Het oog van de meester maakt het paard vet

advertisement
BMI index voor paarden nog ver te zoeken
Jessica Bunjes
Wanneer is een paard nu precies goed, niet te dik en niet te dun? Een onervaren
paardenbezitter ziet de hooi- sto- of grasbuik van zijn viervoeter nog wel eens
aan voor overgewicht. Maar ook bij de meer professionele ruiters treedt meer
en meer bedrijfsblindheid op. Vooral dressuurruiters een paard met wat meer
spek op de ribben. Want, zo is de verklaring, een paard met zogenaamde
‘massa’ heeft meer uitstraling.
Een goede atleet heeft een hoog aandeel spieren en weinig vet, zegt dierenarts Hofland,
lid van het Pavo GroomingTeam. Dit geldt voor mens en dier en daar is alles mee
gezegd, tenminste, theoretisch. In de praktijk wordt het ideale gewicht bepaald door het
oog van de meester. En dat oog ziet bij dressuurpaarden graag wat meer, en bij spring
atleten, of nog extremer, bij renpaarden liefst wat minder.
Rond is gezond
Wie in de paardenwereld informeert, kan vragen tot hij een ons weegt; een helder en
medisch onderbouwd antwoord op wat het ideale gewicht voor een paard is krijgt men
niet. Het is namelijk niet gelijk voor elk paard. Rekening houdend met de fysieke
gesteldheid, specifieke behoeften en dagelijkse prestaties, is er geen maatstaf voor het
ideale gewicht.
Dit in tegen stelling tot de mens waar door de invloed van het voedingscentrum de BMI
index (gewicht in verhouding tot lichaamslengte) haar intrede heeft gedaan en
maatgevend is. Voor paarden is zo’n index voor het ideale gewicht in verhouding tot
omvang of stokmaat nog ver te zoeken.
Cracks als topruiter Marcus Ehning baseren de rantsoenen naar eigen inzicht op de
behoefte van het paard, gecombineerd met jarenlange ervaring en een deskundige blik.
“Als mijn paarden minder hard werken, hebben ze ook minder voer nodig”, noemt de
succesvolle springruiter als eenvoudige vuistregel. “Bij ons krijgt ieder paard als basis
rond de 4 kg krachtvoer per dag (verdeeld over meerdere maaltijden). Daarnaast zo’n 6
kg ruwvoer en ’s avonds 750 gram Slobber.” Op Sportstal Ehning wordt op de slanke lijn
gelet.
Dierenarts Hofland noemt als richtwaarde voor een goed gepropossioneerd paard de
bekende vuistregel: “je moet de ribben kunnen voelen maar niet zien. De waarneming;
ideaal , dun, dik of te dik heeft ook een etnologische komponent. In onze beleving wordt
rond als gezond gezien.”
En ook hardnekkige voedingsfabeltjes worden door een groot deel van de
paardenbezitters erg serieus genomen in de afweging wat de voedingsbehoefte van hun
paard is. Ze zijn bijna niet uit te roeien. Maar wees eens eerlijk, kun jij het opbrengen
om je door eindeloze, nauwelijks te begrijpen vakliteratuur heen te worstelen om een
antwoord te krijgen op je voedingsvragen?
Wanneer is een paard te dik?
De status quo is niet helemaal zo moeilijk. Dr. Van Breda: “veel paarden werken weinig
en vreten veel en hebben daardoor overgewicht. Dat is niet natuurlijk voor paarden en
overgewicht brengt een niet te onderschatten gezondheidsrisico met zich mee. Denk
eens aan koliek, hoefbevangenheid, maandagziekte, artritis, eczeem, vetzucht, insuline
resistentie (diabetes), conditieproblemen en lusteloosheid.
Maar wanneer is een paard dan te dik? “Medisch gezien is er geen definitie van te dik”,
verklaart drs. Hofland. “Een sporter in wedstrijdconditie is in principe slank“. Van Breda
wijst op de „Body Condition Score“ een gestandaardiseerde onderverdeling in
voedingstoestand van paarden variërend van mager tot extreem overgewicht.
Bij een zeer mager paard ziet men duidelijk de wervelkolom, heupbotten en ribben. Bij
een te dik paard zijn de ribben niet te zien of te voelen. Van Breda:”Endurance paarden
bijvoorbeeld worden vaak ingedeeld in de categorie zeer dun tot slank. Springpaarden in
slank tot bevleesd en dressuurpaarden normaal tot bevleesd.” Voedingsexpert Rob
Krabbenborg: “Essentieel is dat je een balans moet vinden tussen voeding en inspanning.
Denk er daarbij aan dat een goed gevoerd paard niet per definitie hetzelfde is als een
gezond paard.”
Wie dus in de dressuurring op uitstraling wil scoren moet op spieren zitten en niet op vet.
Zwaar ziet er mooi uit omdat het lijkt op gezond. Maar alles wat een paard aan extra
gewicht moet mee torsen belast het totale organisme. Een te dik paard heeft afgezien
van de gevolgen van overbelasting minder conditie, is onhandig en traag en zweet een
stuk sneller omdat de temperatuurhuishouding uit balans is. Gevolg: de herstellingsfase
duurt veel langer dan bij een slank paard zonder overgewicht.
Van Breda weet uit ervaring: ”Bij overgewicht gebeurt het vaak dat het vet de spieren
vervangt. Die paarden hebben meer energie nodig voor het bewegingsmechanisme.
Vooral de gewrichten, pezen en banden worden zwaarder belast. Marcus Ehning is het
daarmee eens: “Het onnodig meeslepen van vlees gaat ten koste van de gewrichten. Zou
een van mijn paarden te veel vlees op de ribben hebben dan gaan we gelijk maatregelen
nemen. Het rantsoen blijft gelijk maar het paard moet meer gaan doen.” Overigens is
voeding bij de Ehnings onlosmakelijk verbonden met de lijfspreek van Marcus:”
Beweging, beweging en beweging! Het perfecte sportpaard is krachtig, gespierd en heeft
geen gram overmatig vet. Alles moet functioneel zijn.”
Voor vele dressuurrijders mag dat iets anders zijn. Zij associëren rondingen met
gezondheid en schoonheid. Daar ligt precies de fout. Dr. Eric van Breda kent het
probleem: “Vanuit het oogpunt van de ruiter traint hij zijn paarden intensief. Het is
moeilijk vast te stellen of dat voor werkelijk zo is, of dat het een subjectieve waarneming
van de trainer betreft. Daar ligt ook precies het knelpunt. Veel voerschema’s houden
geen rekening met de werkelijke energiebehoefte van het paard en zijn daarom te rijk
samengesteld.”
Hoe moet het wel
Voedingsdeskundige Krabbenborg daarover:“Of het nu vers weidegras is of een
beloningshapje tussendoor, alles bevat energie en eiwit en moet worden meegenomen in
de rantsoenberekening. Daar gaat het vaak mis, men rekent zich suf om zo min mogelijk
krachtvoer te geven terwijl het paard de hele dag in het gras staat.
Ieder rantsoen begint met ruwvoer, of dat nu gras of hooi / voordroogkuil is. Met
krachtvoer vul je aan wat er in het ruwvoer ontbreekt. Dat kan energie zijn, maar ook
vitaminen en mineralen. Er vanuit gaand dat het basisrantsoen bestaat uit ruwvoer, in de
regel gebaseerd op 1 kg per 100 kg lichaamsgewicht is (kuilgras 1,2-1,5kg) kun je de
behoefte berekenen. Voor een gemiddeld paard betekent dat per dag 7-8 kg hooi plus
1.5 kg krachtvoer. Een topsportpaard heeft 6 kg hooi en 3-4 kg krachtvoer per dag
nodig.”
Paarden die echt zware prestaties moeten leveren, denk aan Endurance wedstrijden,
kunnen hoogwaardige oliën goed gebruiken. Energiebronnen voor explosieve prestaties,
bijvoorbeeld paarderennen, zijn koolhydraten en zetmeel. Dressuur en springpaarden
zitten in hun behoefte ergens daartussen. De ene wat meer in de richting van
uithoudingsvermogen, de andere meer richting de explosieve kant.
Vitaminen en mineralen zijn voor ieder paard belangrijk. Krabbenborg adviseert voor de
normale behoefte dit op een eenvoudige manier te geven in de vorm van een koek
(bijvoorbeeld Pavo Summerfit). Zijn advies daarnaast is: kijk kritisch naar wat en
hoeveel je werkelijk voert. Zoek daarin naar balans tussen arbeid en voeding.
Download