Verhaal van Manar Wahhab, een palestijns christen uit Betlehem Mijn vriendin Tania en ik hielden heel erg van karate, zingen, voetbal, fietsen en zwemmen. We waren lid van het koor op school en van de karate club van de Katholieke vereniging in Bethlehem. Ik had in die tijd heel veel energie dus we gingen veel voetballen met de jongens en we gingen veel samen fietsen. We waren echt gelukkig in die tijd en kenden geen stress. Overdag speelden we eindeloos en ’s avonds waren we zo moe dat we zonder problemen sliepen tot een volgende dag vol nieuwe energie, rennen, spelen en lachen. De eerste herinnering uit mijn jeugd die te maken heeft met de Israëlische bezetting was op een ochtend toen ik nog even bij mijn vader in bed lag. Mijn moeder was ontbijt aan het maken toen plotseling Israëlische soldaten onze buurt binnenvielen en alle mannen dwongen om naar buiten te komen om de slogans tegen de bezetting die op de muren waren gezet over te schilderen. De soldaten kwamen ook naar ons huis en bonkten op de deur. Ze kwamen de kamer binnen. Ik herinner me nog heel goed dat ik de soldaten in de kamer van mijn ouders zag terwijl ik nog steeds bij mijn vader in bed lag. Mijn vader zei tegen de soldaten dat ik nog lag te slapen en dat ik mij niet lekker voelde en dat hij daarom het huis niet kon verlaten. Het was een wonder dat de soldaten het erbij lieten zitten en weggingen, ze hadden blijkbaar al genoeg mannen gevonden om het werk te doen. Op een keer toen we bij mijn opa en oma sliepen, kwamen er soldaten heel vroeg in de ochtend. Het was nog donker buiten. We werden wakker van hard kloppen op de deur. De soldaten riepen in heel slecht Arabisch ‘Eftakh Bab’ wat betekent: doe de deur open. Ik herinner me dat we opstonden en dat we heel bang waren. Mijn oom deed de deur open en de soldaten schreeuwden ‘Etla bara’ wat ‘kom naar buiten’ betekent. We stonden allemaal in het midden van de woonkamer. Ik herinner me nog goed dat ik 3 soldaten zag, eentje zat geknield en de andere stond bij de muur en de derde stond achter hem en hield ons onder vuur. Het was een grote schok voor ons om te zien dat zij hun wapens richtten op ons, kinderen in pyamas. Mijn oom smeekte hen om de wapens te laten zakken, maar dat deden ze niet. Ze gingen de kamers binnen en doorzochten het hele huis, maar ze vonden niets. Ze gedroegen zich alsof ze in een oorlog waren, niet in een huis vol kinderen. Eén ding dat gebeurde en mijn hart voor eeuwig gebroken heeft, is de dood van een klasgenootje die ook bij mij op de scouting zat. Ze heette Christine Saadeh. Ze was 10 jaar toen ze met haar vader, moeder en zusje in een auto zat en plotseling werd doodgeschoten door een Israëlische kogel. Haar vader en haar zusje waren gewond, zij was dood. Dit was een grote schok voor iedereen in Bethlehem. Niemand kan die dag vergeten en niemand zal vergeten wat er met haar gebeurd is. Onze scouting groep heeft tijdens haar begrafenis droevige marsmuziek gespeeld op de drums. De Israëliërs hebben hun excuses aangeboden aan de ouders. Maar wat hebben ze daar nou aan? Ze doen steeds vreselijke dingen. Aan verontschuldigingen heb je niets. Als een Palestijnse heb ik elke dag te maken met Israëlische soldaten. De Israëlische checkpoints zijn de ergste plek op aarde voor mij en voor andere Palestijnen. Er zijn meer dan 500 van die checkpoints in de Westbank. Wij hebben geen bewegingsvrijheid binnen de Westbank. Het reizen van de ene naar de andere stad duurt door de checkpoints heel veel langer en is erg vermoeiend. Deze checkpoints liggen niet tussen Israël en de Palestijnse gebieden, maar BINNEN de Palestijnse gebieden, tussen de Palestijnse dorpen. 1 Ik voel me niet goed als ik bij de checkpoints naar de orders van de Israëlische soldaten moet luisteren. Ik word er nerveus van want ze behandelen ons op onmenselijke wijze. De meeste soldaten zijn erg jong en ze schreeuwen tegen oudere mannen en vrouwen. Op de checkpoints voel ik de pijn en herinner ik me het voortdurende lijden onder de Israëlische bezetting. Op een keer kwam ik door een checkpoint in de bus en van daaruit zag ik hoe twee soldaten een jongen aan het slaan waren. Ze lieten hem zijn kleren uitdoen en ze sloegen hem. Eén van de soldaten stond op de uitkijk om te zien of er niemand keek, maar hij had niet door dat alle mensen vanuit de bus zagen wat er gebeurde. Uiteindelijk lieten ze de jongen gaan. Wij keken hoe de jongen wegstrompelde. Hij had rode striemen in zijn gezicht. Hoe zou hij zich gevoeld hebben? En hoe voelden wij ons in de bus? Mijn echtgenoot heeft een keer een vrouw zien bevallen op de checkpoint omdat de soldaten weigerden om haar te laten passeren. Als we naar Jeruzalem willen, dat op een paar kilometer afstand ligt van Bethlehem, moeten we eerst een vergunning aanvragen. Twee jaar geleden vroeg ik om een vergunning om 2 uurtjes naar Jeruzalem te kunnen, om mijn zieke schoonmoeder in het ziekenhuis te bezoeken. Ze werd daar behandeld voor kanker en ze zou dood gaan. Ze weigerden mij een vergunning te geven. Ik heb haar niet meer gezien voordat ze overleed. Mijn echtgenoot had ook om een vergunning gevraagd. Hij kreeg het pas op de dag dat zijn moeder stierf. Hij was niet op tijd om nog afscheid van haar te kunnen nemen. Als ik over deze herinnering praat, voel ik me nog steeds verdrietig en boos. De hele wereld vraagt zich af waarom Palestijnen geen vrede willen of waarom wij haat en boosheid voelen. Het komt door de stress en de pijn die wij dagelijks voelen op de checkpoints, door de apartheidsmuur, het kapotmaken van onze economie, het stelen van ons land, het arresteren en vermoorden van mensen en bovenal het feit dat Israël ons land bezet. We willen rechtvaardigheid, vrede en vrijheid. Gedurende het olijfplantprogramma van de Olijfbomencampagne in februari dit jaar mocht ik met een groep internationale vrijwilligers mee met de bus naar Jeruzalem. Tijdens deze trip kwamen we door een nederzetting genaamd Maale Adummim. Dit is de grootste nederzetting in de Westbank. Het was echt shockerend voor mij om te zien. De nederzetting is zo groot en ziet er zo mooi uit. Er zijn heel veel palmbomen, parken, grote huizen en tuinen. Ik voelde me heel ongemakkelijk en boos, echt ik kon bijna geen adem halen. Ik dacht de hele tijd aan mijn moeder, mijn familie, alle Palestijnen die in de zomer dagenlang zonder water zitten, terwijl deze nederzetting vlak bij ons huis vol staat met groene planten, palmbomen en zwembaden. Ik ben vorig jaar getrouwd. Het was een schitterend moment toen Miad en ik elkaar het jawoord gaven in de kerk. Iedereen was blij. We hadden een mooi feest met een optreden van een folklore dansgroep. Inmiddels ben ik zwanger. Ik ben heel blij om een kindje te krijgen, het is een hele bijzondere en gelukkige gebeurtenis. Tegelijkertijd maak ik me heel veel zorgen, want mijn baby zal worden geboren in de meest problematische plaats ter wereld in een hele gecompliceerde omgeving. Ik wil niet dat mijn kind zal opgroeien met dezelfde pijn en stress die mijn grootouders, mijn ouders en ik nu beleven. 2 Ik zal mijn kind leren om zich in te zetten voor rechtvaardigheid, vrede en vrijheid. Ik zal mijn kind alles over de Palestijnse geschiedenis leren, want ik geloof dat kennis macht is en macht kan vrijheid brengen. Palestina is mijn land en ik kan het niet verlaten, dan zou ik voor altijd thuisloos zijn, daar ben ik in mijn hart van overtuigd. Ik lijd liever een arm maar waardig bestaan in mijn thuisland, dan ergens anders rijk te worden, maar zonder waardigheid. Palestijnen zijn mensen die willen leven op hun land zonder stress of pijn, zonder restricties in bewegingsvrijheid en boven alles willen zij zich veilig en prettig voelen. Palestijnen zijn mensen die naar de toekomst kijken met een glimlach op hun gezicht en die hoop zien, wanneer er eigenlijk geen hoop is. Mijn diepste wens is dat ik de dag kan beleven dat Palestina vrij zal zijn en er geen bezetting meer is. Ik wens dat ik in een land kan leven, zoals alle mensen op deze wereld. En voor ons, Palestijnen, wens ik dat als we ooit onafhankelijk zullen zijn, we in rechtvaardigheid en vrede zullen leven. ontleend aan www.planteenolijfboom.nl 3