Veranderingen in landoppervlak

advertisement
Veranderingen in landoppervlak
Bewegingen van continenten
Het aardoppervlak zag er niet altijd uit zoals vandaag. Ooit vormde al het land één geheel, Pangea.
Zo’n 250 miljoen jaar geleden begon Pangea uit elkaar te vallen en namen langzamerhand de
continenten de posities in die wij nu kennen. De aardkorst bestaat niet uit één geheel, maar uit een
aantal platen die ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven, de platentectoniek. Die verschuivingen
vinden ook nu nog plaats, en veroorzaken bijvoorbeeld aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.
Continentale verschuivingen veroorzaken zeer langzame veranderingen in het klimaat:
-Op de plaats waar 2 platen botsen ontstaan bergen of bergketens, die de luchtcirculatie veranderen,
met tot gevolg het ontstaan van een typisch bergklimaat (De Himalaya is bv. het gevolg van de
botsing tussen India en Azië).
-Verschuivende landmassa's wijzigen de mondiale oceaanstromingen. Door de verschuiving van
Australië naar het noorden en Antarctica naar het zuiden ontstond de zogenaamde ‘circumpolaire
zeestroming’, die ervoor zorgde dat Antarctica klimatologisch geïsoleerd werd en verder afkoelde.
-Continentendrift kan ook leiden tot veranderingen in de aard en de hoeveelheid vegetatie,
waardoor de concentratie van koolstofdioxide (broeikasgas) verandert.
Albedo
Albedo of terugkaatsingsvermogen, is een maat voor de hoeveelheid zonlicht gereflecteerd en
verstrooid wordt door een oppervlak. De Aarde heeft een gemiddeld albedo van 0,3. Dit betekent dat
30% van de inkomende zonnestraling gereflecteerd wordt. Maar er zijn natuurlijk verschillen tussen
verschillende oppervlaktes en afhankelijk van de plaats op Aarde.
Dit is goed te zien op satellietbeelden, waar de oceanen de donkerste gebieden zijn. Dit betekent dat
de oceanen het laagste albedo hebben. Er is een verschil tussen oceanen nabij de evenaar, waar
slechts 6 – 10% van de zonnestraling wordt gereflecteerd, en oceanen nabij de polen, die een albedo
hebben van 15-20%. Het albedo van de oceanen verandert met de breedtegraad omdat de hoek
waaronder het licht invalt verandert. Bij een lage zonnestand wordt het zonlicht beter gereflecteerd
door het water.
De regio’s op Aarde die het meeste zonlicht terugkaatsen zijn de met sneeuw bedekte polen, die
80% van de invallende zonnestralen weerkaatsen.
De grote tropische woestijnen zoals de Sahara en de Saoedi-Arabische woestijn kunnen 40% van het
inkomend zonlicht reflecteren; Woestijnen op grotere breedtes, zoals de Gobi woestijn, hebben een
lager albedo van 25-30%.
De donkerste landoppervlaktes zijn de tropische regenwouden in Amazonië (Zuid-Amerika) en in
Congo (Centraal Afrika), met een albedo van 10-15%.
Toppen van hoge wolken hebben ook een hoog albedo (80%).
Als er zich belangrijke veranderingen voordoen in de eigenschappen van de verschillende
oppervlakken op Aarde, zal ook het gemiddelde albedo en het erbij horende klimaat veranderen. Als
bijvoorbeeld in de polaire gebieden de sneeuw- en ijsbedekking tijdens de winter afneemt, zal dit
een opwarmend effect hebben op de planeet. Want met minder ijs neemt het albedo af, wordt meer
zonlicht geabsorbeerd en omgezet in warmte aan het aardoppervlak.
Anderzijds, als de grote woestijnen uitbreiden zal dit het globale albedo doen toenemen en kan dit
een afkoeling veroorzaken.
Download