P R O E F S C H R I F T B E S P R E K I N G Ziekteverschijnselen: de rol van de hersenen en interleukine-6 het onderdrukken van het immuunsysteem en van ontstekingsreacties. Daarom is een belangrijk deel van dit proefschrift gericht op de sturing van het hypothalamus-hypofyse-bijnier systeem tijdens in-fecties. Promotie van M.J.P. Lenczowski Samenvatting Op 26 januari 2000 promoveerde M.J.P. Lenczowski op het proefschrift:“Brain-mediated symptoms of illness: the involvement of interleukin-6”. De promotie vond plaats aan de Vrije Universiteit te Amsterdam onder de promotor Prof. Dr. F.J.H. Tilders (farmacoloog) en co-promotor Mw. Dr. A.M.W. van Dam (neuro-immunologe). (Ned Tijdschr Neurol 2000;2:118-119) Inleiding Een weefselbeschadiging of infectie kan leiden tot een plaatselijke ontstekingsreactie, die gekenmerkt wordt door roodheid, zwelling en pijn. Ernstige infecties kunnen eveneens leiden tot algemene ziekteverschijnselen zoals koorts, malaise, slaap, lusteloosheid en een vermindering van lichamelijke activiteit en eetlust. Deze verschijnselen en de bijbehorende veranderingen in metabolisme, hormoon- en mineraalhuishouding worden aangestuurd door specifieke gebieden in de hersenen waaronder de hypothalamus. Hersengemedieerde ziekteverschijnselen vormen geen ziekte op zich maar dragen juist bij aan het herstel. Enerzijds verlagen deze gedrags- en stemmingsveranderingen het risico op verdere infecties en beschadigingen, anderzijds zorgen ze voor een besparing van energieverbruik in de skeletspieren, ten gunste van herstelprocessen. Het belang van de ziekteverschijnselen voor herstel blijkt onder meer uit dierexperimenten waarin werd gevonden dat het onderdrukken van koorts leidt tot een verhoogde sterfte kans bij bacteriële infecties. Een ander uiterst belangrijk ziekteverschijnsel is de productie van steroidhormonen door de bijnieren. Deze bijnierschorssteroiden zoals glucocorticoiden, remmen en sturen de reactie van het immuunsysteem. Dit is van groot belang: te lage glucocorticoid bloedspiegels kunnen leiden tot overmatige reacties van het immuunsysteem, te hoge spiegels tot inefficiënte immuunresponsen. Daarnaast blijken glucocorticoiden en verwante producten zeer effectieve geneesmiddelen voor 118 NR. 2 - 2000 Signaal routes Op welke wijze infecties en beschadigingen van perifere weefsels, reacties in de hersenen teweeg kunnen brengen die leiden tot de diverse ziekteverschijnselen, is nog onduidelijk. Er is evidentie dat functioneel macrofaag-gelijkende cellen in het centraal zenuwstelsel (dwz. microgliacellen) in staat zijn om signalen te produceren die kunnen leiden tot het ontstaan van ziektesymptomen. Daarnaast is er de mogelijkheid dat signalen van geactiveerde immuuncellen via zenuwbanen (nervus vagus) of via de bloedbaan naar de hersenen getransporteerd worden. Gedurende het promotie-onderzoek is gebruik gemaakt van de rat als onderzoeksmodel. Aan deze dieren is lipopolysaccharide (stukje celwand van een gram-negatieve bacterie) toegediend dat tot aktivatie van het immuunsysteem leidt en ziektesymptomen oproept (zie Figuur 1). Metingen in het bloed van deze dieren laat zien dat het noodzakelijk is dat het lipopolysaccharide de bloedbaan bereikt om een aktivatie van het hypothalamus-hypofyse-bijnier systeem te geven. Dit wordt ondersteund door experimenten waarbij een functionele lipopolysaccharide antagonist in de bloedbaan wordt gebracht waarna vervolgens het lipopolysaccharide zelf weinig of geen aktivatie van het hypothalamus-hypofyse-bijnier systeem geeft. Deze resultaten geven duidelijk aan dat een humorale component van belang is bij het ontstaan van hersengemedieerde ziektesymptomen, die hier gemeten zijn als aktivatiegraad van het hypothalamushypofyse-bijnier systeem, nadat een gramnegatieve bacterie het lichaam is binnengekomen. Interleukine-6, de bloedbaan en de hersenen Tijdens een ernstige infectie worden door cellen van het immuunsysteem stoffen geproduceerd waaronder ontstekingsmediatoren. Bij het ontstaan van bovengenoemde ziekteverschijnselen spelen interleukine1beta, interleukine-6 en tumor necrosis factor-alpha een cruciale rol. Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat interleukine-1beta in het bloed het belangrijk- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R N E U R O L O G I E Peritoneale ruimte LPS IL-1ß + IL-6 Afferente banen N. Vagus Ganglion Nodosum NTS Centraal Zenuwstelsel Conclusie Substraten in hersenen hersen-gemedieerde aspecifieke ziekteverschijnselen Figuur 1. Schematische weergave van het neuronale mechanisme waarmee intraperitoneaal toegediend lipopolysaccharide (LPS) niet-specifieke hersengemedieerde ziekteverschijnselen induceert. (IL: Interleukine, NTS: nucleus tractus solitarius) ste signaal vormde voor de veranderde hersenactiviteit. Uit ons werk en dat van anderen blijkt echter dat onder allerlei condities de concentratie van interleukine-6 in het bloed vele malen hoger is dan die van interleukine1beta, hetgeen zou kunnen duiden op het belang van interleukine-6 als signaalstof. Dit is verder onderzocht in studies waarbij, net als in bovenstaande studie, aan ratten lipopolysaccharide werd toegediend. Uit onze experimenten bleek dat bij ratten, evenals bij mensen, een grote individuele variatie bestaat in de mate waarin ze ziekteverschijnselen vertonen. Vervolgens is nader onderzoek verricht naar de achtergrond van deze variatie en is gevonden dat de individuele verschillen in ziekteverschijnselen (zoals aktivatie van het hypothalamushypofyse bijnier systeem) gerelateerd zijn aan individuele verschillen in bloedspiegels van lipopolysaccharide en interleukine-6. Als eersten konden we laten zien dat neutralisatie van interleukine-6 in het bloed met behulp van specifieke antilichamen leidt tot een vermindering van de hypofyse-bijnier respons op lipopolysaccharide, hetgeen wijst op een cruciale rol van interleukine-6 in het bloed. In een andere reeks experimenten waarbij kleine hoeveelheden interleukine-6 direct in de hersenen werden gebracht, ontstonden diverse ziekteverschijnselen waaronder hypothalamus-hypofyse-bijnier aktivatie. Dit duidt op de aanwezigheid van receptoren voor interleukine-6 in de hersenen. Echter, deze receptoren in de hersenen bleken niet betrokken te zijn bij de effecten van interleukine-6 in de bloedbaan. Mogelijk spelen zij een rol in andere situaties (bijvoorbeeld bij hersen- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R schade). Door een combinatie van receptor binding-, celaktivatie- en neuroendocriene analyses, kon aangetoond worden dat interleukine-6 in het bloed direct aangrijpt op receptoren in de hypofyse en daar de afgifte van het glucocorticoid stimulerend hormoon bevordert en verantwoordelijk is voor de verhoogde bloedspiegels van glucocorticoiden tijdens infecties en weefselbeschadiging. Concluderend kan gesteld worden dat het optreden van hersengemedieerde ziekteverschijnselen tijdens een ernstige infectie, zoals aktivatie van het hypothalamus-hypofyse-bijniersysteem wat op zijn beurt leidt tot de afgifte van glucocorticoiden door de bijnierschors, een adaptieve respons is die een bijdrage levert aan herstel. Deze aktivatie komt tot stand doordat kleine hoeveelheden lipopolysaccharide in de bloedbaan terecht komen die aanleiding geven tot de vorming van onder andere interleukine-6. Dit circulerend interleukine-6 grijpt aan op specifieke receptoren in de hypofyse en zal daar de afgifte van het glucocorticoid stimulerend hormoon bevorderen. De daaruit voortvloeiende verhoging van glucocorticoid bloedspiegels kan de immuunrespons en het optreden van ziekteverschijnselen tot staan brengen of zelfs verminderen. Ter overweging kan meegegeven worden dat het, afhankelijk van de klinische situatie van de patiënt, niet altijd zinvol lijkt te zijn om ontstekings-geassocieerde ziektesymptomen, waarvan koorts duidelijk meetbaar is, te onderdrukken aangezien het al eerder aangetoond is dat ze een bijdrage leveren aan herstel. Het lichaam heeft bovendien in de vorm van glucocorticoid productie door de bijnierschors (aangezet door IL-6) een eigen systeem dat, tot op zekere hoogte, het ontstekingsproces en daaruit voortvloeiende ziektesymptomen, reguleert. Correspondentie graag richten aan: Mw. Dr. A.M.W. van Dam, neuro-immunologe Vrije Universiteit Medische Faculteit Afdeling Farmacologie Van der Boechorststraat 7 1081 BT Amsterdam N E U R O L O G I E NR. 2 - 2000 119