vereniging voor sterrenkunde midden-limburg nr.97

advertisement
Jaargang 15, nummer 6
december 1998
VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN-LIMBURG NR.97
3-D opname van de noordpool van Mars, gemaakt
met behulp van de laser hoogtemeter van de Mars
Global Surveyor
albedo 1
Colofon
ALBEDO is een populair wetenschappelijk tijdschrift over sterrenkunde,
weerkunde, natuurkunde, ruimtevaart
en ruimteonderzoek.
Albedo wordt uitgegeven door de Vereniging voor Sterrenkunde Midden Limburg. Het blad verschijnt zeer onregelmatig. Er wordt gestreefd naar 6
nummers per jaar.
REDACTIE
Huub Scheenen, hoofdredacteur, Johan
Wevers, Ron van der Goor.
REDACTIE-ADRES
Henri Hermanslaan 161,
6162 GE Geleen. tel. 046-4754235
Email: [email protected]
LAY-OUT EN DRUK
De artikelen voor de Albedo worden gemaakt met de meest onmogelijke tekstverwerkers. De uiteindelijke vormgeving
geschiedt met Microsoft Publisher en
Microsoft Word. De afbeeldingen worden ingescand met een Mustek Paragon 1200SP, uiteraard volledig TWAINcompatibel. De bewerking van de afbeeldingen gebeurt met PhotoImpact !
en CorelDraw.
Het kostbare origineel van de ALBEDO
wordt uitgeprint met een Hewlett
Packard Laserjet 5L. Voor de vermenigvuldiging wordt ieder geschikt kopieerapparaat gebruikt zolang het maar gratis is.
ABONNEMENTEN
Bij het lidmaatschap van de V.S.M.L. is
de ALBEDO inbegrepen. Losse abonnementen zijn niet mogelijk. Alleen zij
die lid zijn van de V.S.M.L. hebben
recht op de ALBEDO.
DISTRIBUTIE
De ALBEDO wordt onder strenge bewaking naar het verenigingslokaal aan
de Oude Keulsebaan gebracht. Alleen
hier is de ALBEDO verkrijgbaar. De oplage is aangepast aan de behoefte.
Voor bijbestellingen kunt u contact opnemen met de redactie.
Voorwoord
Beste lezers,
Net op het randje van 1998 zijn we er dan toch nog in geslaagd een nummer
uit de printer te laten rollen. Dit nummer maakt dat we het streefgetal van zes
nummers per jaar hebben gehaald.
In 1999 zal nummer honderd verschijnen. We hebben een sponsor gevonden
die er voor zal zorgen dat in ieder geval de voorpagina in kleur gedrukt zal
worden. En met een beetje mazzel zal ook de inhoud er wat kleuriger uitzien.
Tijd dus voor een klein wedstrijdje !
Voor de voorpagina van nummer 100 zoeken we nog een mooie kleurenfoto.
Voorstellen zijn van harte welkom. De inzender van de winnende foto kan
rekenen op een presentje.
Ook de redactie (wie dat dan ook mogen zijn) wenst U alvast een helder
1999.
Huub Scheenen
Inhoudsopgave
Pagina Artikel
2
3
4
6
7
8
11
13
15
15
Colofon, Van de redactie, Inhoudsopgave
Agenda, Van de Vereniging
Deep Space 1 leidt de nieuwe eeuw in
Straling van komeet Hale-Bopp vertoonde vreemde fluctuaties. Wouter
Geraedts
Nieuw tijdperk in ruimtevaart. De eerste delen van het Internationale
Space Station zijn gelanceerd. Maarten Wiegant.
10 vragen over … termen in aardwetenschappen. Kerstin Werner
De sterrenhemel in december. Huub Scheenen
In de Kijker…. De dubbele sterrenhoop in Perseus. Paul Smeets.
Endeavour koppelt eerste delen ruimtestation. Deel twee door Maarten
Wiegant.
Nederlanders vinden nieuw Melkwegstelsel. Johan Wevers.
albedo 2
Agenda
19 december 1998
Deze zaterdag de tweede avond Praktische Sterrenkunde. Vanavond vertelt
Paul Smeets heel veel over het
wa a r n em en van de wintersterrenbeelden. Uiteraard veel sterke
verhalen en prachtige dia’s
7 december 1998
Het heeft waarschijnlijk niet veel met
sterrenkunde te maken (?) maar Drs.
G.M. Hulspas houdt een lezing over 50
jaar UFO’s.
11 januari 1999
Prof. Dr. W. de Graaf. Inwendige
opbouw van planeten en satellieten.
8 Februari 1999
Jaarvergadering
19&20 februari 1999
Landelijke Sterrenkijkdagen
8 maart 1999
Dhr. P.A. Koning. De grote klap van 65
miljoen jaar geleden.
Van de Vereniging
8 november 1999
H.W .J.A. Scheenen. Toekomstige
ruimtevaartmissies.
18 november 1999
In de herkansing: het maximum der
Leoniden.
27 november 1999
Open Dag
13 december 1999
Prof. Dr. A. Ollongren. Communicatie
met buitenaardse intelligentie.
Gedurende het jaar zullen nog een
aantal avonden Praktische Sterrenkunde worden verzorgd. De data van
deze avonden zijn nog niet bekend. We
denken aan een driemaandelijke
frequentie.
Alle lezingen beginnen om 20.00 uur.
Dit programma kan nog veranderen, we
zijn van plan een aantal extra lezinkjes
door de eigen leden in te plannen.
We hebben de Leoniden inmiddels achter de rug. Een tiental leden heeft in de
koude heel fanatiek staan wachten op
het beloofde vuurwerk. Helaas. Meer
dan 10-15 meteoren per uur hebben ze
niet kunnen zien. Dan hoor je achteraf
dat de heren astronomen zich 16 uur
hebben verrekent !
Verder eigenlijk alleen maar positieve
geluiden:.
Als we met woorden een nieuwe kijker
konden bouwen dan hadden we materiaal genoeg gehad voor wel 10 telescopen. Onze 30 cm staan nu trots in zijn
behuizing te pronken. En als het maar
eventjes helder dreigt te zijn dan wordt
er meteen waargenomen. Pappa Classen is zo genereus geweest om een
paar perfecte contra-gewichten te maken. De kijker staat nu zó goed in balans dat je hem bij wijze van spreken
met één vinger kan bedienen. Peter Meijs rekent en soldeert nog hevig aan de
volgmotor maar dat zal wel goed komen.
Er ligt nu zelfs telefoon in de wei dus de
fanatieke waarnemer kan zijn natje en
droogje binnen bestellen of na het vinden van dat ene zwakke neveltje de rest
bij de kachel wegbellen.
12 april 1999
Drs. R.A. de Jong. De werking van
veranderlijke sterren.
10 mei 19999
Dr. N.M. Hoekzema. Atmosferen rond
kleine planeten en grote manen.
Dan zijn Lei en Paul weer begonnen
met de cursus Inleiding in de Sterrenkunde. Momenteel volgen twintig cursisten,waarvan de meesten van buiten
de vereniging zijn de cursus.
7 juni 1999
Drs. G. Cornet. Ruimteonderzoek in
Nederland.
De Open Dag van 28 november was
dan weer een kleine tegenvaller qua bezoekersaantallen. Kwalitatief was-ie in
orde. De bezoekers die kwamen waren
zeer geïnteresseerd en hebben ruimschoots de kans gehad om eens goed
rond te neuzen.
11 augustus 1999
Totale zonsverduistering
14 augustus 1999
Perseïdenbarbecue
13 september 1999
Drs.
M.
Kouwenhoven.
Gravitatiestraling
Kuuke.
4 oktober 1999
Najaarsvergadering. Na de vergadering
een korte lezing van W.J. van der Star
over het Antropisch Kosmologisch
Principe.
albedo 3
Deep Space luidt de nieuwe eeuw in
De NASA heeft onlangs een nieuw
ruimteschip met een revolutionaire ionenmotor en dito zonnepanelen glanceerd. Bodemproeven op Mars staan
voor de volgende eeuw op het programma.
Voor de Amerikaanse NASA begint het
nieuwe millennium volgende week al.
Op 25 oktober moet de ruimtesonde
Deep Space 1 worden gelanceerd, de
koploper van NASA’s New Millennium
Program, dat in het leven is geroepen
om ruimtevaarttechnieken van de eenentwintigste eeuw uit te testen.
Deep Space 1 is de eerste New Millenniumvlucht. Een ruimtesonde van 140
miljoen dollar - relatief goedkoop naar
NASA-maatstaven - die maar liefst
twaalf nieuwe technologieën gaat demonstreren. De belangrijkste daarvan is
snelheid uit de raketuitlaat, waardoor
het ruimtevaartuig de andere kant op
wordt geduwd, als bij een leeglopend
luchtballonnetje. Voor een flinke snelheidsverandering heb je veel brandstof
nodig: dat maakt ruimtevaartuigen
zwaar en lanceringen duur. In de ionenmotor worden atomen van het edelgas xenon met behulp van zonneenergie geïoniseerd: ze verliezen een
elektron, en krijgen daardoor een positieve elektrische lading. Deze xenonionen worden versneld in een elektrisch
veld, en stromen met een snelheid van
zo'n dertig kilometer per seconde uit de
raketuitlaat, tien keer zo snel als de verbrandingsgassen van een traditionele
raketmotor. (Om de ruimtesonde elektrisch neutraal te houden lanceert de
ionenmotor ook de negatief geladen
elektronen, maar die zijn zo licht dat ze
geen invloed hebben op de versnelling
heidstoename van een paar kilometer
per seconde bereikt. En daarvoor is dan
toch slechts tachtig kilogram xenon nodig.
Snelheidsveranderingen in de orde van
enkele kilometers per seconde zijn nodig om de binnendelen van het zonnestelsel te doorkruisen. Bij de lancering
(met een conventionele draagraket)
krijgt een ruimtesonde de baansnelheid
van de aarde mee, zo'n dertig kilometer
per seconde. Voor een reis naar Mars,
op grotere afstand van de zon, is een
hogere snelheid nodig, voor een reis
naar Venus (dichter bij de zon) juist een
lagere snelheid.
Die snelheidsaanpassingen hoeven niet
per se in een paar minuten gerealiseerd
te worden. Een trage, maar zuinige ionenmotor is dan dus veel gunstiger dan
een snel werkende chemische raketmotor die tien keer zoveel brandstof verbruikt.
In principe zou je de tachtig kilogram
xenon aan boord van Deep Space 1
natuurlijk ook binnen een paar minuten
kunnen ioniseren en versnellen. Dat
kost echter meer energie dan de zonnepanelen van de ruimtesonde kunnen
leveren. Die zonnepanelen hebben een
spanwijdte van elf meter, en zijn voorzien van lineaire lenzen om het zonlicht
in geconcentreerde vorm aan de zonnecellen aan te bieden. Daardoor zijn minder zonnecellen nodig voor dezelfde
energieopbrengst, waardoor de panelen
ongeveer zeven keer zo goedkoop zijn
als "klassieke'' zonnepanelen.
de ionenmotor, die in de toekomst tot
snellere en goedkopere ruimtevluchten
door het zonnestelsel kan leiden.
van de ruimtesonde).
Een ionenmotor kan met tien keer zo
weinig “brandstof'' even grote snelheidsveranderingen teweegbrengen als
de gangbare raketmotoren, vooropgesteld dat er geen haast bij is. Elke raketmotor werkt op het reactieprincipe:
verbrandingsgassen stromen met hoge
De ionenmotor aan boord van Deep
Space 1 “verstookt'' minder dan tien
gram xenon per uur. Dat levert een nauwelijks meetbare reactiekracht, maar de
motor kan daarvan wel maanden achtereen continu in bedrijf zijn. Uiteindelijk
is na meer dan een jaar een snel-
Revolutionaire Zonnepanelen
albedo 4
Behalve een ionenmotor en revolutionaire zonnepanelen heeft Deep Space 1
een geavanceerd computersysteem aan
boord, alsmede veelbelovende miniatuurversies van wetenschappelijke apparatuur zoals een camera, een spectrometer en een instrument voor onderzoek aan elektrisch geladen deeltjes. Er
worden nieuwe communicatieprotocollen met het grondstation op aarde uitgetest, en de ruimtesonde moet op eigen houtje positiebepalingen en eventuele koerscorrecties uitvoeren. Kometen
en planetoïden
toekomst wellicht ooit met de aarde of
met Mars in botsing kan komen. In het
jaar 2001 brengt de ruimtesonde dan
misschien nog een bezoek aan de kometen Wilson-Harrington en Borrelly.
Inmiddels staan de volgende New Millennium-vluchten al in de startblokken.
Rond de jaarwisseling vertrekken twee
nieuwe ruimtesondes richting Mars: de
Mars Climate Orbiter en de Mars Polar
Lander. Deze laatste gaat een zachte
landing maken in het zuidpoolgebied
van Mars. Aan boor bevindt zich de
Deep Space 2: twee microprobe impactors, die vanaf grote hoogte als een
soort harpoenen in het marsoppervlak
worden geschoten, met een snelheid
van zo'n tweeduizend kilometer per uur.
Bij de landing moet de apparatuur een
schok van tachtigduizend g (tachtigduizend keer de aardse zwaartekracht)
overleven, en boren de harpoenen zich
tot op anderhalve meter diepte, waar
vervolgens metingen worden verricht
aan de samenstelling van de Marsbodem.
Wetenschap staat binnen NASA's New
Millennium program nadrukkelijk op de
tweede plaats. Volgens NMP-manager
Kane Casani wordt per project bekeken
welke technologieën uitgetest zullen
worden. Daarna mag een afligt screentest bedenken of hij met de resulterende
ruimtesonde nog iets zinnigs weet te
doen. In het geval van Deep Space 1
was dat niet zo moeilijk: de ionenmotor
is bij uitstek geschikt voor het bezoeken
van hemellichamen die in afwijkende
banen door het zonnestelsel bewegen,
zoals kometen en planetoïden. Aanvankelijk zou de ruimtesonde afgelopen
zomer al gelanceerd zijn, en zou hij op
20 januari 1999 op slechts vijf kilometer
afstand langs de planetoïde McAuliffe
scheren. De steenklomp is genoemd
naar de onderwijzeres Christa McAuliffe
die om het leven kwam bij de explosie
van de spaceshuttle Challenger in januari 1986, en de ontmoeting zou
plaatsvinden vlak voordat een andere
ruimtesonde van NASA bij de planoïde
Eros aankomt.
Een prachtige stunt: de primeurfoto's
van McAuliffe zouden ongetwijfeld veel
publiciteit opleveren. Vervolgens moest
Deep Space 1 in april 2000 langs de
planeet Mars vliegen, om anderhalve
maand later een bezoek te brengen aan
komeet West-Kohoutek-Ikemura.
Afgelopen voorjaar werd de lanceerdatum echter uitgesteld tot eind oktober
(de lancering, met een goedkope Delta2 raket, moet plaatsvinden tussen 25
oktober en 10 november), en werd het
vluchtschema herzien. De Marspassage
is komen te vervallen; Deep Space 1
zal nu op op 28 juli 1999 op tien kilometer afstand langs de planetoïde 1992KD
vliegen - een rotsblok van ongeveer drie
kilometer groot, dat een zeer langgerekte baan door de binnendelen van het
zonnestelsel beschrijft, en in de verre
albedo 5
Tijdens de derde New Millenniumvlucht
wordt vanuit een baan om de aarde een
nieuw camerasysteem voor aardonderzoek op een zeer groot aantal verschillende golflengten uitgetest. Deze Advanced Land Imager is veel kleiner en
lichter dan de huidige multispectrale
scanners, en verbruikt bovendien veel
minder energie. Ook een landing op
een komeet staat nog op het programma, evenals ``formatievliegen'' in de
ruimte: drie kleine ruimtesondes moeten dan tot op een minieme fractie van
een millimeter nauwkeurig op dezelfde
onderlinge afstand worden gehouden,
om gedetailleerde metingen aan sterren
te verrichten.
Bang voor mislukkingen zijn ze niet bij
NASA's New Millennium Program Office. Hoofdtechnicus Marc Rayman geeft
toe dat Deep Space 1 een risicovol project is. Maar dat is nu eenmaal inherent
aan een technologisch demonstratieprogramma. Rayman: “Als iets niet
blijkt te werken, en we kunnen die ervaring gebruiken om problemen in de toekomst te voorkomen, is de vlucht toch
succesvol''.
Straling van komeet Hale-Bopp vertoonde vreemde
fluctuaties
De straling van Hale-Bopp, de komeet
die vorig voorjaar aan de hemel schitterde, vertoonde op tijdschalen van minuten geringe maar periodieke fluctuaties. Dat is ontdekt door twee astronomen van de universiteit van Würzburg
in Duitsland. Het bestaan van zulke
fluctuaties was in de jaren zeventig al
gesuggereerd door andere Duitse astronomen op basis van metingen aan Kohoutek, de komeet die in de winter van
1973-1974 laag aan de ochtendhemel
stond. De nu gemeten fluctuaties lijken
veel op die van Kohoutek, maar hun
oorzaak is vooralsnog een raadsel, zo
melden de astronomen in het augustusnummer van Astonomy and Astrophysics.
lijken veel op die welke eertijds via andere technieken bij komeet Kohoutek
waren gemeten. Dit zou er op kunnen
wijzen dat de fluctuaties eenzelfde oorsprong hebben en mogelijk worden veroorzaakt door de zonnewind. Het
vreemde is echter dat de fluorescentiestraling uit de staart van komeet HaleBopp één duidelijke periode van 3,5 minuten vertoont, terwijl bij de straling uit
de coma meerdere perioden kunnen
worden onderscheiden: rond 3,0 en 4,5
minuten. Dit zou kunnen betekenen dat
men hier een reactie van de komeet op
de variaties in de zonnewind ziet en niet
de werkelijke variaties in de zonnewind
zelf. Het hoe en waarom blijft een raadsel.
Sebastian Steffens en Dieter Nürnberger namen komeet Hale-Bopp in april
1997 twaalf nachten lang waar op de
Spaans-Duitse sterrenwacht op Calar
Alto, in het zuiden van Spanje. De astronomen maten op twee punten de
straling van de komeet: in de gaswolk
(coma) rond de kern en in de staart. Op
beide punten werd zowel in een breed
golflengtegebied het door alle gassen
gereflecteerde zonlicht gemeten als op
één golflengte de fluorescentiestraling
van-moleculen. Uit de analyses blijkt
dat de intensiteit van het gereflecteerde
zonlicht constant was, maar dat die van
de molecuulstraling op tijdschalen van
enkele minuten met ongeveer 3 procent
fluctueerde. De onderzoekers laten zien
dat deze fluctuaties niet het gevolg kunnen zijn van instrumentele effecten of
van veranderingen in de aardatmosfeer.
Ook effecten die samenhangen met de
rotatie van de komeetkern (in 11,5 uur)
kunnen worden uitgesloten. Een mogelijke oorzaak zouden variaties in de zonnewind kunnen zijn: in de stroom van
geladen zonnedeeltjes waar de komeet
zich als het ware doorheen ploegt. Zulke variaties, ook op tijdschalen van enkele minuten, werden drie jaar geleden
gevonden in metingen van door het
zonnestelsel kruisende ruimtesondes en
zouden volgens sommige astronomen
samenhangen met trillingen aan het oppervlak van de zon.
Wouter Geraedts
De periode en de amplitude van de bij
komeet Hale-Bopp gemeten signalen
Opname van komet Hale-Bopp, gemaakt op 22 oktober 1998 met
de Deense 1,5 meter telescoop. Deze telescoop staat op La Silla,
Canarische Eilanden. Hale-Bopp stond toen op een afstand van 6,7
AU.
Bron: George Beekman in NRCHandelsblad, 22 augustus 1998
albedo 6
Nieuw tijdperk in ruimtevaart
Op vrijdagmorgen 20 november om
even na half acht werd vanaf de Russische lanceerbasis Bajkonoer in Kazachstan het eerste onderdeel van het nieuwe internationale ruimtestation, de opvolger van de MIR, gelanceerd. De
voorbereidingen hebben zestien jaar geduurd. De Amerikanen hadden plannen
voor een permanent verblijf in de ruimte, maar door geldgebrek aan Amerikaanse en Russische zijde is besloten
om er maar een internationaal station
van te maken. Zestien landen doen
mee aan de bouw van het station,
waaronder de VS, Rusland, Japan en
Europa.
jaar in bedrijf blijft. De totale bouwkosten bedragen tussen de zestig en honderd miljard gulden.
Vooral de Russen zijn een vertragende
factor in het geheel. De Amerikanen
hadden de Russen twee jaar geleden al
twee miljard gulden gegeven, zodat enkele cruciale modules afgebouwd konden worden. In september is door de
NASA voorgesteld, om de komende vier
jaar nog eens anderhalf miljard over te
maken naar de Russen (misschien kunnen ze er beter een automatische afschrijving van maken). Het Amerikaanse Congres moet hierover echter nog
een besluit nemen.
Het eerste onderdeel is een regelmodule met brandstoftanks en zonnepanelen
aan boord. Het heeft de naam Zarja gekregen, hetgeen Russisch is voor ochtendgloren. Met een Russische Protonraket is het hele zaakje in een baan om
de aarde gebracht. Om tijdens assemblagewerk te kunnen manoeuvreren beschikt het vaartuig over veertig kleine
raketmotoren.
Door Fokker Space in Leiden wordt een
Nederlands onderdeel gebouwd, een
Zarja is in Rusland gebouwd, maar de
Amerikanen hebben haar ontworpen en
financieel mogelijk gemaakt. De komende jaren worden door middel van
een vijftigtal lanceringen met raketten
uit de deelnemende landen een bemanningsverblijf en enkele modules waarin
wetenschappelijk onderzoek plaats kan
vinden aan Zarja gekoppeld.
Het tweede onderdeel volgt begin december, wanneer de space shuttle Endeavour aan de beurt is. Alles bij elkaar
wordt bijna vijfhonderd ton aan onderdelen in de ruimte gebracht.
De lancering van een derde onderdeel
is echter onzeker. Vanwege geldgebrek
stelt de Russische ruimtevaartindustrie
de afbouw steeds verder uit en is de
lancering inmiddels al een half jaar verschoven, naar juli volgend jaar.
Tegen de millenniumwisseling wordt op
het ruimtestation een driekoppige bemanning geïnstalleerd en medio 2005
moet het een permanent onderdak bieden voor een astronaut of zes zeven.
De bedoeling is dat het station zo’n tien
intelligente robot-arm. Het is een arm
van 400 miljoen, om arm van te worden. Het is een soort wandelende tak
die op de Russische onderzoeksmodule
komt en over de hele module kan lopen
en dingen kan aanpakken.
Artist Impression van het nieuwe Internationale Space Station.
Volgens plan zal de Fokker-arm in juli
2001 met een space shuttle worden ge-
albedo 7
lanceerd. Loopt het niet volgens plan,
dan wordt het eh, ja .... later hè. Op dit
moment wordt er bij Fokker in Leiden
een proefmodel van de arm getest. Het
vluchtmodel zal in de tweede helft van
volgend jaar in elkaar worden gezet om
in Moskou te worden getest. Daarna
wordt ie op de Russische module vastgemaakt en naar de VS getransporteerd om daar te worden gelanceerd.
bewerkt door M. J. Wiegant
Bron:
de Volkskrant
donderdag 19 november 1998
Broer Scholtens
10 VRAGEN OVER... TERMEN IN AARDWETENSCHAPPEN
Kerstin Werner
Er worden in de Aardwetenschappen
nogal wat termen gebruikt die het
"normale publiek" eigenlijk niet kent. Uit
deze enorme berg van termen heb ik
een selectie gemaakt van de 10 meest
gebruikte termen in deze wetenschappen.
Allemaal van die dingen waarvan men
zegt; "Wat bedoelen ze nu eigenlijk?"
Dit is tevens een lijst van uitleg over het
volgende artikel wat geheel over een
natuurverschijnsel gaat waar we allemaal mee te maken hebben gehad,
AARDBEVINGEN.
1. Plaattectoniek
De term plaattectoniek (Continentdrift)
betekent niets meer als contingentsverschuiving, een proces waarbij de continenten op vier verschillende manieren
voort kunnen bewegen. Ze kunnen tegen elkaar botsen, langs elkaar schuiven, onder elkaar door en uit elkaar.
Voor het onder elkaar door verschuiven
van continenten wordt ook wel eens de
term subductie gebruikt. Dit resulteert
dan in de troggen. De theorie van de
plaattectoniek stamt eigenlijk van de pionier Alfred Wegener. Hij was op expeditie in Groenland al aan het idee aan
het werken omdat hij gefascineerd was
door het idee dat continenten volgens
zijn voorganger, James Hutton, de vader van de geologie als een puzzel aan
elkaar "gelijmd" konden worden. Op
momenten dat hij het ijs van Groenland
en zijn bewegingen bestudeerde, vroeg
hij zich af of continenten net als het ijs
van Groenland uit elkaar, over elkaar
heen, onder elkaar door of langs elkaar
konden schuiven. Helaas ontbrak het in
zijn tijd aan de middelen om dit verder
te onderzoeken, dus werd de theorie al
snel afgewezen omdat men de drijvende kracht achter de continentverschuiving niet kon vinden. In het Geofysisch
jaar van 1958-1959 echter, werd dit anders, Continentverschuiving bleek meer
dan een lang geleden verworpen theorie. In die tijd opperde men als eerste
dat continenten wel degelijk verschuiven. Dit kwam omdat in die tijd de MidOceanische ruggen werden ontdekt,
een keten van vulkanen en onderzeese
gebergten van wel 80.000 km. Lang en
continenten zakken naar beneden tot
diep in de mantel om daar opgewarmd
te worden. Het lijkt een beetje op de
stromingen in een buienwolk. Warme
lucht stijgt op, koelt af en zakt weer
naar beneden, wordt weer opgewarmd,
gaat weer naar boven enz. De cyclus in
de wolk duurt echter maar heel kort. In
de Aarde duurt deze cyclus vele miljoenen jaren. Op de lange
duur vernieuwt het continent zich helemaal.
Helaas weet men niet
hoe het nu precies
werkt, dit komt omdat
het idee van convectiestroming nog niet zo
oud is en omdat het
achterhalen van de feiten zelfs met de huidige technieken een
enorm karwei is. Wat
we hiervan weten komt
door de analyse van
aardbevingsgolven die
De mantelpluim onder het Zwarte Woud
over de hele wereld
werden gezonden en
dus ook door het binnenste van de Aarde.
Dankzij deze golven
hebben we een goed
idee gekregen over de
processen binnen in de
Aarde en natuurlijk ook
over de opbouw van
onze dynamische planeet.
wisten we inmiddels dat de Lithosfeer
( de aardkorst) wat het lichtste gesteente bevat, zich over de veel zwaardere
en vloeibare Astentosfeer ( de mantel)
voortbewoog, en als het ware bleef drijven. Nu is de plaattectoniek geen theorie meer maar een bewezen feit. Het
veroorzaakt aardbevingen en vulkanis-
me over de hele wereld en het is verantwoordelijk voor alle verdere effecten
hiervan.
2. Convectiestromen
Deze term vertelt het verhaal van een
theorie over de vraag hoe het nu kan
dat continenten verschuiven. Het is een
soort radioactieve verhitting van de
mantel die op grote diepte ontstaat,
naar boven wordt gestuwd en op die
manier de continenten laat voortbewegen. De zeer oude gesteenten van de
albedo 8
3. Mantelpluimen
Mantelpluimen, wat zijn
dat nu weer? Simpel,
een mantelpluim is een
uitstulping van de mantel die reikt tot in de
Aardkorst. Ze ontstaan wanneer er materiaal uit de mantel in een zwakke plek
in de aardkorst gaat zitten en stagneert.
Op deze manier ontstaat er door de
druk een uitstulping in de mantel, die
zich in de aardkorst nestelt en daar gewoon blijft liggen. Mantelpluimen veroorzaken in subductiezones veel vulkanisme. Maar op andere plekken zijn ze
er gewoon zonder dat er sprake is van
enig vulkanisme. Op den duur kan de
vorming van een mantelpluim wel leiden tot vulkanisme, maar met een tus-
senpozen van ettelijke duizenden of miljoenen jaren. Een voorbeeld hiervan is
Yellowstone, dat boven op een mantelpluim ligt die ong. iedere 170.000 jaar
tot uitbarsting komt. Deze vorm heet
dan een resurgent caldera, bij deze
vorm van vulkanisme wordt de ondergrondse magmakamer compleet leeg
geblazen en stroomt dan in die vele duizenden jaren weer langzaam vol. Men
weet niet precies hoeveel van deze
mantelpluimen er zijn, maar ze komen
in grote getale voor. Iedere maand worden er wel een aantal ontdekt. Er zijn
een aantal mantelpluimen die zich hier
niet zover vandaan bevinden, onder het
Zwarte Woud bijvoorbeeld, daar duwt
een enorme mantelpluim de bergen hoger en hoger. Om een indruk van dit gevaarte te krijgen; de doorsnede bedraagt 300 km. en de diepte van het
topje tot de bodem ergens tussen de 15
en 30 km, tot daar waar de mantel begint. Door de grote druk van de mantelpluimen wordt de bodem ligt omhoog
geduwd, waardoor het landschap aan
de aardoppervlakte opbolt.
4. Contactmetamorfose
Contactmetamorfose is een proces
waarbij gesteente van structuur of minerale samenstelling veranderd wanneer het onder hoge druk en invloed
van magma komt te staan. hierdoor
ontstaan pleksgewijze veranderingen
van gesteente, doordat het in contact
komt met magma, wat de gehele samenstelling van het gesteente doet veranderen in een ander soort gesteente,
waarbij de duidelijke invloeden van het
magma zichtbaar zijn. Voorbeelden van
gesteenten die ontstaan uit contactmetamorfose van kalkrijke gesteenten:
Graniet, Gneiss, Marmer en Granaatgesteente. Deze metamorfe gesteenten
smelten eerst helemaal en stollen daarna weer. Daarom worden ze ook wel
eens stollingsgesteenten genoemd. Ook
het Ryoliet behoort tot de stollingsgesteenten. Soms kan men in deze gesteenten nog afzettingen van vulkanische gesteenten terug vinden. Zwavelafzettingen en kristallen zijn hiervan een
goed voorbeeld. Leisteen en alle varianten daarvan behoren eveneens tot de
metamorfe gesteenten. De metamorfe
gesteenten vormen een zeer grote gesteentegroep.
5. Seismiciteit
Seismiciteit is een term die de totale
aardbevingsgevoeligheid van een gebied uitdrukt.
De seismiciteit wordt meestal in een getal uitgedrukt dat dan de verwachting
wordt genoemd.
Gebieden met een hoge verwachting
zijn zeer aardbevingsgevoelig en gebieden met een lage verwachting zijn minder gevoelig. Aangezien aardbevingen
nog steeds niet te voorspellen zijn, kunnen ze op deze manier toch een indruk
krijgen over de verwachte terugkeer van
aardbevingen (herhalingsperiode). Zo is
bijvoorbeeld vastgesteld dat het Rijndalslenkgebied, (waar wij deel van uitmaken) een verwachting heeft van ong.
150 jaar voor de terugkeer van grote
aardbevingen. Dit is zelfs voor een klein
gebied te berekenen. Dit getal namelijk,
geldt alleen voor de aardbevingsgebieden in Nederland. Maakt u zich niet ongerust, de seismiciteit in onze gebieden
is laag. Onder dezelfde seismiciteit
wordt ook verstaan; Alle trillingen die
door de seismograaf uit een gebied opgevangen worden.
Een studie van deze microtrillingen
(microbevingen), geven een totaalbeeld
van de seismiciteit.
6. Microzonering
Microzonering wordt in alle aardbevingsgebieden toegepast waar men
sterk let op de bouwvoorschriften. Deze
bouwvoorschriften worden aangepast
op de seismiciteit, en op de ondergrond
waarop hele woonwijken worden gebouwd. Daardoor kan men de aardbevingsgevoeligheid van bepaalde woonwijken in dezelfde stad een ander voorschrift geven dan weer andere delen
van de stad. Voorbeeld: San Francisco
staat voor een deel op vaste rotsen en
voor een deel op zandgrond. In grote
lijnen zijn de voorschriften voor alle gebouwen standaard onderverdeeld in een
code. Op de stadswijken die op vaste
rotsen staan, vereisen deze codes een
aantal aanpassingen die ervoor zorgen
dat de gebouwen anders gaan reageren
op de aardbevingsgolven. Dit komt omdat de golven zich in verschillende ge-
albedo 9
steenten anders gedragen en dus weer
andere uitwerkingen hebben op gebouwen dan bijvoorbeeld gebouwen op
zandgrond. Het is zo dat de aardbevingsgolven in zandgrond over het algemeen worden versterkt, wat weer van
andere invloed is op gebouwen, die
weer op een andere manier versterkt
moeten worden als de gebouwen op de
rotsbodems.
7. Liquefactie
Liquefactie treedt op tijdens aardbevingen in gebieden met een relatief hoge
grondwaterstand en over het algemeen
zandgrond. De intense golving van de
Aarde, die wordt veroorzaakt door de
aardbevingsgolven, mengen de klei en
zanddelen met het aanwezige grondwater en vormen de klei en zandlagen om
tot drijfzand. Dit kan zich over enorme
gebieden uitstrekken, waardoor er
schade optreedt aan de ondergrond.
Het resultaat van liquefactie is gemakkelijk te herkennen aan allerhande verzakkingen die optreden en aan de zandvulkanen die je daarna kunt zien aan
het Aardoppervlak.
Deze zandvulkanen ontstaan wanneer
er een mengsel van zand en water uit
kleine openingen en scheuren in de
Aardoppervlakte wordt geperst. Het
zand komt uit hele diepe gedeelten van
de Aarde en verspreidt zich over de oppervlakte zodra het naar boven spuit.
Isoseistenkaart van Nederland en omgeving (te verwachten
intensiteiten)
Zandvulkanen hebben overigens niets
met echte vulkanen te maken. het is
een gevolg van liquefactie. Door liquefactie kunnen overigens ook gebouwen
gaan reageren als schepen op woelig
water en kunnen daardoor ook kapseizen, of in de bodem wegzakken zoals
dat van drijfzand bekend is. Het is een
van de zeldzaamste, maar ook een van
de meest gevaarlijke fenomenen die op
kunnen treden bij zware aardbevingen.
8. Hypocentrum, Epicentrum
De reden dat ik deze twee termen in
een adem noem, is omdat ze zoveel
met elkaar te maken hebben en omdat
de uitleg simpel is. Het hypocentrum is
de plaats in de grond op het breukvlak
waar de aardbeving ontstaat, daar waar
de breuk dus gaat verschuiven. Het Epicentrum is de plaats aan het oppervlak
die precies 90° boven het hypocentrum
ligt, en daar waar de golven aan het oppervlak komen, waar de uitwerking van
de aardbeving het sterkst is.
9. Isoseismen
Isoseismen zijn hetzelfde principe als
Isobaren op de weerkaart. Het zijn lijnen van gelijke intensiteit. In het midden is de intensiteit het hoogste en naar
buiten uit wordt het steeds kleiner,
waarbij er verschillende grensgebieden
zijn voor verschillende uitwerkingen van
een aardbeving. Hierdoor is vast te stellen over welk gebied in totaal de aardbeving te voelen was en in welke gebieden verschillende effecten van de aardbeving vast te stellen waren en met wel-
ke intensiteit. Het totale gebied waarin
de aardbeving haar uitwerkingen had,
heet dan het macroseismisch gebied.
Het gaat hierbij niet om het totale gebied waar de aardbeving geregistreerd
is, - want dat kan de hele aardbol zijn-,
maar over het totale gebied waarin directe effecten van een aardbeving
merkbaar zijn, zoals het golven van oppervlaktewater ed.
10. Haardmechanisme
Het haardmechanisme, of breukmechanisme omschrijft het hele mechanisme
van de breuk op het moment van verschuiving. Dit wordt weergegeven in
een driedimensionale
bol. De laterale verplaatsing van de golven
vanuit het hypocentrum
aardbevingshaard.
of
Dit gaat gepaard met
druk en rekbewegingen
onder bepaalde hoeken.
de hoek van de breuk,
strike, de diepte van de
haard, dip en de hoek
van de verplaatsing van
verschillende golven,
rake. Als we al deze bewegingen bij elkaar in
een bol tekenen op een
assenstelsel, dan krijgen we een goed idee
van de druk en rekbewegingen die ontstonden op het moment dat
de breuk verschoof en
ook
in
w el k e
r ichting
dat
de
d r u k
resp. de
rekbewegi ngen
zich ver-
Isoseismale kaart voor de aardbeving van 1992 te Roermond
albedo 10
plaatsten.
De sterrenhemel in december
Dinsdag, 1 december. Begin van
de weerkundige winter.
Donderdag, 3 december. De Maan
in conjunctie met Tauri. In Azië, Japan en Noord-Amerika is en bedekking van Aldebaran zichtbaar. Om
17.3 uur is een overgang van Io
over Jupiter. De schaduw volgt van
19.13 tot 21.26 uur.
Vrijdag, 4 december. Om 18.57
uur wordt Europa(satelliet III) weer
zichtbaar aan de oostelijke rand van
Jupiter. Maar onmiddellijk daarna
verdwijnt de maan weer in de schaduw van de planeet. Dit is iets voor
de geoefende waarnemer. De herhaling is op 11 december voor het
geval het de vierde bewolkt is.
Vrijdag/zaterdag, 4/5 december. In
de vroege ochtend (om 4.51 uur)
wordt een ster door de maan bedekt. De Maan is dan voor 97% verlicht. De bedekking is rakend in
Roermond !! Er is wel een middelgrote telescoop nodig om dit te kunnen zien.
Zaterdag, 5 december. Titan bereikt zijn grootste westelijke elongatie ten opzichte van Saturnus.
Zondag, 6 december. Om 18.59
respectieveljk 22.04 uur kunnen we
met een telescoop het begin en het
einde van de verduistering va de
maan Ganymedes van Jupiter observeren. Voor het geval Sinterklaas niets heeft gebracht een
mooie gelegenheid eens een hele
avond buiten te staan kleumen.
Zondag/maandag, 6/7 december.
Een dubbele rakende sterbedekking. Om 02.47 uur wordt een ster
van magnitude 5,1 bedekt. Nagenoeg dezelfde tijd wordt ook een
ster van magnitude 6,0 bedekt. De
bedekkingen zijn voor ons Limburgers niet rakend maar volledig.
Woensdag, 9 december. Om 7
uur is de Maan in conjunctie met
de ster Regulus. In Florida en Cuba o.a. is een bedekking waarneembaar. Wij moeten het doen
met een nauwe samenstand.
Donderdag, 10 december. Van
19.48-22.03 uur zien we de overgang van Io voorlangs Jupiter. Van
21.09-23.22 uur ook de schaduw
van deze vulkanische maan.
Vrijdag, 11 december. Zie 4 december. Het schouwspel begint om
20.35 ur.
Vrijdag/zaterdag, 11/12 december.
We vinden de Maan 1° ten noorden van Mars. Dit is om 9 uur ’s
ochtends. Bekijk dit dus enkele
uurtjes eerder, als het nog donker
is.
Zondag, 13 december. ’s Avonds
zien we de maan in de buurt van
de heldere ster Spica staan. Van
17.27-20.45 uur wordt de maan
Ganymedes door Jupiter bedekt.
Titan is in zijn grootste oostelijke
elongatie ten opzicht van Saturnus
en is gemakkelijk waarneembaar.
Zondag/maandag, 13/14 december. De Geminiden bereiken hun
hoogste activiteit. De omstandigheden zijn gunstig. De radiant
staat al vroeg in de nacht hoog
aan de hemel en de maan komt
pas ver na middernacht op.
Dinsdag, 15 december. Met een
kleine telescoop vinden we de vier
grootste manen ten oosten van Jupiter.
Dinsdag/woensdag, 15/16 december. In de ochtend van de 16e
wordt de ster Librae door de maan
bedekt. De maan is slechts 6%
verlicht. De intrede gebeurt om
7.19 uur en de uittrede, aan de onalbedo 11
verlichte maanrand om 8.33 uur.
Dit gebeurt kort voor zonsopkomst
Met een grote telescoop is het wellicht zichtbaar.
Zaterdag/zondag, 19/20 december. Van 17.34-18.47 is de schaduwovergang van Io zichtbaar. Om
05.00 uur (20 december) bereikt
Mercurius zijn grootste westelijke
elongatie ten opzichte van de Zon.
De planeet kan gedurende een
aantal weken ’s ochtends kort voor
zonsopkomst gevonden worden n
het zuidwesten.
Dinsdag/woensdag, 22/23 december. Deze nacht is het maximum van de meteorenzwem der
Ursiden. Met een beetje mazzel
zien we een tiental meteoren per
uur.
Vrijdag, 25 december. Op eerste
Kerstdag is de Maan in conjunctie
met Jupiter. Dit gebeurt om 12.00
uur dus blijf rustig aan tafel liggen.
Waarnemers in Nieuw-Zeeland en
de Zuidpool zien een bedekking
van Jupiter door de Maan.
Zaterdag, 26 december. 18.1220.26 uur. E kunnen de overgang
van Io vorlags Jupiter waarnemen.
De schaduw volgt tussen 19.31 en
21.43 uur.
Maandag, 28 december. Om
19.05 uur bedekt de Maan Ceti
(4,3). Om 21.52 uur wordt de ster
5 Tau door de maan bedekt. Ook
kunnen we deze avond de vier helderste manen ten westen van Jupiter zien staan.
Woensdag/Donderdag, 30/31 december. De Maan bedekt verschillende sterren van de open sterrenhoop de Hyaden. Zie de Sterrengids voor exacte tijdstippen. Er
worden vijf sterretjes bedekt.
Recept van maître Joseph. ( voor 4 personen) in opdracht van de VSML.
Donderdag, 31 december. Vuurwerk. Namens bestuur en redactie
een zeer goed en veilig uiteinde en
een gezond 1999.
Oculairen à la bonne femme.
Ingrediënten:
- 5kg oculairen liefst vers gevangen.
- 1 kapotte paus op juiste wijze geëlektrocuteerd (minstens 10000 volt bij een
spanning van 100 ampère)
- 3 Grote Krotten.
- 1 betonmolen van Boels minimaal 200
toeren per min. aangestuurd door een
Pentium PC
- 1 zonnefilter
- 2 blikjes meteoriet op eigen sap.
- 2 oude schoonmoeders (liefst levend
maar dood kan ook)
- 1 liter. Natte Droom M51
- 500 gram gespleten lenzen
- Een groot vuur gestookt met vouwwagen doek en droog Zuid Balinees tropenhout.
- Grote ketel en frituurpan.
Bereiding:
We smelten de kapotte Paus au bain
marie, daarvoor gebruikt men een hele
grote ketel met glazen kom.
De oculairen wassen in de bezinkput en
daarna drogen in de oven.
De 3 krotten versnipperen en vergruizen
met een apothekersvijzel.
De 2 oude schoonmoeders eerst stenigen en wurgen, daarna met voorverwarmde olie langzaam laten fruiten in
een grote bakpan boven het vuur. Deze
schoonmoeder pas aan het einde toevoegen.
De meteoriet laten uitlekken in een vergiet- me- niet.
Het zonnefilter even frituren.
Dit alles gooien we in de betonmolen en
laten draaien op maximumsnelheid.
Voor de romigheid voegen we de natte
droom toe, nadat de betonmolen 1 min.
gedraaid heeft. Dit laten we een kwartiertje draaien en daarna gaat de beton-
albedo 12
molen op het open vuur voor te laten
garen en voor de fijne barbecue smaak.
Dit laten we een kwartier koken tot het
heerlijk op smaak is en vlak voor het
einde voegen we de schoonmoeder toe
(indien de schoonmoeder wat taai is en
moeilijk het rijk der levenden verlaat
eerst vierendelen en daarna marineren).
We dienen het op een bord op en garneren het geheel met de gespleten lenzen en het zonnefilter gebruiken we
vooral als we met kerst in Australië zitten.
Smakelijk eten
Joost Wetzels.
Naschrift Redactie:
Op het eerste oog een zeer merkwaardig recept waarvan men zich zal afvragen wat de relatie is het sterrenkunde
en of derelijke inzendingen eigenlijk niet
door de redactie moeten worden geweigerd.
Echter, de leden die regelmatig de zaterdagavondbijeenkomsten bijwonen
(en dat aantal is het laatste half jaar
sterk groeiende) zullen de strekking van
dit merkwaardige recept begrijpen en er
wellicht ook nog de humor van kunnen
inzien. Het is absoluut niet de bedoeling
om iemand te beledigen. (sterker nog:
we verwachten van de persoon in
kwestie een gepaste reactie !)
In de kijker…. de dubbele sterrenhoop in Perseus.
Rond deze tijd van het jaar kunnen we
genieten van een breed scala aan zeer
interessante objecten aan de avond- en
nachtelijke hemel. Dit maal richten we
in het bijzonder onze blik naar de open
sterrenhopen.
Veel van onze leden hebben voor zover
mij bekend nog nooit echt naar deze
sterrenverzamelingen gekeken. Nu de
grote telescoop volledig inzetbaar is,
zullen die sterrenhopen een van de eerste objecten op de waarnemingslijst
gaan vormen. Ofschoon ze natuurlijk
minder spectaculair zijn dan objecten
zoals de Orionnevel, bieden ze toch een
schitterende aanblik onder goede omstandigheden. De meeste mensen
staan er niet bij stil dat een aantal van
deze sterrenhopen uitstekend waar te
nemen zijn met wat bescheidener apparatuur. Daarbij denk ik met name aan
de bezitters van een verrekijker. Je hebt
niet altijd een grote, dure telescoop nodig. Een klein sterrenkaartje, een gemakkelijke ligstoel en een verrekijker
zijn vaak voldoende.
In het gebied tussen het zenit, de zuidelijke en de oostelijke horizon, kun je een
aantal van de mooiste en bekendste hopen aantreffen. Alle bieden zonder meer
een fraaie aanblik. Ze bevinden zich
ook allemaal in een zeer sterrijke omgeving: in of direct naast de Melkwegband. Bij een van de geplande bijeenkomsten met betrekking tot praktische
sterrenkunde, komen we hier nog op terug.
Enkele van de best waarneembare objecten voor de verrekijker zijn: de Pleiaden en de Hyaden in de Stier; M36,
M37 en M38 in de Voerman; M35 in de
Foto 1b. Uitvergroot deel uit foto
1a. Let ook op het zeer opvallende staartje van heldere sterren.
Dit lijkt erg veel op het soortgelijke staartje van de Pleiaden.
Tweelingen en last but not least: de
dubbele sterrenhoop in Perseus.
De beide sterrenclusters waaruit deze
laatste bestaat, worden in de atlas ook
wel aangeduid met NGC 869 en NGC
884. Het zijn twee sterrengroepen die
zich midden in de Melkwegband bevinden. Ze zijn vrij makkelijk te vinden.
Zoek de "W" van Cassiopeia. Trek een
verbindingslijn tussen beide linkse
sterren en neem als uitgangspunt het
midden tussen deze beide sterren.
Neem anderhalve keer de afstand tussen beide sterren vanuit het uitgangspunt haaks op de verbindingslijn, in de
richting van Perseus (dus: richting horizon) en je hebt ze direct te pakken! Figuurlijk gesproken dan. Je ziet een flinke, langgerekte lichtplek in een zee van
sterren. Onder goede omstandigheden
zijn ze zelfs als een lichtplekje met het
blote oog te zien.
In onze grote telescoop zijn ze bij gebruik van de minst sterke vergroting allebei in beeld en bieden een overweldi-
Foto 1a. Eigen opname (dia). De dubbele
sterrenhoop zoals hij
er in de verrekijker uit
ziet.
gende aanblik; net diamantjes. Sterkere
vergrotingen laten slechts één van beiFoto 2a en 2b. Deze 2 kaartjes laten
sterren in de beide componenten zien
tot magnitude 16.
de hopen of een gedeelte daarvan zien
in het beeldveld. Ze zijn vrij groot van
afmeting. Dat is ook de reden dat dit
gebied aan de hemel zo geschikt is
voor waarnemingen met behulp van
een verrekijker.
Rond 150 jaar v. C. was de dubbele
sterrenhoop reeds bekend. Hipparchus
en Ptolomeus maakten al melding van
albedo 13
de groep. Deze werd gezien als een nevel of wolkachtige plek; een van de zes
bekende nevels in die tijd.
In een publicatie uit 1908 van I.S. Bailey is te lezen dat de totale cluster 30
boogminuten groot is. Hij telde ca. 400
sterren in NGC 869 en rond de 300
sterren in NGC 884 tot magnitude 12.
In 1913 werd hun snelheid berekend op
40 km per seconde.
Een aantal sterren in de cluster vertonen zeer scherpe spectraallijnen: het
kenmerk van superreuzen. De cluster is
mede daarom al tientallen jaren een
van de meest bestudeerde objecten. De
helderste van de reuzen heeft een absolute magnitude van –5.7 en een lichtkracht van 15.000 zonnen. Daarmee is
de ster te vergelijken met Betelgeuze in
stelsel naar buiten uitstrekt. We kunnen
vervolgens onze Zon als vergelijkingsobject nemen. Op een afstand van
7.400 lichtjaar zou die er uit zien als
een sterretje van magnitude 16.6. Deze
helderheid zou in werkelijkheid echter
nog moeten worden verminderd tot 18.2
omdat zich in de omgeving van de cluster nogal veel stofwolken bevinden die
het sterlicht hinderen.
Ofschoon beide componenten van de
dubbele sterrenhoop vlak bij elkaar aan
de hemel staan, blijken ze volgens recentere berekeningen toch nogal ver
van elkaar verwijderd te zijn! NGC 884
staat in feite op zo’n 8.150 lichtjaar terwijl NGC 869 zich op 7.000 lichtjaar afstand bevindt. Uit studies blijkt verder
dat ze resp. 11,5 en 6,4 miljoen jaar
Foto 3. Eigen
CCD-opname
van de dubbele
sterrenhoop.
Orion. De reuzen verbranden hun
brandstofvoorraad in een geweldig
hoog tempo. De rode kleur van de superreuzen valt behoorlijk op in de telescoop.
De afstand tot de Aarde is zeer groot.
Men kan daardoor geen directe parallax
waarnemen. Rond 1950 werd de afstand berekend op 7.400 lichtjaar. Dit
komt redelijk overeen met de 8.000
lichtjaren die men reeds 25 jaar eerder
had vastgesteld. Deze afstand wordt
ook nog op een andere wijze gevonden,
namelijk via de structuur van ons Melkwegstelsel. Onze Zon bevindt zich in
een spiraalarm. De Perseus cluster lijkt
de grens of, zoals je wilt, het begin te
markeren van de volgende spiraalarm
die zich vanuit het centrum van ons
albedo 14
Foto 4. Eigen CCD-opname. Extreme
close-up van de sterren in de kern van
NGC 869. (Zie kaartje; het hier gefotografeerde gebied is aangegeven met de
cirkel.)
oud zijn. Daarmee is deze laatste een
van de jongste sterrenhopen van zijn
soort. Daarnaast bevindt zich rond deze
hoop ook nog een andere, maar veel
minder opvallende verzameling sterren
die zich in totaliteit uitstrekt over een afstand van een kleine 1.000 lichtjaar. De
verst verwijderde sterren lijken ongeveer halverwege te staan tot NGC 884.
Toch zijn beide componenten niet met
elkaar verbonden.
Beide clusters hebben een diameter
van 70 lichtjaar. De totale massa ligt zo
rond de 5.000 zonsmassa’s. terwijl de
totale lichtkracht 200.000 maal die van
de Zon bedraagt.
De dubbele sterrenhoop staat in
deze tijd van het
jaar rond 22.30
uur vrijwel in het
zenit: het punt
recht boven je
hoofd. Daarmee
staat hij voor ons
op de meest gunstige positie aan
de hemel. Het is
een echte aanrader en niet alleen
voor beginners!
Endeavour koppelt eerste delen ruimtestation
Amerikaanse astronauten aan boord
van het ruimteveer Endeavour zijn er
maandagmorgen 7 december in geslaagd de eerste twee onderdelen voor
het internationale ruimtestation aan elkaar te koppelen. Om de koppeling te
voltooien zullen zij de komende dagen
een drietal lange ruimtewandelingen
maken.
De twee onderdelen worden dan verbonden door veertig kabels die nodig
zijn voor de stroomvoorziening en de
communicatie. Tevens worden aan de
buitenkant een paar handvaten worden
gemonteerd om toekomstige ruimtewandelingen te vergemakkelijken.
Het eerste deel is van Russische afkomst. Het gaat om een energiemodule, Zarja genaamd, die half november
vanaf een Russische basis is gelanceerd. Ik verwijs graag naar een artikel
elders in deze Albedo waar de installatie van Zarja wordt besproken. Het
tweede deel is een in de VS gebouwd
koppelstuk.
De Endeavour was zondag al in dezelfde baan gemanoeuvreerd als Zarja. De
shuttle moest daarbij een uitwijkmanoeuvre maken om een botsing te voorkomen met een brokstuk van een begin
november gelanceerde Amerikaanse
raket. Eenmaal in de juiste baan werd
Zarja met een robotarm van de spaceshuttle uit de ruimte geplukt, in het
open laadruim van de spaceshuttle gedeponeerd en aan het koppelstuk vastgemaakt.
Nadat de kabels zijn vastgemaakt zal
het geheel met de robotarm weer terug
in de ruimte worden geplaatst, in een
baan op vierhonderd kilometer hoogte.
Op die hoogte zal het rondjes om de
aarde draaien totdat het derde onderdeel, de cruciale Russische service- en
woonmodule, klaar is, vermoedelijk juli
volgend jaar. Als er daarboven weer
wat te koppelen valt, laat ik het wel
even weten.
Bron:
de Volkskrant
dinsdag 7 december 1998
bewerkt door M. J. Wiegant
Zo ongeveer ziet het Internationale Space Station er uit als de eerste delen zijn gekoppeld.
Nederlanders vinden nieuw
melkwegstelsel
Nederlandse astronomen hebben in de
directe omgeving van onze eigen melkweg een groot, tot nu toe over het hoofd
gezien melkwegstelsel ontdekt. De ontdekking komt als een verrassing omdat
het niet verstopt ligt achter de dikke
stofband in de melkweg die het zicht op
bepaalde delen van het heelal verduistert, maar achter een veel minder stoffig deel van ons melkwegstelsel.
De waarnemingen die tot de ontdekking
leidden, werden gedaan met de 25meter radiotelescoop in Dwingeloo. De
astronomen Braun en Burton gebruikten deze telescoop voor het bestuderen
van dichte wolken waterstof in de buurt
van de melkweg. Uit berekeningen kon
worden opgemaakt dat een van deze
wolken anders bewoog. Nader onderzoek door astronomen in de Verenigde
Staten leverde niet alleen een optisch
plaatje van het nieuw ontdekte melkwegstelsel op, maar wees ook uit dat
het om een groot, spiraalvormig exemplaar ging.
Het nieuwe melkwegstelsel bevindt zich
in het sterrenbeeld Cepheus en heeft
daarom de naam Cepheus-1 gekregen.
Het bestaat uit enorme hoeveelheden
gas waaruit slechts zeer langzaam ster-
albedo 15
ren geboren worden en behoort vanwege zijn lage oppervlakte-helderheid tot
de zogenoemde LSB klasse.
Cepheus-1 is ontdekt in een betrekkelijk
leeg stukje hemel waarin slechts één
ander groot melkwegstelsel bekend is.
De meeste melkwegstelsels komen in
groepen voor en benvloeden elkaar met
hun zwaartekracht. Waarschijnlijk hebben de grootste zich kunnen ontwikkelen door kleinere exemplaren op te slokken. Onze melkweg en zijn meest nabije grote buurman, het Andromeda
stelsel, liggen op botsingskoers en zullen over een paar miljard jaar voor een
enorme kosmische ramp zorgen.
LSB melkwegstelsels zoals Cepheus-1
bevinden zich in het algemeen in tamelijk lege stukken. Ze ondergaan daarom
weinig invloed van buitenaf. Hierdoor
wordt de vorming van sterren niet efficint op gang gebracht. In het geval van
Cepheus-1 is de geringe hoeveelheid
sterren de reden dat dit melkwegstelsel
tot nu toe niet als zodanig herkend
werd, hoewel het tot de grootste tien
spiraalvormige stelsels aan de hemel
behoort.
Bron: De Telegraaf
albedo 16
albedo 17
Download