 29 dan 30% naar 46%. De sterke stijging doet zich voor bij alle leeftijdsgroepen, zij het van de gewenste pensioenleeftijd neemt meer bij de jongere respondenten dan bij de niet weg dat er nog steeds één op vier 50-plussers. De bevindingen tonen aan dat werknemers is die voor de leeftijd van 60 zou de huidige werknemers er op dit ogenblik willen vertrekken. Dit zijn niet in grote getale van uitgaan dat ze de arbeidsmarkt ongeveer werknemers die vroeg beginnen werken zijn zullen verlaten op de huidige officiële en tegen dan een lange loopbaan achter de pensioenleeftijd. Een meer gedetailleerde rug hebben. Ook bij de -25 jarigen zou één blik op de resultaten leert dat toch nog op vier nog voor 60 op pensioen willen. Bij steeds een klein kwart van de werknemers de werkende -50 plussers is dat één op vijf! erop hopen vroeger dan 65 de arbeidsmarkt Na 65 willen werken is nog niet populair. te kunnen verlaten. De groep die denkt voor Slechts 3% spreekt zich hiervoor uit. 60 de arbeidsmarkt te verlaten is echter Nagenoeg geen enkele vrouw. Interessant is teruggevallen tot 5%. Ook bij de 50-plussers dat werknemers van kleine bedrijven in deze is dat maar 8%. Anderzijds is er een even ook niet verschillen van de collega’s van grote grote groep die denkt pas na 65 op pensioen bedrijven. te gaan. Bij de 25-29 jarigen is dat zelfs al 43%! Bij de 50-plussers slechts 5%. Alles bij 30 De leeftijd waarop men denkt met pensioen elkaar genomen is er op dit punt toch een te gaan, is ook sterk gestegen. Vandaag sterke evolutie merkbaar. Het ziet ernaar ligt die op 64,8 jaar. Dit is op een haar uit dat de overgrote groep werknemers na de huidige officiële pensioenleeftijd. mentaal reeds afscheid heeft genomen van 12 jaar geleden was dat net geen 60 jaar het vroegtijdig verlaten van de arbeidsmarkt, (59,7). Zowel de gewenste als de verwachte zeker voor de leeftijd van 60 jaar. En voor een pensioenleeftijd is dus de voorbije 12 jaar reeds redelijk grote groep werknemers is de gestegen met 5 jaar. Het onderling verschil officiële pensioenleeftijd niet meer de leeftijd tussen beide leeftijden blijft 5 jaar. De stijging waarop men denkt met pensioen te gaan. Hoe lang wenst u te werken? Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar 45-54 4% 8% 3% 6% 3% 1% 55-57 12% 13% 10% 16% 11% 8% 58-59 7% 4% 6% 6% 9% 11% 60-62 46% 41% 46% 44% 50% 45% 63-65 27% 28% 30% 24% 24% 31% >65 3% 4% 4% 2% 2% 4% Tot welke leeftijd denkt u te moeten werken? Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar 45-54 0% 1% 1% 0% 0% 0 55-57 3% 3% 1% 3% 2% 4% 58-59 2% 1% 1% 1% 2% 4% 60-62 18% 10% 6% 11% 20% 41% 63-65 54% 55% 47% 60% 59% 46% >65 23% 31% 43% 25% 17% 5% Gewenste en verwachte pensioenleeftijd: vergelijking 2002 - 2014 2002 2014 2002 2014 Willen stoppen Willen stoppen Denken te kunnen stoppen Denken te kunnen stoppen - 25 jaar 54,9 60,3 59,8 65,4 25-30 jaar 54,4 61,0 59,2 66,4 30-40 jaar 54,6 60,1 59,4 65,2 40-50 jaar 57,4 60,5 60,2 64,4 50-64 jaar 58,9 61,5 60,2 62,8 Arbeiders 55,5 59,9 59,4 64,0 Bedienden 55,4 60,6 59,7 64,9 Kaderleden 58,0 62,3 60,7 65,2 31 9. Dromen op de arbeidsmarkt meest tevreden en zouden in 58% van de gevallen niets veranderen aan hun loopbaan. 9.1. Wat als ... je niet hoefde te werken? Hetzelfde effect maar minder uitgesproken Wat zou je doen bij een erfenis of als je het zien we wanneer we kijken naar het groot lot zou winnen? Wil de gemiddelde opleidingsniveau van de respondenten. Hoe werknemer dan nog werken? Daar we hoger men geschoold is, hoe minder men niet alleen werken voor de centen is het iets zou veranderen. (46% bij mensen met verwachte antwoord uiteraard ja. Dat blijkt een diploma lager secundair onderwijs, ook. De meesten willen aan het werk blijven. 54% bij bachelors en 50% bij masters) 20% verandert niets en 38% blijft werken Merk op dat dit toch allemaal relatief hoge maar wel minder uren. 11% zou stoppen percentages blijven. met werken, slechts 10% zou de job van Qua leeftijd zijn er, opmerkelijk genoeg, zijn dromen zoeken en nog eens 9% zou geen grote verschillen. Dit in tegenstelling een andere job zoeken. 9% tot slot zou tot anciënniteit: hoe hoger de anciënniteit vrijwilligerswerk gaan doen. Dit betekent - bij de werkgever en/of in de functie - hoe dat maar 1 op 5 mensen van werk zou minder men geneigd is om de loopbaan over veranderen. Naarmate we ouder worden, een andere boeg te gooien. dromen we minder. 16% van de jongeren Werknemers bij de overheid en de social onder de 25 jaar zou een opleiding volgen profit sector zijn het minst geneigd om om uiteindelijk de droomjob te vinden, hun loopbaan anders aan te pakken indien tegenover 2% van de 50-plussers. Zelfs met men daartoe de kans kreeg (55%). In een grote som geld op de bank blijft dromen productiebedrijven daalt dit cijfer naar 44%, op de arbeidsmarkt een beperkt fenomeen. al bij al nog steeds een hoog cijfer. Het betekent immers dat bijna de helft van de 9.2. Wat als ... je je loopbaan mocht overdoen? mensen geen ander carrièrepad zou kiezen, als men daartoe de kans kreeg. Wat zou men veranderen indien men zijn 32 loopbaan kon overdoen? De helft van Laten we even de omgekeerde redenering alle werknemers is blijkbaar heel tevreden volgen: als de helft niets wil veranderen, want zou helemaal niets veranderen. betekent dit dat de andere helft dit wél zou Arbeiders zijn het minst tevreden: 41% doen. 26% van de werknemers zou evenveel zou niets veranderen. Kaderleden zijn het werken, maar dan in een andere job of sector. Dit geldt vooral voor arbeiders (34% Tegenover de 12% werknemers die meer of 1 op 3), tegenover 26% bedienden en wil werken, is er slechts 7% die minder wil 19% kaderleden. werken. Een vrij verrassende vaststelling. Van alle kaderleden zou 10% minder werken Als men de loopbaan kon overdoen, zou (bijna allemaal in uren of loopbaanjaren, 12% meer willen werken: 3% daarvan niet inzake ambitie). Op vlak van leeftijd is zou meer uren presteren en/of minder er geen verschil en, opmerkelijk, ook niet loopbaanonderbrekingen opnemen, tussen mannen en vrouwen. Er zijn evenveel 9% zou meer werken omwille van een mannen en vrouwen die niets zouden hogere ambitie. Kaderleden die meer veranderen aan hun loopbaan. Mannen zouden presteren (8%), zouden dat om willen ook evenveel als vrouwen minder ambitieredenen doen. Geen enkel kaderlid of meer werken. Bij mannen wordt meer is uit op meer uren of loopbaanjaren. Bij werken wel meer vertaald in ambitie dan bij arbeiders en bedienden is dit 14% en 12%. vrouwen. Indien u opnieuw zou starten met een loopbaan, wat zou u dan veranderen? Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar Niets veranderen 50% 53% 51% 50% 48% 52% Evenveel werken maar andere job/andere sector 26% 24% 26% 26% 29% 24% Meer werken (ambitie) 9% 9% 11% 10% 8% 8% Minder werken (minder uren en/of meer loopbaanonderbrekingen) 6% 3% 6% 6% 8% 6% Meer werken (meer uren en/of minder loopbaanonderbrekingen) 3% 9% 2% 2% 2% 3% Minder werken (minder ambitie) 1% 1% 1% 1% 1% 1% Andere 4% 2% 3% 4% 5% 6% 33 Wat zou u na het winnen van het groot lot of na erfenis van een grote som geld doen? Totaal 18 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 64 jaar Blijven werken, zelfde job maar minder uren 38% 42% 35% 39% 37% 37% Geen enkele verandering, gewoon blijven werken en zelfde job 20% 26% 21% 16% 18% 24% Volledig stoppen met werken 11% 3% 5% 10% 14% 18% Opleiding volgen om uiteindelijk job van mijn dromen te vinden 10% 16% 14% 12% 8% 2% Blijven werken, maar zoeken naar andere job 9% 7% 13% 11% 9% 4% Vrijwilligerswerk 9% 5% 6% 8% 10% 13% Andere 4% 2% 6% 4% 4% 3% Indien u opnieuw zou starten met een loopbaan, wat zou u dan veranderen? 34 Totaal Man Vrouw Arbeid(st)er Niets veranderen 50% 52% 49% 41% 51% 58% Evenveel werken maar andere job/andere sector 26% 25% 27% 34% 26% 19% Bediende Kaderlid Meer werken (ambitie) 9% 11% 7% 9% 9% 8% Minder werken (minder uren en/of meer loopbaanonderbrekingen) 6% 6% 7% 7% 6% 8% Meer werken (meer uren en/of minder loopbaanonderbrekingen) 3% 2% 4% 5% 3% 0% Minder werken (minder ambitie) 1% 1% 1% 1% 1% 2% Andere 4% 4% 4% 4% 4% 4% 10.Samenvatting - Ongeveer de helft van de werknemers voelen zich betrokken en zelfs emotioneel verbonden bij het bedrijf waar ze werken. Twee op drie werknemers voelt zich thuis in de onderneming waar ze werken en maar liefst 70% zeggen dat ze graag de rest van hun loopbaan bij hun huidige werkgever willen blijven. - Twee op drie werknemers hebben de voorbije 5 jaar één of meer opleidingen gevolgd. Ook bij de 50-plussers heeft nog steeds meer dan de helft van de betrokkenen een opleiding gevolgd. Naar eigen zeggen heeft een meerderheid van de werknemers hiertoe zelf het initiatief genomen. Het is echter vooral de werkgever die betaalt, dikwijls zelfs in die gevallen waar de werknemer zelf het initiatief neemt. Het zijn trouwens de werkgevers die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van de werknemers. Daar zijn vier op vijf werknemers van overtuigd. Werknemers zijn volledig doordrongen van het belang van een steeds betere kennis en vaardigheden voor het welslagen van de loopbaan maar geloven niet dat deze in het klaslokaal kunnen aangeleerd worden. - Iets meer dan één op vier werknemers veranderde nooit van job en werkgever gedurende de loopbaan. Zelfs bij 50-plussers gaat het nog steeds om één op vijf. Een goede 10% veranderde wel van job maar niet van werkgever. Het initiatief om intern van job te veranderen ging in de helft van de gevallen uit van de werknemer zelf. Dit zelfinitiatief Indien alles opnieuw te doen was dan zou de helft van de werknemers helemaal niets veranderen. De andere helft zou andere keuzes maken. 35 stijgt enigszins naarmate men beter geschoold is. Het initiatief van bedrijven om eigen werknemers van job te doen veranderen neemt af na 30. Dan neemt de zelfsturing van de werknemer toe. Het initiatief om extern van job te veranderen ligt, volgens de werknemers, ook meer bij de werknemer dan bij de werkgever. In iets meer dan één op vijf gevallen ging het om een individueel ontslag. Daarbij ging het dan nog meestal om het aflopen van een tijdelijk contract. Wat wil men vooral bereiken met een zelf ingediend ontslag? Een interessantere jobinhoud (vooral bij jongeren), een beter loon, een betere afstemming gezin-arbeid, een betere werksfeer en meer werkzekerheid zijn de belangrijkste redenen. - Volgens de werknemers loont mobiliteit. Als werknemers hun huidige met hun vorige job vergelijken, dan valt die vergelijking duidelijk in het voordeel van de huidige job. Dit geldt, op één na, voor elk mogelijk aspect van het werk: loon, autonomie, werkzekerheid, vereiste vaardigheden. Verrassend is dat dit ook opgaat voor degenen die ontslagen werden door de werkgever. Het enige aspect waar men er niet op vooruit gaat, is de tijd die men spendeert aan woon-werkverkeer. - Werknemers in België genieten van een hoge werkzekerheid. Dit geldt ook in tijden waar het economisch minder gaat. Minder dan één op tien werknemers schat de kans op ontslag in de nabije toekomst hoog tot zeer hoog in. - De helft van de werknemers heeft ‘een plan B’. Dit betekent dat ze een formeel of informeel scenario in het achterhoofd hebben wat te doen indien de huidige job op één of andere manier op de helling zou komen te staan. - Hoewel de werknemers de effecten van mobiliteit positief inschatten (zie hierboven) zijn ze niet echt geneigd zich mobiel op te stellen in de toekomst. De retentiegraad van werknemers in Belgische bedrijven ligt zeer hoog. Zo’n 40% is vast van plan om te blijven werken in het huidig bedrijf. Nog eens 40% is dit eveneens van plan maar zou een overstap eventueel wel overwegen indien er zich een plotse externe opportuniteit aandient. Een kleine 20% denkt eraan om te veranderen maar slechts een kwart daarvan is effectief op zoek naar ander werk. 36 - Werknemers kennen, naar eigen zeggen, zichzelf zeer goed. Ze weten wat hen energie geeft. Dat geldt ook voor hun loopbaan. Werknemers weten wat ze goed en fout hebben aangepakt in hun loopbaan. Ze zijn er ook van overtuigd dat ze zelf hun loopbaan sturen. Hier is duidelijk sprake van enige zelfoverschatting. Drie op vier vindt ook dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor successen en mislukkingen tijdens de loopbaan. Verandering schrikt hen niet af. Een grote meerderheid staat open voor veranderingen. Een kleine helft is zelfs uitdrukkelijk bereid risico’s te nemen tijdens de loopbaan. Deze uitspraken sporen niet helemaal met de relatief lage bereidheid tot mobiliteit in de toekomst (cfr. de hoge retentiegraad). - Een kleine helft van alle werknemers (40%) acht zichzelf weinig kansen toe om intern en extern van functie te veranderen. Bij de overheid gaat het zelfs om 55%! Zo’n 25% geeft zichzelf zowel intern als extern goede kansen om te veranderen van functie. - Hoewel werknemers naar eigen zeggen heel positief staan tegenover verandering, zijn twee derden van alle werknemers zichzelf idealiter in dezelfde job voor de rest van de loopbaan. Bij de 25-29 jarigen is dat ook al meer dan de helft! - Op de arbeidsmarkt is men veel sneller oud dan buiten de arbeidsmarkt. Het verschil bedraagt maar liefst 12 jaar (resp. 56,4 en 68,4 jaar). Wat men als oud beschouwt, hangt sterk af van de eigen leeftijd. Hoe ouder men zelf is, hoe hoger de leeftijd waarop men iemand als ‘oud’ beschouwt. Met 56,4 jaar ligt ‘oud’ op de arbeidsmarkt uiteraard ver onder de officiële pensioenleeftijd (65 jaar) maar zelfs onder de effectieve uittredeleeftijd (ongeveer 60 jaar). De leeftijd waarop men wenst met pensioen te gaan ligt op 60,7 jaar. Dit is een stijging met maar liefst 5 jaar op 12 jaar tijd. Ook de leeftijd waarop men effectief denkt op pensioen te kunnen gaan is met 5 jaar gestegen (van 59,7 jaar naar 64,8 jaar). Zo’n 25 % is nu al van mening dat ze pas na 65 jaar op pensioen zullen kunnen gaan. Bij jongeren ligt dit aandeel zelfs al op 43%. De werknemers nemen niet alleen massaal mentaal afscheid van de voortijdige uittrede op de arbeidsmarkt (slechts 5% denkt nu nog voor de leeftijd van 60 de arbeidsmarkt te kunnen verlaten), een redelijk grote groep anticipeert nu reeds op een mogelijke verhoging van de pensioenleeftijd in de toekomst. 37 11.Conclusie Wat kunnen we nu globaal besluiten uit deze studie? Is er echt sprake van een nieuwe loopbaanvisie? En, nog belangrijker, komt dit ook tot uiting op de arbeidsmarkt? Uit deze studie komt een eerder schizofreen beeld naar voor. Enerzijds heeft de gemiddelde werknemer wel oren naar het nieuwe loopbaandenken. Hij staat positief ten aanzien van leren. Hij neemt hiervoor zelf heel wat initiatief. Hij neemt eveneens veel initiatief als er intern en extern van werk moet worden veranderd. Hij bezit een grote zelfkennis. Hij vult zijn loopbaan zelfstandig in en is er in grote mate verantwoordelijk voor. Hij vult zijn loopbaan volgens eigen prioriteiten in. Veranderingen schrikken hem niet af, integendeel hij staat er positief tegenover. En bijna de helft is zelfs bereid risico’s te nemen tijdens de loopbaan. Dit zijn allemaal zaken die goed sporen met het nieuwe loopbaandenken. We merken meteen dat het vooral om intenties gaat. Maar er zijn anderzijds heel wat gegevens die een andere indicatie geven. Zo vinden werknemers dat de werkgevers verantwoordelijk zijn voor opleiding. In de praktijk blijken de laatsten ook grotendeels de rekening van opleidingen te betalen. Werknemers blijken ook redelijk sterk betrokken en emotioneel verbonden met de onderneming waar ze werken. Een grote meerderheid van de werknemers blijkt in de praktijk toch niet zo veranderingsminded. Zo’n twee op drie ziet zich in de zelfde job tot aan het pensioen. 70% ziet zichzelf idealiter bij dezelfde werkgever blijven tot het pensioen. Het life time-employment gevoel is nog steeds diep verankerd bij de gemiddelde werknemer in België. 40% van de werknemers ziet voor zichzelf weinig kansen om ander werk te vinden noch intern noch extern. Indien we ons beperken tot alleen extern, dan gaat het om zo’n 50%. Tenslotte, indien een grote erfenis of een winnend lot zou opduiken, dan zou de gemiddelde werknemer weliswaar in grote getale blijven werken (ook de 50-plussers!) maar het aandeel die hiervan zou gebruik maken om op zoek te gaan naar de droomjob zou beperkt blijven tot 10%. Dit zijn allemaal zaken die eerder doen denken aan het oude dan aan het nieuwe loopbaandenken. Indien we er rekening mee houden dat de wortels van het nieuwe loopbaandenken intussen al bijna 40 jaar teruggaan in de tijd en zeker de voorbije 20 jaar actief gepromoot zijn, dan kunnen we enkel besluiten dat de evoluties op het terrein (if any) zich wel zeer langzaam voltrekken. De vraag dringt zich zelfs op of het nieuwe loopbaandenken niet eens kritisch moet worden herdacht en of er geen nood is aan modellen die wat dichter aanleunen bij de heersende praktijk. Het hele model inzake nieuwe loopbaan is in de praktijk grotendeels gebaseerd op dit van de moderne 38 professional waarbij gemakshalve vergeten wordt dat een grote groep niet eens werknemer maar zelfstandige is. Een onderliggende maar zelden uitgesproken aanname hierbij is dat deze professionals pioniers zijn en dat de andere werknemers in de toekomst dit model zullen overnemen. Alleen al gezien de feitelijke ontwikkelingen op het terrein (cfr. de resultaten van deze studie) kunnen hierrond de nodige vraagtekens geplaatst worden. Dit betekent in geen geval een pleidooi voor de restauratie van het oude loopbaandenken voor de modale werknemer. In een apart kader reiken we zelf enkele elementen die nuttig kunnen zijn voor dit vernieuwde en ons inzien meer realistische model. 39 Een realistisch nieuw loopbaanmodel - Ook in het nieuwe model blijft de werknemer de uiteindelijke regisseur van zijn totale loopbaan. Geen enkel bedrijf of werkgever kan in de toekomst deze rol nog opnemen. Op termijn zal dit ook opgaan voor de overheid als publieke werkgever. De uiteindelijke regisseur is de werknemer zelf maar met hulp van de werkgever en de overheid. - Dit neemt niet weg dat ook in de toekomst werknemers nog lange loopbanen binnen bedrijven kunnen hebben. Ook in de toekomst zal een 20-jarige loopbaan binnen één bedrijf geen uitzondering zijn. Tijdens dit deel van de loopbaan speelt de werkgever uiteraard wel een belangrijke rol en kan hij in mindere of meerdere mate een deel van de regie van de loopbaan opnemen, zij het nooit volledig. We kunnen spreken van een co-regisseurschap. Deze langere loopbaan binnen één bedrijf kunnen we beschouwen als de kernloopbaan. Deze kan ook bestaan uit meerdere lange loopbanen van 10, 15 jaar bij twee of drie bedrijven. - Deze kernloopbaan kan voorafgegaan, gecombineerd en/of gevolgd worden door andere vormen van tewerkstelling: tijdelijk, uitzend, freelance… De duur van deze tewerkstelling kan uiteraard sterk verschillen. Het kan gaan van enkele weken, maanden tot vele jaren. We vermoeden dat deze vorm van tewerkstelling vooral aan het einde van de loopbaan in belang zal toenemen. Een belangrijke driver hiervoor is de behoefte/noodzaak om langer te werken. - Net zoals nu het geval is bij veel werknemers zal ook de werknemer van de toekomst zich dikwijls settelen bij een werkgever, met name tijdens de kernloopbaan. Het verschil met vroeger is dat er nu bepaalde momenten zijn waarop de werknemer uitdrukkelijk gestimuleerd/ondersteund wordt om na te denken over zijn loopbaan en om zijn loopbaancompetenties te versterken. Deze stimulus kan uitgaan van de werkgever, overheid, vakbond of andere partijen op de arbeidsmarkt. Deze stimulus/ondersteuning is absoluut nodig om de nadelige effecten van settelen te counteren. 40 41 42 Randstad Buro & Design Center b.71 Heizel Esplanade 1020 Brussel tel. 02 474 60 00 fax 02 476 08 07 [email protected] www.randstad.be Randstad Belgium nv, VG. 458/BUOSAP, 00256-406-20121120, 00256-405-20121120 - Randstad Construct nv, VG. 819/BC, 00257-406-20121120, 00257-405-20121120 - Randstad Professionals nv, VG. 1122/B, 00249-405-20121119, 00249-405-20130328 - V.U. Jan Denys