uitreiking van de eerste industriana

advertisement
UITREIKING VAN DE EERSTE
INDUSTRIANA-LABELS
IN HET KADER VAN HET PROJECT ‘GENIUS LOCI’
LEUVEN
DONDERDAG 11 MEI 2017
Brouwerij De Hoorn
persbrochure
Georganiseerd door
E-FAITH, Europese Federatie van Verenigingen voor Industrieel en Technisch Ergoed
in samenwerking met
VVIA, Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw
Deze persbrochure maakt deel uit van het project GENIUS LOCI, dat financiering heeft ontvangen uit het
COSME-programma van de Europese Unie (2014-2020).
De inhoud van deze brochure vertegenwoordigt alleen de meningen van de auteurs en is hun enige verantwoordelijkheid. Ze
kan niet worden beschouwd als een afspiegeling van de standpunten van het Uitvoerend Agentschap voor kleine en
middelgrote ondernemingen of enig ander orgaan van de Europese Unie. De Europese Commissie en het Agentschap
aanvaarden geen verantwoordelijkheid voor het gebruik dat mag worden gemaakt van de informatie die het bevat
PROGRAMMA
De officiële labels zullen door de heer Mark Andries, kabinetschef van Vlaams MinisterPresident Geert Bourgeois, bevoegd voor onroerend erfgoed, aan de geselecteerde sites
uitgereikt worden op
donderdag 11 mei, om 10 u, in de gerenoveerde brouwzaal van de brouwerij De Hoorn
(www.dehoorn.eu), Sluisstraat 79 in Leuven.
09u30:
ontvangst met welkomkoffie
10u00:
>- welkom en toelichting door Luc Verbeeck, namens de Vlaamse Vereniging voor
Industriële Archeologie vzw
- welkom en toelichting door Adriaan Linters, namens E-FAITH European Federation
of Associations of Industrial and Technical Heritage
- uitreiking van de Industriana-labels
11u00:
korte voorstelling Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 en de wijze waarop
het industrieel erfgoed zich in dit kader kan presenteren
11u30:
afsluitreceptie, netwerking
13u00:
einde
Welkomstwoord door archit. Luc Verbeeck
bestuurslid Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie
namens VVIA vzw
Als bestuurslid wil ik alle aanwezigen namens de Vlaamse Vereniging voor Industriële
Archeologie van harte welkom heten - een beetje achteruit kijkend, maar ook vooruit kijkend.
Nadat het in 1974 opgerichte nationale Centrum voor Industriële Archeologie (met de
onzalige afkorting “CIA”) reeds begin 1976 verdween omdat de subsidies en de sponsoring
van twee banken - het toenmalige Gemeentekrediet en de Nationale Maatschappij voor
Krediet aan de Nijverheid, beide ook al verdwenen) - werd begin 1978 de Vlaamse
Vereniging voor Industriële Archeologie vzw opgericht.
Symbolisch werden toen de statuten van de nieuwe vereniging gedateerd op 1 mei.
Onze Waalse collegae moesten nog enkele jaren wachten, tot 1981, vooraleer er een Waalse
tegenhanger ontstond, de asbl Patrimoine Industriel Wallonie-Bruxelles.
In tegenstelling tot onze Waalse tegenhangers hebben we in Vlaanderen steeds een
onafhankelijke lijn gevolgd, kritisch-opbouwend, maar zonder subsidies.
In een tijdperk waar gesubsidieerde organisaties aan de lopende band lijken te verdwijnen, of
minstens ‘af te slanken’ of te fuseren, houdt VVIA het met zijn standpunten nu al bijna vier
decennia uit.
Volgend jaar, in 2018, vieren we onze veertigste verjaardag.
We zijn daarmee de oudste landelijk werkende industrieel erfgoed vereniging op het
Europese continent, en na de BREXIT zullen we dat ‘in Europa tout-cour’ zijn.
Is het daarom misschien dat de Europese Commissie en de Raad van Europa beslisten om
volgend jaar uit te roepen tot Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed ???
VVIA staat dus al bijna veertig jaar in de frontlijn voor studie, behoud, interpretatie en
ontsluiting van industrieel erfgoed. Met onze vrijwilligers lanceerden we nieuwe thema’s op
een ogenblik dat niemand er al over sprak. Denk aan herbestemming van industriële panden,
industrieel toerisme en de educatieve mogelijkheden die het industrieel erfgoed biedt.
We wezen op onbekend erfgoed, zoals onze bruggen – en zelfs de kerncentrale van Mol, waar
de BR1 de eerste en de oudste civiele reactor van Europa is en mee aan de basis ligt van het
Europa zoals we het nu kennen – via de oprichting van Euratom als één van de eerste
‘Europese Gemeenschappen’.
Samen met lokale organisaties zette en zet VVIA zich in voor behoud van de sporen van ons
industrieel verleden, soms met de uitspraak van Willem van Oranje in het achterhoofd:
Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre,
ni de réussir pour persévérer....
(Willem de Zwijger, prins van Oranje, graaf van Nassau, 1533 - 1584)
Mijnheer de kabinetschef zal zich de Vierendeelbrug van Brugge en de Congoboot nog
herinneren - voor ons trouwens een goeie ervaring inzake de contacten die we met het kabinet
konden leggen.
VVIA zorgt ook voor bekendmaking van ons industrieel erfgoed, door bezoeken, door
lezingen, door publicaties.We willen véél doen, er is alleen vaak een discrepantie tussen de
ideeën en de beschikbare middelen.
Maar met weinig geld en veel entoesiasme kun je ook wel één en ander op de sporen zetten.
Met de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie hebben we steeds over de grenzen
gekeken - letterlijk én figuurlijk.
Er waren en zijn onze uitwisselingen met Britse collegae, de samenwerking met Nederland en
Noord-Frankrijk, de verbroedering met de Catalaanse vereniging voor industriële archeologie,
ons engagement voor E-FAITH, de Europese Federatie van Verenigingen voor Industrieel en
Technisch Erfgoed.
Zo leerden we veel, deden we inspiratie op... en konden we aldus ook nieuwe ideeën naar
Vlaanderen vertalen. We moeten niet altijd het warm water opnieuw uitvinden.
Het valt ons echter op dat niet alleen vrijwilligers en industrieel erfgoedverenigingen, maar
ook beleidsmensen, ambtenaren en z.g. ‘experten’ en expertisecentra zo weinig naar ‘elders’
kijken. We kijken te veel naar de eigen kerktoren (sorry ‘fabrieksschoorsteen’), blijven
daardoor op een, eiland zitten en bemerken niet hoe het water om ons heen klotst en sneller
en sneller stijgt.
We overschrijden geen grenzen.
We hebben weinig chauvinisme over wat Vlaanderen industrieel en technisch in de wereld
betekent en betekende. Dat er bv in Sevilla voor de faculteit ingenieurswetenschap, als
monument, een grote stoommachine staat die in Gent gebouwd werd. Of als we in het
buitenland naar een brug kijken, z.g. van Eiffel, maar gebouwd door de ‘Société de
Constructions de Willebroeck’ (zoals de Ponte Dom Luís, 1886, in Porto) of een brug
ontworpen door 'onze' Vierendeel.
Onze tentoonstelling ‘Beschermd Industrieel Erfgoed in Vlaanderen’ was te zien in één van
de gebouwen van de ex-Lenin-scheepswerf in Gdansk, waar collega’s vol bewondering waren
voor wat we in de voorbije 40 jaar beschermd hebben en hoe we het aanpakken. Vanaf 14
December tot het voorbije Pasen stond ze in Barcelona, en ook daar kregen we algemene
bewondering te verduren.
Wij zijn soms jaloers op de Catalaanse aanpak, zij waren meer dan jaloers opwat wij hier in
Vlaanderen realiseren.
De boodschap is duidelijk. We mogen geen ‘calimero’s zijn, maar moeten op alle fronten
naar voor schuiven
- wat we doen,
- hoe we het doen,
- en wat we hier als erfgoed hebben en bewaard hebben
Het kan natuurlijk altijd beter.
Het kan altijd ‘meer’.
En dan vergeten we te vaak wat we al hebben, en hoe op een veertig jaar tijd de industriële
archeologie uitgroeide van een rare afwijking van enkele jongens (en ook een beperkt aantal
meisjes) tot iets wat vandaag uit de erfgoedzorg niet meer weg te denken is.
Ik moet zelf maar even vergelijken hoe negatief de voorstellen om steenbakkers-erfgoed te
behouden in de Rupelstreek indertijd ontvangen werden. Vandaag profileert de streek zich
met dat erfgoed.
In Limburg moesten al de mijngebouwen verdwijnen - ‘van zwart naar groen’ - nu betreurt
men er dat er te veel gesloopt werd en profileert de streek zich met zijn mijnpatrimonium.
Adriaan kan ook terugblikken op de strijd, in 1973-75, voor het behoud van een oude en
vervallen jeneverstokerij in Hasselt. De actievoerders werden toen ‘stadsgevaarlijk’ genoemd.
De bescherming van het pand in augustus 1975 sloeg in als een bom en werd met ongeloof
bekeken. Het was het eerste pand in Vlaanderen dat omwille van zijn industrieelarcheologische waarde beschermd werd. Nu is het hét Jenevermuseum, en profileert Hasselt
zich als de Stad van de Smaak.
Laten we met onze ervaringen contacten en banden leggen met gelijkgestemden en met
gelijkaardige projecten in andere regio’s.
Er kan samen-gewerkt worden.
Er kunnen ideeën en ervaringen uitgewisseld worden.
Er kunnen vriendschappen ontstaan.
VVIA is gelukkig dat ze via E-FAITH kon en nog verder kan meewerken aan het ‘Genius
Loci’ project, en dat dank zij haar campagne en begeleiding zoveel ‘Industriana’-labels aan
Vlaanderen toegekend worden.
En zoals goeie Vlamingen, hebben we ook een beetje ‘gefoefeld’ - we hebben met succes de
verdediging op ons genomen van een aantal buren, de taalgrensgemeenten Komen en
Moeskroen, en we hebben ook de grens met Noord-Frankrijk even naar het zuiden verlegd
om een jeneverstokerij uit de buurt van Rijsel te annexeren.
Maar ik heb het nu lang genoeg getrokken.
Voor de aanpak van Genius Loci, Industriana, en de voorstelling van de geselecteerden, geef
ik het woord aan Adriaan Linters. Hij is algemeen-secretaris van E-FAITH, ook voorzitter
van VVIA. Maar hij heeft aangekondigd dat hij einde volgend jaar, na veertig jaar en bij het
bereiken van de gezegende (verhoogde) leeftijd waarop iedereen met pensioen moet gaan ook
een stap terug zal zetten als voorzitter van onze vereniging.
We kunnen dus nog anderhalf jaar profiteren van zijn inzet, kennis en ervaring - maar we zijn
ervan overtuigd dat we nadien toch nog verder op hem beroep zullen kunnen doen.
De kandidaturen zijn open, en - tussen haakjes - het zal geen rector-verkiezing zijn
(kwinkslag)
Ik geef het woord aan Adriaan
Europese projecten
Het is niet evident om met vrijwilligersverenigingen te participeren in Europese projecten,
laat staan om ze zelf in gang te steken en te beheren.
In sommige landen, werden structuren opgezet werden om dit te ondervangen, te begeleiden
en soms zelfs te ‘leiden’. In andere landen niet.
En daardoor kunnen problemen ontstaan, kunnen non profit organisaties niet aan dit soort
projecten participeren - tenzij ze zwaar gesubsidieerd worden door een overheid of een
overheidsdienst zich garant stelt.
In veel projecten zijn de loonkosten bepalend voor de subsidie vanuit de Europese
Commissie, maar dat de inzet en het werk van vrijwilligers wordt daarbij op geen enkel wijze
gehonoreerd of budgettair verrekend.
Bij projecten waar verenigingen bij betrokken waren, bleek dat het aantal uren gepresteerd
door vrijwilligers véél groter was dan het totaal aantal uren van de personeelsleden van de
andere partners. Alleen, de lonen en de kosten van de personeelsleden konden voor 70%
gesubsidieerd worden door de EU. Het werk van de vrijwilligers telde voor 0 (nul) euro, en
daarnaast moest er langs alle kanten gekrabd worden om zelf de 30% van de oplopende
kosten te financieren en de rest te prefinancieren.
Ook de enorme papierwinkel, de Europese reglementitis, schrikken de meeste verenigingen af
om zich op dit pad te wagen.
Europese samenwerking klinkt mooi, maar zit vol angels en vallen.
Zowel E-FAITH (waarvan het secretariaat in Vlaanderen gevestigd is, en dus voor de
Europese Commissie als ‘Belgisch’ geldt) als met VVIA mocht daarvan de nadelen
ondervinden.
Maar goed - met entoesiasme kan men soms bergen verzetten. En voordelen zijn er ook.
Niet in het minst het Europese vogelperspectief, waarbij de eigen positie beter kan ingeschat
worden; waarbij men dingen gaat relativeren en kan vergelijken; waarbij men ervaringen,
ideeën en aanpak uit andere landen en regio’s kan (proberen te) vertalen naar de eigen
praktijk.
Met E-FAITH, in Vlaanderen gesteund door VVIA, kon in 2015-2016 geparticipeerd worden
in een via het COSME-programma gesubsidieerde project EumillennialsTOUR.
Dat had de bedoeling educatief industrieel erfgoedtoerisme voor jongeren ouder dan 15 jaar te
ontwikkelen. Aan dit project werkten partners mee uit Italië, Duitsland en Engeland.
We deden er heel wat ervaring in op, en een aantal Vlaamse organisaties en verenigingen die
er bij betrokken werden ook. De evaluatie - wat goed en minder goed verliep - toonde zowel
de knelpunten als de mogelijkheden van de aanpak. Of hoe een educatief reispakket voor
studenten méér moet inhouden dan een programma van bezoeken. En hoe belangrijk het is
om een educatieve werking op te zetten voor jongeren ouder dan 15 jaar, een ‘markt’ die nog
grotendeels leeg is en waar de noden groot zijn.
In het kader van dit project werd o.m. een test-uitwisseling georganiseerd tussen een groep
studenten geschiedenis van de Gentse Universiteit en studenten ‘materiële cultuur’ van de
universiteit van Oldenburg in Noord-Duitsland. Alleen al de vergelijking van het curriculum
van beide opleidingen was bijzonder boeiend. Ook werd een test gedaan waarbij leerlingen
van de hoogste jaren van een middelbare school uit Oostende het industrieel en technisch
erfgoed van Oudenaarde en Ronse verkenden.
Dit project is sedert einde oktober vorig jaar afgelopen - we wachten nu nog altijd op de
uitbetaling van de toegezegde subsidies.
Vorig jaar werd E-FAITH gevraagd om mee te werken aan een ander COSME-project,
“Genius Loci” dat het industrieel en technisch erfgoed van KMO’s wil promoten en
ontsluiten. Het is een project waar partners bij betrokken zijn uit Italië, Hongarije, Malta en
Spanje, en waar E-FAITH zijn Europees netwerk en expertise aan toevoegt.
Omdat COSME een EU programma is dat zicht richt tot kleine en middelgrote
ondernemingen, diende ‘Genius Loci’ ook het erfgoed van de KMO’s op het voorplan te
zetten. Voor de sector ‘industrieel erfgoed’, die nog al te vaak met de grote nijverheden
vereenzelvigd wordt, leverde dit een belangrijke invalshoek op. Het zijn immers niet alleen
de steenkoolmijnen, de hoogovens, de grote textielfabrieken die de maatschappij, het leven en
werken van mensen, grondig veranderden. Vaak was een lokaal bedrijfje, waar maar enkele
mensen werkten, voor hen belangrijker - of werd het karakter van een regio geschapen door
een veelheid van kleine bedrijfjes uit eenzelfde sector, denk aan de vlasvezelbereiding zowel
in onze Leie-vallei maar ook op tal van plaatsen in Atlantisch Europa, van in Portugal, via
Bretagne en Normandië, tot in de Baltische landen.
De eerste ervaringen zijn alvast positief.
Maar er blijkt ook uit
- hoeveel verschil er is tussen de aanpak van dit erfgoed in de verschillende deelnemende
landen, en hoe zwak het aanbod is in bepaalde regio’s - tot men er écht ging prospecteren;
- hoe de aard en de aanpak van het industrieel erfgoed verschilt afhankelijk van de aard van
de organisatie die bij het project betrokken is, van een promotiedienst voor kleine bedrijven
tot een provinciaal cultuur-toerisme-dienst en een organisatie van geëngageerde vrijwilligers;
- hoe weinig de aard, aanpak, voor- en nadelen en zelfs gevaren van industrieel en technisch
erfgoed maar bekend zijn buiten het clubje van ‘ingewijden’;
- hoe verschillend de rol en de aanpak van de verschillende maatschappelijke groepen kan
zijn, en vooral deze van vrijwilligers, afhankelijk van regionale politiek en cultuur;
- hoe verschillend de aard en de structuur van KMO’s is in de verschillende landen - zo vioel
het op dat bv in Hongarije er tijdens het communistisch regime geen ‘KMO’s’ bestonden
maar vooral grote conglomeraten, en de meeste kleine en zelfstandige ondernemingen pas
nadien ontstonden: hoe zit het dan met het erfgoed van KMO’s ?
- hoe binnen de sectoren over de grenzen heen gelijke dingen bestaan, maar ook verschillen.
Bier brouwen in is “bier brouwen”, Farsons Brewery in Mriehel (Malta), waarvan de
restauratie en herbestemming van de brouwzaal zopas goedgekeurd werd, kun je zo naast De
Hoorn plaatsen. Maar er is ook een groot verschil tussen hoge en lage gisting, en bepaalde
dingen zoals onze spontane en gemengde gisting zijn vrij uniek. De technieken en tuigen om
vlasvezel te bereiden zijn dezelfde als deze voor de bereiding van hennep-vezels. De
machines opgesteld in het Ecomuseu del Tevere konden zo overplaatst worden naar Texture
in Kortrijk. Bakstenen vervaardigen in Italië, Spanje of Hongarije, of in onze Rupelstreek
verschilt niet zo veel - maar wel het feit dat de oude technieken ginds nog steeds verderleven
en toegepast worden, terwijl het handvormen van stenen en pannen bij ons verdwenen is
- en tenslotte: hoe belangrijk de kennis van ‘taal’ is. Binnen het consortium wordt
gecommuniceerd in (een soort) Engels, maar bij plaatsbezoek blijkt dat het gebruik van
Engels met plaatselijke initiatiefnemers niet werkt, zowel vice als versa.
GENIUS LOCI
BEVORDERING VAN TOERISME, BEHOUD EN ONTSLUITING
VAN EUROPEES INDUSTRIEEL ERFGOED
www.europeangeniusloci.eu
www.industriana.eu
Doelstellingen
Het doel van het Genius Loci-project, mede gefinancierd door het Europese
COSME-programma, is het bevorderen van toerisme in verband met het Europese industriële
erfgoed.
Het project wordt gecoördineerd door Apiform srl, het opleidingsbureau van de vereniging
van kleine en middelgrote ondernemingen van Umbrië, en partners bevinden zich in Italië,
België, Spanje, Malta en Hongarije.
Het project zal leiden tot het creëren van een nieuw transnationale toeristische product,
waarbij de beheerders en eigenaars van industrieel erfgoed worden uitgenodigd om zich beter
te profileren en hun erfgoed bekend te maken. Waarbij het publiek wordt uitgenodigd op een
ontdekkingsreis van de "Genius Loci" van de betrokken gebieden.
Dit project creëert een ervaringspad, waarbij meer aandacht wordt besteed aan een erfgoed
dat vaak vergeten en ondergewaardeerd wordt. Het doel is om bij te dragen aan de
aantrekkelijkheid en ontwikkeling van lokale economieën in de betrokken gebieden.
Momenteel zijn er tal van initiatieven verbonden aan het industriële toerisme, maar bijna
allemaal richten ze zich op grote industrieën, met zeer weinig projecten waarbij kleine en
middelgrote ondernemingen in steden en plattelandsgebieden zijn betrokken.
De belangrijkste doelstellingen van het project zijn:
- het identificeren en oplijsten van sites met groot toeristisch en ander belang, en aan deze een
Europese erkenning geven, het INDUSTRIANA-label;
- op basis hiervan van thematische INDUSTRIANA-netwerken te doen ontstaan, waar ook
KMO's, musea en andere initiatieven inzake Europees industrieel en technisch erfgoed
kunnen in participeren;
- het uitstippelen van originele toeristische routes die verband houden met het Europese
industriële erfgoed, en waar de INDUSTRIANA-sites een basis voor moeten leveren;
- oprichting van een multimediaplatform ter bevordering van het toerisme in verband met
geïdentificeerde toeristische routes.
Genius Loci in België
Omdat het thema zeer breed is, werden om te starten door het internationaal consortium een
drietal piloot-sectoren uitgekozen:
1. Traditionele gefermenteerde dranken (bier, wijn, cider,...) en het distilleren
2. De verwerking van klei tot bakstenen, tegels, dakpannen – en ook tot refractaire bakstenen,
drainagebuizen, majolica, enz.
3. Traditionele textielambachten (zoals het handweven) en de productie van Europese
textielvezels (w.o. vlas, hennep,...)
Voor Vlaanderen ligt dat KMO-thema natuurlijk goed, want we waren traditioneel een regio
met dynamische kleine bedrijven, die van alles en nog wat produceerden en
commercialiseerden. Maar ook de drie speerpunten die door het consortium uitgekozen
werden liggen ons bijzonder goed.
Om een inzicht te krijgen in het bestaande aanbod wordt intussen een database opgesteld van
het erfgoed van dit soort kleine bedrijven in de verschillende Europese landen: historische
sites, musea en collecties, traditionele ateliers en bedrijfjes die met oude technieken werken.
Ook het immaterieel erfgoed dat hiermee verband houdt wordt opgelijst, zoals personen en
organisaties die instaan voor opleiding en het doorgeven van traditionele kennis en
ervaringen, die bepaalde tradities in leven houden en doorgeven aan volgende generaties.
De vragenlijst die in de loop van vorig jaar verspreid werd, en waarmee belangstellenden hun
kandidatuur konden stellen om een INDUSTRIANA label te bekomen, kende een
ongelooflijk resultaat. Het werd een echte zondvloed.
In deze fase werd ook een
Europees herkenningsteken voor
industrieel erfgoedsites ontworpen,
‘Industriana’.
De ontwikkeling van de achterliggende soft- en hardware werd door de Europese Commissie
gefinancierd, evenals de aanmaak van de eerste 150 à 200 test-labels - te verdelen over
geselecteerde projecten in de Europese landen.
De geselecteerde initiatieven zullen aldus deel uitmaken van het Industriana-netwerk, met
bijbehorende apps en vermeld worden in de kaartbestanden op internet. Voorbijgangers en
belangstellenden kunnen dank zij de QR-code via hun smartphone ter plaatse informatie
kunnen opvragen over de sites en hun geschiedenis.
De eerste selecties zijn thans afgerond en de eerste labels worden vanaf nu uitgereikt.
De geselecteerde sites kunnen als eersten de achterliggende systemen testen, desgevallend
helpen verbeteren en aanpassen.
De testfase loopt nu voor de pilootthema’s in vijf regio’s (Umbria, Teruel, Malta, Centraal
Transdanubië in Hongarije, en Vlaanderen) en zal vanaf de zomer ook naar andere landen
uitgebreid worden. Vermoedelijk kan vanaf einde september het systeem ook uitgerold
worden voor alle onderwerpen van industrieel en technisch erfgoed.
We zijn bijzonder tevreden dat Vlaanderen tot de pioniers van dit project behoort.
Vlaanderen, waar we als eersten de labels mogen uitreiken, is dus de “guinea pig”, het
proefkonijn.
De eerste INDUSTRIANA-labels in België
Vanuit België werden een dertigtal kandidaturen ingediend.
Daarvan werden er 22 geselecteerd, nl 17 in Vlaanderen, 1 in Brussel, 2 in Wallonië en 2
grensoverschrijdende (één met Luxemburg en één met Noord-Frankrijk)
Deze labels zijn in Vlaanderen als volgt over de provincies verdeeld:
Antwerpen: 4; Limburg: 3; Oost-Vlaanderen: 1;Vlaams-Brabant: 4 en West-Vlaanderen: 5
Enkele dossiers zijn nog ‘hangende’ omdat ze op één of ander punt onvolledig waren - en in
de volgende maanden kunnen via gerichte prospectie mogelijk nog een aantal labels
toegevoegd worden. Dit hangt ook samen met de budgettaire mogelijkheden die via het
COSME-programma voorzien werden, en die de kans bieden om (slechts) ene 200-tal labels
gratis aan te maken.
Eerste lijst
geselecteerde sites ‘Industriana’
1. KLEIVERWERKING
1.1. Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen
In 1975 first actions by volunteers were taken to save the history and heritage of the
clay industry on the Rupel banks. On October 9, 1984 an association, 'EcoMuseum
and Archives of the Boom Brickworks' (EMABB) was set up. In 1993 EMABB
purchased with own funds the Hoffmann kiln and adjacent workers houses of the
Lauwers brickworks. In 1995 the kiln was protected as a monument, and in 2000, the
workers houses too. The Hoffmann kiln is used for exhibitions on the industrial
history of the region. In the workers houses the living conditions of men and women
are shown.
Website: http://www.emabb.be
1.2. Booms Steenbakkerijmuseum 't Geleeg
The Boom Brickworks Museum 't Geleeg gives an authentic picture of brick and tile
industry in the Rupel region. It safeguards a Hoffmann-kiln, a periodic kiln, the drying
sheds, the house of the owner, the storage and horse stables, ... The museum also has a
large collection of brick making tools and machinery.
The museum and the industrial heritage site are managed by a non-profit organization,
supported by a group of enthusiastic volunteers. The association is keeping alive the
traditional crafts of brick and tilemakers.
Website: www.boomssteenbakkerijmuseum.be
1.3. Beerse: Museum Tempelhof
A local history museum, run by the volunteer local history association. The museum
presents among other things the history of the clay quarries and brick making in
Beerse.
Website: http://www.devlierbes.be/
2. TEXTIEL EN TEXTIELE VEZELS
2.1. Mouscron / Moeskroen: Musee de Folklore " Vie Transfrontaliere "
The rich collections of the Musee de Folklore "Vie Transfrontaliere" will take you to
the cross-border life between 1850 and 1950, discovering the Picardy heritage. The
museum is a reference in regional ethnology!
Collected since 1953, the collections evoke the working life (furniture and household
objects, traditional games ...). they evoke the trades (from the poor devils to
craftsmen, from the farmer to the factory weaver, the brewers, to the horses drivers
...), the shops including grocery stores and restaurants, and of course the tobacco and
alcohol fraud practiced on both sides of the border.
Website: http://www.musee-mouscron.be
2.2. Comines / Komen: Musée de la Rubannerie Cominoise
The Museum of Ribbon traces the history of the Comines ribbon weavers, "les Bleus
Vintes" since the 13th century. The museum has a unique collection of old textile
looms and masterpieces, including the oldest dating back to 1700. All looms are in
working condition. On weekends, passionately knowledgeable museum staff and
volunteers set the antique machinery in motion and use cunningly devised model
mechanisms to explain how they work. One can see ribbon looms, bootstrap twisters
and zipper function.
Website: www.larubanerie.be
2.3. Ronse: MUST textile museum
MUST, the museum of Textile is situated in Ronse, once the second textile centre of
Flanders.
The presents an overview of the textile history the town. In the former textile plant
'Cambier-Robette' the whole production process from raw material to finished product
can be followed. There are about forty functioning looms, representing the technical
evolution of the textile sector between ca. 1900 and 2000. A small steam engine is
now running on compressed air.
A visit of the museum can be followed by a walk in the city centre, showing its
impressive industrial heritage.
Website: http://www.ontdekronse.be/nl/ontdekken/musea/overzicht
2.4. Kortrijk (Heule): Preetjes Molen
Preetjes Molen, or the windmill "Deprez" at Heule (near Kortrijk) is an important
landmark of the industrial history of the South of West-Flanders. Because it was (and
is) solely used for flax scutching, it is exceptional if not unique in the history of the art
and craft of a windmill.
The "Preetjes Molen" is unique, and as a windmill for flax scutching, it is conceivably
the last in its kind in Europe. Moreover, the mill is tactile proof of the flax industries,
which once flourished in the valley of the river Leie, and as such, it is a listed
monument.
Website:
http://www.toerismekortrijk.be/zien-doen/ontdekken/historie-en-erfgoed/molens/preet
jes-molen
3. ALCOHOLISCHE DRANKEN
3.1. Luxemburg :Musée brassicole des deux Luxembourg
The main mission of the museum is to safeguard the regional brewery heritage of the
Grand Duchy of Luxembourg and the Belgian province of the same name. This
includes not only the collection and research of historical objects, documents and
archives, posters and publicity, but also the stories of those connected with the
brewing community. The museum runs an intensive oral history program.
The main goal now is to make everything, from the bottle cap to the debit truck,
accessible to the public.
Website: www.LUXEM.beer
3.2. Wambrechies : Distillerie de Wambrechies- Distillerie Claeyssens
The Wambrechies distillery is a unique site where time stood still since the 19th
century. It still uses the authentic distilling columns and alambics to produce the
traditional 49 ° alcohol 'genièvre'. The distillerie is protected ‘monument historique,
the equipmlent since 12999, the buildings since 2000
Website: http://www.wambrechies.com
3.3. Brussels Museum van de Geuze / Musée Bruxellois de la Gueuze
Cantillon Brewery is a Belgian traditional family brewery based in Anderlecht,
Brussels. They exclusively brew the spontaneous fermented lambic beers. It is the last
working brewery of the once more than one hundred operating breweries in Brussels
at its foundation date.
The brewery was founded in 1900 by Paul Cantillon, whose father was a brewer as
well, and his wife, Marie Troch. As of 2011, the owner is Jean-Pierre van Roy,
fourth-generation brewer at Cantillon. Since its foundation the only major change has
been a shift to organic ingredients in 1999.
The brewery also houses the Gueuze Museum.
Website: https://www.cantillon.be/
3.4. Mechelen: Brouwerij Het Anker
The brewery 'Het Anker' (the anchor) finds its origins in the 15th c. when the
Beguinage possessed an important "hospital" having its own brewery. Since there has
always been a brewery on this location.
In 1872, the family Van Breedam bought the existing brewery and built a modern one
with a steam boiler. In 1990, Charles Leclef, fifth generation of the Van Breedam
family took over the brewery, adapted the existing equipment to the actual standards.
In 1990, Het Anker also opened a three-star hotel in the brewery. The old copper and
brewing installations were made accessible to the public.
Website: www.hetanker.be
3.5. Bocholt: Bocholter Brouwerij Museum
The Bocholter Brewery Museum is a private museum created by the brewer Jean
Martens (1919-2008). It is one of the largest brewery museums inj Europe, which on
4,000 m² tells the history of brewing since 1758. It was opened in 1979.
Website: www.bocholterbrouwerijmuseum.be n
3.6. Hasselt: Het Jenevermuseum
The town of Hasselt always was and still is the capital of jenever-distilling in Belgium
This distillery was in 1807 established by J.A.S. Bamps.
The building was protected as a historical monument on August 21st 1975, being the
first industrial building in Flanders to become a monument because of its industrial
archaeological value.
In 1979 the Hasselt city council bought the complex to establish here the national
museum of distilling. A thorough restoration started in the spring of 1983 and was
finished in July of 1987. The museum opened to the public on September 16th of that
year.
Website: www.jenevermuseum.be
And see also:
http://industrieelerfgoed.be/content/jeneverstokerij-stellingwerff-theunissen-nu-jenevermuseum
3.7. Sint-Truiden: Alcoholstokerij & Brouwerij Wilderen
Behind, and in symbiosis with the former farm "Hoeve Nicolaï" an industrial
agricultural distillery was erected at the end of the 19th century. It remained active
until 1930, was started up again in 1945 - 1946, but then stopped. The installation was
never dismantled, making the complex a unique entity: distilling columns, alembics,
casks, even the steam engine and boiler are still in situ.
The farm and the distillery were declared historic monument in November 1989
Besides the distillery, the stables and the barns are also preserved. In one of these, a
recent brewery has now been set up.
Website: www.brouwerijwilderen.be
3.8. Lembeek: Brouwerij Boon
The first traces of this brewery go back to 1680, when a farm-brewery and distillery at
this place was erected. In 1860 Louis Paul bought the brewery to brew only the typical
spontaneous fermented beers 'lambic' and 'faro'. Bottling geuze lambic started in 1875.
In 1898, Pierre Troch bought the brewery, but went bankrupt in 1927. Afterwards it
became property of Joseph De Vits. His son, Rene was renowned for the production
of soft and fine gueuze lambic. Rene De Vits had no children and sold the brewery to
Frank Boon - who is since following the old traditions.
Website: www.boon.be
3.9. Leuven: De Hoorn
De Hoorn is a former brewery in Leuven where in 1926 the beer Stella Artois was
invented. The building had stood empty for more than 20 years when in 2007, 7 local
entrepreneurs from different creative and cultural organisations bought this protected
monument to convert it into an urban creative hub. The project aimed to restore the
buildings historic importance by injecting a new and complementary program in its
conscientiously conserved and restored setting. The project was completed in
November 2012 and all 220 workplaces for creative minds were occupied from the
start.
Website: www.dehoorn.eu
3.10. Vlezenbeek: Brouwerij Lindemans
In 1822 (six generations ago), the Lindemans family started brewing 'lambic' beer on a
farm in Vlezenbeek. In 1930 agricultural activities were discontinued, so that one
could concentrate fully on brewing 'lambic', 'geuze' and 'kriek'.
Although the old brewery was extended by a new brew house (1991) and bottling
plant (2013) the old copper and installations are still present.
With great dedication, the Lindemans family is brewing the typical beers, according to
the traditional method of spontaneous fermentation. The brewery continues to be loyal
to its original and exceptional recipe, which brings craftsmanship and experience from
generation to generation.
Website: www.lindemans.be
3.11. Beersel: Brouwerij Oud Beersel
The 'Oud Beersel' brewery, founded in 1882, is located in Beersel 10 km southwest of
the center of Brussels. It is one of the last authentic lambic breweries of Belgium. It is
known for the traditional way and according to ancient tradition it is brewing, through
spontaneous fermentation, the lambic beer.
Lambic matures up to three years in wooden barrels, which is then adulterated . By
adding sour cherries, refermenting the and adding yeast to the bottle (to have a second
fermentation in the bottles) the traditional cherry-beer 'Oude Kriek' is born.
Website: www.oudbeersel.com .
3.12. Anzegem (Vichte): Brouwerij Verhaeghe
Brewery Verhaeghe Vichte is a small family-owned brewery, founded in 1885 by Paul
Verhaeghe. At the outbreak of the first war, he responded to the call of the Belgian
Government to resist the German occupation economically by stopping the
production. This was responded in turn by the Germans by the dismantling the
brewery. After the war new production equipment was installed. This is still existing
and used today.
It is still producing the typical red-brown beer of West Flanders, matured in oak casks
and brewed according to an ancient method.
In 2012 the brewery was protected as a historic monument.
Website: www.brouwerijverhaeghe.be
3.13. Alveringen, (Fortem) : Mout- en Brouwhuis De Snoek
The brewery 'De Snoek' (The Pike) is the last brewery in Belgium who still has its
complete 19th c plant and hasn't changed since it was built in 1871. While the
Germans confiscated all copper in the occupied territory, this brewery was situated
behind the lines in the non-occupied part of the country, and thus stayed intact.
In 1989 the brewery was rented on a long term lease by a non-profit voluntary
association, and in 1991 protected by law. After restoration the brewery and the
brewer's pub, run by volunteers, are open to the public.
Website: www.desnoek.be
3.14. Alveringem (Beveren a/de Ijzer): Brouwerij Feys- Callewaert
Pieter Feys started his brewery and malting in 1883. The brown beer 'Forte Brune'
became their flagship beer. The arrival and success of the pilsner was detrimental for
their survival. But after the Second War they couldn't compete with the very popular
bottom fermentation beer pilsner. In 1965 all brewing activities were stopped.
In 2001 the buildings were protected as historic monuments.
In 2013 Hendrik Nelde bought the site and decided to breathe new life into it. The site
is now restored and when works are finished will mix culture, events, housing and a
social project.
Website: www.feysbook.be
3.15. Roeselare: Brouwerij Rodenbach
In 1836 the brewery was founded. She became famous for its maturation process in
oak wooden standing up maturation vats. The cask halls with 294 oak vats, are
protected as industrial heritage, as also the restored malt kiln and the old brewhouse.
Group visits are possible to the visitors' centre, which holds a museum on the brewery
and the Rodenbach family, to the brewery and and the malting kiln. Book your visit
via the Rodenbach website.
Website: http://palm.be/en/rodenbach
HOE NU VERDER ?
Het project en de financiering zullen einde september aflopen. De basis werd tijdens vorige
maanden gelegd, en daar moet nu op verder gebouwd worden.
Een slotcongres wordt midden september in Brussel georganiseerd - vermoedelijk in één van
de zalen van het Europees Comité van de Regio’s.
1. INDUSTRIANA
1.1. Het systeem achter de INDUSTRIANA-labels, de QR-codes en de bijbehorende software
wordt in en door de vijf pilootregio’s getest en verder op punt gesteld, c.q. aangepast.
Alle bemerkingen - zowel van de site-verantwoordelijken die een label ontvingen als van
gebruikers die inloggen - worden ingezameld en verwerkt
1.2. Per regio wordt een gebruikersgroep (‘user group’) opgericht met de
verantwoordelijken van de sites die een label ontvingen. Voor Vlaanderen zal deze
coördinatie gebeuren door de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie.
1.3. In de loop van de zomer 2017 wordt het Industriana-netwerk verruimd tot een aantal
geselecteerde sites buiten de pilootregio’s (aantal hangt af van budgettaire mogelijkheden),
vanaf begin oktober wordt het systeem uitgebreid tot andere sectoren. Er dient tegen dan
duidelijkheid te zijn over de kosten per label en over de wijze waarop deze verrekend kunnen
worden.
Het beheer van de verdere ontwikkelingen komt bij E-FAITH
2. NETWERKEN EN PAKKETTEN
2.1. Opzetten van thema-netwerken
Het is de bedoeling om per thema de verschillende sites met mekaar in contact te brengen, en
via netwerking samenwerking en informatie-uitwisseling tot stand te brengen. De drie
thema’s, eventueel onderverdeel in sub-thema’s zullen hiervoor een aanzet zijn.
Er wordt nu gezocht naar partners om voor elk van deze thema’s een bijeenkomst te beleggen
in 2018, in het kader van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed. Dit kadert in één van
de punten die binnen het ‘beleidsplan 2018' van E-FAITH kunnen aan bod komen
2.2. Ontwikkeling van toeristische ontsluitingspakketten
In een tweede fase worden regionale en/of thematische ontsluitingsprogramma’s ontwikkeld,
die via Genius Loci in alle Europese landen bekendgemaakt en gepromoot zullen worden.
VVIA maakt zich sterk dat we een aantal pakketten kunnen uitwerken, diende een reeks
voorstellen in, met als resultaat dat we zullen (moeten) gaan voor
2.2.1. Een pakket rond steen- en pannenbakkerijen, gecentreerd op (uiteraard) de
Rupelstreek maar met ook verwijzingen naar sites daarbuiten zoals restanten van
vroegere steen- en pannenbakkerijen, herbestemde gebouwen, en kleigroeven die nu
natuurgebieden geweest zijn. Wat heeft Vlaanderen te bieden dat verbonden is met de
uitbating van de rijke kleilagen die we hebben ? Maar ook welke andere industriële
sites zijn er op deze route, wat kan een bezoeker er beleven en desnoods proeven (bv
het typische paardenstoofvlees)
2.2.2. Een pakket rond het erfgoed en de geschiedenis van brouwen, mouten en
(jenever) stoken - zonder de hop en de met ons bier verbonden traditionele
gastronomie te vergeten. Hier zouden we in elke provincie een deelpakket willen
uitwerken, want het erfgoed van deze sector is te rijk om alles in één doos geduwd te
krijgen. Een eerste ontwerp voor de provincie West-Vlaanderen werd uitgeschreven,
en moet nu getest en verfijnd worden. De vier brouwerijsites die in de provincie een
label ontvingen zullen hierbij nauw betrokken worden, en hun inbreng zal
fundamenteel zijn.
Op basis van de ervaringen in West-Vlaanderen zal getracht worden om het model
ook naar andere provincies te vertalen. Vlaams Brabant lijkt daarvoor prioriteit te
krijgen.
2.2..3. Textiel van zuid naar noord
Voor wat de geschiedenis en het erfgoed van de textielsector betreft rees binnen de
internationale stuurgroep de idee een project op te zetten dat vanaf de Franse grens tot
aan de Nederlandse grens zou lopen, grosso modo aan weerskanten van de E17 en de
E19. Deze noord-zuid-as valt daarenboven ook samen met de oude waterwegen (LeieSchelde) en zelfs de eerste spoorwegen die door België getrokken werden.
Het bleek immers dat op deze lijn heel de textielgeschiedenis vanaf de Middeleeuwen
tot nu kan verhaald worden, met alle soorten grondstoffen (van vlas via wol, zijde,
hennep,... tot kunstvezels), alle technieken en toepassingen en alle afgewerkte
producten. Dit zou een unicum in Europa zijn - zeker indien de lijn later zou kunnen
doorgetrokken worden tot de grote Noord-Franse textielcentra (o.m. Roubaix en
Tourcoing, met inbegrip van het verhaal van de Vlaamse uitgewekenen die de massa
van textielarbeiders in deze steden leverde) en tot het zuiden van Nederland.
Jammer genoeg was de Vlaamse respons voor wat de textielsector betreft zeer
beperkt, zodat er op dit ogenblik terecht vragen gesteld werden over de haalbaarheid.
Maar we willen het toch proberen, en indien het niet lukt ons eventueel terugplooien
op één van de andere voorgestelde thema’s.
De algemene coördinatie van de projecten en de thema’s zal gebeuren door VVIA en zijn
provinciale afdelingen.
2.3. Er wordt onderzocht op welke wijze deze pakketten kunnen verspreid worden. Op dit
ogenblik ligt een voorstel ter tafel om dit via e-boeken te doen
E-FAITH
European Federation of Associations of Industrial and
Technical Heritage
In alle Europese landen bestaan verenigingen, werk- en actiegroepen, vrijwilligers, die zich
op één of andere wijze inzetten voor de studie, het behoud en de ontsluiting van industrieen
en technisch erfgoed, die steun verlenen aan de werking en uitbouw van een museum van
industrie, techniek of wetenschap.
In 1997 nam de Catalaanse 'Associació del Museu de la Ciència i de la Tècnica i
d'Arqueologia de Catalunya' (AMCTAIC) het initiatief om belangstellende organisaties een
eerste keer voor overleg samen te brengen in Barcelona. Dit initiatief werd een jaar later
herhaald, en in 1999 overgenomen door de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie
vzw. Tot besluit van deze derde bijeenkomst werd op 14 november 1999, in de vergaderzaal
van de firma Vyncke in Harelbeke, gezamenlijk de wens geformuleerd om deze
samenwerking ook formeel en als een constante verder te zetten. Er werd een curatorium
aangeduid en een aantal regels voor samenwerking opgesteld, en als naam voor deze
samenwerking ‘E-FAITH, European Federation of Associations of Industrial and Technical
Heritage’ gekozen.
E-FAITH organiseerde sedertdien jaarlijks een weekend, waar verenigingen en vrijwilligers
met mekaar in contact kunnen treden, ervaringen en ideeën uitwisselen. Er werd een eerste
website opgezet (www.e-faith.org), die thans door een nieuwe vervangen wordt
(www.industrialheritage.eu, onder constructie).
Een volgend weekend is voor 20-22 oktober e.k. gepland in Barcelona en in het gasmuseum
van Cornella del Llobregat (Catalonië)
In essentie bleef E-FAITH echter een informele organisatie, een soort zelfhulpgroep van
verenigingen en vrijwilligers.
Tot...
in 2009, tijdens een napraten in een bistrot in Calais, tijdens jaarlijkse weekend-bijeenkomst
iemand tussen pot en pint de idee lanceerde om eens een ‘Europees Jaar van het Industrieel en
Technisch Erfgoed’ te organiseren, waarbij verenigingen in alle landen zich zouden kunnen
profileren en het industrieel en technisch erfgoed in de schijnwerpers zetten. Dit voorstel
kende bijval, zodat er een memorandum opgesteld werd, dat door vrijwilligers in 18 talen
(waaronder Latijn en Esperanto) vertaald werd
(http://www.e-faith.org/home/?q=content/memorandum). De oproep werd als een lopend
vuurtje verspreid, en honderden organisaties ondertekenden de oproep.
Deze werd vermeld het rapport van de Raad van Europa Industrial Heritage in Europe
(Committee on Culture, Science, Education and Media, 15.02.2013, goedgekeurd
08.03.2013). In een resolutie die op 8 maart 2013, tijdens de vergadering van het permanent
comité van de Raad van Europa in Parijs goedgekeurd werd, formuleerde de Raad van Europa
aan zijn lidstaten een aantal aanbevelingen en adviezen inzake het behoud en de ontsluiting
van het industrieel en technisch erfgoed.
Zo werd er o.m. voorgesteld om een Europees label voor het industrieel erfgoed in te voeren,
nodigde de Raad van Europa de Europese Unie en UNESCO eveneens uit om 2015 uit te
roepen tot een Jaar van het Industrieel Erfgoed. Gevolg was o.m. dat de Europese Open
Monumentendagen (European Heritage Days) dat jaar in heel Europa in het teken van
industrieel en technisch erfgoed geplaatst werden.
E-FAITH kwam aldus in een enorme stroomversnelling terecht.
Van steeds meer kanten werd op E-FAITH een beroep gedaan voor advies, voor steun, voor
medewerking aan Europese projecten.
De participatie in twee dergelijke projecten leverde nieuwe contacten en ideeën op, en
versterkte de positie van de vrijwilligerswerking voor industrieel en technisch erfgoed. De
verenigingen die sedert de jaren 1960 en 1970 er voor zorgden dat de industriële archeologie
uit de startblokken schoot, en de talloze vrijwilligers die zich er sedertdien voor inzetten,
kunnen nu hun stem ook op Europees vlak laten horen.
Onlangs werd E-FAITH trouwens door de Europese Commissie aangeduid om te zetelen in
het ‘stakeholders committee’ van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed. Dat
stakeholders committee, waarin een veertigtal erfgoed-platformverenigingen
vertegenwoordigd zijn, zal de Europese diensten en de Commissie adviseren inzake de
aanpak van dat Europees Jaar.
E-FAITH organiseerde trouwens in de voorbereiding van het Europees Jaar 2018, in januari
j.l. in Barcelona, een workshop waar een reeks voorstellen geformuleerd werden om het
industrieel erfgoed volgend jaar volop aan bod te laten komen. Eén van de voorstellen die ter
tafel liggen is om elke maand in heel Europa aan één bepaald thema te wijden - van
fabrieksschoorstenen tot herbestemming van industrtiële gebouwen. Een online poll hielp om
de populairste thema’s te kiezen. Tijdens het laatste weekend van juni zullen deze - én andere
- prioriteiten voor 20128 vastgelegd worden.
Met al deze uitdagingen voor zich is het duidelijk dat E-FAITH niet langer het informele
‘clubje’ kan zijn dat steunt op een hele resem ‘contacten’ - maar dat de federatie vandaag een
andere en stevige structuur moet krijgen.
Beslist werd om de structuur te kiezen van een ‘internationale vereniging zonder
winstoogmerk’ (een mogelijkheid die de Belgische wet van 1919 biedt). De ontwerp-statuten
worden nu binnen de verschillende verenigingen bestudeerd, en de zullen ook einde juni
goedgekeurd en ondertekend worden. Om die redenen zal de workshop waar het beleid voor
het Europees Jaar 20189 vastgelegd wordt in Vlaanderen plaats vinden - want de statuten van
een ivzw moeten voor een Belgische notaris verleden worden.
Intussen kunt U E-FAITH steunen,
door steunend lid te worden (of als NGO zelfs effectief lid), of door een donatioe of één of
andere vorm van sponsoring.
Steunende leden betalen slechts (minimum)
- 50 euro voor private personen;
- 75 euro voor non-profit niet gouvernmentele organisaties
- minimum 150 euro voor ondernemingen, openbare besturen en openbare diensten
De procedure om toe te treden als effectief lid en verdere informatie over het lidmaatschap
vindt U op
http://www.industrialheritage.eu/membership-of-EFAITH
Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw
De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, Vlaanderen-Brussel vzw (VVIA)
werd in mei 1978 opgericht en is daarmee, na de Britse Association for Industrial
Archaeology, de oudste landelijke organisatie in Europa die zich inzet voor studie, behoud en
ontsluiting van industrieel en technisch erfgoed.
VVIA is een platform voor individuele belangstellenden en organisaties in Vlaanderen en
Brussel.
VVIA werkt enkel met vrijwilligers en wordt niet gesubsidieerd.
VVIA beheert zelf geen sites (maar stimuleert wel lokale en thematische organisaties om
zulks te doen) en legt geen collecties aan (om als platform niet in concurrentie te komen met
bestaande musea en particuliere collecties). Door het Vlaams Gewest werden de resten van de
bibliotheek van het (voorheen) Federaal Ministerie van Openbare Werken aan VVIA
overgedragen: deze omvatten ca. 30 m² boeken en tijdschriften (1830-1976) in ongeordende
en ongekende toestand. Dit was een nood-optreden. Nu wordt gezocht naar een geschikte
bestemming voor deze collectie.
Jaarlijks organiseert de VVIA een vormingscursus voor vrijwilligers Inleiding tot de
Industriële Archeologie (op zaterdagen, telkens in een andere provincie), evenals een aantal
informatieavonden en lezingen. Vanaf het najaar zal deze plaatsvinden in de provincie
Antwerpen.
De vereniging onderhoudt nauwe banden met gelijkaardige organisaties in andere landen,
vooral Nederland, Noord-Frankrijk, Catalonië en Groot-Brittannië. Met Nederland wordt
samen het Vlaams-Nederlandse tijdschrift ‘Erfgoed van Industrie en Techniek’ gepubliceerd
en wordt een jaarlijkse ‘Vlaams-Nederlandse Ontmoetingsdag voor Industriële Archeologie’
georganiseerd. De samenwerking met Noord-Frankrijk lag aan de basis van de acties voor het
behoud en herwaardering van fabrieksschouwen ‘Belforten van de Arbeid - Beffrois du
Travail’.
Sedert 1989 is VVIA verbroederd met de Catalaanse ‘Associació del Museu de la Ciéncia i de
la Técnica i d'Arqueologia Industrial de Catalunya’, en lag samen met AMCTAIC aan de
basis van de oprichting van de ‘European Federation of Associations of Industrial and
Technical Heritage’ (E-FAITH, thans met secretariaat in Vlaanderen).
www.industrieelerfgoed.be
Postbus 30 - Postkantoor Gent Stationswijk - B-9000 Gent
[email protected]
tel. 0496/377791
U kunt de vereniging steunen door lid te worden. Meer informatie op de website op
http://industrieelerfgoed.be/leden
Steunen ???
U kunt zowel E-FAITH als VVIA steunen door een vrije steunbijdrage te
storten op hun bankrekening
•
Voor E-FAITH is dit:
IBAN: BE58 5230 4652 1679
BIC: TRIOBEBB
•
Voor VVIA is dit :
IBAN : BE41 5230 4462 3210
BIC : TRIOBEBB
U kunt natuurlijk ook toetreden als steunen lid
•
voor E-FAITH zie
http://www.industrialheritage.eu/membership-of-EFAITH
•
voor VVIA zie:
http://www.industrieelerfgoed.be/leden
en tenslotte,
naar aloude gewoonte ...
aan de ingang staat een doosje of pot
waarin U een vrije bijdrage kunt deponeren.
De opbrengst wordt eerlijk tussen beide verenigingen verdeeld
Download