samenwerking vlaamse gemeenschap-justitie

advertisement
STRATEGISCH PLAN HULP- EN DIENSTVERLENING AAN GEDETINEERDEN
IN DE PILOOTREGIO ANTWERPEN-KEMPEN

SAMENWERKING VLAAMSE GEMEENSCHAP-JUSTITIE: PRINCIPES,
ORGANISATIE EN AFSPRAKEN

INVULLING VAN DE BELEIDS-, COÖRDINATIE- EN
TRAJECTBEGELEIDINGSFUNCTIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

GEDRAGSCODE
Inleiding: doel en situering van dit rapport
Dit rapport heeft tot doel een verdere, meer concrete invulling te geven aan (de organisatie
van) het optreden van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen van de pilootregio. Dit
rapport behandelt niet of slechts zijdelings de concrete plannen of projecten op de domeinen
hulpverlening, opleiding en tewerkstelling, onderwijs en cultuur. Daarvoor moeten andere
bronnen geraadpleegd worden1.
In dit rapport worden de voornaamste gedragslijnen geformuleerd die het optreden van hulpen dienstverleners van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen van de pilootregio
schragen. De basisafspraken voor de samenwerking tussen Vlaamse Gemeenschap en Justitie
in de pilootregio werden vastgelegd.
Het rapport kadert in het implementatieproces van het strategisch plan ‘hulp- en
dienstverlening aan gedetineerden’. De Vlaamse Regering heeft in december 2000 dit plan
voor de uitbouw van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden met het oog op hun
sociale reïntegratie goedgekeurd. Het plan richt zich uitdrukkelijk tot alle gedetineerden
(voorlopig gehechten, veroordeelden, geïnterneerden, anderstaligen,…)2. De regering besliste
In de eerste plaats het Vlaams strategisch plan ‘hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’. In de 5
gevangenissen van de pilootregio hebben thematische werkgroepen (op het vlak van hulpverlening, opleiding en
tewerkstelling, onderwijs, vorming-ontspanning-sport) onderzocht welke concrete initiatieven wenselijk zijn en
welke middelen daarvoor nodig zijn. De verslagen van deze werkgroepen werden overgemaakt aan de bevoegde
Vlaamse ministers teneinde er rekening mee te houden in de plannen tot operationalisering van het strategisch
plan.
2
Met betrekking tot de toepassing van het strategisch plan op geïnterneerden, zal verder in dit rapport aan bod
komen dat een werkgroep ad hoc in de pilootregio de specifieke toepassingsmogelijkheden zal onderzoeken.
1
1
in een eerste fase het strategisch plan te implementeren in een pilootregio met 5
gevangenissen (Antwerpen, Hoogstraten, Turnhout, Merksplas, Wortel).
In juli 2001 werden de belangrijkste principes voor de organisatie van het optreden van de
Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen van de pilootregio en voor de samenwerking met
Justitie goedgekeurd (‘Samenwerkingsconcept Vlaamse Gemeenschap-Justitie’)3.
Begin 2002 werden verdere stappen gezet in de implementatie van het strategisch plan.
Daarover handelt dit rapport. Er is getracht een zodanige invulling te geven aan de in het
strategisch plan en het samenwerkingsconcept geprofileerde functies (beleid, coördinatie,
trajectbegeleiding) dat daarmee recht wordt gedaan aan de bevoegdheden van de Vlaamse
Gemeenschap en van Justitie, een meerwaarde wordt gerealiseerd t.a.v. de gedetineerden en
de samenwerkingsverbanden met het gevangenispersoneel versterkt worden.
De in dit rapport gepresenteerde functies, gedragsregels en basisafspraken hebben geen
definitief karakter. Het is steeds de bedoeling geweest in de gevangenissen van de pilootregio
concrete ervaring op te doen met de implementatie van het strategisch plan. Het voorgestelde
organisatiemodel (planningsteams maatschappelijke dienstverlening), de voorgestelde
functies (beleids-, organisatie- en trajectbegeleidingsfunctie) en de voorgestelde gedragsregels
en basisafspraken zijn dan ook voor evaluatie en evolutie vatbaar. Evaluatie en opvolging op
bovenlokaal vlak zijn voorzien in de ‘Vlaamse stuurgroep strategisch plan gedetineerden’ en
in het ‘Overlegplatform Vlaamse Gemeenschap – Justitie’. Op lokaal vlak is het de bedoeling
de implementatie op te volgen en te evalueren in het planningsteam maatschappelijke
dienstverlening en in het overleg tussen het inrichtingshoofd van de gevangenis en de
Vlaamse beleidsmedewerker.
3
Het strategisch plan en het samenwerkingsconcept zijn te raadplegen op de website van de Beleidscel
Samenleving en Criminaliteit (administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn):
http://www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie.
2
Hoofdstuk I
Samenwerking Vlaamse Gemeenschap – Justitie
De Vlaamse Gemeenschap kiest principieel voor een verregaande samenwerking met Justitie
om haar doelstellingen t.a.v. gedetineerden te realiseren. Om dit te onderstrepen worden
hierna de voornaamste principes ter zake in herinnering gebracht.
1.
Uitgangspunt: keuze voor samenwerking
Het strategisch plan en het samenwerkingsconcept hanteren systematisch als uitgangspunt dat
een voortdurende en intensieve samenwerking aangewezen is tussen Justitie en Vlaamse
Gemeenschap. Hiervoor zijn verschillende redenen:
 de doelstellingen van Justitie en Vlaamse Gemeenschap m.b.t. de
integratieproblematiek van gedetineerden zijn voor een zeer groot deel gelijklopend.
In het samenwerkingsconcept werd de doelstelling verwoord als: “het
gemeenschappelijk objectief is immers dat gedetineerden zich harmonisch en
volwaardig zouden kunnen ontplooien in de samenleving. Dit veronderstelt een
permanente zoektocht naar de wijze waarop zowel vanuit het oogpunt ‘hulp- en
dienstverlening met het oog op sociale reïntegratie’ als vanuit het oogpunt ‘humane
uitvoering van de straf’ kan bijgedragen worden tot het beter realiseren van dit
objectief”4;
 de Vlaamse Gemeenschap kan haar doelstellingen slechts optimaal verwezenlijken
mits door Justitie een faciliterend beleid t.a.v. haar optreden gevoerd wordt. Steeds zal
een vorm van samenwerking, medewerking, ondersteuning,… vanwege alle
personeelsgeledingen van de gevangenis nodig zijn om haar hulp- en
dienstverleningsaanbod tot bij de gedetineerden te brengen;
 het welzijn en de sociale reïntegratie van de gedetineerden worden het best gediend
mits de juiste inzet en afstemming gebeurt van het aanbod van de hulp- en
dienstverlening (=bevoegdheid van Vlaamse Gemeenschap) en de mogelijkheden tot
individualisering van de strafuitvoering (=bevoegdheid van Justitie). Het samenleggen
van de bevoegdheden en mogelijkheden van Justitie én Vlaamse Gemeenschap geeft
gedetineerden betere kansen op een geslaagde sociale reïntegratie.
De keuze voor samenwerking dooradert alle beleidsdocumenten en alle operationaliseringen
m.b.t. het strategisch plan. Het samenwerkingsprincipe komt ook in dit rapport systematisch
aan bod. Op organisatieniveau, lokaal en bovenlokaal, zijn diverse vormen van samenwerking
en overleg voorzien (PMD’s, PMD-werkgroepen, overleg Vlaamse beleidsmedewerkerinrichtingshoofd, overlegplatform Vlaamse Gemeenschap-Justitie). Op het niveau van de
individuele gedetineerden is structurele samenwerking en overleg gepland tussen de
medewerkers van de psychosociale dienst, de medewerkers aan de hulp- en dienstverlening en
de trajectbegeleiders. In de profilering van de opdrachten van de beleidsmedewerkers, de
organisatie-ondersteuners en de trajectbegeleiders en ook in de gedragscode wordt zeer veel
Samenwerking Vlaamse Gemeenschap – Justitie inzake hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
Basisprincipes en organisatie, p.5 (voor raadpleging van dit document, zie voetnoot 3).
4
3
aandacht besteed aan de kwaliteit van de samenwerking en de communicatie met de justitiecollega’s.
2.
Rol, opdracht en eigenheid van Vlaamse Gemeenschap en Justitie
2.1. Vlaamse Gemeenschap
De voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap hebben tot opdracht aan de gedetineerden
een kwalitatief hoogstaand aanbod van hulp- en dienstverlening te doen zodat zij zich
volwaardig en harmonieus kunnen ontplooien in de samenleving. De focus van het optreden
ligt op de vragen en verwachtingen van de cliënt, op zijn ontwikkeling en emancipatie,
kortom op zijn sociale integratie (wat een daadwerkelijke bekommernis voor het onderkennen
en trachten te voorkomen van risicogedrag niet uitsluit). Deze benadering is gerechtvaardigd
vanuit de erkenning van het recht van gedetineerden op hulp- en dienstverlening die hen in
staat stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. De Vlaamse
Gemeenschap heeft vanuit haar bevoegdheden op dit vlak, verantwoordelijkheden op te
nemen t.a.v. gedetineerden.
De specifieke bijdrage van de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap omvat met name:
het verduidelijken van de vragen van gedetineerden naar de verschillende vormen van hulpen dienstverlening die hen kunnen ondersteunen in hun ontplooiing en het concreet
verstrekken van die hulp- en dienstverlening.
2.2. Justitie
De psychosociale dienst van de gevangenis heeft tot opdracht vanuit een wetenschappelijke
hoek de psychosociale reïntegratie van de gedetineerden voor te bereiden, het gevaar op
recidive zoveel mogelijk te beperken en bij te dragen tot een veilige en humane
strafuitvoering5. De focus van het optreden ligt tegelijkertijd op het bevorderen en
voorbereiden van de sociale integratie van de cliënt als op het bijdragen tot maatschappelijke
veiligheid d.m.v. risicoreductie en recidivepreventie. Deze benadering is gerechtvaardigd door
het streven naar verzoening tussen het individuele en het collectieve belang, uitgedrukt in
specifieke wetgeving en reglementering (zoals bijvoorbeeld de recente wetgeving inzake de
voorwaardelijke invrijheidsstelling). Deze benadering is verankerd in een langdurige
penitentiaire praktijk.
De specifieke bijdrage van de PSD omvat met name: het onthaal van gedetineerden; het
begeleiden en opvolgen van de gedetineerden bij de verschillende stappen en procedures om
aangepaste strafuitvoeringsmodaliteiten6 te bekomen; het uitvoeren van de reglementair of
wettelijk vereiste diagnose-, onderzoeks-, evaluatie- en adviestaken. Ook alle andere
personeelsgeledingen van de gevangenis (directieleden, herstelconsulenten, administratief en
medisch personeel, bewakingspersoneel) dragen specifiek bij tot de zorg voor gedetineerden.
JANSSENS D., ‘De psychosociale dienst binnen het Directoraat-generaal Strafinrichtingen’, Antenne 2000,
oktober 2001, nr.8, 14-16.
6
Uitgangspermissie, ongestoord bezoek, verlof, halve vrijheid, voorlopige invrijheidstelling, voorwaardelijke
invrijheidstelling, strafopschorting, invrijheidstelling op proef, electronisch toezicht,…).
5
4
Deze onderscheiden, legitieme benaderingen van Vlaamse Gemeenschap en Justitie dienen
volledig ontwikkeld en wederzijds gerespecteerd te worden. Ze geven een verschillende kleur
aan het optreden en de positie van de ene en de andere. Ook de samenwerking wordt hierdoor
gekleurd als een ‘onafhankelijke samenwerking’7 m.a.w. als de samenwerking tussen
organisaties die een specifieke bijdrage te leveren hebben tot de realisatie van een
gemeenschappelijk geformuleerd doel.
3.
Samenwerking
De gevangenissen en de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap hebben de gedeelde
ambitie om gedetineerden zo goed mogelijk te helpen hun detentietijd door te komen en hun
sociale reïntegratie zo degelijk mogelijk voor te bereiden. Zij doen dit via een zo breed
mogelijke invulling en begeleiding van het ‘hulp- en dienstverleningstraject’ (Vlaamse
Gemeenschap) en van het ‘penitentiair traject’ (Justitie)8.
Hulp- en
dienstverlenings
-traject
Penitentiair
traject
Detentietraject
De begeleiding van gedetineerden bevat elementen die, gelet op de onderscheiden
taakstellingen, resp. door de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap en door de
psychosociale dienst van de gevangenis dienen aangebracht, begeleid, uitgevoerd en
opgevolgd te worden. Het is zodoende in de praktijk zeer goed mogelijk dat een gedetineerde
het voorwerp is van een veelheid van interventies, dat hij betrokken is in meerdere
‘trajectonderdelen’ (onderwijs, hulpverlening, opleiding, tewerkstelling,…) zich in een
welbepaalde fase met welbepaalde (on-) mogelijkheden van zijn penitentiair traject bevindt,
enz. Het is dan belangrijk de verschillende stappen en de verschillende trajectonderdelen zeer
goed op elkaar af te stemmen en op te volgen zodat ze elkaar a.h.w. versterken.
Overlappingen, tegenstrijdigheden, leemten, onverenigbaarheden,… moeten zo veel als
Het begrip ‘onafhankelijke samenwerking’ is ontleend aan Max Vandenbroucke, ‘Penitentiaire hulpverlening.
Enkele kritische kanttekeningen vanuit de Psychosociale Dienst’, niet gepubliceerde voordracht, p.3.
8
Deze begrippen worden verder in dit rapport en in Bijlage I gedefinieerd.
7
5
mogelijk tegengegaan worden. Een en ander vereist zeer regelmatig overleg tussen alle
betrokkenen.
Daarnaast is het ook mogelijk dat de visies op de invulling van de detentie en de reclassering
min of meer ingrijpend verschillen. Ook daarvoor is nood aan gestructureerd overleg waar
deze verschillen in visie uitgeklaard worden. Het is de bedoeling vanuit de trajectbegeleiding
(zie verder Hoofdstuk IV) mee te werken aan het gestructureerd overleg met de psychosociale
dienst van de gevangenis om de verschillende visies, voorstellen en interventies op elkaar af
te stemmen zodat ze resulteren in een integrale benadering van de gedetineerde en in een
detentie- en reclasseringsplan op zijn maat.
De eigenlijke samenwerking wordt dus gerealiseerd in de afstemming tussen de twee
‘trajecten’ zodat ze resulteren in één (integraal) detentietraject dat vloeiend overgaat in een
reclasseringstraject. De ambitie bestaat er dus in te komen tot één plan, waarin de
onderscheiden bijdragen volwaardig verdisconteerd zijn.
De ultieme toetsing van de kwaliteit van de samenwerking Vlaamse Gemeenschap-Justitie,
zal door de gedetineerde zelf (en deels ook door de samenleving) gegeven worden. Het gaat
dan om de antwoorden op vragen als: werd de gedetineerde tijdens zijn detentie gerespecteerd
als persoon en als rechtsburger? Werd hij in de gelegenheid gesteld om zijn toekomst positief
te beïnvloeden? Werd al het mogelijke gedaan om de strafuitvoering aan te passen aan zijn
omstandigheden zodat zijn sociale (re-) integratie maximaal bevorderd wordt?
4.
Basisafspraken
De realisatie van het strategisch plan zal geleidelijk en in nauwe samenwerking met de
diensten van het Directoraat-generaal strafinrichtingen gebeuren. Om deze nauwe
samenwerking mogelijk te maken, werd een afsprakenkader vastgelegd dat door de betrokken
overheden en diensten wordt onderschreven. Deze samenwerkingsafspraken gelden in de
gevangenissen van de pilootregio, met name in de gevangenissen van Antwerpen, Turnhout,
Hoogstraten, Merksplas en Wortel. De gelding van deze afspraken kan in onderling overleg
tussen Justitie en Vlaamse Gemeenschap uitgebreid worden naar andere gevangenissen.
Voor een goed begrip van deze basisafspraken, dienen de verschillende hierna volgende
hoofdstukken geraadpleegd te worden!
1. De samenwerking is gebaseerd op fundamenteel respect voor de missie, visie, autonomie
en deskundigheid van de Vlaamse Gemeenschap en van Justitie. Voor de concrete
samenwerking betekent dit dat uitgegaan wordt van het gelijkwaardig aan bod komen van
de onderscheiden benaderingen en uitgangspunten.
2. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen en de voorzieningen van de Vlaamse
Gemeenschap engageren zich in de pilootregio tot een loyale en constructieve
samenwerking om zo tot een optimale realisatie van het strategisch plan te komen.
3. De samenwerking wordt lokaal opgevolgd en geëvalueerd in het overleg tussen de
beleidsmedewerker en het inrichtingshoofd en in het planningsteam maatschappelijke
6
dienstverlening. Op bovenlokaal niveau gebeurt de opvolging en evaluatie in het
overlegplatform Vlaamse Gemeenschap – Justitie.
4. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen en de voorzieningen van de Vlaamse
Gemeenschap zorgen er voor dat hun medewerkers duidelijk en volledig geïnformeerd
zijn over alle aspecten van de implementatie van het strategisch plan.
5. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen en de voorzieningen van de Vlaamse
Gemeenschap wisselen de informatie uit die noodzakelijk is voor een behoorlijke
samenwerking: organogram, bevoegdheden, wetgeving, beleidsnota’s, omzendbrieven,
richtlijnen, enz.
6. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen stelt een afschrift ter beschikking van het
huishoudelijk reglement, het tuchtreglement en de relevante reglementen van toepassing
op personen die een opdracht vervullen in de strafinrichtingen.
7. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen stelt minimaal navolgende gegevens ter
beschikking: opsluitingsfiche en strafberekeningsblad
8.
De voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap stellen minimaal navolgende gegevens
ter beschikking: planning van het hulp- en dienstverleningstraject; attesten van gevolgde
opleidingen.
9. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening en de personeelsleden van de gevangenis
wisselen de persoonsinformatie uit waarvan de kennis noodzakelijk is voor het bieden van
een goede hulp- en dienstverlening.
10. Het Directoraat-generaal strafinrichtingen en de voorzieningen van de Vlaamse
Gemeenschap informeren elkaar over de maatregelen die nodig zijn met het oog op de
bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werkomstandigheden.
11. Er wordt tenminste structureel overleg georganiseerd tusse de beleidsmedewerker en het
inrichtingshoofd; de vertegenwoordigers van de hulp- en dienstverlening en het personeel
van de gevangenis (PMD-overleg); de trajectbegeleiders en de referentiepersonen van de
PSD.
12. Conflicten tussen medewerkers aan de hulp- en dienstverlening en personeelsleden van de
gevangenis m.b.t. individuele gedetineerden worden voor collegiale beslissing voorgelegd
aan het inrichtingshoofd en de beleidsmedewerker. Bij duurzame onenigheid tussen deze
laatsten, wordt het geschil voor beslissing voorgelegd aan de leidende ambtenaren van het
Directoraat-generaal strafinrichtingen en van de Administratie Gezin en Maatschappelijk
Welzijn.
13. De Vlaamse Gemeenschap werkt een regeling uit over hoe zal gehandeld worden bij nietnaleving van de gedragscode. Zij pleegt hierover overleg met Justitie.
14. Om de toepassingsmogelijkheden van het strategisch plan op geïnterneerden na te gaan,
wordt vóór het einde van het jaar in de pilootregio een gemengde werkgroep opgericht.
7
15. Het inrichtingshoofd en de beleidsmedewerker stellen de lijst op van de criteria waaraan
personen die meewerken aan de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden moeten
voldoen om toegang te hebben tot de gevangenis. Het inrichtingshoofd en de
beleidsmedewerker spreken af hoe de toetsing van deze criteria zal gebeuren. De
beleidsmedewerker houdt een voortdurend geactualiseerde lijst bij van de personen die
aldus toegang hebben gekregen tot de gevangenis.
16. De voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap stellen een rooster op van de dagen en
uren van hun aanwezigheid in de gevangenis.
17. Tussen het Directoraat-generaal strafinrichtingen en het Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap werden de navolgende afspraken gemaakt over de terbeschikkingstelling en
het gebruik van bureel-, vergader- en activiteiteninfrastructuur:…/…
5.
Vormgeving aan de samenwerking
Voor de uitbouw van een goede samenwerking tussen Justitie en Vlaamse Gemeenschap
inzake de zorg voor gedetineerden, is het vooreerst van belang dat de gevarieerde Vlaamse
gemeenschapsbijdrage intern gecoördineerd wordt met het oog op een coherent, integraal,
kwaliteitsvol en toepasbaar aanbod. Vervolgens is het van belang dit aanbod zorgvuldig af te
stemmen op de eigen opdrachten van de gevangenissen terzake en op de mogelijkheden tot
inpassing van dit aanbod in het gevangenismilieu.
De volgende hoofdstukken hebben zowel betrekking op de vormgeving aan de internVlaamse samenwerking als aan de samenwerking Vlaamse Gemeenschap-Justitie. Ter zake
zal de rol toegelicht worden van het planningsteam maatschappelijke dienstverlening, van de
beleidsmedewerker (hoofdstuk II), van de organisatie-ondersteuner (hoofdstuk III) en van de
trajectbegeleider (hoofdstuk IV). In hoofdstuk V wordt de gedragscode toegelicht waaraan
alle medewerkers aan de hulp- en dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschap zich moeten
houden. In enkele bijlagen tenslotte, worden enkele definities gegeven van belangrijke in de
teksten gehanteerde begrippen. In enkele organogrammen wordt gepoogd de vormgeving aan
het optreden van de Vlaamse Gemeenschap te verduidelijken.
Het kan niet genoeg onderstreept worden dat al wat in de volgende hoofdstukken voorgesteld
wordt, op zijn praktische uitvoerbaarheid moet opgevolgd, geëvalueerd en zonodig
bijgestuurd worden. Voor de Vlaamse Gemeenschap hebben de lokale beleidsmedewerkers op
dat vlak een centrale rol te vervullen inzake de gegevensverzameling.
8
Hoofdstuk II
Beleid van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenis
1.
Situering
Het strategisch plan ‘hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’ zet de krachtlijnen,
strategieën en programma’s uit van het beleid dat de Vlaamse overheid wil ontwikkelen
inzake de Vlaamse maatschappelijke dienstverlening aan gedetineerden.
Voor de beleidsmatige aansturing, coördinatie en opvolging van de uitvoering van het
strategisch plan op het niveau van de diverse gevangenissen, werd voorzien dat een door de
Vlaamse overheid gemandateerde ‘beleidsmedewerker’ de werking van het PMD – het
samenwerkingsverband van de Vlaamse hulp- en dienstverleners - in goede banen zou leiden
en dat deze bevoegd zou zijn om te overleggen met de directeur van de inrichting in functie
van de penitentiaire beslissingen die moeten genomen worden. De opdrachten van het PMD
en de onderwerpen voor overleg en besluitvorming met het inrichtingshoofd werden nader
omschreven in het ‘Samenwerkingsconcept Vlaamse Gemeenschap – Justitie van 13 juli
2001)9.
9
Het PMD heeft tot opdracht:
1. Een kwalitatief en transparant aanbod van hulp- en dienstverlening uit te bouwen ten behoeve van alle
gedetineerden en hun directe sociale omgeving (planning, uitvoering, evaluatie);
2. Te waken over de globale afstemming, coördinatie en informatie-uitwisseling betreffende de verschillende
trajectonderdelen;
3. Bij te dragen tot de coördinatie en de afstemming tussen de initiatieven van de Vlaamse Gemeenschap en
deze van de gevangenis;
4. Er voor te zorgen dat aan de gedetineerden de ruimst mogelijke inspraak- en medewerkingsmogelijkheden
geboden worden m.b.t. de hulp- en dienstverlening;
5. Te bewaken dat de verschillende functies waartoe de Vlaamse Gemeenschap zich geëngageerd heeft
metterdaad in de lokale gevangenis uitgeoefend worden (beleidsfunctie, toeleidings- en coördinatiefunctie,
trajectbegeleidingsfunctie, hulp- en dienstverleningsfunctie);
6. Thematische werkgroepen op te richten en op te volgen die specifieke vraagstukken inzake de hulp- en
dienstverlening behandelen;
7. Op regelmatige tijdstippen overleg- en evaluatiebijeenkomsten te organiseren tussen allen die bij de hulp- en
dienstverlening betrokken zijn;
8. Te waarborgen dat vanuit de hulp- en dienstverlening een bijdrage geleverd wordt tot het individueel
detentie- en reclasseringsplan;
9. Te bevorderen dat de vraag naar hulp- en dienstverlening opgenomen wordt door de regionale
voorzieningen en netwerken;
10. Gegevens te verzamelen en te verwerken m.b.t. vraag naar en het aanbod van hulp- en dienstverlening;
11. Leemten of disfuncties in de hulp- en dienstverlening op te sporen en te signaleren aan de bevoegde
instanties;
12. Jaarlijks verslag uit te brengen over de geplande en gerealiseerde hulp- en dienstverlening.
De agenda van het overleg en de besluitvorming tussen de beleidsmedewerker en de directeur betreft minimaal:
1. De goedkeuring van de programmatie van hulp- en dienstverlenende activiteiten en de
beslissingen/maatregelen die in verband met de inpassing daarvan in het uurrooster en het regime moeten
genomen worden;
9
Op bovenlokaal vlak is voorzien dat de coördinatie en opvolging van de Vlaamse
beleidsuitvoering gebeurt door een stuurgroep (Vlaamse stuurgroep strategisch plan
gedetineerden) en door regelmatig overleg met Justitie (Overlegplatform Vlaamse
Gemeenschap – Justitie). Binnen de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn werd in
de loop van 2001 de Beleidscel Samenleving en Criminaliteit opgericht die o.m. tot taak heeft
de implementatie van het strategisch plan in al zijn aspecten op te volgen. Hiertoe behoort het
aansturen, ondersteunen en opvolgen van de lokale beleidsmedewerkers en hun stafleden.
Voor de coördinatie- en opvolgingstaken op centraal niveau wordt een contractuele ambtenaar
‘projectcoördinator’ aangeworven.
De aanstelling van Vlaamse ambtenaren in de gevangenissen van de pilootregio met
beleidsverantwoordelijkheid voor de implementatie van het strategisch plan, verankert
zodoende de Vlaamse verantwoordelijkheden op dit terrein in de reguliere werking van het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap én ze creëert voor de gedetineerden en voor Justitie
een officiële toegangspoort tot het beleid en tot de voorzieningen van de Vlaamse
Gemeenschap.
2.
Opdrachten van de Vlaamse beleidsmedewerkers
De beleidsmedewerker vertegenwoordigt de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap
t.a.v. de directeur van de gevangenis met het oog op een optimaal gecoördineerde
programmatie en uitvoering van de hulp- en dienstverlening in nauwe samenwerking met het
personeel van de gevangenis.
De beleidsmedewerker ontwikkelt in samenwerking met het planningsteam maatschappelijke
dienstverlening een dynamische visie op de uitvoering van het strategisch plan ’hulp- en
dienstverlening aan gedetineerden’ en slaagt er in de strategische langetermijndoelstellingen
van het plan te vertalen in haalbare doelstellingen op korte en middellange termijn.
De beleidsmedewerker bekomt de medewerking van en bevordert de samenwerking tussen
uiteenlopende voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap met het oog op een kwaliteitsvol
en integraal hulp- en dienstverleningsaanbod aan gedetineerden en hun sociale omgeving.
Dit resulteert in een aantal concrete taken:
 Begeleiden van de werkzaamheden van het planningsteam maatschappelijke
dienstverlening zodat de missie, de strategische en de operationele doelstellingen van de
Vlaamse Gemeenschap inzake de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden optimaal en
planmatig verwezenlijkt worden;
2.
Het bevorderen en organiseren van een vloeiende samenwerking en taakverdeling met de directie, met de
psychosociale dienst, met de administratieve diensten, met de medische dienst, met de herstelconsulent, met
de penitentiaire assistenten en beambten;
3. Het nagaan en zo nodig oplossen van de implicaties van de geplande activiteiten voor de ter beschikking
stelling van middelen en infrastructuur, veiligheids- en ordehandhaving;
4. Het nagaan en waarborgen van de medewerking van het penitentiair personeel;
5. De organisatie en uitvoering van gemeenschappelijke initiatieven;
6. De evaluatie van de hulp- en dienstverlening naar doelgerichtheid en effect.
Voor de raadpleging van de volledige tekst van het samenwerkingsconcept, zie voetnoot 3.
10






Detecteren, signaleren en behandelen van problemen die rijzen bij de uitvoering van het
strategisch plan;
Uitbouwen van een ondersteunend netwerk van contacten en relaties buiten de
gevangenis;
Bijdragen tot een goede afstemming en samenwerking tussen de onderscheiden
voorzieningen, de trajectbegeleiders en het gevangenispersoneel;
Het aanspreekpunt zijn in de gevangenis voor eenieder die vragen of voorstellen heeft bij
de uitbouw van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden;
In overleg met de directeur de samenwerking met het gevangenispersoneel zodanig
bevorderen dat het een uitstekend draagvlak vormt voor de activiteiten van de
voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap;
De wisselwerking verzorgen tussen lokale praktijk en Vlaams beleid door adequate
verslaggeving, vertegenwoordiging, overleg, informatie-uitwisseling, dossiervorming,
onderzoek, gegevensverzameling en evaluatie.
3.
Projectcoördinatie op Vlaams niveau
Voor de ondersteuning en aansturing van de ambtenaren die in de lokale gevangenissen
werkzaam zijn, wordt binnen de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn (Beleidscel
Samenleving en Criminaliteit) een contractuele ambtenaar als projectcoördinator
aangeworven. De projectcoördinator dient daarnaast ook de globale coördinatie van de
implementatie van het strategisch plan op zich te nemen. Op administratief vlak wordt
zodoende het noodzakelijke complement gewaarborgd voor de coördinatieopdracht die door
de Vlaamse regering aan de minister bevoegd voor de bijstand aan personen werd
toevertrouwd en wordt een vast administratief aanspreekpunt gecreëerd voor de respectieve
Vlaamse en federale beleidsverantwoordelijken en administraties. Ook het overleg op Vlaams
niveau en het overleg Vlaamse Gemeenschap-Justitie kan administratief voorbereid en
opgevolgd worden door de projectcoördinator.
4.
Operationalisering
De procedure m.b.t. de aanwerving van 1 projectcoördinator, 6 beleidsmedewerkers en 3
stafmedewerkers is thans lopend.
Er is een vormingsprogramma voorzien dat de beleidsmedewerkers en hun stafmedewerkers
ondersteunt om optimaal te groeien in hun functie. Deze vorming speelt in op de belangrijkste
aspecten van hun opdracht:
 Domeinkennis en visieontwikkeling m.b.t. (beleid inzake) maatschappelijke
dienstverlening en integratie, strafrechtsbedeling en penologie,…
 Communicatie en persoonlijke effectiviteit;
 Management van interorganisationele samenwerkingsverbanden en projectteams.
Op technisch vlak wordt aandacht besteed aan de training van vaardigheden op het vlak van
informatie en communicatietechnologie.
11
Hoofdstuk III
Organisatorische ondersteuning van de Vlaamse hulp- en
dienstverlening in de gevangenis
1.
Situering
In elke gevangenis zal een ‘planningsteam maatschappelijke dienstverlening’ (PMD) voor een
kwaliteitsvol aanbod van hulp- en dienstverlening zorgen. De uitbouw van dit aanbod vergt
een zorgvuldige:
 planning en voorbereiding (behoeftenpeiling, contacteren voorzieningen, financies,
programmatie,…);
 samenwerking en coördinatie (werkafspraken, taakverdeling, afstemming,…);
 organisatie en evaluatie (rekrutering deelnemers, onthaal externe medewerkers, logistieke
en didactische middelen, cursistenopvolging, registratie van evaluatiegegevens,…).
De regie van dit geheel werd toevertrouwd aan de beleidsmedewerker van de Vlaamse
Gemeenschap (zie hoofdstuk II). Het spreekt echter vanzelf dat elke voorziening van de
Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid dient op te nemen voor een goede
voorbereiding, uitvoering en opvolging van het hulp- en dienstverleningsaanbod. Het
gespreks- en afsprakenforum hiervoor is het PMD.
In het kader van het PMD wordt ook de samenwerking, coördinatie en afstemming met de
gevangenis ter harte genomen. Elk initiatief moet immers ook bekeken worden in het licht van
de penitentiaire imperatieven op het vlak van veiligheid, personeel, infrastructuur,
uurroosters, gedetineerdenregime, enz. én afgestemd worden op penitentiaire initiatieven10.
Een efficiënte organisatorische onderbouwing van de hulp- en dienstverleningsinitiatieven in
de gevangenissen is hoe dan ook een zeer belangrijke factor voor het welslagen van het
strategisch plan. Om die reden werd extra aandacht besteed aan het opvangen van de
organisatorische consequenties van een zich uitbreidend hulp- en dienstverleningsaanbod.
2.
Organisatieopdracht justitieel welzijnswerk
Aan de centra algemeen welzijnswerk (met de bijkomende opdracht justitieel welzijnswerk)
in de pilootregio werd opgedragen expliciet werk te maken van de organisatorische en zo
nodig van de methodische vertaling van de door het PMD geprogrammeerde activiteiten.
Deze opdracht is bedoeld als een dienstverlening naar alle actoren van het PMD toe én als een
bijdrage tot een efficiënte implementatie van de hulp- en dienstverlening in de gevangenis.
De organisatieopdracht van justitieel welzijnswerk kan als volgt geformuleerd worden:
10
Een belangrijk penitentiair initiatief betreft bijvoorbeeld de klemtoon die gelegd wordt op het herstel van de
schade ten aanzien van slachtoffer, samenleving. Hierrond is samenwerking nodig met de herstelconsulenten.
Deze samenwerking kan bijvoorbeeld georganiseerd worden in een ‘werkgroep herstel’.
12
1. een bijzondere aandacht ontwikkelen voor de praktische, inhoudelijke, technische en
organisatorische consequenties van de uitvoering van het hulp- en dienstverleningsaanbod
van het PMD in de gevangenis. Justitieel welzijnswerk neemt – in voortdurende
samenwerking en overleg met de beleidsmedewerker - concrete initiatieven en ontwikkelt
instrumenten om vragen en problemen in dit verband op te lossen;
2. bijdragen tot de uitbouw en de ondersteuning van een netwerk van personen en
voorzieningen die willen meewerken aan de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en
hun naastbestaanden;
3. voor de optimale uitvoering van de hierboven bedoelde organisatie- en coördinatietaak
voortdurend, in nauwe samenwerking en overleg met de beleidsmedewerker,
 een goed inzicht verwerven en te behouden in de vragen en verwachtingen van
gedetineerden en hun naastbestaanden;
 de medewerking bekomen van uiteenlopende personen en maatschappelijke
voorzieningen voor de uitbouw van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden;
 zorgen voor een degelijk onthaal en zo nodig voor methodische ondersteuning van de
externe actoren bij de introductie en uitvoering van hun aanbod in de gevangenis;
 bijdragen tot de planning, de praktische organisatie en de evaluatie van de hulp- en
dienstverleningsactiviteiten van het PMD;
 bijdragen tot een goede afstemming en samenwerking tussen de onderscheiden
voorzieningen, de trajectbegeleiders en het gevangenispersoneel;
 aangepaste methoden ontwikkelen voor de informatie, rekrutering en opvolging van
deelnemers;
 aanspreekbaar zijn voor alle vragen, suggesties en kritieken m.b.t. de organisatie van
de hulp- en dienstverlening en rapporteren over de uitvoering van zijn
organisatieopdracht aan de beleidsmedewerker.
3.
Operationalisering
Aan de centra algemeen welzijnswerk Markant (justitieel welzijnswerk Antwerpen) en De
Kempen (justitieel welzijnswerk Turnhout) werden voor de uitvoering van deze opdracht
bijkomend 1 VTE, resp. 4 VTE toegekend.
Voor het slagen van deze opdracht is het van belang dat het centrum justitieel welzijnswerk,
in overleg met alle partners, duidelijk maakt welke de reikwijdte en de limieten zijn van zijn
dienstverlening op het vlak van organisatie en coördinatie. Deze wordt omstandig beschreven
in een organisatie- en stappenplan dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het PMD.
Vervolgens is het uiteraard van belang dat de organisatie- en coördinatieopdracht van
justitieel welzijnswerk zoals hierboven beschreven, ook erkend en gesteund wordt door de
andere partners. Hierover zal een aangepaste communicatie plaatsvinden.
13
Hoofdstuk IV
Trajectbegeleiding van gedetineerden
1.
Situering
Het planningsteam maatschappelijke dienstverlening staat in voor de uitbouw en organisatie
van een kwaliteitsvol en integraal aanbod van hulp- en dienstverlening. Voor de aansturing en
organisatie van de PMD-werkzaamheden werden specifieke functies voorzien (zie hierboven:
beleidsfunctie en organisatie-ondersteuning). Om nu de gedetineerden wegwijs te maken in en
te motiveren voor dit aanbod werd in individuele trajectbegeleiding en -opvolging voorzien.
In het strategisch plan werd de trajectbegeleidingsfunctie omschreven als “het instaan, in
afstemming en overleg met de psychosociale dienst van de gevangenis, voor het
casemanagement van de detentie- en reclasseringsplannen van de gedetineerden”. De
achterliggende idee is dat de Vlaamse Gemeenschap zélf moet zorgen dat haar verschillende
mogelijke interventies (hulpverlening, onderwijs, beroepsopleiding,…) gecoördineerd en op
elkaar afgestemd worden én dat het hulp- en dienstverleningstraject op zijn beurt in
samenwerking met Justitie afgestemd wordt op het penitentiair traject. Een en ander dient
daarenboven – anticiperend op de basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van
gedetineerden - vorm te krijgen in de uitstippeling van een individueel ‘detentie-‘ en
‘reclasseringsplan’ waarin de respectieve engagementen van de gedetineerde, van de hulp- en
dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschap en van de opdrachtvervulling van de
penitentiaire administratie verwoord worden.
De begeleiding van gedetineerden en de opmaak en uitvoering van hun detentie- en
reclasseringsplannen bevat elementen die (gelet ook op de onderscheiden taakstellingen) resp.
door de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap (voor wat betreft de hulp- en
dienstverlening) en door de psychosociale dienst van de gevangenis (voor wat betreft de
begeleiding van het penitentiair traject) dienen aangebracht, begeleid, uitgevoerd en
opgevolgd te worden. Het is zodoende in de praktijk zeer goed mogelijk dat een gedetineerde
het voorwerp is van een veelheid van interventies, dat hij betrokken is in meerdere
‘trajectonderdelen’ (onderwijs, hulpverlening, opleiding, tewerkstelling,…) zich in een
welbepaalde fase met welbepaalde (on-) mogelijkheden van zijn penitentiair traject bevindt,
enz. Het is dan belangrijk de verschillende stappen en de verschillende trajectonderdelen zeer
goed op elkaar af te stemmen en op te volgen. Overlappingen, tegenstrijdigheden, leemten,
onverenigbaarheden,… moeten zo veel als mogelijk tegengegaan worden. Een en ander
vereist zeer regelmatig overleg tussen alle betrokkenen. Daarnaast is het ook mogelijk dat de
visies op de invulling van de detentie en de reclassering min of meer ingrijpend verschillen.
Ook daarvoor is nood aan gestructureerd overleg waar deze verschillen in visie uitgeklaard
worden.
Het is de bedoeling vanuit de trajectbegeleiding mee te werken aan het gestructureerd overleg
met de psychosociale dienst van de gevangenis om de verschillende visies, voorstellen en
interventies op elkaar af te stemmen zodat ze resulteren in een integrale benadering van de
gedetineerde en in een detentie- en reclasseringsplan op zijn maat.
14
Het aanbod van trajectbegeleiding wordt aan elke gedetineerde gedaan. Aan elke gedetineerde
wordt een vaste trajectbegeleider toegewezen. De individuele trajectbegeleider werkt zeer
nauw samen met de referentiepersoon aangeduid door de PSD.
2.
Taken van de trajectbegeleider
De trajectbegeleider (TB’er) stelt de gedetineerde in de gelegenheid zijn vragen, problemen
en verwachtingen m.b.t. zichzelf en zijn toekomst en m.b.t. de consequenties, de beleving en
de invulling van zijn detentie en zijn reclassering te verduidelijken. De TB’er informeert de
gedetineerde over de inhoud en het belang van de verschillende beschikbare of beschikbaar te
stellen vormen van hulp- en dienstverlening (op het vlak van onderwijs en vorming, opleiding
en tewerkstelling, hulpverlening, sociaal-cultureel vormingswerk, ontspanning, sport,…)11,
oriënteert hem deskundig in de waaier van mogelijkheden, motiveert hem om er gebruik van
te maken, verwijst hem daarnaar door en volgt hem op.
De TB’er stelt, in samenspraak met de gedetineerde en met zijn hulp- of dienstverleners, een
geïndividualiseerd en gefaseerd programma van hulp- en dienstverlening op en volgt ook de
uitvoering hiervan op. Hij vormt een tandem en werkt zodoende structureel samen met de
referentiepersoon van de psychosociale dienst om het hulp- en dienstverleningstraject en het
penitentiair traject te integreren en te faseren tot één integraal detentietraject dat tevens
maximaal voorbereidt op de reclassering. Hij staat de gedetineerde, samen met de
referentiepersoon van de psychosociale dienst van de gevangenis, concreet bij in het
opstellen, uitwerken en bijsturen van zijn detentie- en zijn reclasseringsplan.
De trajectbegeleider en de referentiepersoon van de PSD bevorderen en vergemakkelijken de
voortdurende communicatie en samenwerking tussen de gedetineerde en iedereen die
betrokken is bij het beantwoorden van zijn vragen naar hulp- en dienstverlening, de invulling
van zijn detentie en de voorbereiding van zijn sociale reïntegratie. Zij trachten in het bijzonder
ook de communicatie te voeren over eventuele tegengestelde of uiteenlopende verwachtingen
en meningen betreffende de voorwaarden voor de invulling van de detentie en van de
reclassering en naar een consensusopvatting toe te werken.
De trajectbegeleider en de referentiepersoon van de PSD dragen er toe bij dat de overgang van
de detentie- naar de reclasseringsfase zo naadloos mogelijk verloopt. Wanneer een
gedetineerde overgeplaatst wordt naar een andere gevangenis, trachten zij te zorgen voor
maximale continuïteit in de hulp- en dienstverlening.
De TB’er stelt een individueel trajectbegeleidingsdossier samen waarin hij de gegevens
bijhoudt m.b.t. het hulp- en dienstverleningstraject van de gedetineerde. Hij houdt ook de
gegevens bij omtrent de afspraken en conclusies die resulteren uit de afstemming die in
samenspraak met de gedetineerde, de referentiepersoon van de psychosociale dienst en de
hulp- en dienstverleners gemaakt is van de voorstellen tot hulp- en dienstverlening en van de
activiteiten die deel uitmaken van het penitentiair traject dat voor de gedetineerde in het
vooruitzicht wordt gesteld, de fasering van het geheel alsmede van de wijzigingen die
11
Het is vanzelfsprekend dat de trajectbegeleider niet de enige informatiebron is voor de gedetineerde. Ook de
personeelsleden van de gevangenis informeren gedetineerden over de beschikbare voorzieningen. Verschillende
voorzieningen (zoals bijvoorbeeld VDAB) organiseren ook zelf infosessies.
15
aangebracht worden aan de planning en tenslotte het overzicht van de verantwoordelijken
voor de uitvoering.
De TB’er houdt een overzicht bij van de uitvoering en de uitkomsten van de activiteiten van
het hulp- en dienstverleningstraject (gevolgde opleidingen, behaalde attesten,
hulpverleningscontacten,…).
De TB’er en de referentiepersoon van de PSD zijn er samen verantwoordelijk voor dat het
hulp- en dienstverleningstraject en het penitentiair traject in één integraal detentietraject
worden verwerkt en dat dit neergeschreven wordt in een detentieplan. Zij zijn er samen
verantwoordelijk voor dat verslag wordt gemaakt van het verloop van het detentieplan.
3.
Operationalisering
Voor de uitvoering van de trajectbegeleiding wordt – middels een met de Vlaamse minister
voor Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen af te sluiten overeenkomst - een beroep gedaan
op de centra algemeen welzijnswerk Markant (justitieel welzijnswerk Antwerpen) en De
Kempen (justitieel welzijnswerk Turnhout). Dezen krijgen daartoe bijkomende
personeelsmiddelen. Justitieel welzijnswerk Antwerpen zal (in een eerste fase) 6 TB’ers
tewerk stellen, justitieel welzijnswerk Turnhout (in een eerste fase) 12. Dit geeft een ratio van
1 TB’er/90 gedetineerden. Tijdens de pilootfase moet deze work-load bekeken en geëvalueerd
worden.
De TB’ers worden tewerkgesteld door het CAW en oefenen hun opdracht uit in de gevangenis
(bekeken moet worden of de infrastructuur van de gevangenis dit ook toelaat). De
werkinhoudelijke aansturing van de TB’ers gebeurt door het CAW en binnen het door de
Vlaamse Regering goedgekeurde samenwerkingsconcept (PMD’s) en de in dat kader
voorziene beleidssturing. Overeenkomstig het strategisch plan wordt de
trajectbegeleidingsfunctie onderscheiden (niet gescheiden) van de hulp- en
dienstverleningstaken van justitieel welzijnswerk. Het CAW zorgt voor werkbegeleiding en –
evaluatie (individueel, collectief), vorming en inbedding van de TB’ers in de algemene
werking van het CAW.
Ter methodische ondersteuning en opvolging van de introductie van de
trajectbegeleidingsfunctie, werd door de minister een overeenkomst gesloten met het
Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Het Steunpunt zal een methodiekontwikkelaar aanwerven
met volgende opdrachten:
 Het uitstippelen en organiseren van basis- en vervolgopleiding;
 Het organiseren van informatie- en ervaringsuitwisseling;
 Het bieden van methodische ondersteuning onder meer d.m.v.:
 profilering van de trajectbegeleidingsfunctie van de Vlaamse Gemeenschap;
 ontwikkeling van een model van en instrumenten voor trajectinstap, trajectbepaling,
trajectopvolging en trajectverslaggeving;
 afstemming van de trajectbegeleiding met de (modulaire) begeleiding van andere
actoren (psychosociale dienst, onderwijs, hulpverlening, tewerkstelling,
herstelconsulenten,…) en bepaling van de wenselijke vormen van overleg;
 behandeling van deontologische vraagstukken i.v.m. de trajectbegeleidingsfunctie;
 Het schriftelijk verzamelen en vastleggen van alle stappen en ervaringen in functie van de
opmaak van een handleiding voor de Vlaamse trajectbegeleiders.
16
Voor de uitvoering van zijn/haar opdracht zal de methodiekontwikkelaar zeer nauw
samenwerken met alle actoren van de planningsteams maatschappelijke dienstverlening in de
gevangenissen van de pilootregio (in het bijzonder met de door de Vlaamse Gemeenschap
aangestelde beleidsmedewerkers) en met de Beleidscel Samenleving en Criminaliteit van de
administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap.
Bekeken moet worden, tijdens de pilootfase, welke overlegstructuren en –momenten
noodzakelijk/wenselijk zijn m.b.t. de trajectbegeleidingsfunctie en wie daaraan dient te
participeren. Tevens dient de inhoud en de vorm van het individueel
trajectbegeleidingsdossier (en zijn verschillende componenten) concreet ontwikkeld te
worden.
17
Hoofdstuk V
Gedragscode voor de medewerkers aan de hulp- en dienstverlening
van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenis
Zoals gevraagd in het strategisch plan en in het samenwerkingsconcept, worden de principes
die het optreden van iedereen die meewerkt aan de hulp- en dienstverlening van de Vlaamse
Gemeenschap dienen te schragen, thans nader geëxpliciteerd.
Meer bepaald worden de voornaamste gedragsrichtlijnen uitgezet m.b.t. volgende thema’s:
 omgang met gedetineerden
 omgang met collega’s uit de hulp- en dienstverlening
 omgang met het personeel van de gevangenis
 verzameling en uitwisseling van persoonsinformatie
 orde en veiligheid in de strafinrichting
1.
Gedragsregels
1. Iedereen die meewerkt aan de hulp- en dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschap in
de gevangenis baseert zijn optreden op de missie van de Vlaamse Gemeenschap: “De
Vlaamse Gemeenschap waarborgt het recht van alle gedetineerden en hun directe sociale
omgeving op een kwaliteitsvolle en integrale hulp- en dienstverlening zodat ook zij zich
volwaardig en harmonisch kunnen ontplooien in de samenleving”.
2. De hulp- en dienstverlening dient voor alle gedetineerden, zonder enige discriminatie,
toegankelijk te zijn. Zij wordt aangeboden met respect voor hun ideologische, filosofische
of godsdienstige overtuiging. Zij is gebaseerd op eerbied voor hun menselijke
waardigheid en op hun recht om zelf mee een invulling te geven aan een menswaardig
leven. De hulp- en dienstverlening dient door de gedetineerden gevraagd of aanvaard te
zijn. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening steunen hun optreden op openheid,
betrokkenheid, waarachtigheid en vertrouwelijkheid.
3. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening werken loyaal, open en collegiaal met
elkaar samen in het perspectief van de best mogelijke hulp- en dienstverlening. Zij kennen
en respecteren de opdrachten, de bevoegdheden en de organisatie van de Vlaamse
Gemeenschap in de gevangenis. Zij zijn ertoe gehouden, onverminderd de naleving van
specifieke wettelijke, decretale, reglementaire of deontologische bepalingen eigen aan hun
statuut of functie, deze code na te leven.
4. De relaties met het personeel van de gevangenis zijn gebaseerd op loyauteit, openheid en
collegiale samenwerking in functie van de best mogelijke hulp- en dienstverlening aan de
gedetineerden en in functie van het noodzakelijke respect voor de orde en de veiligheid in
de strafinrichting. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening van de Vlaamse
18
Gemeenschap nemen stipt deel aan de voorziene samenwerkings- en overlegstructuren en
respecteren de in dat kader gemaakte afspraken.
5. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening dragen er zorg voor duidelijke en
correcte informatie te verschaffen over hun rol, opdracht en werkwijze. Door deelname
aan vorming spannen zij zich in om hun kennis en vaardigheden voortdurend op peil te
houden.
6. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening zijn in alle omstandigheden verplicht
zeer discreet en zorgvuldig om te gaan met de persoonlijke, sociale en strafrechtelijke
informatie die zij vernemen van of betreffende de gedetineerden en hun naastbestaanden.
Zij hebben het recht en de plicht de persoonsinformatie waarvan de kennis noodzakelijk is
voor het bieden van een goede hulp- of dienstverlening uit te wisselen en te bespreken met
collega’s van de eigen en van andere diensten die ook betrokken zijn in de begeleiding
van de gedetineerden. Voor de uitwisseling en bespreking van persoonsinformatie met
andere personen, vragen zij de toestemming van de gedetineerde. Zij zijn verplicht
informatie uit de persoonlijke levenssfeer die hen vertrouwelijk werd meegedeeld of die
zij in het kader van hun vertrouwensrelatie hebben vernomen of vastgesteld geheim te
houden.
7. Wanneer in functie van het hulp- of dienstverleningsproces persoonsinformatie verzameld
wordt in een dossier, dient de gedetineerde hiervan op de hoogte gebracht te worden.
Tevens dient hem meegedeeld te worden wat het opzet is van dit dossier, wie het mag
inzien, wie een afschrift mag vragen, wie gerechtigd is aanvullingen of verbeteringen aan
te brengen, wanneer het dossier vernietigd wordt. Er wordt voor gezorgd dat het
vertrouwelijk karakter van het dossier niet geschonden wordt. Wanneer persoonsgegevens
verwerkt worden, worden de bepalingen van de wet ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer nageleefd.
8. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening respecteren het personeel, het materieel,
de orde en de veiligheid van de strafinrichting. Zij zijn op de hoogte van de bevoegdheden
en taken van de diverse personeelsgeledingen en diensten in de gevangenis evenals van de
voornaamste rechtsregels en procedures betreffende de uitvoering van straffen en
maatregelen. Zij respecteren de specifieke verbodsbepalingen die van toepassing zijn op
personeelsleden die werken in de gevangenissen12. Zij kennen het huishoudelijk reglement
12
Deze betreffen met name het verbod:
 Geestrijke dranken of enig schadelijk product in de inrichting binnen te brengen
 Enig aan de Staat toebehorend voorwerp te gebruiken, behalve indien dit geschiedt in of naar aanleiding
van de uitoefening van hun ambt
 Zonder uitdrukkelijke toelating van de minister van Justitie, aan anderen dan aan de bevoegde
overheden inlichtingen of getuigschriften over te maken betreffende ofwel gedetineerden, ofwel de
organisatie van de verschillende diensten
 Voorwerpen die voor de gedetineerden bestemd zijn of hun toebehoren, binnen of buiten de inrichting
te brengen of boodschappen voor hen te verrichten zonder de toelating van de directeur
 Om het even wat van de gedetineerden te kopen of te ontlenen, dan wel aan hen te verkopen of te lenen
 Buiten de gevallen waarvoor de minister van Justitie een bijzondere toelating heeft verleend,
gedetineerden of echtgenote, bloed- of aanverwanten ervan in eigen dienst te nemen
 Om het even welke onregelmatige mededeling van de gedetineerden, hetzij binnen de inrichting, hetzij
met de buitenwereld, te vergemakkelijken of te gedogen
 Buiten de inrichting en in het bijzonder aan verwanten en vrienden van de gedetineerden inlichtingen te
verstrekken over de dienst
19
en het tuchtreglement van de strafinrichting, doen dit naleven en melden overtredingen
hiervan aan de directeur.
9. De medewerkers aan de hulp- en dienstverlening evalueren of situaties waarvan zij kennis
dragen sociaal gevaarlijk zijn met ernstig risico voor derden. Oordelen zij dat er sprake is
van een situatie van sociale gevaarlijkheid met ernstig risico voor derden en waarvoor hun
hulp- of dienstverleningstussenkomst geen uitweg biedt, melden zij deze probleemsituatie
aan het inrichtingshoofd en de beleidsmedewerker.
10. Alle medewerkers aan de hulp- en dienstverlening kunnen voor vragen en problemen
betreffende de toepassing van deze gedragscode terecht bij de beleidsmedewerker.
Conflicten m.b.t. de toepassing van de gedragscode tussen medewerkers aan de hulp- en
dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschap en personeelsleden van de gevangenis,
worden voor collegiale behandeling en beslissing voorgelegd aan de beleidsmedewerker
en het inrichtingshoofd of bij duurzame onenigheid tussen deze laatsten aan de leidende
ambtenaar van het Directoraat-generaal strafinrichtingen en de leidende ambtenaar van de
Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn.
11. De gedetineerden worden op een aangepaste wijze geïnformeerd over de plaats, de
opdracht, de werkwijze en de gedragscode van de hulp- en dienstverlening van de
Vlaamse Gemeenschap.
2.
Operationalisering
De invoering van deze gedragscode vraagt nog heel wat voorbereiding en omkaderende
maatregelen (bvb. informatie en vorming m.b.t. personeelgroepen en diensten van de
gevangenis, rechtsregels betreffende de strafuitvoering, enz.).
Bekeken moet worden of deze code werkbaar is, volledig is of minstens een antwoord biedt
op de voornaamste (meest voorkomende) vragen. Evaluatie en bijsturing moeten voorzien
worden. Dit betekent niet dat de huidige tekst als een louter vrijblijvend gegeven kan
beschouwd worden.
Het is allicht zinvol onder leiding van de beleidsmedewerker een ‘werkgroep gedragscode’
samen te stellen die de invoering van de gedragscode en de problemen bij de uitvoering van
dicht bij opvolgt. Mogelijk kan ook het team van beleidsmedewerkers van verschillende
gevangenissen ter zake een rol spelen.
Tussen Justitie en Vlaamse Gemeenschap werd overleg gepleegd over het tot stand brengen
van een veilig en vertrouwelijk klimaat voor de informatie-uitwisseling tussen hun respectieve
medewerkers. Hieromtrent zullen later richtlijnen verstrekt worden.


Aan de gedetineerden genade, strafvermindering, voorwaardelijke invrijheidstelling of andere gunsten
te beloven
De gedetineerden te beïnvloeden bij de keuze van hun verdedigers of raadslieden
20
Bijlage I
Definities
In dit rapport werden een aantal begrippen gehanteerd (en soms gelanceerd) waarvoor een
eenduidige definiëring aangewezen is. Voor een goed begrip ervan dient evenwel de
achterliggende context mee gelezen te worden. Deze vindt men terug in de verschillende
hoofdstukken van dit verslag.
Hulp- en dienstverlening
Het geheel van voorzieningen waarmee de Vlaamse Gemeenschap mensen ondersteunt in hun
persoonlijke en sociale ontwikkeling. De verschillende vormen die de hulp- en
dienstverlening aan gedetineerden kan aannemen, werden beschreven in het Vlaams
strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
Hulp- en dienstverleningstraject
De hulp- en dienstverlening-op-maat waarvan een gedetineerde gebruik maakt (wenst te
maken), bekeken vanuit een dynamisch-evolutief standpunt. Het hulp- en
dienstverleningstraject wordt uitgetekend in samenspraak tussen de gedetineerde, de hulp- en
dienstverlening en de trajectbegeleider. De TB’er volgt de uitvoering hiervan op.
Penitentiair traject
De wijze waarop de straf of maatregel ten aanzien van een gedetineerde geïndividualiseerd
ten uitvoer wordt gelegd. Deze individualisering omvat mogelijkerwijze de toepassing van
uitgangspermissie, ongestoord bezoek, verlof, halve vrijheid, voorlopige invrijheidstelling,
invrijheidstelling op proef, voorwaardelijke invrijheidstelling, electronisch toezicht,
strafopschorting, enz. De diagnose, rapportering en begeleiding m.b.t. het individuele
penitentiair traject gebeurt door de PSD.
Detentietraject
De afstemming (in samenspraak tussen gedetineerde, TB’er en referentiepersoon van de PSD)
tussen het hulp- en dienstverleningstraject en het penitentiair traject en dit in dynamischevolutief perspectief, zodat de sociale reïntegratie van de gedetineerde maximaal voorbereid
wordt en in zijn bereik wordt gebracht.
Detentieplan
De schriftelijke neerslag van het detentietraject, zijnde de afstemming die in samenspraak
tussen gedetineerde, trajectbegeleider en referentiepersoon van de PSD gemaakt werd van het
hulp- en dienstverleningstraject en het penitentiair traject.
21
Reclasseringsplan
De wijze waarop de gedetineerde zijn sociale reïntegratie op persoonlijk, relationeel en socioeconomisch vlak concreet ziet verlopen; het overzicht van de hulpbronnen waarop hij een
beroep zal (kan) doen bij gebeurlijke moeilijkheden. Het reclasseringsplan wordt opgesteld
door de gedetineerde, daarin bijgestaan door de bevoegde diensten van Justitie en Vlaamse
Gemeenschap.
22
Bijlage II
Organogram
Planningsteam maatschappelijke dienstverlening (PMD)



PMD
Leiding: beleidsmedewerker
Samenstelling: vertegenwoordigers hulpen dienstverlening
Opdrachten: uitbouw hulp- en
dienstverlening van de Vlaamse
Gemeenschap
Werkgroep
…
Werkgroep
Onderwijs

GEVANGENIS
Vertegenwoordigers
gevangenispersoneel in PMD
(directie, psychosociale dienst,
herstelconsulent, penitentiaire
beambten, …)
Werkgroep
Rechtshulp
Werkgroep
Arbeidstoeleiding
23
Planningsteam maatschappelijke dienstverlening (PMD)
Beleidsmedewerker
(+ stafmedewerker)
Organisatie-ondersteuner



Hulpverleners
Educatieve medewerkers
Sociaal-cultureel werkers



Overleg en
samenwerking
gevangenis
Sportpromotor
Arbeidsconsulent
…
Trajectbegeleiders
24
Strategisch plan: beleidssturing
Bevoegde Vlaamse
Ministers
(bijgestaan door
taskforces)
Vlaamse Stuurgroep
Strategisch Plan
(bijgestaan door de
Beleidscel Samenleving
en Criminaliteit)
Minister van Justitie
Overlegplatform
Vlaamse GemeenschapJustititie
Beleidsmedewerker
Beleidsmedewerker
Beleidsmedewerker
PMD Antwerpen
PMD Hoogstraten
PMD Turnhout
Beleidsmedewerker
Beleidsmedewerker
PMD Merksplas
PMD Wortel
25
Download