bijlage i samenvatting van de productkenmerken

advertisement
SKP – NL versie
Prednisolone 2,5%
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
SKP – NL versie
1.
Prednisolone 2,5%
NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
PREDNISOLONE 2,5 %.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Werkzaam bestanddeel:
Prednisolone 25 mg per ml.
Hulpstoffen:
Zie rubriek 6.1 voor de volledige lijst van hulpstoffen.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Doeldiersoort
Hond.
4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoort
- Voor de symptomatische behandeling van ontstekingsprocessen. Hierbij dient een causale therapie
simultaan te worden ingesteld.
- Voor de symptomatische behandeling van allergische reacties.
4.3 Contra-indicaties
Hart- en leverinsufficiëntie, diabetes mellitus, verzwakte dieren, drachtige dieren, recente chirurgische
ingreep, virale infectie, vaccinatie, maagaandoeningen, intens parasitisme en glaucoomantecedenten.
4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is
Zie contra-indicaties en bijzondere voorzorgen bij gebruik.
4.5
Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
- De therapie met corticosteroïden steeds gradueel en degressief stopzetten, nooit abrupt.
- Enkelvoudige doseringen, zelfs hoge, zijn virtueel onschadelijk tenzij bij absolute contra-indicaties
zoals dracht, diabetes mellitus of virale infecties.
- Bij de behandeling van infectieuze aandoeningen moet men tevens een specifieke therapie met
antibiotica of chemotherapeutica instellen.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren
toedient
Vermijd direct contact met de injectievloeistof.
4.6 Bijwerkingen (frequentie en ernst)
Vooral bij langdurige therapie of hoge doses kunnen deze optreden:
- Glucocorticosteroïden hebben een licht androgeen karakter omwille van hun metabolisatie tot 17ketosteroïden.
- Nevenwerkingen omwille van de metabole activiteit:
o Diabetes mellitus kan geïnduceerd of verergerd worden.
o Spierzwakte en huidatrofie.
o Osteoporosis.
2
SKP – NL versie
-
4.7
Prednisolone 2,5%
o Zoutretentie met oedeemvorming, hypokalemie.
Storende invloed op de hypothalamus - hypofyse - bijnierschors (iatrogene bijnier).
Reductie van het lymfoïde weefsel.
Bij de hond werd foetotoxiciteit waargenomen.
Systemisch toegediende corticosteroïden kunnen polyurie, polydipsie en polyfagie veroorzaken,
voornamelijk gedurende de vroege stadia van de therapie. Het gebruik van corticosteroïden kan de
wondheling vertragen en de immunosuppressieve werking kan de weerstand voor infecties
afzwakken of bestaande infecties verergeren. In de aanwezigheid van een bacteriële infectie is een
gelijktijdige antibacteriële therapie meestal vereist. In de aanwezigheid van virale infecties kunnen
corticosteroïden het verloop van de ziekte versnellen. Het is aanbevolen om corticosteroïden niet
toe te dienen aan dieren met schimmelinfecties. Het gebruik van corticosteroïden kan een
vergroting van de lever (hepatomegalie) veroorzaken met verhoogde serum leverenzymen en kan
het risico op acute pancreatitis verhogen. Andere mogelijke bijwerkingen geassocieerd met het
gebruik van corticosteroïden zijn veranderingen in de bloed biochemische en haematologische
parameters. Ernstige bijwerkingen na langdurig gebruik komen vaker voor dan na een
enkelvoudige hoge dosis, die over het algemeen beter getolereerd wordt.
Bij patiënten die niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen kregen, kunnen gastrointestinale ulceraties verergerd worden door corticosteroïden.
Gebruik tijdens dracht en lactatie
Dracht:
Het gebruik van corticosteroïden wordt afgeraden bij drachtige dieren. Bij proefdieren is bekend dat
toediening gedurende de vroege dracht foetale afwijkingen veroorzaakte. Toediening gedurende de
late dracht veroorzaakt vaak abortus of een vroeggeboorte bij herkauwers en kan een gelijkaardig
effect hebben bij ander species.
Lactatie:
De toediening tijdens de lactatie moet met de nodige omzichtigheid gebeuren.
4.8 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Antihistaminica, barbituraten en fenytoïne stimuleren het metabolisme van de corticosteroïden door
enzyminductie en verminderen dus de activiteit van prednisolone. Anderzijds potentialiseert
prednisolone de werking van barbituraten.
Gelijktijdig gebruik van anticholinergica kan de oogdruk doen verhogen. Prednisolone antagoniseert
de effecten van insuline.
4.9 Dosering en toedieningsweg
Algemene therapie:
Hond: 0,5 - 2,5 mg prednisolone/kg lg. (= 0,02 – 0,1 ml Prednisolone 2,5%/kg lg.).
De startdosis wordt individueel per dier bepaald en deze dosis wordt gradueel verlaagd tot een
effectieve onderhoudsdosis. Deze wordt bij voorkeur 's morgens gegeven om het circadiane ritme van het plasmacortisol niet te verstoren.
Prednisolone 2.5 % niet gebruiken bij honden die minder dan 3 kg wegen. Gebruik in voorkomend
geval Prednisolone 1 %.
De oplossing toedienen door middel van een intramusculaire injectie.
4.10 Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota), indien noodzakelijk
De therapeutische index van prednisolone is zeer breed. Een overdosering kan toch voorkomen bij een
te lange therapieduur.
De effecten welke optreden bij zulke relatieve overdosering werden hoger beschreven.
Antidota: Symptomatische geneesmiddelen (diuretica, kalium).
3
SKP – NL versie
Prednisolone 2,5%
4.11 Wachttijd
Niet van toepassing.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacotherapeutische groep: Corticoïden, ATCvet-code: QH02AB04.
5.1 Pharmacodynamische eigenschappen
Prednisolone is het synthetisch 1,2-gedehydrogeneerd derivaat van het natuurlijk hydrocortisone
(cortisol) en behoort tot de kortwerkende glucocorticosteroïden.
De glucocorticoïde activiteit van prednisolone is 4x sterker dan die van hydrocortisone terwijl het
mineralocorticoïd effect gering blijft (0,8 t.o.v. 1 voor hydrocortisone).
- Werking:
o Glucocorticoïde werking:
 Metabool:
• Gluconeogenese t.h.v. de lever en remming van het perifere
glucoseverbruik.
• Katabole werking op de weefselproteïnen (spier, collageen, huid, bot).
• Redistributie van vetweefsel.
 Ontstekingsremmend vooral in de proliferatieve fase (chronische gevallen).
 Antiallergisch door inhibitie van de histaminesecretie.
 Onderdrukking van (auto-)immuunreacties door hypolymphocytose.
 Uitschakeling van de negatieve feedback van de bijnierschors.
o Mineralocorticoïde werking:
Reabsorptie van water, natrium en chloriden t.h.v. de distale niertubuli door
uitwisseling tegen kalium, calcium en fosfaten.
- Werkingsmechanisme :
Na binding met specifieke receptoreiwitten in het cytoplasma wordt de genetische transcriptie t.h.v.
de celkern gemodificeerd, hetzij door een stimulatie, hetzij door een remming van de synthese van
bepaalde enzymen afhankelijk van het target weefsel/orgaan.
Glucocorticosteroïden stabiliseren de lysosomen en beïnvloeden de membraanpermeabiliteit.
Glucocorticosteroïden verhinderen eveneens dat de precursor van de prostaglandinesynthese, het
arachidonzuur, wordt vrijgezet uit de phospholipide depots in de celmembraan.
5.2 Pharmacokinetische eigenschappen
Hond:
Na een intramusculaire injectie van een dosis van 2,5 mg per kg lichaamsgewicht werd prednisolone
snel geresorbeerd vanuit de injectieplaats.
De maximale plasmaconcentratie (Cmax) van 1303 ng/ml werden reeds bereikt na 1,1 uur (Tmax).
12 uur en 24 uur na de injectie werden plasmaconcentraties gemeten van, respectievelijk, gemiddeld
24,4 en 3,6 ng/ml.
De eliminatie-halfwaardetijd (t1/2) bedroeg gemiddeld 4,3 uur.
De belangrijkste farmacokinetische parameters werden samengevat in de onderstaande tabel:
Parameter
Cmax (ng/ml)
Tmax (u)
t1/2 (u)
AUC0–∞ (ng·u/ml)
MRT (u)
Gemiddelde waarde
1303
1,1
4,3
5045
3,4
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
4
SKP – NL versie
Prednisolone 2,5%
- Benzylalcohol
- Methylpyrrolidone
- Water voor injectie
6.2 Onverenigbaarheden
Corticosteroïden zijn onverenigbaar met alkalische stoffen en oxydantia.
6.3 Houdbaarheidstermijn
Houdbaarheid van het diergeneesmiddel in de verkoopverpakking: 2 jaar.
Houdbaarheid na eerste opening van de container: 4 weken.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C.
Bescherm tegen licht.
6.5 Aard en samenstelling van de primaire verpakking
Amberkleurige, glazen flacons met 25 en 50 ml, afgesloten met bromobutyl stoppen en aluminium
caps.
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor de verwijdering van het ongebruikte
diergeneesmiddel of eventueel uit het gebruik van een dergelijk middel voortvloeiend
afvalmateriaal
Ongebruikte diergeneesmiddelen of restanten hiervan dienen in overeenstemming met de lokale
vereisten te worden verwijderd.
7.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
V.M.D. n.v.
Hoge Mauw 900
B-2370 Arendonk.
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE-V104167
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
01/09/1973 // 10/09/2010
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
09/2010.
VERBODSMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN DE VERKOOP, DE LEVERING EN/OF
HET GEBRUIK
Aflevering: Op diergeneeskundig voorschrift.
5
Download