3/14/2011 9:54:00 AM Fase: overgang tussen kleuter – en lagereschoolleeftijd. Nog niet in staat tot het stellen van logische denkstrategieën Theorie Freud Driedeling Es-Ich-Über-Ich (structureringmodel): Het Über-Ich is reeds ontwikkeld, de ouderlijke normen zijn overgenomen. Bij het oedipuscomplex ontstaat een sterk gevoel van afgunst en rivaliteit naar de ouder van hetzelfde geslacht, maar dat via o.a het bepalen van de grenzen evolueert in het identificeren met de ouder in kwestie. Dit is te merken aan de niet-conflictuele band dat Bent heeft met zijn papa en het zich schikken naar zijn gezag. Bern bevindt zich in de beginfase van de latentieperiode. Zijn driften zijn niet expliciet aanwezig en hij richt zijn focus voornamelijk op de buitenwereld. Biologische ontwikkeling. Motorische veranderingen: Zowel de grove – als fijne motoriek is zich volop aan het expantioneren, zo leert hij dit jaar schrijven & oefent hij zijn motorische vaardigheden in zijn speelkamer. Theorie Erikson Volgens Erikson zit Bent nog in de locomotorisch-genitale fase, gekenmerkt door de tegenstelling initiatief en creativiteit VS gevoel van onvrijheid en schuld, en waar hij weloverwogen leert omgaan met de buiten – en binnenwereld, ondermeer door het ontwikkelen van een fantasievermogen (=binnenwereld) en locomotorisch systeem (=buitenwereld). Het vermogen tot het creëren van fantasieën kan er voor zorgen dat het kind zichzelf al eens verliest, wat je bij Bent ook kan vaststellen. Belangrijk hierbij is dat de ouders dit ondersteunen, zonder afbraak te doen aan de fantasie in kwestie. Kernconflict: Initiatief tegenover schuldgevoel: (minder boterhammen eten) Omgevingsaspect: Hormonieuze gezinssituatie (papa die thuis blijft) Affenctieve en sociale ontwikkeling Sociale ontwikkeling Brent zijn ouders blijven de belangrijkste referentiepersonen, maar vriendschapsbanden met leeftijdgenootjes doen stilaan hun intrede. Waarneming & Cognitie Theorie Piaget In de cognitieve ontwikkelingstheorie bevindt Brent zich in het preoperationeel ontwikkelingsstadium, wat nog kan onderverdeeld worden in het pre-conceptueel (peuter) & het intuïtief denken(kleuter). De kleuter kan al met realistische concepten omgaan, maar hij oordeelt meteen op basis van de uiterlijke verschijningsvorm. Kenmerkend is dat kinderen moeilijkheden hebben met het onderscheid te maken tussen hun fantasiebeelden & de werkelijkheid. Dit komt voornamelijk door het ontbreken van operationeel denken, wat pas verworven kan worden in het volgende stadium. Dit zorgt ervoor dat ze zichzelf vaak verliezen in hun eigen fantasieën, en samenlopend met hun taalbekwaamheid die ze de vrije loop laten, niet stilstaan bij wat wel en niet kan. (indeling ‘dingen die bestaan’ en ‘dingen die niet bestaan’) Daarom zegt Piaget dat er sprake is van een nieuwe vorm van egocentrisme, wat betekent dat ze hun eigen visie centraal stellen en op die manier het adualisme achter zich hebben gelaten. Kinderen zoals Brent zijn ook nog niet in staat tot denkoperaties zoals de conservatieproef, de varianten met betrekking op aantal, massa en ruimte en het hanteren van het begrip klasseninclusie. (geen ordening in de voorstellingswereld) Fantasie Fenomenistische causaliteit: oorzakelijke verbanden leggen tussen aspecten die op zich geen relatie hebben tov elkaar. Evt Juxtapositie: niet in oorzakelijk verband plaatsen van gebeurtenissen die nochtans duidelijk met elkaar verband houden. Magisch denken: menen invloed te kunnen hebben op bepaalde gebeurtenissen door bepaalde handelingen al dat niet te stellen (boterhammen) Geheugen Onthouden van gebeurtenissen (bezoek tante) Cognitief Via symbolisch-taalniveau tracht hij de wereld om zich heen te begrijpen en zo is hij op weg richting het concreet-operationeel ontwikkelingsstadium, dmv het stellen van waarom vragen (waarom moet papa weg?) 3/14/2011 9:54:00 AM 3/14/2011 9:54:00 AM