β Canon Ecologie In het leven gaat het overal om eten en gegeten worden, om ketens en kringlopen. Steeds op zoek naar stabiel evenwicht. De ecologie beschrijft de rol van alle dieren, planten en andere levende organismen zoals algen en schimmels in hun omgeving. Zo zou een Groningse ecologe die teveel in haar werk opgaat, de vraag ‘Waar woon je, en wat doe je?’ als volgt kunnen beantwoorden: ‘Ik ben toppredator op een uitloper van een zandrug in een verstedelijkt landschap met gematigd zeeklimaat’. Een klavertje vier in een Friese wei wordt in dezelfde termen ‘een primaire producent op zeeklei’. Vanuit het perspectief van de mens is de klaver daarbij koeienvoer, noodzakelijk voor de melk en karbonades in de supermarkt. Klaver, koe en mens zijn onderdelen van een voedselketen in één type ecosysteem: het grasland. Een ‘ecosysteem’ is het geheel van planten, dieren en micro-organismen in een bepaalde omgeving. Alle onderdelen (bodem, planten, dieren, klimaat) zijn onderling van elkaar afhankelijk, en in een felle strijd om het voortbestaan verwikkeld. Twee bomen naast elkaar vechten om het licht, nodig voor hun groei. In de ecologie gaat het om eten en gegeten worden, om de voedselketen en kringlopen. Deze fenomenen zijn op iedere schaal aanwezig: in een tuin, een park, een bos, een savanne of een toendra. Maar het is moeilijk om de grenzen van een systeem te definiëren, zelfs van het ecosysteem Aarde is afhankelijk van de zon. In een ecosysteem is alles met elkaar verbonden. De relaties bestaan voor een belangrijk deel uit eten. Alle groene organismen zoals kruiden, bomen, struiken, maar ook algen, wieren, mossen en varens staan aan de basis van de voedselketen. Zij zijn de producenten. De planten worden gegeten door herbivoren, planteneters zoals konijnen en runderen. Een trapje hoger staan de vleeseters of carnivoren, zoals reigers, vossen en roofvogels. Soorten die alles eten worden omnivoren genoemd. Op ieder niveau wordt het ecosysteem beschreven door de verschillende elementen waaruit het is opgebouwd: de niet-levende componenten, zoals bodem en klimaat zijn randvoorwaarden voor de micro-organismen, planten en dieren die er in leven. In een vijver bepalen zuurgraad en voedselrijkdom welke waterplanten er groeien. Die dienen als voer voor watervlooien en andere kleine waterbeestjes. Deze beestjes worden weer gegeten door stekelbaarsjes en kikkers. En de blauwe reiger, als toppredator, vist zo nu en dan een kikker uit de vijver. Naast predators, die andere organismen opeten zijn er ook parasieten die op een levende gastheer groeien. Deze interacties tussen soorten zorgen voor een dynamisch evenwicht in een ecosysteem. In een goed functionerend ecosysteem verschuift het evenwicht continu om zich weer te herstellen. Als de vogelgriep toeslaat onder blauwe reigers (die in kolonies leven) kan zo’n griepvirus zich snel verspreiden. Een groot deel van de blauwe reigers legt dan het loodje. Het gevolg is dat de dichtheden kleiner worden, waardoor het virus zich niet meer goed verspreidt. De overgebleven gezonde reigers brengen vervolgens jongen groot. De populatie neemt weer toe. Tot de volgende griepgolf. Ecologische kennis wordt toegepast in natuurbescherming en -beheer, maar ook bij het oplossen van problemen op grotere schaal zoals landdegradatie en klimaatverandering. In een warmer klimaat is het beter om planten te zaaien, die goed tegen hogere temperaturen kunnen. Of om grote aaneengesloten natuurgebieden en natuurcorridors te maken, zodat soorten de ruimte krijgen om vanuit Zuid-Europa naar het noorden op te schuiven. Ze moeten immers steeds een nieuw leefgebied veroveren. De ecologische hoofdstructuur, zowel in Nederland als in Europa is daarom gebaseerd op dit netwerk van met elkaar verbonden natuur en wateren. Het is in Nederland vaak moeilijk om de natuur met rust te laten én te behouden. Wat wij als natuur zien, is bijna altijd cultuurbepaald. Neem onze heidegebieden. Zonder begrazing door schapen zouden ze in mum van tijd bos zijn. Als alle Nederlandse natuur op natuurlijke wijze in bos zou veranderen dan hebben we in de ogen van velen juist zeer eenzijdige, monotone natuur. Natuur wordt door ons eerder afgemeten aan diversiteit dan aan natuurlijke processen. Veel variatie, veel soorten. Onze keuze voor het behoud van bepaalde typen natuur houdt dan ook in dat er regelmatig ingegrepen moet worden. Daarbij is kennis van ecosystemen onontbeerlijk. Want welke grazers zetten we in en hoeveel? Op de heide, in het rivierengebied, op de kwelder? En hoe behouden we autochtone soorten die bedreigd worden door exoten, soorten die door mensen zijn geïntroduceerd in ecosystemen waar ze niet thuis horen? Doorgaans zijn de nieuwkomers niet gevoelig zijn voor autochtone ziekten en parasieten, en komen ze niet voor in het dieet van de lokale roofdieren. De normale processen van populatieregulatie zijn op hen niet van toepassing. De druk van de mens op het ecosysteem Aarde is tegenwoordig enorm. Het aantal mensen is sterk toegenomen net als de mobiliteit, de vraag naar voedsel en energie. Er is geen directe locale terugkoppeling op het ecosysteem. Als in Nederland de karbonades op zijn, kunnen we moeiteloos overschakelen op Tilapia filet. Daarmee kan de meer welvarende wereld haar behoeften aan voedsel blijven vervullen. Volgens recente schattingen is de ecologische voetafdruk van de mens - de impact van een leefstijl op de Aarde - ongeveer 25 procent groter dan onze planeet duurzaam kan leveren. Het zou dus slimmer kunnen zijn om de draagkracht van ecosystemen niet uit te putten. Omdat ze dan simpelweg dienst weigeren. de Volkskrant 28 april 2007 door Irene Tieleman Vragen en opdrachten 1 Door de alinea-indeling van deze tekst zijn er al teksteenheden gemaakt. Geef iedere alinea een titel die hem karakteriseert. 2 Breng zonodig subtitels aan binnen één of meer alinea’s. 3 Geef ná de vragen 1 en 2 beantwoord te hebben, van iedere (sub)alinea aan op welk onderdeel binnen de ecologie van je leerboek het slaat. 4 Een β canon moet een heipaal zijn onder het β bouwwerk. Vergelijk deze canon nog eens met je leerboek. Welke (sub)onderwerpen zijn in de ene tekst wel aanwezig, en in de andere tekst niet? 5 Welk belangrijke (sub)onderwerp zou aan één van deze teksten moeten worden toegevoegd? 6 Maak in tweetallen een voorstel voor zo’n tekstje voor de schrijvers van het leerboek of voor de schrijfster van deze canon. Geef daarbij ook aan waarom dit volgens jullie een belangrijk (sub)onderwerp is. Lever dit in. 7 De ecologische voetafdruk is een manier van meten, een bijzondere meetlat. a Wat heeft deze meetlat te maken met economie? b Wat heeft deze meetlat te maken met politiek? c Welke groep Nederlanders zal naar jullie idee de duidelijkste (diepste) ecologische voetafdruk nalaten naar je idee, en waarom zij?