Japanse 'lucht' in een Vlaams verhaal – over Lucht van Bart Koubaa Christine Hermann Universiteit Wenen In Lucht (2005) wil een Japanse dichter het 'volmaakte gedicht' schrijven dat in zeventien lettergrepen het hele universum omvat: een haiku. Toch lijkt het niet te lukken. Intertekstuele verwijzingen naar de haiku en de daarmee verbonden filosofie spelen in deze roman een centrale rol en doen zich op drie niveaus voor: a) in de taal als (al dan niet gemarkeerde) citaten, allusies, parafrases; b) als een element in het verhaal - als leidmotief en beweegreden; c) in stijl en compositie - bepaalde stijlkenmerken en topoi van de haikupoëzie zijn in de prozatekst terug te vinden. De roman is ook een poging om Westerse lezers oosterse filosofie toegankelijk te maken. Het is niet voor niets dat het hoofdpersonage een vertaler is, een grensganger tussen talen en culturen. In deze bijdrage zal ik op basis van het intertekstualiteitsconcept van Rajewky deze drie niveaus analyseren en tonen hoe de haiku als intertekst fungeert en daarbij taal-, tijd- en genregrenzen overschrijdt. De intertekstuele verschijnselen verwijzen niet alleen naar een 'andere' tekst, maar integreren als het ware deze andere tekst in de eigen tekst. Daardoor vloeien de genres in elkaar en verandert de Japanse haiku-poëzie in een Vlaamse haiku-roman.