Je moet niet groot zijn om rijk te zijn

advertisement
‘Je moet niet groot zijn om rijk te zijn’
De vier BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China, ontwikkelen zich razendsnel tot
economische grootmachten. Voor sommigen is die ontwikkeling angstaanjagend, maar dat zijn
‘idioten’, zegt Jim O’Neill, de hoofdeconoom van Goldman Sachs en de man die de term ‘BRIC’
uitvond in een interview met De Tijd: ‘Iedereen wordt beter van de groei van de BRIC-landen,
ook wij in West-Europa’. Zeven jaar geleden al voorspelde O’Neill dat de BRIC-economieën
groter zouden worden dan die van de belangrijkste westerse industrielanden. Nu zegt hij dat
dat al in 2035 staat te gebeuren.
In november 2001 gebruikte Jim O’Neill voor het eerst de term ‘BRIC’ in een rapport dat onderzocht
wat de ontwikkeling van Brazilië, Rusland, India en China voor de wereldeconomie kon betekenen.
Het duurde tot 2003 en het rapport ‘The Path to 2050’ voor BRIC uitgroeide tot een begrip. Toen
voorspelde O’Neill dat deze vier landen in 2050 op de lijst van de tien grootste wereldeconomieën
zouden staan. Vandaag spreekt niemand hem nog tegen.
Tijd voor een interview heeft O’Neill enkel als het telefonisch kan, en dan nog op een drafje. Maar we
breken het ijs door hem te feliciteren met de overwinning van zijn favoriete voetbalclub Manchester
United in de Champions League, zeg maar de hoogste Europese competitie voor clubelftallen.
Ondanks zijn status in de City, het financiële hart van Londen, heeft de vijftigjarige O’Neill zijn roots
nooit verloochend: zijn Noord-Engelse afkomst, zijn gezond boerenverstand, en zijn liefde voor het
spelletje genaamd voetbal.
Even gepassioneerd bestudeert hij de economie. Dat deed hij al aan de Sheffield University, hij
doctoreerde aan de University of Surrey, en begon zijn carrière als economist bij de Bank of America.
Bij Marine Midland Bank specialiseerde hij zich in valuta maar zijn grote doorbraak kwam er als
hoofdonderzoeker bij Swiss Bank Corporation. Acht jaar later, in 1995, deed Goldman Sachs hem een
voorstel waardoor hij een van de bestbetaalde mannen in de City werd. Samen met Gavin Davies
kwam hij aan het hoofd van de economische afdeling van Goldman Sachs Londen te staan. Tot
Davies in 2001 de zakenbank verliet om voorzitter van de BBC te worden. O’Neill moest iets doen om
zijn naam te maken, en pakte uit met zijn eerste BRIC-rapport.
Deze vraag is u waarschijnlijk al duizend keer gesteld, maar hoe bent u op het concept ‘BRIC’
gekomen?
O’Neill: ‘Het is allemaal gebeurd in de weken na het vertrek van Gavin Davies. Ik stond voor de
uitdaging om het prestige van de onderzoeksafdeling van Goldman Sachs op peil te houden. Ik
genoot bekendheid als dollarspecialist maar ik wilde de afdeling niet leiden als een valutakantoor. Ik
vond dat we meer moesten nadenken over hoe de wereld zich zou ontwikkelen, los van de
economische cycli die de zeven grootste wereldeconomieën bepalen. Tot dan bekeken we enkel de
evolutie van het BBP, de rente en de wisselkoersen. We hadden weinig oog voor de sociale aspecten
van economische veranderingen.’
‘Ik zat in dat hele denkproces toen de aanslagen van 9/11 plaatsvonden. Die aanslagen maakten een
geweldige indruk op mij omdat ik een dag eerder in het World Trade Center van New York was
geweest. Ik was net terug in Londen aangekomen toen de hel losbarstte. Dat maakte het behoorlijk
emotioneel. De wreedheid van 9/11 leverde mij het bewijs dat de globalisering van de economie nooit
een Amerikanisering zou kunnen zijn. Mijn ogen gingen open: er zijn mensen op deze wereld die
willen participeren aan de globalisering maar niet noodzakelijk op de manier die wij Westerlingen voor
ogen hebben. In dat licht ben ik de economie anders gaan bekijken en van daaruit is het BRICs-idee
ontstaan.’
Dus eigenlijk door na te denken over de globalisering, en over de kloof tussen de ontwikkelde en de
ontwikkelingslanden bent u op het BRIC-concept gekomen?
O’Neill: ‘Precies. Ik heb een rapport geschreven dat in november 2001 is verschenen: ‘Building Better
Global Economic BRICs’. Heel bewust koos ik ervoor om de economie van de vier
ontwikkelingslanden met de grootste bevolking te analyseren. Ik toonde aan dat de economische groei
in deze vier landen heel snel die van de G7 (de zeven belangrijkste industrielanden) zou voorbij
steken, en dat de BRIC-landen tegen 2010 zo veel economische slagkracht zouden hebben dat ze
ook politiek en maatschappelijk niet te negeren zouden zijn.’
Toch pikte in 2001 nagenoeg niemand uw ideeën op. Het duurde tot 2003 voor de term BRIC ernstig
werd genomen. Hoe kwam dat?
O’Neill: ‘In 2001 en 2002 was Wall Street vooral bezig met de crisis in Argentinië.
Ontwikkelingslanden hadden op dat moment zo’n slechte reputatie dat niemand er warm voor liep. In
2003 publiceerde Goldman Sachs een tweede rapport: ‘Dreaming with BRICs: The Path to 2050’.
Daarin tonen we aan dat de economieën van Brazilië, Rusland, India en China in 2050 tot de leidende
wereldeconomieën zullen behoren. In het eerste rapport stelden we nog dat de economie van China
groter zou worden dan die van Duitsland, in het tweede rapport beweerden we dat China de grootste
economische macht van de wereld zou worden. Die voorspelling was spectaculairder en maakte iets
los. Onze bewering dat de grootste wereldeconomieën (uitgedrukt in BBP) in 2050 niet langer de
rijkste (uitgedrukt in inkomen per capita) zouden zijn, zette investeerders aan het denken.’
Daarna doken overal BRIC-investeringsfondsen op, BRIC groeide uit tot een modewoord. Critici
beweren dat het niet meer is dan dat: een marketinginstrument, een sexy benaming voor wat vroeger
omschreven werd als de ‘emerging markets’.
O’Neill: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Het klopt dat het hier gaat om vier afzonderlijke landen, maar
ze maken deel uit van de moderne, geglobaliseerde wereld en ze vertegenwoordigen door hun
bevolkingsgrootte een enorm potentieel voor economische groei. Het mooiste bewijs dat ze veel
gemeen hebben is het feit dat de ministers van buitenlandse zaken van de vier landen in mei
samengekomen zijn in Rusland. Ze hebben er voor het eerst gesproken over hun voornemen om een
formele alliantie te vormen. Als er al een BRIC-‘ministerraad’ samenkomt, kun je toch niet meer van
een marketinggimmick spreken?’
Waarom koos u in 2001 voor Brazilië, Rusland, India en China. Er zijn toch nog veel andere landen
met een grote bevolking en een groot ontwikkelingspotentieel?
O’Neill: ‘Elk van de landen moest het potentieel bezitten om 5 procent van de wereldeconomie te
vertegenwoordigen. Daarvoor komen enkel landen met een zeer grote bevolking in aanmerking.
Achteraf bekeken had ik net zo goed Mexico aan het lijstje kunnen toevoegen. Indonesië heeft ook
een grote bevolking maar ik schat Mexico hoger in. Dus, misschien hadden we moeten spreken van
BRIMC, met de M van Mexico. Maar dat klinkt natuurlijk niet zo goed als BRIC (lacht).’
Vandaag gelooft bijna iedereen dat China, Rusland en India kunnen uitgroeien tot economische
grootmachten. Hoe doen deze landen het momenteel in uw ogen?
O’Neill: ‘Ze groeien alle drie met gemiddeld twee procentpunten per jaar meer dan wij voorspeld
hadden. Ze doen het met andere woorden economisch heel goed, wat verklaart dat de meeste
mensen vandaag begrijpen dat ze op termijn economische grootmachten kunnen worden.’
‘Goldman Sachs heeft een Growth Environment Score (GES) ontwikkeld, een index met 13 variabelen
die de vooruitgang van deze landen meet. In deze index presteert China momenteel het best - hoewel
het al de grootste van de BRIC-landen is.’
Welke zijn de grootste problemen waar deze BRIC-landen voor staan?
O’Neill: ‘India staat voor de zwaarste opgave. Het land scoort van de vier BRIC-landen het laagst in
scholing en vorming. Voor veel mensen is dat een verrassing: men denkt dat in India heel wat
goedopgeleiden afstuderen. Dat is ook zo, maar het is een elite. Naar schatting 500 miljoen mensen
krijgen er helemaal geen scholing. Bovendien moet India macro-economisch beter presteren: er zijn
handelsbarrières die weggewerkt moeten worden, er is nood aan een duidelijke fiscale
reglementering. Tenslotte moet er meer politieke stabiliteit komen en dient de corruptie aangepakt te
worden. De openbare sector werkt in India heel inefficiënt.’
‘Voor Rusland zie ik drie uitdagingen: de inflatie bestrijden, de afhankelijkheid van inkomsten uit
grondstoffen verminderen, en de levensverwachting verhogen. De doorsnee mannelijke Rus heeft een
levensverwachting van 58 jaar, dat is ontzettend laag. Alcoholisme vormt een enorm probleem.’
‘China presteert macro-economisch heel sterk. Maar het land moet werken aan een beter wettelijk
kader, het bestrijden van corruptie,… En niet te vergeten is er de vraag of China -traag maar zekerkan evolueren naar een democratie.’
Hoe belangrijk is het dat Rusland en China hun totalitair karakter afwerpen?
O’Neill: ‘Politieke evolutie is belangrijk voor beide landen, maar ik geloof niet dat het debat zo
zwart/wit is als wij Westerlingen het graag voorstellen. Ik was in mei in Rusland en ik merkte dat de
Russische bevolking gewoon niet dat verlangen naar democratie heeft zoals wij dat in het Westen
kennen. De Russen vinden politieke stabiliteit veel belangrijker, dat gaat voor hen boven politieke
democratie. Daarom denk ik niet dat wij ons model moeten opdringen, dat zou een catastrofe zijn. We
moeten aanvaarden dat niet iedereen in de wereld onze gedachten en overtuigingen deelt. Laat die
landen zich op hun eigen tempo ontwikkelen, dat is eigenlijk het grondidee van het BRIC-concept.’
‘Als Rusland drie stappen vooruit en twee achteruit zet, gaan ze nog altijd vooruit. En ik denk dat het
nodig is dat ze die twee stappen achteruit zetten opdat ze de volgende keer drie stappen vooruit
zouden kunnen zetten. Begrijp je? Laat de tijd zijn werk doen, op termijn wordt Rusland een
democratie, maar het zal op hun eigen tempo moeten gebeuren.’
Brazilië is een beetje het buitenbeentje in het BRIC-concept. Het land lijkt achterop te hinken in
vergelijking met de drie anderen. Kan Brazilië zijn potentieel waarmaken?
O’Neill: ‘De eerste jaren hinkte Brazilië inderdaad achterop, de cijfers vielen zwaar tegen. Waarop
heel veel mensen schreven dat Goldman Sachs de B in BRIC maar moest laten vallen. Maar het
voorbije jaar is de groeimotor in Brazilië eindelijk aangeslagen. Ik durf te voorspellen dat Brazilië
tussen nu en 2010 misschien wel de interessantste van de vier BRIC-landen zal zijn. Er zijn tekenen
dat de groei in Brazilië ook de komende jaren tussen 5 en 6 procent zal liggen. Als Brazilië tegen 2050
wil uitkomen waar wij voorspelden, moet het gemiddeld jaarlijks met 3,7 procent groeien. Ik heb er
vertrouwen in dat het land ook zijn lange termijn potentieel zal waarmaken.’
‘Ik vind dat nogal wat mensen zich vergissen in Brazilië. Tussen 1970 en 2000 was het economisch
een zeer instabiel land met een inflatie die de pan uitrees. Als Brazilië de inflatie in bedwang kan
houden en economische schokken vermijden, kan het land heel snel groeien. Het voorbije jaar heb ik
veel reacties gekregen van investeerders en zakenmensen die dat potentieel onderkennen, en die mij
bevestigen: Brazilië verdient het om een BRIC te zijn. Overigens, ook de beurs doet het dit jaar
uitstekend in Brazilië.’
Van welke vooruitzichten gaat u nu uit voor de BRIC-landen?
O’Neill: ‘Tesamen zitten de vier landen nu al aan naar schatting 15 procent van het wereldBBP. China
staat op het punt om de Duitse economie in te halen, en moet dus individueel al aan zo’n 7 procent
komen. Tegen 2020 zullen de BRIC-landen zeker boven de kaap van 20 procent zitten, ik vermoed
zelfs dat ze eerder in de buurt van 25 procent zullen komen. En tegen 2035 kunnen de BRIC-landen
groter zijn dan de huidige G7.’
De G7 betrekt steeds meer Rusland bij zijn gesprekken (in dat geval wordt er gesproken over de G8,
nvdr). De andere BRIC-landen worden echter maar sporadisch uitgenodigd. Is dat een manco?
O’Neill: ‘Zeker. Het is bijna beschamend om te zien hoe de BRIC-landen buiten de gesprekken
gehouden worden. Een hervorming van de G7 dringt zich op. Minstens China zou mee aan de tafel
moeten zitten, en eigenlijk hebben alle vier de landen er hun plaats. Je kunt geen enkel globaal
economisch probleem van deze tijd oplossen als deze vier landen niet betrokken zijn. Hoe kun je de
milieu-gevolgen van de snelle groei van de BRIC-landen aanpakken, als je ze niet als gelijke partners
behandelt?’
‘Het zou logisch zijn om te evolueren naar een G13. De Britse premier Gordon Brown is zich daar
gelukkig van bewust, net zoals zijn Franse collega Sarkozy maar het blijft uitkijken naar de reacties
van andere landen. Een aantal van hen vreest dat een uitbreiding van de G7 hun vertegenwoordiging
zal aantasten. En landen als Italië en Canada vrezen natuurlijk dat zij eruit zullen vliegen.’
Een paar jaar geleden introduceerde Goldman Sachs het concept van ‘the Next Eleven’ (N-11). Ook
dit is een lijst van ontwikkelingslanden met groeipotentieel: Indonesië, Iran, Korea, Mexico, Nigeria,
Egypte, Turkije, Vietnam, de Filippijnen, Pakistan en Bangladesh. Wat is het verschil met de BRIClanden?
O’Neill: ‘De Next Eleven zijn landen die net als de BRIC-landen over een grote bevolking beschikken,
maar die niet hun ontwikkelingspotentieel bezitten. Het zijn landen die economisch fors kunnen
groeien -daarvoor moeten ze wel nog veel problemen overwinnen-, maar die nooit zo groot zullen of
kunnen worden als Brazilië, Rusland, India of China. Eigenlijk kunnen deze elf landen tesamen maar
zo groot worden als de economie van China alleen. Ze zitten dus wel degelijk een categorie lager dan
de BRIC – wat dan weer niet betekent dat er geen mooie groeiverhalen tussen zitten. Mexico
bijvoorbeeld heeft het potentieel om in de buurt van Rusland of Brazilië te komen. En Mexico, Korea
en Indonesië moeten op termijn kunnen rivaliseren met de economie van enkele West-Europese
grootmachten als Duitsland of Frankrijk. Nigeria moet dan weer de Italiaanse economie kunnen
evenaren.’
Interessant dat u Nigeria vernoemt. Dat is eigenlijk het enige land in Afrika dat op jullie lijstjes
voorkomt.
O’Neill: ‘Veel mensen dachten verkeerdelijk dat de BRIC-status in Afrika toekwam aan Zuid-Afrika.
Maar daar hebben wij nooit in geloofd. Daarvoor is de bevolking van Zuid-Afrika gewoon niet groot
genoeg. In Nigeria wonen er bijna vier keer zo veel mensen als in Zuid-Afrika. Nigeria is volgens ons
de belangrijkste plaats in Afrika.’
U komt altijd terug op het criterium van de bevolkingsgrootte. Is dat een voldoende factor om een
wereldeconomie op te bouwen?
O’Neill: ‘Als je groot wilt worden, heb je veel mensen nodig. Zo simpel is het. Een grote bevolking is
een noodzakelijke factor voor economische groei maar het is niet de enige. Een tweede factor is dat je
productiviteit moet toenemen, als je wilt blijven groeien. Als landen hun productiviteit niet omhoog
krijgen, zullen ze nooit hun potentieel kunnen waarmaken.’
Op de lijst van N-11 staat ook Bangladesh. Hoe kan dat land in godsnaam ooit een succesverhaal
worden?
O’Neill: ‘Bangladesh staat duidelijk op de elfde en laatste plaats, laat daar geen twijfel over bestaan.
Van de elf landen op de lijst zijn er negen die de voorbije jaren hun GES-score aanzienlijk
verbeterden. Twee bleven achter: Pakistan en Bangladesh. Als die landen hun score niet drastisch
verbeteren, kan er gewoon geen sprake zijn van significante economische groei.’
Zullen de BRIC-landen niet lijden onder de kredietcrisis?
O’Neill: ‘Wel, als er ooit een goed moment was voor de kredietcrisis, dan was het nu wel. Want de
wereld is, dankzij de BRIC-landen, niet meer zo afhankelijk van de Verenigde Staten. Zoals gezegd
vertegenwoordigen ze nu al 15 procent van de wereldeconomie. Als deze crisis zich had voorgedaan
in de jaren negentig, waren de gevolgen veel erger geweest.’
‘Het idee dat de hele wereldeconomie afhangt van de Amerikaanse economie klopt niet langer. ‘If the
US catches a cold, the world cathes pneumonia’: die uitdrukking is typisch voor het oude economisch
denken. Vorige maand publiceerde China een toename van de kleinhandelsverkoop met 22 procent.
22 procent! Het hoogste cijfer van de laatste tien jaar. Dan kun je toch niet beweren dat de Chinese
consument lijdt onder de financiële crisis.’
‘Het gaat zelfs zo ver dat de groei van de BRIC-landen de gevolgen van de crisis in de VS zelf verlicht.
De Amerikaanse export groeit heel sterk. Naar welke landen gaan al die goederen denk je? Je mag
dus gerust stellen dat de BRIC-landen de Amerikaanse economie stimuleren.’
Profiteren ook Europese bedrijven hiervan? In België vrezen nogal wat mensen dat de ontwikkeling
van de BRIC-landen ten koste gaat van lokale investeringen en werkgelegenheid?
O’Neill: ‘Dat laatste is idioot. Natuurlijk worden wij ook beter van de groei van de BRIC-landen. Wat
wij in onze rapporten beweren, en wat mensen in het Westen vaak nog altijd niet begrijpen, is dat je
niet groot moet zijn om rijk te zijn. China zal op termijn wellicht de grootste economie van de wereld
hebben, maar de landen van de Benelux zullen nog altijd bij de rijkste van de wereld horen. De groei
van de BRIC-landen komt zowel de rijkdom van deze landen als van andere landen ten goede.
Internationale handel met ontwikkelingslanden is een win-win situatie.’
Patrick CLAERHOUT
Bron: © De Tijd 21/06/2008
Download