Presentatie biologie Paragraaf 23.2 Fotosynthese Door Kaz de Bruijn en Freek Terheggen, VWO6 Redox Redoxreactie: is een chemische reactie waarbij elektronen overspringen van de ene stof op de andere. Oxidatie: verliezen van elektronen. Ook betekend het begrip oxidatie het verbinden met zuurstof en het verliezen van waterstof. Reductie: ontvangen van elektronen. Ook betekend het begrip reductie het verliezen van zuurstof en het binden aan waterstof. Huidmondjes De huidmondjes staan overdag open waardoor CO2 voor de fotosynthese binnen kan komen. En de huidmondjes zijn gesloten wanneer er te weinig aanvoer van water uit de wortels is of door teveel verdamping van water via de huidmondjes. De kans op sluiten van de huidmondjes is groter bij warm weer. Het proces van fotosynthese gaat sneller bij hogere temperaturen, alleen het proces stopt wanneer de huidmondjes sluiten. Voor een snel fotosyntheseproces is het dus van belang dat er de juiste temperatuur en vochtigheidsgehalte heerst. figuur 1: Doorsnede van een blad (6=huidmondje) Beperkende factoren Fotosynthese is afhankelijk: Fotosynthese is afhankelijk van de lichtintensiteit, hoeveelheid water, de temperatuur en de CO2 – concentratie. Beperkende factor: De factor, die door toe te nemen, het fotosyntheseproces op een bepaald moment kan versnellen wordt de beperkende factor genoemd. In natuurlijke omstandigheden is de concentratie CO2 vaak beperkend. Fotosynthese Water komt via de bodem en wortels de plant binnen en gaat via de houtnerven naar de bladeren. Dan gaat het water naar de cellen in de bladeren. Een deel van het water verdampt via de huidmondjes die meestal aan de onderkant van een blad zitten. Overdag, als er genoeg licht is, komt er via de huidmondjes CO2 binen dat word gebruikt voor fotosynthese in de cellen met bladgroenkorrels (thylakoïden). In die bladgroenkorrels vind dan fotosynthese plaats dat is een chemische reactie met de reactievergelijking: 6 CO2 + 6 H2O C6H12O6 + 6 O2 Van koolstofdioxide en water word glucose (C6H12O6) en zuurstof(O2) gevormd. Een deel van het zuurstof word gebruikt door mitochondriën voor celademhaling, maar eigenlijk is zuurstof een afvalproduct dat via de huidmondjes en intercellulaire ruimtes word afgevoerd. Het glucose dat word gemaakt word via de bastvaten naar alle delen van de plant vervoerd. Fig uur 2: Chloroplast of bladgroenkorrel In het chloroplast liggen de lichtabsorberende pigmenten(chlorophyl), die liggen binnen in de inwendige membranen. In de Thylakoïde vind daarna fotosynthese plaats. De vloeistof die de cel verder opvult heet het stroma. De lumen is en fosfolipidenmembraam dat vloeistof in de thylakoïde omsluit. En stapel thylakoïden is een granum (meervoud: grana). In de bladgroenkorrels bevind zich DNA dat codeert voor eiwitten die nodig zijn bij fotosynthese. Bij fotosynthese komt zuurstof vrij en dat gaat naar de mitochondriën of word afgevoerd via de huidmondjes. Waters word gesplitst en de waterstofionen worden aan de transportstof NADP gekoppeld. Dit is de lichtreactie. De lichtreactie vindt plaats in de membranen van de thylakoiden. Fotosysteem 1 en 2 zijn chloropyl-moleculen en eiwitten in de membraan. Stap 1. Licht (vooral rood) wordt geabsorbeerd door chloropylmoleculen van fotosysteem 2. Stap 2. De lichtenergie wordt gebruikt om een watermolecuul te splitsen in een zuurstofatoom, 2 H+ ionen en 2 elektronen. Stap 3. 2 zuurstofatomen vormen een zuurstofmolecuul. De zuurstof wordt gebruikt voor de celademhaling en wat over is, wordt uitgeademd via de huidmondjes. Stap 4. De vrijgekomen elektronen hebben een hoog energieniveau, De elektronen worden overgedragen aan een serie eiwitten. De vrijgekomen energie wordt gebruikt om van ADP+P ATP te maken. Stap 5. De elektronen worden opgevangen door fotosysteem 1. De chlorofylmoleculen van fotosysteem 1 absorberen lichtenergie. Het energieniveau van de elektronen wordt weer verhoogd. Stap 6. De vrijgekomen energie wordt gebruikt om de waterstofionen aan NADP te koppelen. NADP + 2H NADPH2 Stap 7. De ATP-moleculen en de NADPH2-moleculen gaan naar de donkerreactie. Buiten de thylakoïden vind de donkerreactie plaats. Dit is een reactie in het stroma. Het heet en donkerreactie, omdat voor deze reactie geen licht nodig is. In de stroma van de chloroplasten bevinden zich ATP en NADPH die tijdens de lichtreacties ontstaan zijn. Ook bevinden zich in de stroma van het chloroplast enzymen die de erop volgende reacties katalyseren. Deze zijn in te delen in vier groepen. Reacties groep 1 Reacties waarbij enzymen de C van CO2 binden aan een verbinding met 5 C – atomen. De verbinding met 6 C – atomen die dan ontstaat, valt onmiddellijk uiteen in twee moleculen met 3 C – atomen. Reacties groep 2 Reacties waarbij enzymen de ontstane verbindingen met 3 C – atomen reduceren met behulp van de H uit NADPH tot glyceraldehydfosfaat. Voor deze reactie is als energiebron ATP nodig. Reacties groep 3 Reacties waarbij enzymen de oorspronkelijke verbinding met 5 C – atomen terugvormen uit een deel van de gevormde glyceraldehydfosfaat moleculen. Reacties groep 4 Reacties waarbij enzymen een klein deel van de glyceraldehydfosfaat moleculen omzetten in koolhydraten, bijvoorbeeld glucose. Vraag 1: wat is het verschil tussen oxidatie en reductie? A: Oxidatie is het verzadigen van zuurstof in het chloroplast, reductie is een chemische reactie waarbij elektronen overspringen van de ene stof op de B: Oxidatie is het verliezen van elektronen, reductie is het ontvangen van elektronen C: Oxidatie is het verliezen van elektronen, reductie en het verminderen van het aantal elektronen D: Oxidatie is het ontvangen van elektronen, reductie is het verliezen van elektronen. Goede antwoord: B, tijdens een redoxreactie gaan elektronen van de ene stof over op de andere. Stof A(red) > A(ox) en stof B(ox) > B(red) Vraag 2: Welke stoffen zijn benodigdheden voor fotosynthese? Antwoord vraag 2: Koolstofdioxide (CO2), Water (H2O) en zuurstof (O2) Deze zijn de benodigdheden voor fotosynthese. Bij fotosynthese word lichtenergie omgezet in chemische energie (ATP en NADPH), in de bladgroenkorrels komt CO2 binnen via de huidmondjes. De CO2 verspreid zich door intercellulaire holtes via diffusie door het blad heen. Als bijproduct van fotosynthese ontstaat zuurstof en waterdamp, deze verlaten het organisme ook weer via de huidmondjes. Vraag 3: Wanneer staan de huidmondjes van een blad open? Antwoord vraag 3: Overdag Overdag staan de huidmondjes open zodat CO2 naar binnen kan en fotosynthese op kan treden. Dan kan zuurstof en waterdamo ook via deze openingen weer naar buiten als bijproducten van fotosynthese. Vraag 4: Wat betekend het als elektronen in een hoger aangeslagen toestand zijn? Antwoord vraag 4: Dat betekend dat de elektronen in het chlorofyl door middel van lichtenergie op een hoger energieniveau terecht komen. Ze zijn dan in ‘aangeslagen toestand’. Vraag 5: Welke stoffen zijn nodig voor een donkerreactie op gang te zetten? A: H2O, ADP, P(i) en NADP B: 6 CO2 en 12 H2O C: ATP, NADHP en CO2 D: Koolhydraat, ADP, P(i), NADP en H2O Goede antwoord vraag 5: C Vraag 6: Noem een reactiegroep van donkerreactie. Antwoord: • Reacties waarbij enzymen de C van CO2 binden aan 5C-atomen. Er ontstaat een 6C atoomverbinding die gelijk uiteenvalt in twee 3C atomen. • Reacties waarbij de enzymen de ontstane verbinding met 3C-atomen reduceren met behulp van de H uit NADPH tot glyceraldehydfosfaat. • Reacties waarbij enzymen de oorspronkelijke 5C-atomen terugvormen uit een deel van de gevormde glyceraldehydfosfaat moleculen. • Reacties waarbij enzymen een klein deel van de glyceraldehydfosfaat moleculen omzetten in koolhydraten, bijv. glucose. Vraag 7: De H+ ionen die ontstaan bij de splitsing van water hopen zich op in de lumen aan de binnenzijde van het membraam. Het concentratieverschil met de buitenzijde van het membraam levert energie op om ATP te maken. Welk enzym is hiervoor nodig en waar bevind het zich? Antwoord vraag 7: Het enzym dat nodig is om ATP mee te vormen is ATPsynthetase en dat bevind zich in het membraam. Vraag 8: Via wat bereikt het water in een blad de bladgroenkorrels en hoe komt het de cel binnen? Antwoord vraag 8: Het water bereikt de bladgroenkorrels via de houtnerven en via osmose komt het water de cel binnen. Vraag 9: wat zijn de beperkende factoren bij fotosynthese en welke beperkende factoren zijn er? A: Factoren die het proces van fotosynthese vertragen, de beperkende factoren zijn: dieren, zonsverduisteringen, droogte en orkanen B: Factoren die het proces van fotosynthese versnellen, beperkende factoren zijn: hoeveelheid water, lichtintensiteit, temperatuur en de CO2-concentratie Antwoord vraag 9: B Vraag 10: Wat is de maximale afstand waarop de cellen in een blad zich van de nerf bevinden? A: 100.000 nanometer B: 4 micrometer C: 1,5 centimeter D: 0,135 centimeter E: 12,3 millimeter F: 0,5 Millimeter G: 0,04 meter\ Antwoord vraag 10: F