Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek

advertisement
Kopstukken Filosofie
Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek
Guy Quintelier
Plato werd in 427 voor het begin van onze
De dictatuur is dus
de slechtste staatsvorm
jaartelling1 geboren in Athene – zijn famivolgens Plato. De democratie
lie behoorde tot de aristocratie2 – en stierf
is de tweede slechtste.
ook in Athene in 347 voor het begin van
onze jaartelling3. ‘Plato’ was een bijnaam, de laatste, slecht bestuurd worden: alles
zijn echte naam was Aristocles.4
immers wat op hun wetgeving betrekking
heeft, is zo goed als ongeneeslijk zonder
In tegenstelling tot Socrates is hij, naast buitengewone maatregelen, gepaard met
ook enkele veldtochten5 tegen vijanden gunstige omstandigheden. En ik voelde me
van Athene, wel op reis geweest.6 O.a. in ook gedwongen tot lof van de wijsbegeerte
387, 367 en 360 naar Syracuse (Sicilië)7, te erkennen, dat zij het uitgangspunt is van
waar hij, niet alleen volgens sommigen waaruit men kan onderscheiden waar in elk
verliefd werd op Dion8, de schoonbroer opzicht de rechtvaardigheid ligt, zowel in
van de heerser van Syracuse, Dionysius de openbare als in particuliere aangelegenheOudere, maar trachtte hij ook zijn politieke den. Ook zullen de menselijke geslachten
filosofie in de praktijk te brengen9. Volgens hun kwalen niet zien ophouden voordat
Diogenes Laërtius werd Plato voor zijn fi- ofwel het ras der degelijke en echte wijslosofische raad door Dionysius ook dik geren toegang verkrijgt tot de politieke
betaald10.
leidersposten, ofwel het ras der machthebbers, dank zij een goddelijke beschikking,
Plato is ook bekend en belangrijk als stich- werkelijk de wijsbegeerte gaat beoefenen.”
ter − in het jaar 387 − van de Academie11, (Plato, De zevende brief, 326 a-b, vertaling
een filosofische leer- en levensgemeen- door Xaveer De Win)
schap waar leerlingen werden voorbereid
voor een taak binnen de stadsstaat. De na- Deze passage herinnert zeker aan wat Plato
druk lag daarbij voornamelijk op de ethi- Socrates tegen Glauco laat zeggen in zijn
sche vorming.
‘dialoog’ De Staat. (Glauco is een naam die
in de familie van Plato veel voorkomt, het
Filosofie en politiek
is o.a. de naam van een oudere broer van
Plato.)
Als filosoof keerde Plato zich ook tegen
bestaande wantoestanden12, op de eerste “Zolang ofwel wijsgeren geen koningen
plaats op politiek vlak. Dit blijkt zeker in zijn in hun land, ofwel zij, die nu de titel
de kernpassage van Plato’s filosofie, die van koningen of machthebbers dragen,
ons via de zogenaamde Zevende brief en geen echte en volwaardige wijsgeren zijn;
De Staat is overgeleverd.
zolang de politieke macht niet in éénzelfde
persoon samenvalt met de filosofie; en zoIn die zevende brief, een brief die als au- lang aan de menigvuldige naturen die nu
thentiek wordt beschouwd, schrijft Plato na één van beide zonder de ander nastreven,
Dions dood aan de verwanten en vrienden niet met geweld de weg wordt versperd –
van Dion. (Dion werd door politieke tegen- zolang ook, mijn waarde Glauco, komt er
standers in 353 vermoord):
geen eind aan de kwalen die de staten, ja,
naar ik meen, de gehele mensheid, teiste“Zo kwam ik dan ten slotte tot het inzicht ren. Niet eerder zal de staatsvorm, die we
dat alle huidige staten, van de eerste tot nu in woorden hebben uiteengezet, tot de
I 56
voor hem mogelijke groei komen noch het
zonlicht zien. Dit had ik sinds lang reeds
willen zeggen, doch ik schrikte ervoor terug daar ik zag hoe zulke bewering tegen
de gevestigde opinie indruist. Slechts weinigen komen er inderdaad toe te zien, dat
in een andere staat het geluk, zowel privaat
als publiek, uitgesloten is.” (De Staat, V,
473 c-e, vertaling door Xaveer De Win)
Als de koningen geen filosoof, of de filosofen geen koning, zijn, dan:
a) worden de staten slecht bestuurd;
b) zullen de kwalen – zowel op openbaar
als particulier vlak, zowel voor de stadsstaten als voor de gehele mensheid – niet
ophouden;
c) zal het geluk, zowel privaat als publiek,
uitgesloten zijn.
Plato beklemtoont ook nog de noodzaak
van psychische druk en desnoods fysiek
geweld13 niet alleen tegen de onfilosofische
machthebbers maar ook tegen de apolitieke
filosofen om de beste staatsordening te verwerven. Beide soorten mensen moeten verplicht worden zich zowel met filosofie als
met politiek bezig te houden.
De filosofen moeten koning (of de koning
filosoof) worden, ómdat de ‘echte en volwaardige’ filosofen inzicht hebben in de
onveranderlijke wetten die de eeuwige orde
zullen opleggen.
Drie vragen werpen zich m.i. hier op:
a) waarom is dit de beste stadsstaat? Wat
is er verkeerd aan onze democratische
staatsordening?
b) hoe bereikt men het daarvoor noodzakelijke weten? Wat is de filosofische methode
om tot zo een weten te komen?
c) Is Plato, gezien dit voorstel, geen
autoritaire denker? Plato verkiest een
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek - Guy Quintelier
harmonische samenleving, die gebaseerd is
op een echt filosofisch weten, maar is zijn
visie op harmonie niet verkeerd, en vormt
deze niet de basis van een autoritair denken
en handelen?
Plato’s kritiek op de democratie
over te schakelen naar de ideale staat – het
koningsschap of de aristocratie – namelijk
wanneer de dictator of de tiran zich zou
willen toeleggen op de filosofie en zo de
algemene wetten van de ideale staatsvorm
zou leren kennen en toepassen. Hij probeert dit door te voeren in Syracuse.
Wat de eerste vraag betreft: Plato stelt dat Een staatsvorm is voor Plato een nogal
de democratie niet de beste staatsvorm is.14 standvastig iets. “Een wijziging in het even
welke staatsvorm vindt haar oorsprong bij
Wat zijn zijn argumenten voor deze bewe- de klasse zelf die aan de macht is, wanneer
ring? Hebben we daartegen argumenten?
innerlijke onenigheden zich in haar schoot
voordoen. Is die <leidende klasse> echter
Plato schetst in zijn ‘Politeia’, meer be- eensgezind – hoe weinig talrijk haar leden
paald in het VIIIste boek, een chronolo- ook mogen zijn – dan is elke verandering
gisch overzicht van verschillende moge- uitgesloten” (De Staat, VIII, 545d, vertalijke staatsvormen.
ling door Xaveer De Win)16
Het uitvoerigste is hij natuurlijk over de
eerste staatsvorm, zijn ideale staat15, waar
één of meerdere filosofen koning zijn:
a) koningschap of aristocratie ( heerschappij door de besten, weetgierigen die blijven
zoeken naar het juiste inzicht);
b) timocratie of timarchie (eerzuchtigen);
dat is de “Kretensische of Lacedaemonische” staats­vorm (544c); het is een regime
gebaseerd op militaire leest; de eer en roem
van de militair is daarin de kardinale deugd;
c) oligarchie (de weinigen, de ‘oligoi’;
d.w.z. de winst- of geldzuchtigen, want de
rijken zijn minder in aantal dan de armen);
d) democratie (de heerschappij door het
volk, ‘de luilakken’);
e) dictatuur of tirannie (de alleenheerser die
zich niet door zakelijke inzichten maar door
zijn emoties laat leiden, de ‘losbandige’).
Plato’s beschrijving van de verschillende
staatsvormen en hun chronologische orde
is voor ons nu, denk ik, om drie redenen
interessant, d.w.z. belangrijk:
- Hoe ontstaat volgens Plato democratie?
- Wat is Plato’s kritiek op de democratie,
en kunnen we ons daartegen verdedigen?
- Waarom vervalt democratie in een
dictatuur?
Dit zijn dus 3 bijkomende vragen bij de
eerste hoofdvraag.
1°) Het ontstaan van de democratie door
wapengeweld en terreur
De overgang van de oligarchie − de heerschappij van de rijke weinigen − naar de
democratie – de op één na slechtste staatsvorm – is een gevolg van de onverzadigbare neiging van de oligarchen om steeds
maar rijker te worden. De oligarchen stellen geen wet in om de losbandige jeugd die
enkel op genoegens uit is, in te tomen. De
losbandige jeugd verteert en verkwist de
familiebezittingen, die zo in de handen van
de oligarchen komen. Gevolg: de verarmde
losbandige jeugd17 − de ‘luilakken’ zoals
Plato zegt − “zijn vol haat en intrigeren
tegen hen die hun goederen verwierven en
ook tegen de rest van de staat, en ze dromen
van revolutie” (555d).
De verarmden merken op het slagveld dat
de rijke, overtollig vette bleekneuzen in
feite fysiek niet in staat zijn hun rijkdom te
verdedigen, en ze gaan tot een machtsgreep
over.
“Een democratie (...) ontstaat, wanneer
de armen de overwinning behalen, hun
tegenstanders deels doden, deels verbannen, en het staatsbestuur en de ambten
Deze opsomming betekent ook een afdalende lijn qua ideale staatsvorm. De dictatuur is dus de slechtste staatsvorm volgens
Plato. De democratie is de tweede slechtste.
Plato merkt zelf op dat er tussenvormen van
deze staatsregelingen bestaan: bijvoorbeeld
erfelijke dynastieën (Thessalië; ten oosten
van centrale deel van Griekenland, onder
Macedonië) of koopbare koningschappen
(Carthago). Ook onze huidige Westerse samenleving lijkt een tussenvorm te zijn tussen oligarchie en democratie (met in België
zelfs nog een vleugje koningschap).
Plato ziet in deze opsomming ook een
chronologie. Het is zelfs zo dat hij meent
dat het mogelijk is van de dictatuur weer
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
Mozaïek: Plato’s Academie
57 I
Gezien de absolute vrijheid mogen alle begeerten, alle driften, alle emoties onbeperkt
botgevierd worden. Democratie is dus
emocratie. En emocratie gaat over tot tirannie. In een democratie heerst er een overdaad aan vrijheid, en elke overdaad pleegt
een sterke reactie in tegenovergestelde zin
teweeg te brengen (563e), dus een overmaat aan vrijheid slaat om in een overmaat
aan slavernij (564a). Waarom?
Deze overslag wordt veroorzaakt door de
klasse van verkwistende leeglopers, waarvan de energieksten de leiding nemen en de
lafsten volgen.18
In een democratie, stelt Plato, bestaat er in
het begin wel een tegenstelling tussen de
rijken, die reactionair neigen naar de oligarchie, en het volk, dat pleegt één leider
te kiezen en te koesteren, die hen tegen de
oligarchen moet beschermen.
gelijk verdelen onder de overblijvenden.
Meestendeels zelfs worden de ambten er
door het lot toegewezen. – Dat is inderdaad de manier waarop de democratie tot
stand komt, om het even of zulks gebeurt
door wapengeweld of door een terreur, die
de tegenpartij ertoe dwingt er tussenuit te
knijpen.” (557a)
Volgens Plato ontstaat dus de democratie door wapengeweld en terreur tegen de
rijken!
Plato is ook nog interessant omdat hij een
antwoord geeft op de tweede bijvraag bij
de eerste hoofdvraag. Hij geeft ten 2°) een
‘kritische’ beschrijving van de democratische staatsvorm en de democratische mens.
Binnen de democratische staatsvorm is iedereen vrij. Er bestaat een grote verscheidenheid van mensentypes die binnen een
democratie allemaal mogen aan bod komen. Er bestaat geen dwang in de staat: er
is geen plicht tot regeren of gehoorzamen;
geen plicht tot oorlogvoeren of het bewaren
van vrede ; niets belet u zelf te regeren −
men moet geen inzicht hebben in het belang van de gemeenschap −; niets belet u
zelf recht te spreken en het recht in eigen
hand te nemen; de veroordeelden moeten
I 58
Om elke beperking ongedaan te maken,
loopt men een leider na, die alle ‘beperkers’ moet uitschakelen. (De ‘leider’ is de
‘goede vader’ die het volk voor elke beperechter ook hun straf niet ondergaan. Men king en bedreiging moet beschermen.)
verwaarloost de opvoeding (ook die van
geschikte politici). Binnen een democrati- Deze leider van het volk, deze ‘goede vasche staat bestaan er geen bazen. Er heerst der’, wordt mettertijd echter een dictator.
gelijkheid tussen de ongelijken, zegt Plato. Het volk bestaat namelijk uit slaafse volEr bestaat onbeperkte vrijheid. ‘Vrijheid, gelingen, en de leider van het volk wordt
blijheid’ is het motto.
het gewoon slaafs gevolgd te worden. Hij
duldt geen tegenspraak meer. Wie hem
De democratische mens zoekt ongeremde mogelijks zou kunnen tegenspreken, wordt
bevrediging ook van zijn niet-noodzakelij- via aanklachten voor de rechtbank, of via
ke begeerten. Hij of zij komt in opstand te- andere methodes, uitgeschakeld.19
gen elke beperking die mogelijks aan hem
of haar zou worden opgelegd: men wil ab- De leider van het volk wordt ofwel door
soluut vrij zijn. In een democratie leven er zijn vijanden uitgeschakeld, ofwel wordt
lichtgeraakte zielen: elke schijn van dwang hij dictator. Hij stookt kwaad vuur tegen de
maakt hen reeds woedend. Men geeft om bezittende klasse, die op haar beurt hem bij
geen enkele wet meer, geschreven of niet. het volk probeert in opspraak te brengen,
hem te verbannen of te doden (566b).
Plato beschrijft ook , ten 3°) het noodzakelijk verval van de democratie in een dicta- Daarom wil deze ‘leider van het volk’ een
tuur of tirannie.
persoonlijke lijfwacht (die wel goed betaald moet zijn).
De onverzadigbare begeerte naar vrijheid
– wat het hoogste goed voor een democra- Een dictator belooft in het begin van zijn
tie is – leidt naar de ondergang ervan.
heerschappij aan iedereen gouden bergen
(hij verdeelt bijvoorbeeld het land) (566e).
Als regeerders toch zouden proberen vrijheden in te perken, worden ze als oligar- Een dictator veroorzaakt echter ook steeds
chen be­schouwd, en dus veroordeeld tot oorlogen, en wel om 3 redenen volgens
verbanning of de dood.
Plato, namelijk:
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek - Guy Quintelier
a) omdat het volk een leider (bij het oorlogvoeren) nodig zou hebben;
b) om belastingen te kunnen eisen van het
volk;
c) om zijn binnenlandse tegensprekers de
mond te kunnen snoeren (door bijvoorbeeld te dreigen om hen over te leveren aan
de vijanden).
Een dictator wekt de haat van zijn eigen bevolking op: hij moet zijn critici uit de weg
ruimen, indien hij aan de macht wil blijven.
Een dictator leeft dan ook ofwel tussen
“minderwaardige” mensen die niet tegen
hem in opstand komen, of hij leeft in het
geheel niet doordat hij door de opstandelingen gedood wordt .
Besluit: Het is dus omdat het volk ongeremd en onbeperkt zijn verlangens wil
vervullen, dat de democratie, die steeds
noodzakelijk een emocratie is, omslaat in
een dictatuur. Plato stelt dan ook dat deze
verkwistende leeglopers in een staat radicaal moeten uitgeschakeld worden (564c).
Welke kennis garandeert volgens
Plato de waarachtige filosofische inzichten?
Het verschil tussen een tirannie (of dictatuur) en Plato’s ideale staat, die geleid
wordt door een filosoof-koning, ligt in het
toegepaste weten, in de gebruikte kennis, in
de filosofisch verworven inzichten. Het is
dus belangrijk te weten hoe men die kennis
verwerft.
Volgens Plato gebeurt dit niet door middel van de rekenkunde, de vlakke meetkunde, de astronomie, de stereometrie
of de muzikale harmonieleer: “Als nu de
cursus van al de leervakken, die we hebben overlopen, leidt tot het inzicht van hun
onderling verband en verwantschap, en als
hij gaat redeneren over de wijze waarop
zij onderling samenhoren, dan, geloof ik,
kan zulke studie wel enigszins bijdragen
tot ons doel en zal dit alles geen verloren
moeite zijn; doch anders is alles nutteloos.
(…) Want we weten toch wel, dat dit alles
slechts een voorspel is op de eigenlijke melodie die we moeten leren. Want ge denkt
toch zeker niet dat zij, die onderlegd zijn
in die vakken, reeds dialectici zijn? (…)
men probeert door de praktijk van de dialoog, zonder de tussenkomst der zinnen,
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
uitsluitend door middel van de redenering,
te geraken tot de wezenheid van elk ding
en men geeft het niet op voordat men het
wezen van het Goede heeft gevat met het
zuivere verstand. (…) En ook dat alléén
het vermogen van de dialoogpraktijk dit
zou kunnen onthullen aan iemand die de
bovenbeschreven leervakken onder de knie
heeft, en dat er geen enkele andere mogelijke weg bestaat? (…) Op dit punt tenminste zal niemand ons tegenspreken, als we
beweren dat er geen andere methode <dan
de dialectische> bestaat, die probeert, in
alle gevallen en betreffende elk individueel ‘absolute’, methodisch te vatten wat zij
individueel zijn. Neen, van de andere kunsten moet men in het algemeen zeggen dat
zij ofwel betrekking hebben op menselijke
meningen en begeerten, ofwel alle gericht
zijn op de natuurlijke of de kunstmatige
productie, ofwel op de verzorging van wat
natuurlijk gegroeid of kunstmatig vervaardigd is. Toch zijn er wel een paar uitzonderingen, waarvan we zeiden dat ze in zekere
mate het zijnde vatten, nl. de meetkunde en
de aanverwante vakken. Van deze zien we
hoe ze wèl een droomgezicht hebben van
het zijnde, doch tevens hoe zij er niet toe
kunnen komen een klaarwakkere kijk te
krijgen op dit zijnde, zolang zij hypothesen
gebruiken en die zo maar ongemoeid laten,
uit onmacht om daar rekenschap van te geven. (…) Nu is echter de dialectische methode de enige die, door het uitschakelen
van hypothesen, tot dat absolute uitgangspunt doordringt teneinde een solide basis te
vinden.” (De Staat, VII, 531 d - 533 c, vertaling en cursivering door Xaveer de Win)
Plato’s opvatting over harmonie corrumpeert ook zijn politieke opvattingen
Klopt Plato’s opvatting over harmonie?
Plato is was niet alleen een leerling van Socrates. Minder geweten is dat hij ook o.a.
een leerling van Cratylus was, die zelf een
volgeling van Herakleitos was20.
De dialectiek! Niet de andere wetenschappen! De andere wetenschappen zijn hoogstens een voorspel, maar bieden niet een
solide basis voor de politieke en morele
wetten.
Plato confronteert zich met het denken van
Herakleitos. Hij bekritiseert Herakleitos’
harmoniebegrip in zijn ‘dialoog’ Symposion en meer bepaald in Eryximachos’ lofrede op de liefde. Daarin stelt deze over de
De dialectiek is hier echter niet een ontwik- werkzaamheid van de ‘godheid’ Eros:
kelingsleer, die via tegenstellingen tot een
synthese komt, maar een filosofische me- “De geneeskunde wordt dus, zoals ik zeg,
thode om kennis te verwerven.
heel en al door die godheid bestuurd, evenals ook de sport en de landbouw.
Met de dialectische methode bereikt men – En wat de muziek betreft, wie maar even
volgens Plato – de onveranderlijke absolute wil nadenken, ziet overduidelijk dat die
ideeën of ‘vormen’. Dus deze dialectische zich in hetzelfde geval bevindt. Wellicht
methode garandeert de harmonie.
bedoelt ook Heraclitus dit te zeggen – geslaagd kan men zijn formulering immers
niet noemen. De eenheid, zo zegt hij, door
zich aan zichzelf tegen te stellen, komt tot
59 I
overeenstemming zoals de harmonie van
boog en lier.
Nu is het volslagen onzinnig te spreken van
een harmonie die tegengesteld is of die zou
bestaan uit elementen die nog-tegengesteld
zijn. Neen, vermoedelijk bedoelde hij dat
harmonie het resultaat is van elementen die
tevoren verschil­den, nl. hoog en laag, maar
die later door de muziekkunst tot overeenstemming werden gebracht. Want zolang
hoog en laag nog-tegengesteld zijn, zou er
toch zeker geen harmonie kunnen bestaan.
Harmonie is immers overeenstemming, en
overeenstem­ming een vorm van overeenkomst. Maar overeenkomst op grond van
tegengesteldheid is een onmogelijkheid,
zolang die tegenstel­ling niet is opgeheven. Aan de andere kant kan men tegenge­
stelden, die evenwel geen overeenkomst
uitsluiten, wèl doen harmoniëren, zoals
toch ook het ritme het resultaat is van vlug
en langzaam, elementen die tevoren verschilden maar achteraf tot overeenkomst
zijn gebracht.” (Plato, Symposion, 186 e
–187 c; vertaling en cursivering door Xaveer De Win)
Commentaar:
a. De geneesheer “moet in staat zijn ook de
meest vijandige elementen in het lichaam
bevriend te maken en elkaar te doen minnen. Welnu, de meest vijandige elementen
zijn die welke het meest aan elkaar zijn tegengesteld: koud en warm, bitter en zoet,
droog en vochtig en al dergelijke meer.”
De geneesheer moet “minne en eendracht”
tussen “die tegengestelden” “bewerken”.
(Symposion, 186 d – e) Deze passage herinnert al aan Herakleitos, die volgens zijn
interpretatoren de eenheid van de tegengestelden poneerde.
b. Het fragment bij Herakleitos luidt: Fragment M 48: “Zij hebben er geen begrip van,
hoe het zich afzonderende met zichzelf instemt: een telkens terugkomende harmonie,
als bij boog en lier.” Herakleitos spreekt
niet over eenheid, maar ook Plato doet dat
niet: hij heeft het in het Grieks over het zelf
dat van zichzelf verschilt (‘diaferomenon
auto autoi’). Beiden hebben het wel over
‘harmonie’. (‘harmonie is symfonie en
symfonie is homologie’)
c. Wie heeft gelijk, Herakleitos of Plato?
Kan harmonie uit tegengestelden bestaan
I 60
of niet? Wat is harmonie? Hoe verschilt zichzelf te weinig?”, maar blijft men ook
harmonie van conflict?
beseffen dat het eigen standpunt van het
compromis­standpunt verschilt, en dat dit
Een conflict bestaat tussen twee of meer re- ook zo geldt voor het stand­punt van de telatiepolen wanneer de verschillen tus­sen de genstander. Ook blijft men in een conflict­
relatiepolen zodanig zijn dat ze met elkaar gela­den compromisstandpunt beseffen, dat
botsen en niet met elkaar verzoenbaar zijn gezien de gewijzigde omstandig­heden het
of verzoend worden. In een harmonieuze soms nodig is het compromis te wijzigen.
relatie vullen de verschillen elkaar aan en Een compromis kan maar als harmonieus
zijn dus complementair: ze botsen niet met overkomen als men zich niet meer bewust
elkaar.
is van de daaraan ten grondslag liggende
In een conflictre­la­tie worden de optredende conflictualiteit.
verschillen dus au sérieux genomen, terwijl
in een harmonierelatie deze verschillen Plato heeft dus m.i. gelijk als hij stelt dat
met elkaar verzoend worden. De verschil- harmonie niet kan bestaan uit verschillen,
len mogen dus in een harmonieuze relatie die nog werkelijk verschillen. Maar heeft
slechts in dié mate aan bod komen dat ze de Herakleitos niet gelijk door te wijzen op
eenheid niet verbreken. Harmonie kan dus het gegeven dat de menselijke werkelijkook optreden wanneer er tussen de relatie- heid uit tegenstellingen bestaat? En is het
polen geen verschillen bestaan. Harmonie daarom niet beter de term conflict te geis onverschilligheid ... in een dubbele be- bruiken? Conflicten behoren noodzakelijk
tekenis: namelijk in die zin dat de werke- tot het menselijke bestaan. Is harmonie niet
lijke verschillen, de botsende verschil­len, doods?
niet aan bod mogen komen, maar ook in de
betekenis dat men voor het afwijkende, het Plato wil harmonie, ook op politiek vlak.
verschillende, binnen een harmo­nierelatie Maar democratie slaat om in dictatuur omonverschillig is. In conflict zijn de tegen- dat het volk de volstrekte harmonie wil: de
standers betrokken op elkaar.
onmiddellijke, onvoorwaardelijke en volledige bevrediging van zijn behoeften en
Een voorwaarde voor een harmonieuze re- verlangens.
latie is dan ook dat de verschillen die mogelijks optreden en de eenheid verbreken, Wie een democratie wil, moet echter conworden onderdrukt. Dit kan, in het geval flicten aangaan en aanvaarden. Wil de masvan een conflictuele relatie van persoon sa dat? Wil ze niet emotioneel harmonisch
A ten opzichte van persoon B, doordat A opgaan in een groter geheel. Het probleem
B in overeen­stemming brengt met zich- met de democratie is dat het merendeel van
zelf, dus A, (onderdruk­king), of doordat A de mensen geen conflicten wil aangaan en
zichzelf in overeen­stemming brengt met B aanvaarden, en harmonie idealiseert.
(zelfonderdrukking). Men meent soms ook
harmonie te kunnen bereiken wanneer men Plato’s ideale staat is een dictatoriale staat:
een tussenpositie tussen deze twee moge­ hij wil de menselijke werkelijkheid die
lijkheden inneemt: het harmonieus compro- noodzakelijk conflictgeladen is, vervangen
mis. Dit bestaat in feite uit onderdrukking door een staat waarin de harmonie overen zelfonderdrukking, want het com­promis heerst en de verschillen en conflicten niet
verschilt van de standpunten van beide meer aan bod kunnen komen.
relatie­polen: dus zowel A als B moeten
zich aanpassen aan, zichzelf onder­drukken Bibliografie:
voor, het compromisstandpunt; ze willen
ook beiden dat de andere zich aan dit com- Luciano de Crescenzo: De geschiedenis
promisstandpunt aanpast. Dit compro­mis is van de Griekse filosofie. Van de presoook harmonieus omdat men meent dat het craten tot de neoplatonici. Uitgeverij Bert
be­reikte compro­misstandpunt het absoluut Bakker, Amsterdam, 2005.
beste, onveranderlijke, boventijde­lijke, Diogenes Laërtius: Leven en leer van beideale – en dus harmonieuze – standpunt roemde filosofen. Ambo, Baarn, 1989.
is. Er bestaan echter ook conflictgeladen Plato: Symposium, in Plato Verzameld
compromissen. Niet alleen spelen daarin Werk, deel 2, De Nederlandsche boekhanoverwegingen mee in de trant van “onder­ del, Antwerpen en Ambo, Baarn, 1978.
druk ik mezelf niet teveel, en de andere
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek - Guy Quintelier
Plato: De Staat, in Plato Verzameld Werk,
deel 3 De Nederlandsche boekhandel, Antwerpen en Ambo, Baarn, 1978.
Plato: De zevende brief, in Plato Verzameld
Werk, deel 5, De Nederlandsche boekhandel, Antwerpen en Ambo, Baarn, 1978.
“Volgens Apollodorus in zijn Chronologie
werd Plato geboren tijdens de 88e Olympiade,
op de zevende dag van de maand Thargelion
(427 v. C.), op dezelfde dag waarop de Deliërs zeggen dat ook Apollo het levenslicht aanschouwd had.” (Diogenes Laërtius, III, 1; p. 98)
Thargelion is “de elfde maand van de Atheners,
half mei tot half juni. Thargelia is het oogstfeest
in het oude Griekenland, gevierd in mei in Athene en andere Ionische steden ter ere van Apollo
als reiniger van alle boze invloeden die het gewas bedreigen konden. Eerstelingsvruchten (Gr.:
het democratische gezag afschaften. Plato “had
twee broers, Adeimantus en Glaucon, en één
zuster, Potone, die later de moeder werd van
Speusippus.” (Diogenes Laërtius, III, 4; p. 99)
3
“Volgens Hermippus stierf hij tijdens een bruiloftsmaal in het eerste jaar van de 108e Olympiade (347 v. C.), in zijn 81ste jaar. Neanthes
evenwel zegt dat hij op de leeftijd van 84 jaar is
overleden.” (Diogenes Laërtius, III, 2-3; p. 98)
“Maar Myronianus zegt in zijn Parallelle levens
dat Philo melding maakt van enige spreekwoorden naar aanleiding van luizen bij Plato, als zou
hij ten gevolge daarvan gestorven zijn.” (Diogenes Laërtius, III, 40; p. 109)
4
“Hij beoefende de gymnastiek bij Ariston, de
Argivische worstelaar; van deze kreeg hij de
naam Plato vanwege zijn krachtige figuur, terwijl hij oorspronkelijk Aristocles heette naar zijn
grootvader, zoals Alexander mededeelt in zijn
Opeenvolgende filosofen. Sommigen zeggen dat
hij de naam Plato ontleende aan de breedte van
die terstond het bedrag aan de loskoper hebben
terugbetaald. Doch Anniceris wees dit geld af,
zeggende dat de Atheners niet de enigen waren
die voor Plato mochten zorgen. Sommigen beweren dat Dion het geld heeft gestuurd en dat
Anniceris het niet wilde hebben, doch voor Plato
het kleine park heeft gekocht in de Academie.
(…) Dionysius voelde zich echter niet gerust en
bij het vernemen van de zojuist genoemde gebeurtenissen schreef hij aan Plato een brief met
het verzoek geen kwaad van hem te spreken. Plato antwoordde dat hij niet eens de tijd had zelfs
maar aan Dionysius te denken.
Bij de tweede reis kwam hij bij Dionysius de
Jongere en vroeg deze om land en mensen ten
einde volgens zijn staatsinrichting te kunnen
gaan leven. Hoewel Dionysius hem dit beloofde,
hield hij geen woord. Sommigen zeggen dat Plato ook nu groot gevaar heeft gelopen, daar hij ervan verdacht werd Dion en Theodotas te hebben
aangehitst om het eiland van tirannie te bevrij-
thargèla) van de nog onrijpe oogst werden in een
pot gekookt en aan Apollo geofferd. Het meest
opvallend was de inleidingsceremonie, waarbij
een of meer pharmakoi (‘genezers’, dwz. reinigers) als menselijke zondebokken door en buiten
de stad werden gedreven, gezweept met groene
twijgen; in enkele plaatsen werden ze daarna
gestenigd.” (Winkler Prins, zevende druk) “De
legende gaat dat zijn ouders hem, omdat hij op
dezelfde dag als Apollo ter wereld kwam, als
zuigeling de berg de Hymettus opdroegen om de
god te danken, en dat toen ze daar waren, geheel
vervuld van de godsdienstige riten, een zwerm
bijen neerstreek op zijn mond en die vulde met
honing.” (Luciano de Crescenzo, p. 279)
2
Zowel langs moeders- als vaderskant was Plato
van aristocratische afkomst. “Plato, de zoon van
Ariston en Perictione (of Potone) die afstamde
van Solon, was Athener van geboorte. Solon
had namelijk een broer Dropides en deze was de
vader van Critias, de vader van Callaeschrus, de
vader van Critias, een van de Dertig Tirannen, en
van Glaucon, die de vader was van Charmides
en Perictione. Zo stamde Plato dus, de zoon van
deze Perictione en van Ariston, in de zesde generatie van Solon af. Solon stamde af van Neleus
en Poseidon. Zijn vader zou ook rechtstreeks afstammen van Codrus, de zoon van Melanthus,
en volgens Thrasyllus stammen ook Codrus en
Melanthus van Poseidon af.” (Diogenes Laërtius, III, 1; p. 98) Codros is de laatste koning van
Athene. Hij stamde af van de god Poseidon. So-
zijn stijl of, zoals Neanthes zegt, aan de breedte
van zijn voorhoofd. Anderen zeggen dat hij deelnam aan de worstelwedstrijden bij de Isthmische
spelen, zoals Dicaearchus in het eerste boek van
zijn Levensbeschrijvingen.” (Diogenes Laërtius,
III, 4; p. 99) [Argos ligt in het noordoosten van
de Peloponnesos.]
5
“Aristoxenus zegt dat hij driemaal mee te velde
is getrokken, eerst naar Tanagra, toen naar Corinthe en de derde maal bij Delium, waar hij een
onderscheiding voor zijn dapperheid verdiende.”
(Diogenes Laërtius, III, 8; p. 100)
6
Zie noot 20.
7
“Driemaal is hij naar Sicilië gevaren: de eerste
keer om dit eiland en zijn kraters (de Etna) te
bezichtigen, bij welke gelegenheid Dionysius,
de zoon van Hermocrates, die daar tiran was,
hem gedwongen heeft omgang met hem te zoeken. Toen Plato over de tirannie disputeerde en
volhield dat het belang van de sterkere niet het
enige was, tenzij zo’n sterkere ook in deugd uitblonk, stootte hij Dionysius daarmee voor het
hoofd. Immers, in zijn woede riep deze: ‘Je praat
als een leuterend oud mannetje’, waarop Plato
antwoordde: ‘En u als een echte tiran’. De tiran
werd daarop zo woedend, dat hij aanvankelijk
overwoog Plato ter dood te brengen. Later, toen
hem dit was afgeraden door Dion en Aristomenes, ging hij er inderdaad niet toe over, maar gaf
Plato aan Pollis uit Lacedaemonië, die juist met
een opdracht als gezant bij hem was gekomen,
ten einde hem als slaaf te verkopen. Die Pollis
den. Nu schreef Archytas, een pythagoreeër, een
brief aan Dionysius en redde Plato daardoor, die
hij daarop behouden naar Athene stuurde. (…)
De derde keer kwam hij om Dion met Dionysius
te verzoenen, maar toen hem dit mislukte, keerde
hij onverrichterzake naar zijn vaderstad terug.
Daar onthield hij zich van de politiek, al was hij
− getuige zijn geschriften − een staatsman. De
reden was dat het volk al helemaal aan een andere politiek dan de zijne gewend was.” (Diogenes Laërtius, III, 18-23; p. 103-105) “Het verhaal
heeft nog een staartje: een paar jaar later voerde
Dion met achthonderd man een gewapende aanval uit op Syracuse en zette Dionysius af. Maar
daarna werd hij zelf vermoord door het verraad
van een zekere Callippus, een van de leerlingen
van Plato, die hem vanaf het begin terzijde had
gestaan.” (Luciano de Crescenzo, p. 284)
8
Diogenes Laërtius duidt als beminden van
Plato aan: Plato was zeer gesteld op “Aster, die
met hem meewerkte aan de studie van de astronomie, evenals op de reeds vermelde Dion, en
volgens sommigen ook op Phaedrus”, verder
ook een zekere Alexis, en Agathon, die als gastheer optreedt in zijn Symposion. Er waren volgens Diogenes Laërtius ook vrouwen bij Plato’s
beminden: Archeanassa en Xanthippe, de vrouw
van Socrates (zie Diogenes Laërtius, III, 29-32;
p. 106-107). “In de oudheid werd een aantal
epigrammen toegeschreven aan Plato, hoewel
niet door iedereen. Eén ervan (10) richt zich in
nogal overspannen bewoordingen tot Dion, die
lon is de grote politicus en wetgever van de stad
Athene. Plato’s ooms Charmides en Critias zijn
twee van de Dertig Tirannen, die na de overwinning van Sparta op Athene in de Peloponnesische oorlog de macht in Athene verwierven en
nam Plato daarop mee naar Aegina en bood hem
daar te koop aan. (…) Anniceris uit Cyrene, die
daar toevallig aanwezig was, kocht hem vrij voor
twintig minae − volgens anderen voor dertig −
en stuurde hem naar Athene naar zijn vrienden,
niet meer in leven is: ‘O Dion, jij maakte mijn
hart gek van eros’, terwijl een ander (3) het doet
voorkomen of de dichter bijna sterft van vreugde
als hij Agathon (niet de tragediedichter uit het
Noten:
1
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
61 I
Symposium) op de mond heeft gekust (…).” (Dover, p. 71)
9
Anderen trachtten Plato ook voor hun staatsinrichting te gebruiken: “Pamphilia schrijft in het
vijfentwintigste boek van haar Memorabilia dat
de Arcadiërs en Thebanen, toen ze Megapolis
stichtten, Plato hebben uitgenodigd als wetgever, maar dat hij geweigerd heeft te gaan toen hij
ontdekte dat zij tegenstanders waren van gelijk
bezit voor allen.” (Diogenes Laërtius, III, 23; p.
105) Ook de neoplatonist uit de derde eeuw, Plotinus trachtte tevergeefs een stadsstaat volgens
Plato te stichten: “Het plan in Campanië een filosofenstad, Platonopolis, te stichten, stuitte echter
op te veel tegenstand in hofkringen.” (Winkler
Prins, zevende druk)
10
Men zegt dat Plato “goed in zijn middelen zat,
daar hij van Dionysius meer dan tachtig talenten
had ontvangen, zoals Onetor zegt in zijn verhandeling over het thema Of een wijs man geld
zal verdienen.” (zie Diogenes Laërtius, III, 9; p.
Memoires van Favorinus wordt meegedeeld dat
Mithradates de Pers een standbeeld voor Plato
heeft opgericht in de Academie en daarop heeft
laten schrijven: ‘Mithradates, de zoon van Orontobates, wijdt hierbij aan de Muzen een beeld
van Plato, gemaakt door Silanion.’” (Diogenes
Laërtius, III, 25; p. 105) Bij de inname van Athene door de Romeinse legerbevelhebber en latere
‘dictator’ Lucius Cornelius Sulla werd de academie tot op haar fundamenten vernietigd, waarbij
vele boeken en kostbare geschriften verloren
gingen. “De eerste eeuwen n.C. leidde zij een
schemerig bestaan, maar in de 5de eeuw werd
zij o.l.v. Proclus een belangrijk centrum van neoplatonisme. Een decreet van Justianianus maakte
in 529 n.C. een eind aan haar bestaan: in cultureel opzicht het einde van de oude geschiedenis.”
(Winkler Prins, 7de druk)
12
Filosofie is principiële kritiek op wantoestanden (zie ‘Socrates als criticus’ in VMT, 44ste jaargang nr 1, pp. 71-78)
100). Plato had ook slaven: “Toen Xenocrates
eens binnenkwam, verzocht Plato hem zijn slaaf
te geselen, daar hij zelf doordat hij woedend
was, niet in staat was dat te doen. (…) Tegen
een van zijn slaven zei hij: ‘Je zou gegeseld zijn,
als ik niet zo boos was.’” (Diogenes Laërtius,
III, 38-39, p. 109) In zijn testament zou volgens
Diogenes Laërtius o.a. het volgende gestaan hebben: “De slavin Artemis geef ik de vrijheid. Ik
laat vier huisslaven na: Tychon, Bictas, Apollonides en Dionysius.” (Diogenes Laërtius, III,
42; p. 110)
11
“De stichting van de Academie was een van
de belangrijkste gebeurtenissen op cultureel gebied in de antieke wereld. De school stond een
paar kilometer van Athene, aan de straat met de
graven van de vooraanstaanden, midden in een
groot park.” (Luciano de Crescenzo, p. 281-282)
De oorspronkelijke Academie “is een school
voor lichamelijke oefening buiten de muren in
een bosrijke omgeving, genoemd naar een heros Hecademus (…) Vandaar de vroegere naam
Hecademie, met een e gespeld.” (Diogenes Laërtius, III, 7; p. 100) “Aanvankelijk was de academie een beroemd gymnasium en ook worstelschool te Athene, dat reeds in de 6de eeuw v. C.
is gesticht. Opgravingen hebben haar gelokaliseerd en wel ruim 1 km benoorden het Dipylon,
de dubbele poort, een van de toegangspoorten
van het oude Athene.” (Winkler Prins, 7de druk)
Plato “werd in de Academie begraven, waar hij
het grootste deel van zijn leven met filosoferen
13
tegen de democratie tekeergaat. Poppers grootste
fout is, dat hij Plato beoordeelt volgens de maatstaven van later (dat wil zeggen van nu) en niet
volgens de maatstaven van de vierde eeuw voor
Christus.” (Luciano de Crescenzo, p. 293) Maar
deze historisch-relativerende bewering komt dan
neer op de bewering dat we in feite niets meer uit
Plato kunnen leren voor onze tijd!
15
Plato stelt dat in zijn ideale staat er geen plaats
is voor dichters (De Staat, III, 398 a, VIII, 568
b): tussen wijsbegeerte en dichtkunst bestaat er
onenigheid (X, 607 b). Zelf heeft hij zich ook
van de schilder- en de dichtkunst afgekeerd: “Hij
zou zich ook met de schilderkunst hebben beziggehouden en gedichten hebben geschreven, eerst
dithyrambische, later lyrische gedichten en tragedies. Men zegt dat hij zwak van stem was, wat
Timotheus van Athene ook vertelt in zijn boek
Levensbeschrijvingen. (…) Later evenwel, toen
hij op het punt stond mee te dingen naar de prijs
met een tragedie, luisterde hij naar Socrates vóór
Is dat de reden van Dions staatsgreep in Syracuse? (zie noot 7)
14
Volgens Luciano de Crescenzo kunnen we
Plato geen ongelijk geven in zijn kritiek op de
democratie: “Maar de eerste jaren werd hij zo
vaak en zo diep ontgoocheld door de democratie, dat hij elk vertrouwen in de politici verloor.
(…) Pericles was al een tijd weg en met hem het
magische moment van de Atheense ‘verlichting’. Zijn opvolgers, de demagogen Cleon en
Hyperbolus, waren twee flapdrollen, en Alcibiades, met alle respect voor zijn intelligentie, was
weinig betrouwbaar in moreel opzicht. Dat is de
indruk die Plato moet hebben gekregen van de
politiek. Toen kwam de Peloponnesische oorlog, de nederlaag van Aegospotamus, een zekere
mythologisering van de Spartaanse efficiëntie,
en het daaruit voortvloeiende machtsherstel van
de Dertig Tirannen; gedurende die korte periode,
die niet langer dan een jaar duurde, spoorden zijn
ooms Critias en Charmides hem aan een actieve
rol te spelen, maar zodra Plato besefte dat ook de
aristocraten niet veel meer deden dan wraak nemen voor de knevelarij die ze hadden ondergaan
van de vorige regering, verliet hij de politiek en
wijdde zich met hart en ziel aan de filosofie. En
toen de democratie weer aan de macht was, zag
hij dat uitgerekend Socrates ter dood werd veroordeeld, de enige man die hij zijn bewondering
waard achtte. Na een dergelijke ervaring hoeft
het ons niet te verbazen dat hij zijn hele leven
een overtuigd antidemocraat bleef.” (Luciano
het theater van Dionysius en gooide zijn poëzie
in het vuur, zeggend: ‘Hephaestus, treed naar voren, want Plato heeft je nodig’.
16
Dat is dus zeker geen ‘marxistische’ uitspraak
avant la lettre, want in het Communistisch Manifest lezen we dat “de geschiedenis van elke
maatschappij tot hiertoe de geschiedenis van de
klassenstrijd is”. (Een bewering van Marx (en
Engels) waar je ook nogal wat vraagtekens kunt
bij plaatsen.)
Plato’s bewering zou trouwens reeds door Aristoteles bekritiseerd worden.
17
In Plato’s democratie hebben ‘natuurlijk’ alleen zij die beschikken over de burgerrechten het
recht om staatsfuncties uit te oefenen.
18
Ook Marx stelt dat het lompenproletariaat een
rechtse dictatuur wil instellen. (cfr De 18de Brumaire van Louis Bonaparte; Louis Bonaparte is
de aartsreactionaire Napoleon III).
19
Herinner Socrates’ veroordeling tot de dood
omdat hij de heersende publieke opinie en de
wetenspretentie van de democratische politici
tegenspraak!
20
“Van toen af aan, twintig jaar oud, was hij,
zegt men, leerling van Socrates. Toen deze was
heengegaan, sloot hij zich aan bij Cratylus, de
volgeling van Heraclitus, en bij Hermogenes,
een aanhanger van de filosofie van Parmenides. Op 28-jarige leeftijd trok hij zich volgens
Hermodorus terug met andere leerlingen van
Socrates naar Megara bij Euclides. Vervolgens
reisde hij naar Cyrene naar de mathematicus
had doorgebracht; vandaar dat de door hem gestichte school de academische werd genoemd.
Door alle leerlingen van die school werd aan
zijn uitvaart deelgenomen.” (Diogenes Laërtius,
III, 41; p. 109-110) “In het eerste boek van de
de Crescenzo, p. 279-280) De Crescenzo keert
zich dan ook tegen de kritiek van Karl Popper op
Plato: “Popper beschuldigt de Athener de inspirator te zijn geweest van alle totalitaire regimes
en hij citeert uitgebreid de passages waarin Plato
Theodorus; vervolgens naar Italië om de pythagoreïsche filosofen Philolaus en Eurytus te
bezoeken, en vandaar naar Egypte, naar de profeten aldaar. Men zegt dat ook Euripides hem
daarheen vergezeld heeft, (…). Het was ook de
I 62
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Plato: Filosofie als noodzaak voor de beste politiek - Guy Quintelier
bedoeling van Plato kennis te gaan maken met
de magiërs, maar door de oorlogen in Klein-Azië
zag hij daarvan af. (…) Hij vermengde de leerstellingen van Heraclitus, de pythagoreeërs en
Socrates. Inzake de waarneembare wereld volgt
hij Heraclitus, inzake de denkbare Pythagoras en
inzake politieke ideeën Socrates.” (Diogenes Laërtius, III, 6-8; p. 99-100)
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
63 I
Download