Dossier 2: De eerste golf der Europese

advertisement
Dossier 3: De Europese ontdekkingstochten:
Tweede golf: Engelsen, Fransen, Russen en Hollanders
konden eveneens enkele grote gebieden te veroveren
A. Ook andere Europeanen stichtten overzeese kolonies
a) Algemeen

Als gevolg van de succesvolle Spaanse en Portugese veroveringen zouden ook Hollanders, Fransen en Engelsen pogingen ondernemen om hun gebied uit te breiden.
 Hoofddoel bleef nog steeds: controle over de winstgevende specerijenhandel
met Azië (de handel met Amerika bleek immers aanvankelijk minder winstgevend).
 Pogingen tot ontdekken van een nieuwe zeeweg naar Azië
(Men wilde
aanvankelijk geen openlijk conflict met de sterke Spanjaarden (Westelijke vaarroute) en de
Portugezen (Zuidoostelijke zeeweg)).
 Ontdekkingsreizen in NW en NO richting.
 Geen succes: pakijs als grote probleem.
 Toch waren de verkenningen in Noordwestelijke richting erg belangrijk.
 Ontdekken van rijke visbanken bij Newfoundland (Kabeljauw).
 Eerste permanente kolonies op de kust van Noord-Amerika.
 Als gevolg van het niet vinden van een nieuwe zeeweg naar Azië
ontstond er een felle concurrentie met de Spanjaarden en Portugezen.
 Strijd om handelsrechten en grondgebied.
b) De Hollandse overzeese expansie

In het Oosten ging de uitbouw van het Hollandse imperium ten koste van de
Portugeese handelsbelangen.
 De Hollandse handelaars onderkenden het belang van deze overzeese handel.
 Grootse investeringen van privé kapitaal.
 (1602) oprichting VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie.
 Handelscompagnie met allerlei monopolies.
 Eiland Java (deel van huidige indonesië) als basis.
 Hollanders waren de enige Europeanen die mochten handel voeren met Japan.
28

De Hollandse interesse voor Afrika bleef eerder beperkt.
 Wel belangrijk:
- Een aantal forten aan de Westkust van Afrika.
 Slavenhandel.
- De Kaapkolonie (gebied rond Kaap de Goede Hoop).
 Bevoorradingsplaats voor handelsschepen.
 Inwijking van “Nederlandstalige” kolonisatoren.
 Taal: Afrikaans.

In Amerika was het hoofddoel van de Hollanders aanvankelijk om de Spanjaarden
militair te kwetsen.
 Spanje en de Verenigde Provinciën (Holland) waren in Europa in oorlog met elkaar.
 Dit conflict verspreidde zich ook naar elders in de wereld.
 Pogingen van Holland om Spaanse schepen te kapen
 Vb: Piet Heyn kaapt de Spaanse Zilvervloot
(buit = edelmetalen).
(1628).
 Later werden er in Amerika door de Hollanders ook tal van kolonies gesticht.
 Vbn: Eilanden in de Caraïben, Nieuw Amsterdam op de kust van N-Amerika.
 Oprichting van de WIC: West-Indische Compagnie.
29
c) De Engelse overzeese expansie

De Engelse aandacht ging vooral uit naar Noord-Amerika.
 Pas vanaf 17de eeuw kwamen er aanzetten tot kolonisatie.
 Oprichting van aantal handelscompagniën
 Vb: Plymouth Company.
 Oog op grote opbrengsten uit plantageteelten (vb: Suiker, Tabak, etc…).
 Afrikaanse slaven noodzakelijk voor harde werk.
 Kolonisten niet alleen de allerarmsten op zoek naar een beter leven, maar
vooral ook groepen uit de middenklasse (vb: religieuze vluchtelingen).
 Vanaf het midden van de 17de eeuw: grote uitbreiding kolonisatie.
 Gevoelige stijging van de Engelse koloniale bevolking.
 Inpalmen gebieden van andere Europeanen (vb: Nieuw Amsterdam werd New York).
 Contacten met inlandse bevolking: Thanksgiving Day.

In Azië bleef de Engelse activiteit voornamelijk beperkt tot India.
 Specerijenhandel: belang van thee.
 Ook van belang waren de ontdekkingsreizen van James Cook.
 Startpunt voor uitbouw Brits Imperium in Oceanië
30
(Australië, Nieuw Zeeland, etc…).
d) De Franse overzeese expansie

De Franse poging tot uitbouw van een imperium was weinig succesvol.
 Afrika: enkele forten aan de Westkust: slavenhandel.
 Amerika: verkenning van Canada tot aan het gebied van de grote meren.
 Vervolgens daalden de Franse pelsjagers langs de Mississippi af tot in het
Zuiden. Daar stichtten ze de stad Nouvel Orleans (Nu: New Orleans).
 Oprichting van de handelsmaatschappij: Compagnie de Nouvelle France.
 Aantal Franse kolonisten vrij beperkt.
 Later: conflicten met de Engelsen om grondgebied.
 Azië: aandacht voor "achter-Indië" (huidige Vietnam, Cambodja, Laos, etc…).
e) De Russische expansie

De Russen die oorspronkelijk de westelijke gebieden bewoonden trokken naar
het Oosten.
 Buitengewoon snelle uitbreiding van het rijk
(makkelijk toegankelijk terrein).
 Grote doel: de Siberische pelshandel in handen krijgen.
 Pelshandel werd een grote bron van inkomsten voor de Russische staat.
 Uiterst nadelig voor de oorspronkelijke Siberische bevolking.
 Later: verdere gebiedsuitbreiding: Alaska.
31
Download