Anesthesie bij oogoperaties De intra-oculaire druk (IOP) De normale intra-oculaire druk bedraagt 15-20 rnmHg en wordt veroorzaakt door een evenwicht tussen aanmaak van oogvocht in het corpus ciliare onder invloed van carboanhydrase en eliminatie via het kanaal van Schlemm. De druk kan bijvoorbeeld bij licht hoesten al oplopen tot 40 mmHg. Bij mydriasis (pupilverwijding) is de diameter van het afvoerkanaal vernauwd. Hoesten, bronchospasme en tegen ademen veroorzaken een acute verhoging van de IOP. Spierrelaxatie verlaagt via verlaging van de thorax compliance de IOP. Bij toename van de ademhalingsfrequentie kan de druk hoger worden door onvoldoende veneuze afvloed. Met betrekking tot de bloeddruk is er enige autoregulatie, maar acute bloeddrukstijging veroorzaakt een stijging van de IOP. Afname van de arteriële druk heeft alleen bij MAP < 90 mmHg een verlaging van de IOP tot gevolg. De veneuze druk oefent een grotere en meer directe invloed op de IOP uit dan de bloeddruk. Bij stijging van de CVD (Trendelenburg, hoesten, braken, tegen ademen) ontstaat een stijging van de druk in het oog. 15° anti-Trendelenburg heeft een vergelijkbaar effect op de druk als hyperventilatie tot een paCO2 = 3,5-4,0 kPa. De paCO2 is direct gekoppeld aan de IOP: toename van de paCO2 leidt tot stijging van de IOP door vasodilatatie in de plexus chorioidalis. De paO2 heeft geen klinisch significant effect op de oogboldruk. Halothaan, ethraan en isofluraan: verlaging, evenredig met de diepte van de anesthesie. Barbituraten: verlaging van de IOP door effect op diencephalon, verbeterde eliminatie en relaxatie van extra-oculaire spieren. Narcotica: geringe daling, evenals benzodiazepinen. Ketamine: mogelijk stijging door toename oogspiertonus, daarnaast nystag-mus en diplopie (dubbelzien). Atropine: geringe verlaging, ook indien gecombineerd met neostigmine; lokaal toegediend veel sterker werkzaam. Succinylcholine: gebruik is omstreden. Het veroorzaakt een toename van de oogboldruk binnen i minuut na toediening, en bereikt na 2-4 min een maximum, dat 6-30 minuten kan aanhouden. Het effect hangt dus niet samen met het fasciculeren maar waarschijnlijk met contractie van extra-oculaire spieren. Het effect wordt getemperd bij diepe anesthesie en bij combinatie met een niet-depolariserend relaxans. Het middel mag niet gegeven worden bij een open oogletsel. Diamoxkan de iop-stijging door succinylcholine voorkomen. Lachgas: bij ablatio retinae wordt soms een slecht oplosbaar gas achtergelaten (SFÖ), samen met lucht, waarin lachgas kan diffunderen. Het effect hiervan is 15 minuten na het staken van de lachgastoediening verdwenen. Theoretisch is het raadzaam lachgas te staken 20 minuten voor toediening van SFÖ in het oog. Acetazolamine (Diamox, ampul 500 mg), een diuretisch werkende carbo-anhy-draseremmer, remt de vorming van oogkamerwater. De dosering is 250-500 mg intraveneus. Het veroorzaakt lichte acidose, maar bij combinatie met sali-cylaten kan een ernstige metabole acidose ontstaan. Voorzichtigheid is geboden bij K-depletie en dehydratie. Mannitol is een osmotisch diureticum; het effect is maximaal na i uur. De oculo cardiale reflex Deze reflex loopt via de n. trigeminus naar de stam en vandaar via de n. vagus naar het hart en treedt op na tractie aan extra-oculaire spieren of druk op de oogbol, vooral bij operaties vanwege strabismus en ablatio retinae en voornamelijk bij jonge mensen. De reflex manifesteert zich door bradycardie, bigemi-nie, nodaal ritme, Av-blok en asystolie. De ritmestoornissen treden vooral op wanneer de oogspieren, en vooral de mediane oogspieren, voor de eerste keer gemanipuleerd worden. Het nut van atropine in de premedicatie ter preventie is twijfelachtig. Behandeling is niet altijd nodig. Na tijdelijk onderbreken van de tractie treedt de reflex verder vaak niet meer op. Eventueel toediening van atropine intraveneus. Glycopyrronium (Robinul) is ook goed werkzaam (4-5 ug/kg intraveneus) maar het effect laat langer op zich wachten dan bij atropine. Systemische effecten van oogmedicatie Recurarisatie bij gebruik van gentamycine-oogdruppels komt voor. Bij kinderen kunnen intoxicatiebeelden ontstaan bij atropinedruppels. Hierdoor kan een centraal anticholinerg syndroom veroorzaakt worden. Anesthesie Een nystagmus verdwijnt vaak bij (voldoende diepe) anesthesie, al dan niet met spierrelaxatie. Een alternatiefis plaatsing van een retrobulbair blok, waardoor akinesie van de oogbol wordt veroorzaakt. Er is geen verschil in mortaliteit tussen patiënten geopereerd onder lokale en onder algehele anesthesie. De morbi-diteit van de laatste groep is wel hoger. Systemische effecten van oogdruppels Atropine Efedrine-HCI Fenylefrine Adrenaline Cocaïne Timolol % 1% 5% 10% 0,1-1% 2-5% 0,25-0,5% mg/druppel 0,5 2,5 5,0 0,05-5 1-5 0,25 Effecten Cycloplegie, droge mond, droge huid, tachycardie Cycloplegie, hypertensie Mydriasis, CZS-toxisch Mydriasis, decongestie, hypertensie, aritmie Mydriasis, decongesie, hypertensie, aritmie Tegen glaucoom, P-blokker, bradycardie De uitleiding in de oogheelkunde Hoesten postoperatief is vaak niet te voorkomen. Er bestaat incidenteel een voorkeur voor een diepe detubatie. Een alternatief is 'wakkere' detubatie van gesedeerde patiënten. Eventueel wordt 1,5-2 mg/kg lidocaïne intraveneus toegediend, 2 minuten voor detubatie, om de kans op hoesten te verkleinen. Misselijkheid en braken komen postoperatief frequent voor. Mogelijk kan dit worden voorkomen door voor de uitleiding droperidol 1,25-2,5 mg intraveneus te geven, gecombineerd met een anti-emeticum (Lithican 100 mg i.v. of Zofran 4 mg i.v.).