4 Neurologische observatie Hashimoto-encefalopathie Hashimoto encephalopathy J. Kliffen, B.C. Jacobs, B.C. ter Meulen Samenvatting Een 54-jarige vrouw presenteerde zich met progressieve hoofdpijn en wisselende neurologische symptomen gekenmerkt door een aandachtsstoornis, desoriëntatie en woordvindstoornissen. Enkele dagen later kreeg zij levendige, visuele hallucinaties. De oorzaak bleek een hashimoto-encefalopathie. De diagnose werd gesteld door het aantonen van autoantilichamen tegen schildklierperoxidase bij bloedonderzoek nadat andere oorzaken van plotselinge verandering in cognitie en gedrag waren uitgesloten. Vroege herkenning van de hashimoto-encefalopathie is belangrijk aangezien de ziekte goed reageert op behandeling met corticosteroïden. Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:191-95. Summary A 54-year-old woman presented with progressive headache and varying neurological symptoms characterized by an attention deficit, disorientation and speech difficulty. Several days later she developed animated visual hallucinations. These symptoms were caused by a Hashimoto encephalopathy. The diagnosis was made by detection of anti-thyroid peroxidase antibodies in a blood sample, after excluding other causes of sudden cognitive deficits and behavioural changes. Early recognition of Hashimoto encephalopathy is important since the disease reacts good to treatment with corticosteroids. Inleiding De hashimoto-encefalopathie (HE) werd in 1966 voor het eerst beschreven door Brain et al.1 Zij beschreven een 48-jarige man met stroke like-episoden in verschillende stroomgebieden, periodes van hallucinaties, agitatie en coma. De patiënt was reeds bekend met een hashimotothyreoiditis. Dit is een cellulaire ontstekingsreactie van de schildklier die is geassocieerd met de aanwezigheid van autoantilichamen tegen schildklierperoxidase (anti-thyroïd peroxidase-(anti-TPO)-antistoffen). De patiënt werd voor zijn schildklieraandoening behandeld met levothyroxine. De patiënt herstelde na in totaal 12 stroke like-episoden en enkele weken van hallucinaties en agitatie. Auteurs: dhr. drs. J. Kliffen, aios Neurologie, dhr. drs. B.C. ter Meulen, neuroloog, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam, dhr. dr. B.C. Jacobs, neuroloog, Erasmus MC, Rotterdam. Correspondentie graag richten aan dhr. drs. J. Kliffen, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, afdeling Neurologie, Jan Tooropstraat 164, 1061 AE Amsterdam, e-mail: [email protected] Belangenconflict: geen. Financiële ondersteuning: geen. Trefwoorden: anti-schildklier peroxidase, anti-TPO, encefalopathie, hashimotothyreoïditis, meningo-encefalitis. Keywords: anti-thyroid peroxidase, anti-TPO, encephalopathy, Hashimoto thyroiditis, meningoencephalitis. Ontvangen 2 maart 2011, geaccepteerd 13 september 2011. Tijdschrif t voor Neurologie & Neurochirurgie Supplement - nr. 4 - augustus 2012 191 Neurologie Tabel 1. Differentiaal diagnose van meningo-encefalitis. Deze tabel is niet uitputtend. infectieus viraal (herpessimplex type 1, 2, hiv), mycobacteriën, spirocheten (syfilis, borrelia), schimmels/gisten (cryptococcen, histoplasmosis, etc), parasitair. vasculitis of inflammatoir SLE, sarcoïdose, sjögrensyndroom, ziekte van Behcet. maligniteit Leptomeningeale metastasering, paraneoplastische limbische encefalitis (anti-NMDAR en anti-VGKC). allergisch NSAID, antibiotica (trimethoprim, amoxicilline, cephalosporine). idiopathisch syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada en in één-derde wordt geen oorzaak gevonden. hiv=humaan immunodeficiëntievirus, SLE=systemische lupus erythematodes, NMDAR=N-methyl-D-aspartaatreceptor, VGKC= voltage-gated potassium channel, NSAID=niet-steroïde ontstekingsremmende pijnstllers (‘non-steroidal antiinflammatory drugs’). Afgeleid uit Adams and Victors Principles of Neurology 9th ed. 2009. Hoofdstuk 33 viral infections of the nervous system, chronic meningitis and prion disease. Bladzijde 715. Sinds deze publicatie zijn meer dan honderd casusbeschrijvingen van HE in de literatuur verschenen.2-6 Klinisch manifesteert HE zich met een breed spectrum aan neurologische en psychiatrische symptomen waaronder stroke like-episoden, epileptische insulten, onwillekeurige bewegingen, hallucinaties en psychose. Bij laboratoriumonderzoek is er een hoge titer van anti-TPO-antistoffen in het bloed bijna altijd in combinatie met euthyreoïdie of een lichte hypothyreoïdie. Het tijdig stellen van de diagnose heeft therapeutische consequenties aangezien er een goede respons op corticosteroïden is. De diversiteit aan neurologische en psychiatrische symptomen waarmee een HE zich kan presenteren maakt de diagnose lastig. In deze neurologische observatie beschrijven wij de ziektegeschiedenis van een patiënte met HE. Patiëntcasus Een 54-jarige vrouw werd opgenomen in het ziekenhuis met progressieve hoofdpijn. De hoofdpijn was al vier weken continu aanwezig, drukkend van aard en ging gepaard met steken en een kloppend gevoel in het hoofd. De hoofdpijn nam toe bij staan en voorover bukken. Tijdens de opname werd een wisselende aandachtsstoornis gezien, desoriëntatie in plaats en tijd en woordvindstoornissen. Opdrachten werden adequaat maar zeer traag uitgevoerd. Enkele dagen later kreeg zij levendige, visuele hallucinaties. Zij zag vreemde personen en soms ook dieren. Daarnaast zag zij bloemen, rook en stromend water in haar kamer. 192 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie De patiënte was bekend met een hashimoto-thyreoiditis waarvoor zij 75µg levothyroxine gebruikte. In 2006 had ze een granulomateuze ontsteking van de lip (cheilitis granulomatosa). Zij had daarvoor gedurende een half jaar prednison gebruikt. Bij neurologisch onderzoek waren er geen afwijkingen, vooral geen meningisme, stuwingspapillen of focale neurologische afwijkingen. Zij had geen koorts of hypertensie. Aanvankelijk werd gedacht aan een ruimte-innemend proces, of oorzaken van verhoogde liquordruk zoals een sinustrombose of een chronische meningitis. Op de CT-hersenen werden geen afwijkingen gezien. Bij lumbaalpunctie (LP) was er een verhoogde druk van 30 cmH2O. Liquoronderzoek toonde een lichte pleiocytose van 47 cellen/µL (waarvan 46 cellen/µL mononucleaire leukocyten) zonder erytrocyten of maligne cellen, eiwitgehalte 0,75 g/L (n: <0,50 g/L), en glucose 3,1 mmol/L (n: 2,8-4,4 mmol/L). Bij MRIonderzoek werden geen sinustrombose of afwijkingen van het parenchym gevonden. EEG liet een onregelmatig achtergrondpatroon zien met beiderzijds temporaal een overmaat aan intermitterende trage activiteit. Ook bij een tweede LP twee weken later werden geen maligne cellen aangetroffen. Er was dus sprake van een meningo-encefalitis. De differentiaaldiagnose daarvan is uitgebreid (zie Tabel 1).7 Direct werd gestart met aciclovir intraveneus 10mg/kg driemaal daags totdat de virale diagnostiek negatief bleek voor de herpesvirussen. Oriënterend bloedonderzoek inclusief bezinkingssnelheid en vitamine B1/B12 toonde geen afwijkingen. De schildklier- vol 113 - nr.3 - juni 2012 4 functie en hypofysaire as waren beide normaal. Het anti-TPO was sterk verhoogd met 5.500 kU/L (n: <60 kU/L). Antinucleaire en paraneoplastische antilichamen (anti-Hu, anti-Ma2, anti-NMDAR, anti-VGKC) waren negatief. Uiteindelijk werd de diagnose hashimoto-encefalopathie gesteld en de patiënte werd behandeld met methylprednison 1.000 mg intraveneus per dag gedurende vijf dagen. Zij maakte een goed herstel door. De fatische stoornissen en hallucinaties verdwenen. De hoofdpijn zakte af maar persisteerde wel. Bij controle op de polikliniek enkele weken later had ze geen klachten meer, behoudens wat lichte hoofdpijn vanuit de nek. Pathogenese De pathofysiologie van HE is nog niet opgehelderd. De hoge anti-TPO-titers lijken eerder een marker voor een auto-immuunreactie dan dat het pathogenetisch is.8,9 Een correlatie van de hoogte van de anti-TPO-titers met de ernst van het ziektebeeld is niet duidelijk.4 Er vindt een stijging van antistoffen plaats na het stoppen met corticosteroïden zonder dat patiënten symptomen krijgen.10 Auto-immuunziekten komen vaker voor bij vrouwen en meerdere auto-immuunziekten komen vaak tegelijkertijd bij een patiënt voor. Dat geldt ook voor HE, wat ondermeer in combinatie met andere autoimmuunziekten, zoals systemische lupus erythematodes (SLE), diabetes mellitus type 1, en het syndroom van Sjögren wordt gezien en vaker bij vrouwen voorkomt dan bij mannen (verhouding 5:1). Ferracci et al. vonden aanwijzingen voor intrathecale productie van anti-schildklierantistoffen. Deze werden aangetroffen in de liquor van zes patiënten met HE en niet bij de 21 controlepatiënten.11 Het goed reageren van de aandoening op immunomodulatie en de vondst van anti-α-enolase en antineuronale antistoffen zijn verdere aanwijzingen voor een auto-immuunetiologie.10,12 Hersenbiopten laten een aspecifiek beeld zien met lichte lymfocytaire infiltratie van de kleine vaten.8 Er is verder weinig bewijs voor een vasculitis zoals vaatwandschade of vaatwandinfiltratie.5 Het is dus beter om te spreken van een vasculopathie dan van een vasculitis.8 Klinische verschijnselen en epidemiologie HE is een relatief zeldzame aandoening. De prevalentie wordt geschat op 2 per 100.000. De gemiddelde Tijdschrif t voor Neurologie & Neurochirurgie leeftijd waarop HE kan voorkomen ligt rond de 50 jaar, echter met een grote spreiding van de leeftijden.8 Het klinische beeld bestaat uit wisselingen in het bewustzijn die gepaard gaan met veranderd gedrag, psychose of hallucinaties. Epileptische aanvallen worden bij meer dan de helft van de patiënten gezien, zowel partiële als gegeneraliseerde insulten als status epilepticus. Onwillekeurige bewegingen zoals myoklonieën, tremoren en chorea worden waargenomen. Patiënten klagen regelmatig over hoofdpijn. In zeldzame gevallen treedt coma op of kan een patiënt zelfs overlijden ten gevolge van de aandoening.2,8 Daarnaast kunnen stroke like-episoden voorkomen met wisselende, focale uitvalsverschijnselen. Deze episoden bestaan uit hemiparese en halfzijdig gevoelsverlies. Bij uitblijven van een behandeling kan uiteindelijk een progressie plaatsvinden naar dementie.10 De symptomen zijn aspecifiek en lijken op die van andere ziektebeelden, vandaar dat het soms enige tijd duurt alvorens de diagnose gesteld wordt. Castillo et al. vonden in hun retrospectieve analyse van 20 patiënten met HE als meest frequente misdiagnosen de virale meningitis, de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en degeneratieve dementie.2 Andere behandelbare oorzaken dienen uitgesloten te worden, met name een herpessimplexencefalitis. Aanvullend onderzoek Positieve anti-TPO-antistoffen zijn pathognostisch, deze antistoffen komen echter bij 10% van de algemene bevolking voor.2 Bij bloeddonoren worden vaak in lagere titers anti-TPO- en anti-thyroglobuline (antiTG)-antistoffen gevonden, met een prevalentie tot wel 30% bij oudere vrouwen.13 Er wordt geen duidelijke correlatie gevonden tussen de hoogte van antiTPO en de ernst van de neurologische stoornissen.14 Bij 70% van de patiënten met HE zijn de anti-TGantistoffen positief.5 Het merendeel van de patiënten heeft een euthyroïde status of een subklinisch hypothyreoïdie. Hypothyreoïdie en ook hyperthyreoïdie kunnen voorkomen en dienen behandeld te worden.8 Liquoronderzoek laat bij ongeveer vier van de vijf patiënten een licht verhoogd eiwitgehalte zien en daarnaast kan er een lichte lymfocytaire pleiocytose aanwezig zijn.8 In het EEG wordt bij nagenoeg alle patiënten trage activiteit gezien, een aspecifieke bevinding. Opvallend is dat zelden epileptiforme afwijkingen worden gevonden, ook bij patiënten die Supplement - nr. 4 - augustus 2012 193 Neurologische observatie Aanwijzingen voor de praktijk 1. Vergeet niet bij wisselende neurologische en psychiatrische symptomen zoals stroke like-episoden, onwillekeurige bewegingen, gedragsveranderingen, hallucinaties en psychose te denken aan een hashimoto-encefalopathie. 2. Andere diagnoses dienen eerst uitgesloten te worden alvorens te spreken van een hashimotoencefalopathie. 3. De aanwezigheid van autoantilichamen tegen schildklierperoxidase in het bloed is obligaat voor het stellen van de diagnose. 4. Bloedonderzoek zal bij de meeste patiënten normale schildklierhormoonwaarden tonen. 5. De hashimoto-encefalopathie kent een goede respons op corticosteroïden. 6. Recidivering na behandeling kan optreden en reageert vaak hetzelfde als na de eerste behandeling. klinisch langdurige epileptische aanvallen hebben.15 Bij beeldvorming worden bij ongeveer de helft van de patiënten aspecifieke witte stofafwijkingen gevonden die voornamelijk subcorticaal gelokaliseerd zijn. Deze herstellen na behandeling.10 Behandeling en prognose De behandeling van HE bestaat uit het toedienen van immunosuppressiva en eventueel symptomatische behandeling van hypothyreoïdie en epilepsie. Eerst kan een hoge dosering corticosteroïden worden gegeven.8 Dit kan met prednison oraal (gewoonlijke dosering van 50-150 mg/dag) gedurende een aantal weken of een stootkuur methylprednison intraveneus voor 3-7 dagen (1.000 mg/dag).5 Verbetering van symptomen treedt snel op, vaak binnen een week. Recidivering na behandeling kan optreden en reageert vaak hetzelfde als na de eerste behandeling.5 Om herhaling te voorkomen wordt geadviseerd om de prednison bij orale toediening langzaam over weken tot maanden uit te sluipen.4 Een review van Chong et al. meldt een verbetering in 98% van de patiënten die werden behandeld met corticosteroïden.9 Na staken van de behandeling blijft 90% van de patiënten in remissie en komt tot premorbide functioneren. De ziekteduur varieerde tussen 2-25 jaar.5 Er zijn neurologische beschrijvingen waarin HE behandeld werd met intraveneus toegediende immu- 194 noglobulinen of plasmaferese. Deze behandeling wordt vaak gegeven indien er een matige respons op corticosteroïden is. De effecten zijn over het algemeen positief, er zijn echter te weinig gegevens om een betrouwbare uitspraak te doen. Behandeling met cytostatica, waaronder cyclofosfamide, methotrexaat en azathioprine worden met wisselend succes beschreven.5,8 Nomenclatuur De naam hashimoto-encefalopathie suggereert een causaal verband tussen de hashimotothyreoiditis en het neurologische ziektebeeld. Anti-TPO-antistoffen zijn pathognostisch, echter niet specifiek voor de aandoening en spelen een nog onduidelijke rol. Andere termen die voor de entiteit zijn aangedragen zijn ‘encephalopathy associated with Hashimoto’s thyroiditis’ en ‘nonvasculitic autoimmune meningoencephalitis (NAIM)’. Aangezien het ziektebeeld goed op corticosteroïden reageert stelden Castillo et al. voor te spreken van een ‘steroid-responsive encephalopathie associated with autoimmune thyreoiditis’ (SREAT).2 Een goede eenduidige term ontbreekt vooralsnog. Conclusie Hashimoto-encefalopathie wordt gekenmerkt door een wisselend bewustzijn, veranderingen in cognitie en gedrag en/of epilepsie en komt voor bij patiënten Tijdschrif t voor Neurologie & Neurochirurgie Supplement - nr. 4 - augustus 2012 4 met anti-TPO-antistoffen. Er zijn geen specifieke klinische kenmerken voor een hashimoto-encefalopathie en het is dus belangrijk om bij bovengenoemde kenmerken aan deze zeldzame diagnose te denken. Er zijn nog veel onzekerheden met betrekking tot de onderliggende pathofysiologie. Vroege herkenning is belangrijk aangezien het ziektebeeld goed reageert op behandeling met corticosteroïden. 6. Van Oostrum JC, Schaafsma A, Haaxma R. Het variabele beeld van de Hashimoto-encefalopathie. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:1319-22. 7. Ropper A, Samuals M. Adams and Victors Principles of Neurology 9th ed. 2009. 8. Mocellin R, Walterfang M, Velakoulis D. Hashimoto’s encephalopathie: epidemiology, pathogenesis and management. CNS Drugs 2007;21:799-811. 9. Chong JY, Rowland LP, Utiger RD. Hashimoto encephalopathy: syndrome or myth? Arch Neurol 2003;60:164-71. 10. Fatourechi V. Hashimoto’s encephalopathy: myth or reality? An endocrinologist’s perspective. Best Pract Res Clin Endocrinol Metab 2005;19:53-66. Referenties 11. Ferracci F, Moretto G, Candeago RM, et al. Antithyroid antibodies in the 1. Brain L, Jellinek E, Ball K. Hashimoto’s disease and encephalopathy. CSF. Neurology 2003;60:712-4. Lancet 1966;2:512-4. 12. Chong JY, Rowland LP. What’s in a NAIM? 2006;63:175-6. 2. Castillo P, Woodruff B, Caselli R, et al. Steroid-responsive encephalopa- 13. Prentice LM, Phillips DI, Sarsero D, et al. Geographical distribution of thy associated with autoimmune thyroiditis. Arch Neurol 2006;63:197-202. subclinical autoimmune thyroid disease in Britain: a study using highly sen- 3. Sawka AM, Fatourechi V, Boeve BF, et al. Rarity of encephalopathy as- sitive direct assays for autoantibodies to thyroglobulin and thyroid peroxi- sociated with autoimmune thyroiditis: a case series from Mayo Clinic from dase. Acta Endocrinol 1990;123:493-8. 1950 to 1996. Thyroid 2002;12:393-8. 14. Kothbauer-Margreiter I, Sturzenegger M, Komor J, et al. Encephalopa- 4. Cantón A, De Fàbregas O, Tintoré M, et al. Encephalopathie associated thy associated with hashimoto thyroiditis: diagnosis and treatment. J Neu- to autoimmune thyroid disease: a more appropriate term for an underesti- rol 1996;243:585-93. mated condition? J Neurol Sci 2000;176:65-9. 15. Schauble B, Castillo PR, Boeve BF, et al. EEG findings in steroid-res- 5. Marshall GA, Doyle JJ. Long-term treatment of Hashimoto’s encephalo- ponsive encephalopathy associated with autoimmune thyroiditis. Clin Neu- pathy. J Neuropsychiatry Clin Neurosci 2006;18:14-20. rophysiol 2003;114:32-7. Tijdschrif t voor Neurologie & Neurochirurgie Supplement - nr. 4 - augustus 2012 19 5