Inleiding Onze voeding bestaat uit eiwitten, vetten

advertisement
Inleiding
Onze voeding bestaat uit eiwitten, vetten, koolhydraten, voedingsvezels, vitamines, mineralen en vocht.
Al het voedsel wordt in de maag en in de darmen verteerd.
De waardevolle stoffen worden in het bloed opgenomen en de
afvalstoffen worden uitgescheiden.
Koolhydraten zijn de belangrijkste bron van energie voor de
lichaamscellen. Koolhydraten is de verzamelnaam voor alle suikers
(vruchtensuiker, melk-suiker en ‘gewone’ suiker) en zetmeel in de
voeding.
Koolhydraten komen o.a. voor in de volgende voedingsmiddelen:
z brood (alle soorten)
z granen (rijst, maïs, tarwemeel)
z deegwaren (spaghetti, macaroni)
z groenten
z peulvruchten (linzen, witte en bruine bonen, kapucijners)
z aardappelen
z fruit en vruchtensap
z melk, karnemelk, yoghurt
z suiker (kristal- en rietsuiker)
z honing
z koek, biscuit en gebak
De koolhydraten uit de voeding
worden in het lichaam omgezet in
glucose. Zodra de glucose in het
bloed terechtgekomen is, wordt
het bloedglucose genoemd.
Bloedglucose heeft de hulp van
insuline nodig om uit het bloed in
de lichaamscellen te kunnen
komen. Insuline is een hormoon
dat gemaakt wordt door de
alvleesklier.
1
In de lichaamscellen wordt de bloedglucose verbrand en levert het energie.
Wanneer er veel glucose in het bloed
komt (waardoor het bloed glucosegehalte stijgt), maakt de alvleesklier
veel insuline om de glucose in de
lichaamscellen te krijgen.
Het bloedglucosegehalte zal
hierdoor weer dalen.
Als er weinig of geen glucose in het
bloed komt (en het bloedglucosegehalte dus laag is), maakt de
alvleesklier ook maar weinig insuline.
Zo zal het bloedglucosegehalte nooit
te laag kunnen worden.
Normaal gesproken is er dus
steeds een evenwicht tussen
bloedglucose en insuline.
Wat is diabetes mellitus?
Bij diabetes mellitus, ook wel suikerziekte of diabetes genoemd,
is het evenwicht tussen bloedglucose en insuline verstoord. Er wordt
te weinig insuline gemaakt en/of het lichaam is ongevoelig geworden
voor insuline. Overgewicht speelt hierbij een rol.
De glucose kan de cellen niet in waardoor het bloedglucosegehalte
te hoog wordt.
De nieren scheiden een deel van de glucose met de urine uit.
Een deel blijft echter in het bloed. Te veel glucose in het bloed
(=hyperglycaemie) geeft lichamelijke klachten zoals moeheid,
dorst, jeuk en veel plassen.
2
Variatiemogelijkheden
Het doel van de behandeling
Variatie in de voeding is van groot belang. Door regelmatige
afwisseling van voedingsmiddelen zorgt u ervoor dat u van alle
benodigde voedingsstoffen voldoende binnenkrijgt. Nog belangrijker
is dat u daardoor ook met plezier eet.
Een variatielijst voor de voeding bij diabetes kan u helpen bij het
maken van de juiste keuzes. Heeft u nog geen variatielijst of
koolhydratentabel ontvangen, vraag uw diëtist om een exemplaar.
De behandeling van de diabetes is erop gericht de hoeveelheid
glucose in het bloed zo normaal mogelijk te laten zijn. Gestreefd
wordt naar een bloedglucosegehalte tussen 4 en 10 millimol per liter,
respectievelijk vóór en na de maaltijd.
Heeft u nog vragen?
Heeft u nog vragen, of is er iets niet duidelijk, dan kunt u contact
opnemen met uw diëtist van afdeling Voeding & Diëtetiek.
Algemene richtlijnen voor voeding bij diabetes
De basis van de voeding voor iemand met diabetes is een gewone,
gezonde voeding (zoals die voor iedereen geldt). Het is zinvol de
volgende richtlijnen in de gaten te houden.
1. Eet regelmatig: sla geen hoofd- of eventuele tussenmaaltijden
over.
Rivas
Postbus 90
4200 AB Gorinchem
Telefoon Zorglijn
0900-8440
Internet: www.rivas.nl
E-mail: [email protected]
Hoe regelmatiger er gegeten wordt, hoe regelmatiger het
bloedglucosegehalte zal zijn. Bij overslaan van maaltijden zal het
bloedglucosegehalte te veel dalen. Mensen die drie keer voor de
maaltijden kortwerkende insuline spuiten, hebben hierin
meer vrijheid.
Meer informatie over Voeding & Diëtetiek en over Rivas is te vinden
op www.rivas.nl
Rivas Zorglijn: telefoon 0900 - 8440
Internet: www.rivas.nl
10
2. Verschuif geen maaltijdonderdelen van de ene naar de andere
maaltijd.
Elke maaltijd bevat een vaste hoeveelheid koolhydraten waarop de
insuline is afgestemd. Wanneer een maaltijd uitgebreid of beperkt
wordt, raakt het evenwicht tussen de koolhydraten en de insuline
verstoord. Het bloedglucosegehalte zal hierdoor te hoog of te laag
worden.
Mensen die drie keer voor de maaltijden kortwerkende insuline
spuiten, kunnen het evenwicht tussen koolhydraten en insuline in
stand houden door de insulinedosis aan te passen.
3
3. Wees matig met vet en vette producten.
Om te voorkomen dat het cholesterolgehalte van het bloed te
hoog wordt, is het verstandig om niet teveel vet te gebruiken.
Denk hierbij niet alleen aan de ‘zichtbare’ vetten (bijvoorbeeld
margarine, olie, een vetrandje aan vlees), maar ook aan de
‘onzichtbare’ vetten (bijvoorbeeld in melk, kaas, worst, pinda’s).
Het soort vet is van groot belang. In de voeding zitten namelijk
verschillende soorten vet: verzadigd vet en onverzadigd vet.
Verzadigd vet verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed. Het is
dus goed om minder verzadigd vet te eten. Verzadigd vet komt o.a.
voor in vlees, melk, kaas, roomboter, gewone margarine, cacao en
kokos. Ook ‘suikervrije’ producten bevatten vaak veel verzadigd vet
(zie ook blz. 7: zoetstoffen en speciale producten voor diabeten).
Onverzadigd vet kan helpen het cholesterolgehalte van het bloed
te verlagen. Dit vet komt o.a. voor in olie, dieetmargarine of
-halvarine, vloeibare bak-en-braadproducten en vis.
Gebruik zo mogelijk voedingsmiddelen met onverzadigd vet
in plaats van verzadigd vet.
N.B.
Voor een goed cholesterolgehalte zijn een gezond lichaamsgewicht èn voldoende lichaamsbeweging ook belangrijke
aandachtspunten.
4. Beperk het gebruik van suiker.
Het gebruik van veel suiker is voor niemand goed. Suiker levert
alleen maar energie en verder geen enkele waardevolle voedings
stof (zoals vitamines of mineralen) voor het lichaam. Wees daarom
zuinig met het gebruik van suiker en suikerbevattende producten.
Vroeger werd gedacht dat iemand met diabetes helemaal geen
suiker mocht. Tegenwoordig denkt men daar anders over.
Suiker in de voeding van een diabeet is goed mogelijk.
Aangezien suiker één van de koolhydraten is, moet het wel in het
4
in het bloed zit en u een hypo krijgt. Om een hypo te voorkomen
is het in het algemeen aan te raden om voor de extra inspanning iets
meer kool-hydraten te eten in de vorm van bijvoorbeeld een portie
fruit of een snee brood. Is de extra inspanning van lange duur, dan
is het verstandig om tussendoor ook nog wat te nemen.
Bij intensieve sportbeoefening is het raadzaam uw arts en diëtist
hiervan op de hoogte te brengen.
Zoetstoffen en speciale producten voor diabeten
Ter vervanging van suiker zijn verschillende soorten zoetstoffen
verkrijgbaar. De zoetstoffen zijn in twee groepen te onderscheiden:
z
zoetstoffen die geen energie leveren (o.a.: acesulfaam, aspartaam,
cyclamaat, sacharine)
Deze zoetstoffen worden o.a. verwerkt in light frisdranken,
‘zoetjes’ en vloeibare zoetstof. De zoetstoffen hebben geen
invloed op uw bloedglucosegehalte.
z
Zoetstoffen die wel energie leveren (o.a.: sorbitol, mannitol, xylitol,
isomalt, maltitol, lactitol)
Deze zoetstoffen worden vaak gebruikt in de speciale producten
voor diabeten zoals suikervrije jam, koekjes, chocola en gebak.
Het gebruik van deze ‘suikervrije’ producten is af te raden.
z
Nadelen van ‘suikervrije’ producten:
z ze bevatten vaak veel (verzadigd) vet
z ze kunnen laxerend werken, winderigheid of diarree veroorzaken
z ze zijn duurder dan gewone producten
z ze bevatten, ondanks de aanduiding ‘suikervrij’, vaak wel kool
hydraten (‘suikervrije’ appeltaart bevat bijvoorbeeld wel zetmeel
en vruchtensuikers)
zze zijn overbodig als u suikerbevattende producten in uw
voeding kunt inpassen
9
Bij dranken zoals bier en zoete wijn hoeft niets gegeten te worden.
Deze dranken bevatten naast alcohol ook koolhydraten.
Deze koolhydraten vangen het bloedglucoseverlagende effect van
de alcohol op.
Alcoholvrij bier bevat geen alcohol maar wèl koolhydraten.
Hierdoor heeft alcoholvrij bier een bloedglucoseverhogend effect.
Als u alcohol gebruikt, hou het dan op maximaal twee glazen en
drink niet elke dag.
dieet ingepast worden. Net als voor ieder ander geldt dat
overmatig gebruik van suiker af te raden is.
5. Gebruik bij voorkeur producten die rijk zijn aan voedingsvezels
(groenten en fruit, volkorenbrood, zilvervliesrijst, peulvruchten, enz.).
Voedingsvezels bevorderen de stoelgang. De vezels in groenten,
fruit en peulvruchten hebben bovendien een gunstige invloed op
het bloedglucosegehalte.
Lichaamsbeweging
Uw voeding is aangepast aan de lichamelijke activiteit die u
gemiddeld per dag heeft.
Door extra lichaamsbeweging, bijvoorbeeld bij sport of bij het werken
in de tuin, verbruikt het lichaam meer energie (glucose). Bovendien
kan door lichaamsbeweging de insuline beter zijn werk doen.
Hierdoor verloopt de opname van glucose uit het bloed sneller en beter.
Afhankelijk van de hoeveelheid extra lichamelijke inspanning kan het
noodzakelijk zijn om de voeding en/of de hoeveelheid insuline aan te
passen. Doet u dit niet, dan bestaat de kans dat er te weinig glucose
Hypoglycaemie
Bij een hypoglycaemie, kortweg hypo genoemd, is er te weinig
glucose in het bloed: het bloedglucosegehalte is lager dan 4 millimol
per liter.
Een hypo kan o.a. veroorzaakt worden door:
z een teveel aan insuline
z het te laat gebruiken van een (tussen)maaltijd
z het gebruiken van een (tussen) maaltijd met te weinig
koolhydraten
z extra lichamelijke inspanning waardoor glucose sneller verbruikt
wordt
z het gebruik van alcohol
De verschijnselen van een hypo kunnen zijn:
bleek worden, beven, zweten, honger, hoofdpijn, duizeligheid,
slecht zien en stemmingsverandering.
8
5
Wat te doen bij een hypo?
Als u een hypo aan voelt komen, bepaal dan eerst uw bloedglucosegehalte. Is uw bloedglucosegehalte lager dan 4 mmol per liter, dan is
het belangrijk om direct iets te eten of drinken waar koolhydraten in
zitten. Hierdoor zal het bloedglucosegehalte weer stijgen tot boven de 4.
De verschijnselen verdwijnen het snelst na het gebruik van zes
tabletten druivensuiker (Dextro) of een glas aangelengde limonadesiroop (glucosesiroop). Bepaal na 20 minuten opnieuw het bloedglucosegehalte. Mocht het bloedglucosegehalte nog te laag zijn,
herhaal dan de bovenstaande adviezen.
Ziekte
Mocht u ziek worden, dan heeft u in principe meer insuline nodig dan
gewoonlijk. Door koorts of een ontsteking stijgt namelijk het bloedglucosegehalte. U moet dus altijd insuline blijven spuiten.
Het is belangrijk dat u de voeding die u gebruikt, regelmatig over
de dag verdeelt. Gebruik eventueel een aangepaste voeding met
bijvoorbeeld pap of vla in plaats van brood en vruchtensap in plaats
van fruit.
Wanneer u helemaal geen eetlust heeft, hoeft u zich niet te dwingen
om te eten. Probeer wel voldoende te drinken. Zeker bij braken of
diarree is het van belang om op het vocht te letten. Gebruik minstens
1½ à 2 liter vocht per dag.
in de vorm van een toastje, brood, fruit of melk). Op een later
tijdstip kunt u het resterende deel van de maaltijd gebruiken.
Door de latere tussenmaaltijd te laten vervallen kunt u eventueel
een grotere hoeveelheid koolhydraten bij de hoofdmaaltijd gebruiken.
Mensen die drie keer voor de maaltijden kortwerkende insuline
spuiten, kunnen zowel de spuit- als etenstijd verschuiven.
Alcohol
Alcohol verlaagt het bloedglucosegehalte. Hoeveel het bloedglucosegehalte daalt verschilt per persoon, per soort alcoholische drank en
de omstandigheden waaronder alcohol gedronken wordt. Dit betekent
dat het bloedglucoseverlagende effect soms heel snel en soms pas
vele uren later optreedt. Houd uw bloedglucosespiegel na het gebruik
van alcohol dus in de gaten.
Alcoholische dranken met weinig of geen koolhydraten zijn jonge
jenever, whisky, cognac en droge wijnen. Wanneer u hiervan een
glaasje drinkt, stel de maaltijd dan niet te lang uit of gebruik er wat
koolhydraten bij om het bloedglucoseverlagende effect op te vangen.
Denk hierbij aan een paar toastjes, een cracker of een stukje stokbrood.
Het eten van alleen een blokje kaas of worst heeft geen zin want
deze producten bevatten geen koolhydraten.
Uit eten gaan
Wanneer u in een restaurant gaat eten, kunt u vrijwel overal een
goede keuze maken uit de normale menukaart. Het is hierbij
belangrijk dat u de variatiemogelijkheden binnen uw dieet kent.
Als u één of twee keer per dag insuline spuit, dan is het belangrijk
dat u uw insuline op hetzelfde tijdstip spuit als op andere dagen.
U kunt de maaltijd later gebruiken dan u gewend bent. Neem op de
normale etenstijd alvast een deel van de koolhydraten (bijvoorbeeld
6
7
Download