HOOFDSTUK IV: DE EIGEN SPIRITUALITEIT VAN

advertisement
HOOFDSTUK IV: DE EIGEN SPIRITUALITEIT VAN DE VERPLEEGKUNDIGE
INLEIDING
In dit hoofdstuk willen we meer aandacht besteden aan de spiritualiteit van de zorgverlener
zelf. Literatuurstudies wijzen er immers op dat de aandacht van de verpleegkundigen voor de
spirituele dimensie in de directe patiëntenzorg mede bepaald wordt door de mate waarin de
verpleegkundigen zelf bewust bezig zijn met aspecten van spiritualiteit in hun eigen leven.
We menen dat dit gegeven dan ook een belangrijk thema is om hieraan een apart hoofdstuk te
wijden.
1. Spiritualiteit: ‘meer’ dan de harde feiten
In het artikel “De band tussen spirituele zorg en geneeskunde” (Desmet, 2009) beschrijft de
auteur dat artsenspiritualiteit te maken heeft met een manier van uitoefenen en beleven van
geneeskunde, die geworteld is in een spirituele blik. Wat hij beschrijft voor een arts geldt voor
elke zorgverlener. Een spiritueel persoon is niet naïef, ziet de harde feiten maar ziet veel
meer. Dit „veel meer‟ is moeilijk vast te pakken en niet eenvoudig om nauwkeurig te
beschrijven. De zieke verwacht van een hulpverlener dat hij tegemoet komt aan zijn
problemen vanuit zijn functie en vaktechnische bekwaamheid. Maar men merkt op dat bij het
verlenen van zorg niet alleen „de functie‟ maar ook „het aanwezig zijn‟ van belang is. Dit
heeft te maken met de persoonlijkheid, met de uitstraling van de hulpverlener, met wie hij of
zij is. Vooral ernstig zieke mensen lijken hier een intuïtief aanvoelen te hebben en dat wordt
soms kernachtig uitgedrukt: “Weet je, bij ons eerste contact kwam jij bij me zitten en dat was
het.” Als persoon vormen wij een huis waarin de andere al dan niet thuiskomt. Wij vormen
een klankkast, waarin het diepere van de andere al dan niet meetrilt.
Artsen en ook andere gezondheidsverleners moeten zich bewust zijn van het feit dat er een
wisselwerking is tussen het spirituele en het lichamelijke. Datgene wat werkelijk spiritueel is,
heeft lichamelijke effecten. Dit kunnen we ook waarnemen. De ervaring van zin, betekenis,
vreugde, vrede, thuiskomen geeft lichamelijke bewegingen: bijv. glimlachen, neuriën of
fluiten, spreken, aan het werk schieten. De ervaring van zinloosheid, verdriet, onvrede
blokkeert veeleer lichamelijke bewegingen: bijv. sloomheid, een zwaartegevoel in de
borststreek, niets meer zeggen, gesloten ogen als teken van een gesloten communicatie. Af- of
aanwezigheid van levensperspectief kan de lichamelijke beleving beïnvloeden.
Dr. Marc Desmet gelooft dat zorgverleners zich kunnen oefenen om gevoeliger te worden
voor de spirituele dimensie. In de praktijk herken je echter enkel die tekens die je kent. Zoals
fysische symptomen beter herkend worden doordat ze beschreven worden, zo kan een
beschrijving van spirituele ervaringen helpen om ze ook in de praktijk te herkennen. Maar er
is één belangrijk verschil tussen fysische en spirituele symptomatologie: je kan nl. spirituele
[31]
tekens maar herkennen als je ze in zekere mate herkent in je eigen beleving. De auteurs Van
Leeuwen en Cusveller (2005) vermelden trouwens ook in hun boek “Verpleegkundige zorg en
spiritualiteit” dat uit onderzoek blijkt dat de gevoeligheid van verpleegkundigen voor deze
thematiek vooral bepaald wordt door de mate waarin verpleegkundigen zelf bewust bezig zijn
met aspecten van spiritualiteit in hun eigen leven. Spiritualiteit vraagt soms een juiste
verwoording van diepere ervaringen waarop we terugblikken. De ervaring „dat is het‟ bij een
juiste verwoording schept ruimte en beweging in het spirituele domein. Dit laadt positief op
en kan mensen aanzetten tot reflecteren. (Desmet, 2009) Spiritualiteit kan ook uitgedrukt
worden op een non-verbale manier en is voor sommige mensen de bepalende manier in het
uiten van bewegingen op spiritueel vlak. Hiervoor dienen we ook het nodige respect op te
brengen en het unieke te waarborgen.
2. Zelfinzicht van de verpleegkundige, een belangrijke competentie in de palliatieve
spirituele zorg
a. Zich bewust zijn van de eigen spiritualiteit
Aandacht hebben voor spirituele noden van patiënten en familieleden begint met aandacht te
hebben voor de eigen spiritualiteit. Zorg voor spiritualiteit van de terminaal zieke en diens
omgeving betekent voor de verpleegkundige immers een confrontatie met de eigen waarden,
normen en overtuigingen. Het is belangrijk dat zorgverleners zich bewust zijn van:
-
wat hen drijft of motiveert.
-
eigen waarden: wat is belangrijk en waarom?
-
hoe zij het leven beschouwen en welke gebruiken en gewoontes daarbij horen.
-
persoonlijke ervaring en betekenis van de eigen eindigheid, leven, lijden, sterven en
dood.
Vanuit dit bewustzijn is het belangrijk om bij je zelf te onderzoeken hoe je als zorgverlener
vanuit je eigen spiritualiteit in ontmoeting gaat met en zorgt voor de patiënt. Daarin kan je
specifieke kracht liggen maar tevens ook je kwetsbaarheid en begrenzing. (Kuin, 2009)
Steemers Van Winkoop (2003) noemt dit proces spirituele introspectie. Hiermee bedoelt ze de
zoektocht van de verpleegkundigen naar hun eigen spiritualiteit. De verpleegkundigen stellen
zich hierbij de vraag wat hen ten diepste motiveert in hun werk en wat hun handelen bepaalt.
Het is belangrijk dat verpleegkundigen ervaringen kunnen delen en uitwisselen of
praktijksituaties kunnen bespreken in het team.
Tenslotte is het de kunst om de eigen levensvisie en levenservaringen op een zodanige wijze
te hanteren dat de zorg voor de patiënt en diens naasten hier niet door belemmerd wordt en dat
een open communicatie mogelijk is. (Kuin, 2009) Het zich bewust zijn van en zorg hebben
voor eigen spiritualiteit is een belangrijke voorwaarde om zorg te hebben voor de spiritualiteit
van de patiënt. (Van Leeuwen,Cusveller, 2005)
[32]
b. Aandacht hebben voor zelfzorg
Om als verpleegkundige geïnspireerd en gemotiveerd te kunnen blijven werken, is het
belangrijk om zich bewust te zijn van en contact te maken met de eigen inspiratiebronnen.
Naast het kunnen praten over eigen ervaringen rond spiritualiteit, lijden en sterven is het
vooral belangrijk om aandacht te hebben voor het eigen geraakt zijn in de ontmoeting met de
patiënt en de reacties die diens situatie bij de zorgverlener oproepen. Dit kunnen gevoelens
zijn van onmacht, verdriet en angst in relatie tot ziekte, lijden en dood of de invloed van
persoonlijke ervaringen. (Kuin, 2009) Bij de spirituele zelfdiagnose hoort ook het nadenken
over wat de aangrijpende ervaringen met stervenden voor jou als zorgverlener essentieel
betekenen Je bent op de ander betrokken. Wat je ziet gaat niet zomaar langs je heen, maar
raakt je in je eigen innerlijke leven. (Van Leeuwen, Cusveller, 2005) Het stil staan bij jouw
ervaringen en gevoelens in de zorg voor de ander is even noodzakelijk als de zorg voor die
ander. Het bewust worden van je eigen gevoelens van pijn, machteloosheid, verdriet en
opstandigheid is nodig, niet alleen om daarmee in het reine te komen, maar ook omdat
gevoelens sturende elementen zijn in de zorg. (Steemers Van Winkoop, 2003) Het is
essentieel dat men als zorgverlener persoonlijke grenzen herkent en erkent in het omgaan met
de spiritualiteit van de patiënt, dat men hulp durft te vragen bij eigen levensvragen en dat de
mogelijkheid bestaat tot het volgen van supervisie en intervisie. (Kuin, 2009)
c. Spirituele instelling
Spirituele instelling heeft te maken met de manier waarop je als hulpverlener een palliatieve
patiënt en diens naasten nabij wilt en kunt zijn. Echte aandacht voor de ander betekent ook
tegemoet komen aan wat die ander nodig heeft. Steemers Van Winkoop (2003) benadrukt
hierbij dat het, om elkaar te kunnen aanvoelen, belangrijk is dat je enigszins op dezelfde lijn
zit. Dit is een aspect dat specifiek is voor de zorg voor spiritualiteit. Er wordt wel eens gezegd
dat het moet „klikken‟. Toch hoeft dit niet te betekenen dat je altijd dezelfde levensbeschouwing moet hebben als de patiënt, om aandacht te kunnen hebben voor zijn spirituele
behoeften. Je kunt ook iets betekenen voor een patiënt als hij heel anders tegen het leven
aankijkt dan jij. (Van Leeuwen, Cusveller, 2005) Als de intentie er is de stervende en diens
familie te respecteren en te accepteren, ligt de weg open naar een leerproces. Zorgen voor
iemand, ook in een professionele context, betekent dat je met die ander een band krijgt. Die
band kan goed of minder goed zijn, maar hij is er wel. Daardoor ontstaat geleidelijk aan
vertrouwen, en bestaat de kans dat de patiënt ook meer persoonlijke zaken aan bod wil laten
komen. (Steemers Van Winkoop, 2003)
[33]
3. Intrinsieke factoren bij de zorgverlener/ verpleegkundige, die de gevoeligheid voor het
spirituele aspect in de zorg kunnen belemmeren
Er kunnen ook barrières zijn op het affectieve en emotionele vlak bij de zorgverlener, die de
spirituele zorg bemoeilijken. Confrontatie met de eigen spiritualiteit kan soms te persoonlijk
zijn en daardoor moeilijk bespreekbaar in de ontmoeting met de palliatieve patiënt. De
verpleegkundige kan „het geraakt worden‟ door de patiënt niet toelaten, omdat het werk dan
emotioneel als belastend wordt ervaren waardoor men de gevoelens bij de patiënt gaat
ontkennen of negeren. (Van Leeuwen, Cusveller, 2005)
4. Methoden om tot spirituele bewustwording te komen
a. Ontwikkelen van zelfbewustzijn
Uit de vorige paragrafen blijkt dat het belangrijk is dat de verpleegkundigen stil staan bij hun
eigen waarden, normen, overtuigingen, gevoelens en gedragingen, zodat zij een klaardere kijk
krijgen op hoe die in hun professioneel functioneren doorwerken.
Zelfbewustzijn van de verpleegkundige kan ontwikkeld worden via:
-
reflectie: terugkijken op situaties en gebeurtenissen waar je zelf bij betrokken bent
geweest en de wijze waarop je reageerde of zou willen reageren.
-
kritische analyse: systematische diepteanalyse van situaties waarbij alle mogelijke
factoren die een situatie kunnen beïnvloeden worden besproken.
-
beoordeling door een derde partij: collega‟s geven een waardering over je functioneren
als verpleegkundige in situaties waarin spiritualiteit een rol speelt. (Van Leeuwen,
Cusveller, 2005)
Reflectie over het eigen handelen is één van de manieren om spirituele bewustwording te
bevorderen. Er moet niet alleen de vraag gesteld worden “wat doe ik en waarom?” maar ook
“welke overtuiging ligt daar bij mij aan de grondslag?” ofwel “welke (levens)principes spelen
hierbij voor mij een rol?” Hoe reageer je bijvoorbeeld in de volgende situaties:
-
een patiënt wil, ondanks het advies van het team, behandeld worden omdat hij wil
blijven hopen op een wonder.
-
een moslimpatiënt wil dagelijks bidden en doet een beroep op je terwijl je eigenlijk
druk bezig bent met andere zaken.
-
je voelt de tranen opkomen als een patiënt haar levensgeschiedenis vertelt en je er
dingen uit je eigen leven in herkent.
-
je bent zelf actief met het geloof bezig, maar merkt in het team een vijandige sfeer op
dat gebied.
[34]
Deze voorbeelden komen uit de praktijk. Bewustwording van dergelijke situaties is belangrijk
om na te gaan hoe je ermee omgaat of hoe je er mee om zou willen gaan. Het vraagt van de
verpleegkundige dat ze stilstaat bij haar eigen gedrag en eigen overtuiging achter haar gedrag.
Een andere manier om tot reflectie te komen over het eigen handelen is het gebruik maken
van de competenties voor spirituele zorg in een intervisieproces. In intervisies kunnen
verpleegkundigen in kleine groepen (4- 5 personen) aspecten van spiritualiteit met elkaar
bespreken en zo werken aan verdere bewustwording en aan competentieontwikkeling. We
geven hieronder een model weer waarbij we menen dat het een bruikbaar instrument kan zijn
in de praktijk om te groeien in spirituele bewustwording en dat het ruimte kan scheppen om
eigen innerlijke elementen in een veilige sfeer van een supervisie of intervisie te delen met
elkaar. (Van Leeuwen, Cusveller, 2005)
b. Spirituele zelfanalyse
i. Wat zet mij in beweging, wat inspireert mij?
-
bepaalde personen (dichtbij/ver weg, verleden/heden)?
-
de natuur?
-
bepaalde dieren of dingen?
-
bepaalde geschriften?
-
meditatie of gebed?
-
bepaalde kunsten?
-
bepaalde waarden?
-
andere bronnen?
ii. Via welke weg kom ik in beweging?
-
door verstandelijke analyses en beschouwingen?
-
door sociaal-emotionele ervaringen?
-
door te handelen?
-
door spirituele ervaringen?
-
andere wegen?
-
hoe beïnvloeden deze aspecten elkaar?
[35]
iii. Hoe blijf ik in beweging?
-
hoe onderhoud ik mijn spiritualiteit?
-
hoe blijf ik in contact met mijn inspiratiebronnen?
-
hoe kan ik daar plaats voor maken?
-
hoe kan ik daar tijd voor nemen?
-
hoe kan ik dat vorm geven?
-
wat moet ik daarvoor doen of laten?
iv. Hoe blijf ik op mijn werk in beweging?
-
wat is de verbinding tussen mijn eigen spiritualiteit en het werk dat ik doe?
-
wat zet mij in beweging om te werken in de gezondheidszorg?
-
via welke weg doe ik mijn werk in de gezondheidszorg?
-
hoe onderhoud ik mijn spiritualiteit in relatie tot mijn werk in de gezondheidszorg?
v. Waar moet ik nog aan werken?
-
wat stimuleert of belemmert mij om mijn werk in harmonie te verbinden met mijn
eigen spiritualiteit?
-
hoe komt het dat deze factoren mij stimuleren of belemmeren?
-
is er wat aan te doen?
-
kan ik er wat aan doen?
-
hoe kan ik er wat aan doen?
-
hoe kan ik daar beter mee leren omgaan?
Met onze vragenlijst in het praktisch luik willen we nagaan in hoeverre Vlaamse
verpleegkundigen in palliatieve zorgsettings zich bewust zijn van de spirituele dimensie in
hun menselijk bestaan en of zij zichzelf als „spiritueel‟ beschouwen in het leven. We willen
ook toetsen of de belangrijke bevinding vanuit de literatuur (nl. dat de gevoeligheid voor deze
thematiek in het professioneel leven van de zorgverlener vooral bepaald wordt door de mate
waarin men zichzelf als mens bewust is van en omgaat met de eigen spirituele dimensie)
[36]
effectief leeft op de Vlaamse werkvloer. Indien dat zo is, lijkt het voor ons dan ook evident
dat de kwaliteit van spirituele zorg pas kan toenemen, door eerst verpleegkundigen te
motiveren i.v.m. het bewust worden van en omgaan met hun eigen innerlijke leven. We
menen dat het werken aan „zelfinzicht‟ dan een eerste stap is tot een sterkere spirituele
bewustwording bij de zorgverlener, wat dan uiteindelijk onrechtstreeks zal leiden tot een
betere (h)erkenning van spiritualiteit in de palliatieve zorgsettings en ten goede zal komen aan
de palliatieve patiënt en zijn familie.
BESLUIT
Om voldoende aandacht te hebben voor de spirituele dimensie in de dagelijkse praktijk van de
palliatieve zorg dienen verpleegkundigen regelmatig stil te staan bij hun innerlijke leven.
Reflectie, kritische analyse van praktijksituaties, supervisie en intervisie geven de
mogelijkheid om zich bewuster te worden van en om bewuster om te gaan met eigen
spiritualiteit.
Daarnaast is het „zorg dragen‟ voor het eigen innerlijke leven een belangrijk thema om
geïnspireerd te kunnen en blijven werken in de palliatieve zorg.
Verpleegkundigen/zorgverleners dienen te zoeken naar krachtbronnen, die opnieuw impulsen
van energie kunnen vrijmaken. Het voortdurend geconfronteerd worden met lijden in de
ontmoeting met terminaal zieken raakt je eigen innerlijk bestaan. Het kunnen „delen‟ van
gevoelens van onmacht, verdriet, kwaadheid, angst en schuldgevoel met collega‟s is
belangrijk bij de verwerking. Verpleegkundigen moeten ook de ruimte hebben om
persoonlijke grenzen in de ontmoeting met de spiritualiteit van de patiënt bespreekbaar te
maken binnen het team. Grenzen vragen om herkenning en erkenning van de verpleegkundige
zelf én van het team. Dit bepaalt mede de goede zelfzorg van de zorgverlener en de zorg voor
collega‟s.
Naast aandacht voor de eigen spiritualiteit, moet de zorgverlener ook een aantal
grondhoudingen in acht nemen zodat de patiënt zich veilig voelt om datgene wat hem het
diepste bezighoudt te kunnen delen. We gaan hier uitvoerig op in een volgend hoofdstuk.
[37]
Download