Hartfalen, pathofysiologie, symptomen en medicatie therapie Anke ten Have / Barend van Duin maart 2012 HARTFALEN: KLINISCH SYNDROOM DOOR VERMINDERDE POMPFUNCTIE HART. Wat gebeurt bij hartfalen; Klachten bij de patiënt: dyspnoe d’effort (of zelfs in rust) moeheid/snelle vermoeibaarheid duizeligheid (bij snel opstaan) oedeem ( perifeer en/of longen) Diagnose hartfalen ; 3 pijlers Klinische symptomen Onderzoeks bevindingen Objectief bewijs voor functionele afwijking van het hart in rust Indeling ernst (New York Heart Association) Klasse I patienten met een hartziekte zonder beperking van fysieke activiteit. Normale fysieke activiteit veroorzaakt geen overmatige vermoeidheid, hartkloppingen, dyspnoe of AP Klasse II Patienten met een hartziekte en een geringe beperking van fysieke activiteit. Probleemloos in rust, maar normale fysieke activiteit resulteert in vermoeidheid, hartkloppingen, dyspnoe of AP Klasse III Patienten met een hartziekte en een duidelijke beperking van fysieke activiteit. Probleemloos in rust, maar minder dan normale fysieke activiteit veroorzaakt vermoeidheid, hartkloppingen, dyspnoe of AP. Klasse IV Patienten met een hartziekte, die niet in staat zijn enige fysieke belasting zonder ongemak te doorstaan. Symptomen van hartfalen of coronairlijden zijn zelfs in rust aanwezig. Indien ook maar enige fysieke activiteit wordt ondernomen, verergeren de onaangename sensaties. Vóórkomen en prognose 5 per 1000 patiënten per jaar 10 per 1000 per jaar op 60 jarige leeftijd. 100 per 1000 op 80 jarige leeftijd. Prevalentie stijgt dus met de leeftijd ! mortaliteit Klasse IV 65% binnen 1 jaar Klasse I-III mortaliteit 20% binnen 1 jaar en 50% binnen 5 jaar. Incidentie Prevalentie Fysiologie HMV = SlagVolume x HartFrequentie Bepaald door: 1-Preload 2-Afterload 3-Inotropie van hartspier 4-Chronotropie = einddiastolisch volume LV = tijdens contractie opgebouwde druk in de ventrikelwand = contractiekracht = tempo van contractie beweging. ejectiefractie Normaal zit er 100 ml bloed in li-ventrikel, hiervan 70% in aorta gepompt. = ejectiefractie van 70% Ejectiefracties < 40 % = beschadiging en dilatatie Pathofysiologie HMV blijft achter door verminderende pompwerking hart. Er ontstaat een forward failure ( moe, duizelig, lagere tensie, koude vingers etc.) En vaak ook backward failure (perifeer oedeem, dyspnoe) Compensatie mechanismen 1 2 3 4 5 6 7 Verhoging sympathicus activiteit Frank-Starling principe RAS activatie Morfologische aanpassingen Toename prostaglandinesynthese Toename ADH in eindstadium hartfalen Toename atrium-natriuretische factor 1.Verhoging sympathicus activiteit HF toename Contractie toename Vasocontrictie Preload en afterload verhogen Dit faalt bij Ritmestoornissen en ischaemie 2.Frank Starling principe Bij grotere vullingsgraad neemt de contractie toe Bij hartfalen; einddiastolische druk is al verhoogd dit geeft overrekking van de hartspiercellen maar slagvolume neemt nauwelijks toe. 3.RAS activatie Bij daling van plasmavolume en bloeddruk ontstaat; Afgifte renine Angiotensinogeen angiotensine I Angiotensine I Angiotensine II door AngioConvertingEnzyme Angiotensine II hart en vaten vasoconstrictie Nieren water en Na retentie Bijnieren aldosteronsecretie Effecten van angiotensine II Arteriolaire en veneuze vasoconstrictie Sympathico tonus verhoogd Aldosteron productie -Na en waterretentie -K uitscheiding -toename plasmavolume Remodeling collegenase productie, hartspiervezels worden losser, hartdilatatie/hypertrofie vezels. Hypertrofe gladde spiercellen vaatwand in glomerulus. Werking ACE remmers 4. Morfologische aanpassingen Dilatatie en hypertroof myocard geven betere pompfunctie, echter Op den duur verdere dilatatie en afname pompfunctie. 5. Toename prostaglandinesynthese Geeft vasodilatatie en antagoneert ADH is gunstig effect! Cave NSAID ‘s 6. Toename ADH in eindstadium hartfalen Waterretentie en vasoconstrictie 7. Toename atrium-natriuretische factor (ANF) Uitrekking van de atria geeft afgifte van ANF dit geeft diurese en vaatverwijding. Gunstig. Maar kan niet op tegen geactiveerd RAS Oorzaken van hartfalen Coronaire hartziekte veel verschijningsvormen Hypertensie vaak linkerventrikelhypertrofie Cardiomyopathieën familiair/genetisch of non-familiair/non-genetisch (inclusief verworven vormen zoals myocarditis) hypertrofische, gedilateerde, restrictieve, aritmogene rechter ventrikel en overige cardiomoypathieën Hartklepgebreken vooral mitralisinsufficiëntie en aortastenose Hartritmestoornissen vooral brady- en tachyaritmieën Geneesmiddelen calciumantagonisten, antiaritmica, cytostatica Toxines Endocrien diabetes mellitus, hypo- of hyperthyreoïdie, ziekte van Cushing, bijnierinsufficiëntie, groeihormoonsurplus, feochromocytoom Voeding Thiaminedeficiëntie obesitas en cachexie alcohol, geneesmiddelen, cocaïne, sporenelementen (kwik, kobalt, arsenicum) Beta blokkers Goed onderzocht en daarom in NHG-Standaard: Carvedilol (eucardic) Bisoprolol (emcor) Metoprolol (selokeen / lopresor) COMET (2003) studie mortaliteitsreductie van 35% Effect beta blokkers Afname HF Contractiliteit bloeddruk Cardiac output neemt dus af Echter na aantal maanden neemt cardiac output toe! - Chronische overstimulatie van sympathicus neemt af - Remodeling afgeremd Ischaemie en ritmestoornissen worden tegengegaan, minder acute hartdood. Systolische RR >80 of HF tot 50/min geen bezwaar. Cave ouderen > 75 jaar. Spironolacton = aldosteron antagonist. Bovenop behandeling met diuretica/ACE/digoxine bleek bij NYHA III en IV en ejectiefractie<35% daling mortaliteit van 30% en minder ZH opnames