Anesthesie

advertisement
Anesthesie
Anesthesie en spierziekten
Mensen met een spierziekte moeten alert zijn als zij een plaatselijke of algemene verdoving moeten ondergaan. Zelfs als
er sprake is van hele milde symptomen of indien iemand in de familie een spierziekte heeft, is het verstandig de anesthesist
hiervan op de hoogte te stellen. Zodoende kan vooraf een goed plan gemaakt worden om de meest geschikte vorm van
anesthesie en nazorg toe te passen.
Veel mensen zijn nog steeds bang voor het krijgen van anesthesie, voornamelijk door onwetendheid. Kijken we naar het
geringe aantal complicaties of sterfgevallen als gevolg van anesthesie, dan blijkt deze angst niet terecht te zijn en mag
anesthesie beschouwd worden als een relatief veilige procedure. Deze veiligheid is het resultaat van een grondige kennis
van de medische conditie van de patiënt, door een zorgvuldige beoordeling vóór de operatie, mogelijkheden tot bewaking
van de vitale functies tijdens en na de operatie en de aanwezigheid van een degelijke nazorg, zoals de postoperatieve
recovery en intensive care.
Mensen met spierziekten hebben speciale aandacht nodig als het gaat om anesthesie omdat een aantal van de gebruikte middelen (zowel inhalatieanesthetica - gassen toegediend via het beademingsysteem - als intraveneus - rechtstreeks in de bloedbaan - toegediende middelen) een effect hebben op het functioneren van de spieren en de aansturing daarvan via de zenuwen.
Dit geldt niet alleen voor de skeletspieren maar ook voor het hart dat als een grote spierpomp beschouwd kan worden.
Op MijnVSN zijn diverse artikelen beschikbaar met uitgebreide informatie over anesthesie. Zoek op het trefwoord anesthesie
in combinatie met de diagnose myotone dystrofie. De informatie die u vindt, is vaak ook voor andere spierziekten relevant.
Anesthesie en het hart
Bij sommige spierziekten kunnen hartaandoeningen voorkomen. Dit kan een cardiomyopathie zijn, als de hartspier niet
effectief werkt. Het kan ook een geleidingsdefect zijn, als de elektrische activiteit van het hart niet goed overgebracht wordt
en daardoor ritmestoornissen ontstaan. De meeste anesthesiemiddelen hebben een dempend effect op het hart waardoor
bij een al bestaande cardiomyopathie de pompfunctie kan verslechteren.
Ook kan een al bestaande geleidingstoornis toenemen. Met goede informatie vooraf over de functie van het hart (te herleiden uit klachten, lichamelijk onderzoek, elektrocardiogram, röntgenfoto en eventueel beoordeling door een cardioloog)
kan gekozen worden welke middelen het meest geschikt zijn om anesthesie te geven en of eventueel hartondersteunende
medicatie en aanvullende hartbewaking in de operatieperiode noodzakelijk is.
Anesthesie en ademhaling
Bij mensen met spierziekten is het van belang vooraf te weten wat de beperkingen zijn en met name in hoeverre de ademhalingspieren aangetast zijn door de ziekte. Vaak is dit al te herleiden uit informatie uit het dagelijks leven maar aanvullend
onderzoek (bloedonderzoek of een longfunctieonderzoek) kan nodig zijn. Immers, ook de spieractie wordt tijdelijk negatief
beïnvloed door een aantal anesthesiemiddelen. Tijdens de operatie is dit geen probleem aangezien de ademhaling wordt
overgenomen door het beademingsapparaat. Na de operatie kan de ademhaling geremd zijn door een na-effect van de
anesthesiemiddelen.
Ook de aard van de operatie zelf kan de ademhaling beïnvloeden (bijvoorbeeld een buikoperatie) en het gebruik van pijnstillende of kalmerende middelen. Aangezien de ademhaling al beperkt is door de spierziekte, dienen deze medicijnen met
beleid gebruikt worden en dient vooraf overwogen
te worden of extra bewaking van de ademhaling op een intensive care06-04-12 11:02
afdeling noodzakelijk is.
Spierverslappende middelen
Spierverslappende middelen (spierrelaxantia) worden vaak gebruikt tijdens een operatie om beademing goed mogelijk te maken
en de spieren te verslappen waardoor de operatie makkelijker verloopt. Bij sommige spierziekten worden spierrelaxantia vertraagd afgebroken, bij andere is het effect te sterk. Ook kunnen sommige soorten spierrelaxantia (suxamethonium) bij mensen
met een bepaalde spier- of zenuwaandoening zeer ongewenste en zelfs levensgevaarlijke effecten hebben, bijvoorbeeld bij
voorhoornaandoeningen, Duchenne / Beckerspierdystrofie of bij een dwarslaesie. Vooral ook mensen met myotone dystrofie
moeten de chirurg en de anesthesist goed informeren over hun aandoeningen en aandringen op een zorgvuldige voorbereiding.
In het algemeen kan gezegd worden dat een algehele verdoving voor mensen met een spierziekte extra risico’s met zich
meebrengt en dat daarom een zorgvuldig vooroverleg tussen chirurg, anesthesist en eventueel neuroloog noodzakelijk is.
Vertel daarom in de aanloop tot de operatie altijd dat u een spierziekte heeft en neem eventueel de informatie op deze
pagina’s mee voor de chirurg.
Plaatselijke verdovingen
Bij een plaatselijke verdoving wordt het vermogen tot prikkelgeleiding in de zenuw geblokkeerd gedurende een beperkte tijd.
Bij kleine ingrepen zoals de hechting van een snee is dit meestal de eerste keus voor mensen met een spierziekte omdat ze
weinig of geen bijwerkingen hebben.
Wanneer het noodzakelijk is een groter deel van het lichaam te verdoven, spreek je over regionale anesthesie. De bekendste
voorbeelden hiervan zijn epidurale en spinale anesthesie, beter bekend als de ruggenprik. Bij deze techniek worden verdovingsvloeistoffen in de buurt van zenuwwortels gespoten zodat een groter gebied verdoofd is, zowel voor het gevoel als voor
de beweging. Deze techniek geeft een zeer goede pijnstilling met relatief weinig bijwerkingen, wat natuurlijk een belangrijk
voordeel is na grote operaties waarbij je het versuffend effect van via de bloedbaan toegediende middelen als morfine wilt
vermijden. Anderzijds worden deze regionale anesthesietechnieken niet toegepast bij bepaalde zenuw-/spieraandoeningen.
06-04-12 11:02
Download