Jaargang 15, nummer 6 december 1998 VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN-LIMBURG NR.97 3-D opname van de noordpool van Mars, gemaakt met behulp van de laser hoogtemeter van de Mars Global Surveyor albedo 1 Colofon ALBEDO is een populair wetenschappelijk tijdschrift over sterrenkunde, weerkunde, natuurkunde, ruimtevaart en ruimteonderzoek. Albedo wordt uitgegeven door de Vereniging voor Sterrenkunde Midden Limburg. Het blad verschijnt zeer onregelmatig. Er wordt gestreefd naar 6 nummers per jaar. REDACTIE Huub Scheenen, hoofdredacteur, Johan Wevers, Ron van der Goor. REDACTIE-ADRES Henri Hermanslaan 161, 6162 GE Geleen. tel. 046-4754235 Email: [email protected] LAY-OUT EN DRUK De artikelen voor de Albedo worden gemaakt met de meest onmogelijke tekstverwerkers. De uiteindelijke vormgeving geschiedt met Microsoft Publisher en Microsoft Word. De afbeeldingen worden ingescand met een Mustek Paragon 1200SP, uiteraard volledig TWAINcompatibel. De bewerking van de afbeeldingen gebeurt met PhotoImpact ! en CorelDraw. Het kostbare origineel van de ALBEDO wordt uitgeprint met een Hewlett Packard Laserjet 5L. Voor de vermenigvuldiging wordt ieder geschikt kopieerapparaat gebruikt zolang het maar gratis is. ABONNEMENTEN Bij het lidmaatschap van de V.S.M.L. is de ALBEDO inbegrepen. Losse abonnementen zijn niet mogelijk. Alleen zij die lid zijn van de V.S.M.L. hebben recht op de ALBEDO. DISTRIBUTIE De ALBEDO wordt onder strenge bewaking naar het verenigingslokaal aan de Oude Keulsebaan gebracht. Alleen hier is de ALBEDO verkrijgbaar. De oplage is aangepast aan de behoefte. Voor bijbestellingen kunt u contact opnemen met de redactie. Voorwoord Beste lezers, Net op het randje van 1998 zijn we er dan toch nog in geslaagd een nummer uit de printer te laten rollen. Dit nummer maakt dat we het streefgetal van zes nummers per jaar hebben gehaald. In 1999 zal nummer honderd verschijnen. We hebben een sponsor gevonden die er voor zal zorgen dat in ieder geval de voorpagina in kleur gedrukt zal worden. En met een beetje mazzel zal ook de inhoud er wat kleuriger uitzien. Tijd dus voor een klein wedstrijdje ! Voor de voorpagina van nummer 100 zoeken we nog een mooie kleurenfoto. Voorstellen zijn van harte welkom. De inzender van de winnende foto kan rekenen op een presentje. Ook de redactie (wie dat dan ook mogen zijn) wenst U alvast een helder 1999. Huub Scheenen Inhoudsopgave Pagina Artikel 2 3 4 6 7 8 11 13 15 15 Colofon, Van de redactie, Inhoudsopgave Agenda, Van de Vereniging Deep Space 1 leidt de nieuwe eeuw in Straling van komeet Hale-Bopp vertoonde vreemde fluctuaties. Wouter Geraedts Nieuw tijdperk in ruimtevaart. De eerste delen van het Internationale Space Station zijn gelanceerd. Maarten Wiegant. 10 vragen over … termen in aardwetenschappen. Kerstin Werner De sterrenhemel in december. Huub Scheenen In de Kijker…. De dubbele sterrenhoop in Perseus. Paul Smeets. Endeavour koppelt eerste delen ruimtestation. Deel twee door Maarten Wiegant. Nederlanders vinden nieuw Melkwegstelsel. Johan Wevers. albedo 2 Agenda 19 december 1998 Deze zaterdag de tweede avond Praktische Sterrenkunde. Vanavond vertelt Paul Smeets heel veel over het wa a r n em en van de wintersterrenbeelden. Uiteraard veel sterke verhalen en prachtige dia’s 7 december 1998 Het heeft waarschijnlijk niet veel met sterrenkunde te maken (?) maar Drs. G.M. Hulspas houdt een lezing over 50 jaar UFO’s. 11 januari 1999 Prof. Dr. W. de Graaf. Inwendige opbouw van planeten en satellieten. 8 Februari 1999 Jaarvergadering 19&20 februari 1999 Landelijke Sterrenkijkdagen 8 maart 1999 Dhr. P.A. Koning. De grote klap van 65 miljoen jaar geleden. Van de Vereniging 8 november 1999 H.W .J.A. Scheenen. Toekomstige ruimtevaartmissies. 18 november 1999 In de herkansing: het maximum der Leoniden. 27 november 1999 Open Dag 13 december 1999 Prof. Dr. A. Ollongren. Communicatie met buitenaardse intelligentie. Gedurende het jaar zullen nog een aantal avonden Praktische Sterrenkunde worden verzorgd. De data van deze avonden zijn nog niet bekend. We denken aan een driemaandelijke frequentie. Alle lezingen beginnen om 20.00 uur. Dit programma kan nog veranderen, we zijn van plan een aantal extra lezinkjes door de eigen leden in te plannen. We hebben de Leoniden inmiddels achter de rug. Een tiental leden heeft in de koude heel fanatiek staan wachten op het beloofde vuurwerk. Helaas. Meer dan 10-15 meteoren per uur hebben ze niet kunnen zien. Dan hoor je achteraf dat de heren astronomen zich 16 uur hebben verrekent ! Verder eigenlijk alleen maar positieve geluiden:. Als we met woorden een nieuwe kijker konden bouwen dan hadden we materiaal genoeg gehad voor wel 10 telescopen. Onze 30 cm staan nu trots in zijn behuizing te pronken. En als het maar eventjes helder dreigt te zijn dan wordt er meteen waargenomen. Pappa Classen is zo genereus geweest om een paar perfecte contra-gewichten te maken. De kijker staat nu zó goed in balans dat je hem bij wijze van spreken met één vinger kan bedienen. Peter Meijs rekent en soldeert nog hevig aan de volgmotor maar dat zal wel goed komen. Er ligt nu zelfs telefoon in de wei dus de fanatieke waarnemer kan zijn natje en droogje binnen bestellen of na het vinden van dat ene zwakke neveltje de rest bij de kachel wegbellen. 12 april 1999 Drs. R.A. de Jong. De werking van veranderlijke sterren. 10 mei 19999 Dr. N.M. Hoekzema. Atmosferen rond kleine planeten en grote manen. Dan zijn Lei en Paul weer begonnen met de cursus Inleiding in de Sterrenkunde. Momenteel volgen twintig cursisten,waarvan de meesten van buiten de vereniging zijn de cursus. 7 juni 1999 Drs. G. Cornet. Ruimteonderzoek in Nederland. De Open Dag van 28 november was dan weer een kleine tegenvaller qua bezoekersaantallen. Kwalitatief was-ie in orde. De bezoekers die kwamen waren zeer geïnteresseerd en hebben ruimschoots de kans gehad om eens goed rond te neuzen. 11 augustus 1999 Totale zonsverduistering 14 augustus 1999 Perseïdenbarbecue 13 september 1999 Drs. M. Kouwenhoven. Gravitatiestraling Kuuke. 4 oktober 1999 Najaarsvergadering. Na de vergadering een korte lezing van W.J. van der Star over het Antropisch Kosmologisch Principe. albedo 3 Deep Space luidt de nieuwe eeuw in De NASA heeft onlangs een nieuw ruimteschip met een revolutionaire ionenmotor en dito zonnepanelen glanceerd. Bodemproeven op Mars staan voor de volgende eeuw op het programma. Voor de Amerikaanse NASA begint het nieuwe millennium volgende week al. Op 25 oktober moet de ruimtesonde Deep Space 1 worden gelanceerd, de koploper van NASA’s New Millennium Program, dat in het leven is geroepen om ruimtevaarttechnieken van de eenentwintigste eeuw uit te testen. Deep Space 1 is de eerste New Millenniumvlucht. Een ruimtesonde van 140 miljoen dollar - relatief goedkoop naar NASA-maatstaven - die maar liefst twaalf nieuwe technologieën gaat demonstreren. De belangrijkste daarvan is snelheid uit de raketuitlaat, waardoor het ruimtevaartuig de andere kant op wordt geduwd, als bij een leeglopend luchtballonnetje. Voor een flinke snelheidsverandering heb je veel brandstof nodig: dat maakt ruimtevaartuigen zwaar en lanceringen duur. In de ionenmotor worden atomen van het edelgas xenon met behulp van zonneenergie geïoniseerd: ze verliezen een elektron, en krijgen daardoor een positieve elektrische lading. Deze xenonionen worden versneld in een elektrisch veld, en stromen met een snelheid van zo'n dertig kilometer per seconde uit de raketuitlaat, tien keer zo snel als de verbrandingsgassen van een traditionele raketmotor. (Om de ruimtesonde elektrisch neutraal te houden lanceert de ionenmotor ook de negatief geladen elektronen, maar die zijn zo licht dat ze geen invloed hebben op de versnelling heidstoename van een paar kilometer per seconde bereikt. En daarvoor is dan toch slechts tachtig kilogram xenon nodig. Snelheidsveranderingen in de orde van enkele kilometers per seconde zijn nodig om de binnendelen van het zonnestelsel te doorkruisen. Bij de lancering (met een conventionele draagraket) krijgt een ruimtesonde de baansnelheid van de aarde mee, zo'n dertig kilometer per seconde. Voor een reis naar Mars, op grotere afstand van de zon, is een hogere snelheid nodig, voor een reis naar Venus (dichter bij de zon) juist een lagere snelheid. Die snelheidsaanpassingen hoeven niet per se in een paar minuten gerealiseerd te worden. Een trage, maar zuinige ionenmotor is dan dus veel gunstiger dan een snel werkende chemische raketmotor die tien keer zoveel brandstof verbruikt. In principe zou je de tachtig kilogram xenon aan boord van Deep Space 1 natuurlijk ook binnen een paar minuten kunnen ioniseren en versnellen. Dat kost echter meer energie dan de zonnepanelen van de ruimtesonde kunnen leveren. Die zonnepanelen hebben een spanwijdte van elf meter, en zijn voorzien van lineaire lenzen om het zonlicht in geconcentreerde vorm aan de zonnecellen aan te bieden. Daardoor zijn minder zonnecellen nodig voor dezelfde energieopbrengst, waardoor de panelen ongeveer zeven keer zo goedkoop zijn als "klassieke'' zonnepanelen. de ionenmotor, die in de toekomst tot snellere en goedkopere ruimtevluchten door het zonnestelsel kan leiden. van de ruimtesonde). Een ionenmotor kan met tien keer zo weinig “brandstof'' even grote snelheidsveranderingen teweegbrengen als de gangbare raketmotoren, vooropgesteld dat er geen haast bij is. Elke raketmotor werkt op het reactieprincipe: verbrandingsgassen stromen met hoge De ionenmotor aan boord van Deep Space 1 “verstookt'' minder dan tien gram xenon per uur. Dat levert een nauwelijks meetbare reactiekracht, maar de motor kan daarvan wel maanden achtereen continu in bedrijf zijn. Uiteindelijk is na meer dan een jaar een snel- Revolutionaire Zonnepanelen albedo 4 Behalve een ionenmotor en revolutionaire zonnepanelen heeft Deep Space 1 een geavanceerd computersysteem aan boord, alsmede veelbelovende miniatuurversies van wetenschappelijke apparatuur zoals een camera, een spectrometer en een instrument voor onderzoek aan elektrisch geladen deeltjes. Er worden nieuwe communicatieprotocollen met het grondstation op aarde uitgetest, en de ruimtesonde moet op eigen houtje positiebepalingen en eventuele koerscorrecties uitvoeren. Kometen en planetoïden toekomst wellicht ooit met de aarde of met Mars in botsing kan komen. In het jaar 2001 brengt de ruimtesonde dan misschien nog een bezoek aan de kometen Wilson-Harrington en Borrelly. Inmiddels staan de volgende New Millennium-vluchten al in de startblokken. Rond de jaarwisseling vertrekken twee nieuwe ruimtesondes richting Mars: de Mars Climate Orbiter en de Mars Polar Lander. Deze laatste gaat een zachte landing maken in het zuidpoolgebied van Mars. Aan boor bevindt zich de Deep Space 2: twee microprobe impactors, die vanaf grote hoogte als een soort harpoenen in het marsoppervlak worden geschoten, met een snelheid van zo'n tweeduizend kilometer per uur. Bij de landing moet de apparatuur een schok van tachtigduizend g (tachtigduizend keer de aardse zwaartekracht) overleven, en boren de harpoenen zich tot op anderhalve meter diepte, waar vervolgens metingen worden verricht aan de samenstelling van de Marsbodem. Wetenschap staat binnen NASA's New Millennium program nadrukkelijk op de tweede plaats. Volgens NMP-manager Kane Casani wordt per project bekeken welke technologieën uitgetest zullen worden. Daarna mag een afligt screentest bedenken of hij met de resulterende ruimtesonde nog iets zinnigs weet te doen. In het geval van Deep Space 1 was dat niet zo moeilijk: de ionenmotor is bij uitstek geschikt voor het bezoeken van hemellichamen die in afwijkende banen door het zonnestelsel bewegen, zoals kometen en planetoïden. Aanvankelijk zou de ruimtesonde afgelopen zomer al gelanceerd zijn, en zou hij op 20 januari 1999 op slechts vijf kilometer afstand langs de planetoïde McAuliffe scheren. De steenklomp is genoemd naar de onderwijzeres Christa McAuliffe die om het leven kwam bij de explosie van de spaceshuttle Challenger in januari 1986, en de ontmoeting zou plaatsvinden vlak voordat een andere ruimtesonde van NASA bij de planoïde Eros aankomt. Een prachtige stunt: de primeurfoto's van McAuliffe zouden ongetwijfeld veel publiciteit opleveren. Vervolgens moest Deep Space 1 in april 2000 langs de planeet Mars vliegen, om anderhalve maand later een bezoek te brengen aan komeet West-Kohoutek-Ikemura. Afgelopen voorjaar werd de lanceerdatum echter uitgesteld tot eind oktober (de lancering, met een goedkope Delta2 raket, moet plaatsvinden tussen 25 oktober en 10 november), en werd het vluchtschema herzien. De Marspassage is komen te vervallen; Deep Space 1 zal nu op op 28 juli 1999 op tien kilometer afstand langs de planetoïde 1992KD vliegen - een rotsblok van ongeveer drie kilometer groot, dat een zeer langgerekte baan door de binnendelen van het zonnestelsel beschrijft, en in de verre albedo 5 Tijdens de derde New Millenniumvlucht wordt vanuit een baan om de aarde een nieuw camerasysteem voor aardonderzoek op een zeer groot aantal verschillende golflengten uitgetest. Deze Advanced Land Imager is veel kleiner en lichter dan de huidige multispectrale scanners, en verbruikt bovendien veel minder energie. Ook een landing op een komeet staat nog op het programma, evenals ``formatievliegen'' in de ruimte: drie kleine ruimtesondes moeten dan tot op een minieme fractie van een millimeter nauwkeurig op dezelfde onderlinge afstand worden gehouden, om gedetailleerde metingen aan sterren te verrichten. Bang voor mislukkingen zijn ze niet bij NASA's New Millennium Program Office. Hoofdtechnicus Marc Rayman geeft toe dat Deep Space 1 een risicovol project is. Maar dat is nu eenmaal inherent aan een technologisch demonstratieprogramma. Rayman: “Als iets niet blijkt te werken, en we kunnen die ervaring gebruiken om problemen in de toekomst te voorkomen, is de vlucht toch succesvol''. Straling van komeet Hale-Bopp vertoonde vreemde fluctuaties De straling van Hale-Bopp, de komeet die vorig voorjaar aan de hemel schitterde, vertoonde op tijdschalen van minuten geringe maar periodieke fluctuaties. Dat is ontdekt door twee astronomen van de universiteit van Würzburg in Duitsland. Het bestaan van zulke fluctuaties was in de jaren zeventig al gesuggereerd door andere Duitse astronomen op basis van metingen aan Kohoutek, de komeet die in de winter van 1973-1974 laag aan de ochtendhemel stond. De nu gemeten fluctuaties lijken veel op die van Kohoutek, maar hun oorzaak is vooralsnog een raadsel, zo melden de astronomen in het augustusnummer van Astonomy and Astrophysics. lijken veel op die welke eertijds via andere technieken bij komeet Kohoutek waren gemeten. Dit zou er op kunnen wijzen dat de fluctuaties eenzelfde oorsprong hebben en mogelijk worden veroorzaakt door de zonnewind. Het vreemde is echter dat de fluorescentiestraling uit de staart van komeet HaleBopp één duidelijke periode van 3,5 minuten vertoont, terwijl bij de straling uit de coma meerdere perioden kunnen worden onderscheiden: rond 3,0 en 4,5 minuten. Dit zou kunnen betekenen dat men hier een reactie van de komeet op de variaties in de zonnewind ziet en niet de werkelijke variaties in de zonnewind zelf. Het hoe en waarom blijft een raadsel. Sebastian Steffens en Dieter Nürnberger namen komeet Hale-Bopp in april 1997 twaalf nachten lang waar op de Spaans-Duitse sterrenwacht op Calar Alto, in het zuiden van Spanje. De astronomen maten op twee punten de straling van de komeet: in de gaswolk (coma) rond de kern en in de staart. Op beide punten werd zowel in een breed golflengtegebied het door alle gassen gereflecteerde zonlicht gemeten als op één golflengte de fluorescentiestraling van-moleculen. Uit de analyses blijkt dat de intensiteit van het gereflecteerde zonlicht constant was, maar dat die van de molecuulstraling op tijdschalen van enkele minuten met ongeveer 3 procent fluctueerde. De onderzoekers laten zien dat deze fluctuaties niet het gevolg kunnen zijn van instrumentele effecten of van veranderingen in de aardatmosfeer. Ook effecten die samenhangen met de rotatie van de komeetkern (in 11,5 uur) kunnen worden uitgesloten. Een mogelijke oorzaak zouden variaties in de zonnewind kunnen zijn: in de stroom van geladen zonnedeeltjes waar de komeet zich als het ware doorheen ploegt. Zulke variaties, ook op tijdschalen van enkele minuten, werden drie jaar geleden gevonden in metingen van door het zonnestelsel kruisende ruimtesondes en zouden volgens sommige astronomen samenhangen met trillingen aan het oppervlak van de zon. Wouter Geraedts De periode en de amplitude van de bij komeet Hale-Bopp gemeten signalen Opname van komet Hale-Bopp, gemaakt op 22 oktober 1998 met de Deense 1,5 meter telescoop. Deze telescoop staat op La Silla, Canarische Eilanden. Hale-Bopp stond toen op een afstand van 6,7 AU. Bron: George Beekman in NRCHandelsblad, 22 augustus 1998 albedo 6 Nieuw tijdperk in ruimtevaart Op vrijdagmorgen 20 november om even na half acht werd vanaf de Russische lanceerbasis Bajkonoer in Kazachstan het eerste onderdeel van het nieuwe internationale ruimtestation, de opvolger van de MIR, gelanceerd. De voorbereidingen hebben zestien jaar geduurd. De Amerikanen hadden plannen voor een permanent verblijf in de ruimte, maar door geldgebrek aan Amerikaanse en Russische zijde is besloten om er maar een internationaal station van te maken. Zestien landen doen mee aan de bouw van het station, waaronder de VS, Rusland, Japan en Europa. jaar in bedrijf blijft. De totale bouwkosten bedragen tussen de zestig en honderd miljard gulden. Vooral de Russen zijn een vertragende factor in het geheel. De Amerikanen hadden de Russen twee jaar geleden al twee miljard gulden gegeven, zodat enkele cruciale modules afgebouwd konden worden. In september is door de NASA voorgesteld, om de komende vier jaar nog eens anderhalf miljard over te maken naar de Russen (misschien kunnen ze er beter een automatische afschrijving van maken). Het Amerikaanse Congres moet hierover echter nog een besluit nemen. Het eerste onderdeel is een regelmodule met brandstoftanks en zonnepanelen aan boord. Het heeft de naam Zarja gekregen, hetgeen Russisch is voor ochtendgloren. Met een Russische Protonraket is het hele zaakje in een baan om de aarde gebracht. Om tijdens assemblagewerk te kunnen manoeuvreren beschikt het vaartuig over veertig kleine raketmotoren. Door Fokker Space in Leiden wordt een Nederlands onderdeel gebouwd, een Zarja is in Rusland gebouwd, maar de Amerikanen hebben haar ontworpen en financieel mogelijk gemaakt. De komende jaren worden door middel van een vijftigtal lanceringen met raketten uit de deelnemende landen een bemanningsverblijf en enkele modules waarin wetenschappelijk onderzoek plaats kan vinden aan Zarja gekoppeld. Het tweede onderdeel volgt begin december, wanneer de space shuttle Endeavour aan de beurt is. Alles bij elkaar wordt bijna vijfhonderd ton aan onderdelen in de ruimte gebracht. De lancering van een derde onderdeel is echter onzeker. Vanwege geldgebrek stelt de Russische ruimtevaartindustrie de afbouw steeds verder uit en is de lancering inmiddels al een half jaar verschoven, naar juli volgend jaar. Tegen de millenniumwisseling wordt op het ruimtestation een driekoppige bemanning geïnstalleerd en medio 2005 moet het een permanent onderdak bieden voor een astronaut of zes zeven. De bedoeling is dat het station zo’n tien intelligente robot-arm. Het is een arm van 400 miljoen, om arm van te worden. Het is een soort wandelende tak die op de Russische onderzoeksmodule komt en over de hele module kan lopen en dingen kan aanpakken. Artist Impression van het nieuwe Internationale Space Station. Volgens plan zal de Fokker-arm in juli 2001 met een space shuttle worden ge- albedo 7 lanceerd. Loopt het niet volgens plan, dan wordt het eh, ja .... later hè. Op dit moment wordt er bij Fokker in Leiden een proefmodel van de arm getest. Het vluchtmodel zal in de tweede helft van volgend jaar in elkaar worden gezet om in Moskou te worden getest. Daarna wordt ie op de Russische module vastgemaakt en naar de VS getransporteerd om daar te worden gelanceerd. bewerkt door M. J. Wiegant Bron: de Volkskrant donderdag 19 november 1998 Broer Scholtens 10 VRAGEN OVER... TERMEN IN AARDWETENSCHAPPEN Kerstin Werner Er worden in de Aardwetenschappen nogal wat termen gebruikt die het "normale publiek" eigenlijk niet kent. Uit deze enorme berg van termen heb ik een selectie gemaakt van de 10 meest gebruikte termen in deze wetenschappen. Allemaal van die dingen waarvan men zegt; "Wat bedoelen ze nu eigenlijk?" Dit is tevens een lijst van uitleg over het volgende artikel wat geheel over een natuurverschijnsel gaat waar we allemaal mee te maken hebben gehad, AARDBEVINGEN. 1. Plaattectoniek De term plaattectoniek (Continentdrift) betekent niets meer als contingentsverschuiving, een proces waarbij de continenten op vier verschillende manieren voort kunnen bewegen. Ze kunnen tegen elkaar botsen, langs elkaar schuiven, onder elkaar door en uit elkaar. Voor het onder elkaar door verschuiven van continenten wordt ook wel eens de term subductie gebruikt. Dit resulteert dan in de troggen. De theorie van de plaattectoniek stamt eigenlijk van de pionier Alfred Wegener. Hij was op expeditie in Groenland al aan het idee aan het werken omdat hij gefascineerd was door het idee dat continenten volgens zijn voorganger, James Hutton, de vader van de geologie als een puzzel aan elkaar "gelijmd" konden worden. Op momenten dat hij het ijs van Groenland en zijn bewegingen bestudeerde, vroeg hij zich af of continenten net als het ijs van Groenland uit elkaar, over elkaar heen, onder elkaar door of langs elkaar konden schuiven. Helaas ontbrak het in zijn tijd aan de middelen om dit verder te onderzoeken, dus werd de theorie al snel afgewezen omdat men de drijvende kracht achter de continentverschuiving niet kon vinden. In het Geofysisch jaar van 1958-1959 echter, werd dit anders, Continentverschuiving bleek meer dan een lang geleden verworpen theorie. In die tijd opperde men als eerste dat continenten wel degelijk verschuiven. Dit kwam omdat in die tijd de MidOceanische ruggen werden ontdekt, een keten van vulkanen en onderzeese gebergten van wel 80.000 km. Lang en continenten zakken naar beneden tot diep in de mantel om daar opgewarmd te worden. Het lijkt een beetje op de stromingen in een buienwolk. Warme lucht stijgt op, koelt af en zakt weer naar beneden, wordt weer opgewarmd, gaat weer naar boven enz. De cyclus in de wolk duurt echter maar heel kort. In de Aarde duurt deze cyclus vele miljoenen jaren. Op de lange duur vernieuwt het continent zich helemaal. Helaas weet men niet hoe het nu precies werkt, dit komt omdat het idee van convectiestroming nog niet zo oud is en omdat het achterhalen van de feiten zelfs met de huidige technieken een enorm karwei is. Wat we hiervan weten komt door de analyse van aardbevingsgolven die De mantelpluim onder het Zwarte Woud over de hele wereld werden gezonden en dus ook door het binnenste van de Aarde. Dankzij deze golven hebben we een goed idee gekregen over de processen binnen in de Aarde en natuurlijk ook over de opbouw van onze dynamische planeet. wisten we inmiddels dat de Lithosfeer ( de aardkorst) wat het lichtste gesteente bevat, zich over de veel zwaardere en vloeibare Astentosfeer ( de mantel) voortbewoog, en als het ware bleef drijven. Nu is de plaattectoniek geen theorie meer maar een bewezen feit. Het veroorzaakt aardbevingen en vulkanis- me over de hele wereld en het is verantwoordelijk voor alle verdere effecten hiervan. 2. Convectiestromen Deze term vertelt het verhaal van een theorie over de vraag hoe het nu kan dat continenten verschuiven. Het is een soort radioactieve verhitting van de mantel die op grote diepte ontstaat, naar boven wordt gestuwd en op die manier de continenten laat voortbewegen. De zeer oude gesteenten van de albedo 8 3. Mantelpluimen Mantelpluimen, wat zijn dat nu weer? Simpel, een mantelpluim is een uitstulping van de mantel die reikt tot in de Aardkorst. Ze ontstaan wanneer er materiaal uit de mantel in een zwakke plek in de aardkorst gaat zitten en stagneert. Op deze manier ontstaat er door de druk een uitstulping in de mantel, die zich in de aardkorst nestelt en daar gewoon blijft liggen. Mantelpluimen veroorzaken in subductiezones veel vulkanisme. Maar op andere plekken zijn ze er gewoon zonder dat er sprake is van enig vulkanisme. Op den duur kan de vorming van een mantelpluim wel leiden tot vulkanisme, maar met een tus- senpozen van ettelijke duizenden of miljoenen jaren. Een voorbeeld hiervan is Yellowstone, dat boven op een mantelpluim ligt die ong. iedere 170.000 jaar tot uitbarsting komt. Deze vorm heet dan een resurgent caldera, bij deze vorm van vulkanisme wordt de ondergrondse magmakamer compleet leeg geblazen en stroomt dan in die vele duizenden jaren weer langzaam vol. Men weet niet precies hoeveel van deze mantelpluimen er zijn, maar ze komen in grote getale voor. Iedere maand worden er wel een aantal ontdekt. Er zijn een aantal mantelpluimen die zich hier niet zover vandaan bevinden, onder het Zwarte Woud bijvoorbeeld, daar duwt een enorme mantelpluim de bergen hoger en hoger. Om een indruk van dit gevaarte te krijgen; de doorsnede bedraagt 300 km. en de diepte van het topje tot de bodem ergens tussen de 15 en 30 km, tot daar waar de mantel begint. Door de grote druk van de mantelpluimen wordt de bodem ligt omhoog geduwd, waardoor het landschap aan de aardoppervlakte opbolt. 4. Contactmetamorfose Contactmetamorfose is een proces waarbij gesteente van structuur of minerale samenstelling veranderd wanneer het onder hoge druk en invloed van magma komt te staan. hierdoor ontstaan pleksgewijze veranderingen van gesteente, doordat het in contact komt met magma, wat de gehele samenstelling van het gesteente doet veranderen in een ander soort gesteente, waarbij de duidelijke invloeden van het magma zichtbaar zijn. Voorbeelden van gesteenten die ontstaan uit contactmetamorfose van kalkrijke gesteenten: Graniet, Gneiss, Marmer en Granaatgesteente. Deze metamorfe gesteenten smelten eerst helemaal en stollen daarna weer. Daarom worden ze ook wel eens stollingsgesteenten genoemd. Ook het Ryoliet behoort tot de stollingsgesteenten. Soms kan men in deze gesteenten nog afzettingen van vulkanische gesteenten terug vinden. Zwavelafzettingen en kristallen zijn hiervan een goed voorbeeld. Leisteen en alle varianten daarvan behoren eveneens tot de metamorfe gesteenten. De metamorfe gesteenten vormen een zeer grote gesteentegroep. 5. Seismiciteit Seismiciteit is een term die de totale aardbevingsgevoeligheid van een gebied uitdrukt. De seismiciteit wordt meestal in een getal uitgedrukt dat dan de verwachting wordt genoemd. Gebieden met een hoge verwachting zijn zeer aardbevingsgevoelig en gebieden met een lage verwachting zijn minder gevoelig. Aangezien aardbevingen nog steeds niet te voorspellen zijn, kunnen ze op deze manier toch een indruk krijgen over de verwachte terugkeer van aardbevingen (herhalingsperiode). Zo is bijvoorbeeld vastgesteld dat het Rijndalslenkgebied, (waar wij deel van uitmaken) een verwachting heeft van ong. 150 jaar voor de terugkeer van grote aardbevingen. Dit is zelfs voor een klein gebied te berekenen. Dit getal namelijk, geldt alleen voor de aardbevingsgebieden in Nederland. Maakt u zich niet ongerust, de seismiciteit in onze gebieden is laag. Onder dezelfde seismiciteit wordt ook verstaan; Alle trillingen die door de seismograaf uit een gebied opgevangen worden. Een studie van deze microtrillingen (microbevingen), geven een totaalbeeld van de seismiciteit. 6. Microzonering Microzonering wordt in alle aardbevingsgebieden toegepast waar men sterk let op de bouwvoorschriften. Deze bouwvoorschriften worden aangepast op de seismiciteit, en op de ondergrond waarop hele woonwijken worden gebouwd. Daardoor kan men de aardbevingsgevoeligheid van bepaalde woonwijken in dezelfde stad een ander voorschrift geven dan weer andere delen van de stad. Voorbeeld: San Francisco staat voor een deel op vaste rotsen en voor een deel op zandgrond. In grote lijnen zijn de voorschriften voor alle gebouwen standaard onderverdeeld in een code. Op de stadswijken die op vaste rotsen staan, vereisen deze codes een aantal aanpassingen die ervoor zorgen dat de gebouwen anders gaan reageren op de aardbevingsgolven. Dit komt omdat de golven zich in verschillende ge- albedo 9 steenten anders gedragen en dus weer andere uitwerkingen hebben op gebouwen dan bijvoorbeeld gebouwen op zandgrond. Het is zo dat de aardbevingsgolven in zandgrond over het algemeen worden versterkt, wat weer van andere invloed is op gebouwen, die weer op een andere manier versterkt moeten worden als de gebouwen op de rotsbodems. 7. Liquefactie Liquefactie treedt op tijdens aardbevingen in gebieden met een relatief hoge grondwaterstand en over het algemeen zandgrond. De intense golving van de Aarde, die wordt veroorzaakt door de aardbevingsgolven, mengen de klei en zanddelen met het aanwezige grondwater en vormen de klei en zandlagen om tot drijfzand. Dit kan zich over enorme gebieden uitstrekken, waardoor er schade optreedt aan de ondergrond. Het resultaat van liquefactie is gemakkelijk te herkennen aan allerhande verzakkingen die optreden en aan de zandvulkanen die je daarna kunt zien aan het Aardoppervlak. Deze zandvulkanen ontstaan wanneer er een mengsel van zand en water uit kleine openingen en scheuren in de Aardoppervlakte wordt geperst. Het zand komt uit hele diepe gedeelten van de Aarde en verspreidt zich over de oppervlakte zodra het naar boven spuit. Isoseistenkaart van Nederland en omgeving (te verwachten intensiteiten) Zandvulkanen hebben overigens niets met echte vulkanen te maken. het is een gevolg van liquefactie. Door liquefactie kunnen overigens ook gebouwen gaan reageren als schepen op woelig water en kunnen daardoor ook kapseizen, of in de bodem wegzakken zoals dat van drijfzand bekend is. Het is een van de zeldzaamste, maar ook een van de meest gevaarlijke fenomenen die op kunnen treden bij zware aardbevingen. 8. Hypocentrum, Epicentrum De reden dat ik deze twee termen in een adem noem, is omdat ze zoveel met elkaar te maken hebben en omdat de uitleg simpel is. Het hypocentrum is de plaats in de grond op het breukvlak waar de aardbeving ontstaat, daar waar de breuk dus gaat verschuiven. Het Epicentrum is de plaats aan het oppervlak die precies 90° boven het hypocentrum ligt, en daar waar de golven aan het oppervlak komen, waar de uitwerking van de aardbeving het sterkst is. 9. Isoseismen Isoseismen zijn hetzelfde principe als Isobaren op de weerkaart. Het zijn lijnen van gelijke intensiteit. In het midden is de intensiteit het hoogste en naar buiten uit wordt het steeds kleiner, waarbij er verschillende grensgebieden zijn voor verschillende uitwerkingen van een aardbeving. Hierdoor is vast te stellen over welk gebied in totaal de aardbeving te voelen was en in welke gebieden verschillende effecten van de aardbeving vast te stellen waren en met wel- ke intensiteit. Het totale gebied waarin de aardbeving haar uitwerkingen had, heet dan het macroseismisch gebied. Het gaat hierbij niet om het totale gebied waar de aardbeving geregistreerd is, - want dat kan de hele aardbol zijn-, maar over het totale gebied waarin directe effecten van een aardbeving merkbaar zijn, zoals het golven van oppervlaktewater ed. 10. Haardmechanisme Het haardmechanisme, of breukmechanisme omschrijft het hele mechanisme van de breuk op het moment van verschuiving. Dit wordt weergegeven in een driedimensionale bol. De laterale verplaatsing van de golven vanuit het hypocentrum aardbevingshaard. of Dit gaat gepaard met druk en rekbewegingen onder bepaalde hoeken. de hoek van de breuk, strike, de diepte van de haard, dip en de hoek van de verplaatsing van verschillende golven, rake. Als we al deze bewegingen bij elkaar in een bol tekenen op een assenstelsel, dan krijgen we een goed idee van de druk en rekbewegingen die ontstonden op het moment dat de breuk verschoof en ook in w el k e r ichting dat de d r u k resp. de rekbewegi ngen zich ver- Isoseismale kaart voor de aardbeving van 1992 te Roermond albedo 10 plaatsten. De sterrenhemel in december Dinsdag, 1 december. Begin van de weerkundige winter. Donderdag, 3 december. De Maan in conjunctie met Tauri. In Azië, Japan en Noord-Amerika is en bedekking van Aldebaran zichtbaar. Om 17.3 uur is een overgang van Io over Jupiter. De schaduw volgt van 19.13 tot 21.26 uur. Vrijdag, 4 december. Om 18.57 uur wordt Europa(satelliet III) weer zichtbaar aan de oostelijke rand van Jupiter. Maar onmiddellijk daarna verdwijnt de maan weer in de schaduw van de planeet. Dit is iets voor de geoefende waarnemer. De herhaling is op 11 december voor het geval het de vierde bewolkt is. Vrijdag/zaterdag, 4/5 december. In de vroege ochtend (om 4.51 uur) wordt een ster door de maan bedekt. De Maan is dan voor 97% verlicht. De bedekking is rakend in Roermond !! Er is wel een middelgrote telescoop nodig om dit te kunnen zien. Zaterdag, 5 december. Titan bereikt zijn grootste westelijke elongatie ten opzichte van Saturnus. Zondag, 6 december. Om 18.59 respectieveljk 22.04 uur kunnen we met een telescoop het begin en het einde van de verduistering va de maan Ganymedes van Jupiter observeren. Voor het geval Sinterklaas niets heeft gebracht een mooie gelegenheid eens een hele avond buiten te staan kleumen. Zondag/maandag, 6/7 december. Een dubbele rakende sterbedekking. Om 02.47 uur wordt een ster van magnitude 5,1 bedekt. Nagenoeg dezelfde tijd wordt ook een ster van magnitude 6,0 bedekt. De bedekkingen zijn voor ons Limburgers niet rakend maar volledig. Woensdag, 9 december. Om 7 uur is de Maan in conjunctie met de ster Regulus. In Florida en Cuba o.a. is een bedekking waarneembaar. Wij moeten het doen met een nauwe samenstand. Donderdag, 10 december. Van 19.48-22.03 uur zien we de overgang van Io voorlangs Jupiter. Van 21.09-23.22 uur ook de schaduw van deze vulkanische maan. Vrijdag, 11 december. Zie 4 december. Het schouwspel begint om 20.35 ur. Vrijdag/zaterdag, 11/12 december. We vinden de Maan 1° ten noorden van Mars. Dit is om 9 uur ’s ochtends. Bekijk dit dus enkele uurtjes eerder, als het nog donker is. Zondag, 13 december. ’s Avonds zien we de maan in de buurt van de heldere ster Spica staan. Van 17.27-20.45 uur wordt de maan Ganymedes door Jupiter bedekt. Titan is in zijn grootste oostelijke elongatie ten opzicht van Saturnus en is gemakkelijk waarneembaar. Zondag/maandag, 13/14 december. De Geminiden bereiken hun hoogste activiteit. De omstandigheden zijn gunstig. De radiant staat al vroeg in de nacht hoog aan de hemel en de maan komt pas ver na middernacht op. Dinsdag, 15 december. Met een kleine telescoop vinden we de vier grootste manen ten oosten van Jupiter. Dinsdag/woensdag, 15/16 december. In de ochtend van de 16e wordt de ster Librae door de maan bedekt. De maan is slechts 6% verlicht. De intrede gebeurt om 7.19 uur en de uittrede, aan de onalbedo 11 verlichte maanrand om 8.33 uur. Dit gebeurt kort voor zonsopkomst Met een grote telescoop is het wellicht zichtbaar. Zaterdag/zondag, 19/20 december. Van 17.34-18.47 is de schaduwovergang van Io zichtbaar. Om 05.00 uur (20 december) bereikt Mercurius zijn grootste westelijke elongatie ten opzichte van de Zon. De planeet kan gedurende een aantal weken ’s ochtends kort voor zonsopkomst gevonden worden n het zuidwesten. Dinsdag/woensdag, 22/23 december. Deze nacht is het maximum van de meteorenzwem der Ursiden. Met een beetje mazzel zien we een tiental meteoren per uur. Vrijdag, 25 december. Op eerste Kerstdag is de Maan in conjunctie met Jupiter. Dit gebeurt om 12.00 uur dus blijf rustig aan tafel liggen. Waarnemers in Nieuw-Zeeland en de Zuidpool zien een bedekking van Jupiter door de Maan. Zaterdag, 26 december. 18.1220.26 uur. E kunnen de overgang van Io vorlags Jupiter waarnemen. De schaduw volgt tussen 19.31 en 21.43 uur. Maandag, 28 december. Om 19.05 uur bedekt de Maan Ceti (4,3). Om 21.52 uur wordt de ster 5 Tau door de maan bedekt. Ook kunnen we deze avond de vier helderste manen ten westen van Jupiter zien staan. Woensdag/Donderdag, 30/31 december. De Maan bedekt verschillende sterren van de open sterrenhoop de Hyaden. Zie de Sterrengids voor exacte tijdstippen. Er worden vijf sterretjes bedekt. Recept van maître Joseph. ( voor 4 personen) in opdracht van de VSML. Donderdag, 31 december. Vuurwerk. Namens bestuur en redactie een zeer goed en veilig uiteinde en een gezond 1999. Oculairen à la bonne femme. Ingrediënten: - 5kg oculairen liefst vers gevangen. - 1 kapotte paus op juiste wijze geëlektrocuteerd (minstens 10000 volt bij een spanning van 100 ampère) - 3 Grote Krotten. - 1 betonmolen van Boels minimaal 200 toeren per min. aangestuurd door een Pentium PC - 1 zonnefilter - 2 blikjes meteoriet op eigen sap. - 2 oude schoonmoeders (liefst levend maar dood kan ook) - 1 liter. Natte Droom M51 - 500 gram gespleten lenzen - Een groot vuur gestookt met vouwwagen doek en droog Zuid Balinees tropenhout. - Grote ketel en frituurpan. Bereiding: We smelten de kapotte Paus au bain marie, daarvoor gebruikt men een hele grote ketel met glazen kom. De oculairen wassen in de bezinkput en daarna drogen in de oven. De 3 krotten versnipperen en vergruizen met een apothekersvijzel. De 2 oude schoonmoeders eerst stenigen en wurgen, daarna met voorverwarmde olie langzaam laten fruiten in een grote bakpan boven het vuur. Deze schoonmoeder pas aan het einde toevoegen. De meteoriet laten uitlekken in een vergiet- me- niet. Het zonnefilter even frituren. Dit alles gooien we in de betonmolen en laten draaien op maximumsnelheid. Voor de romigheid voegen we de natte droom toe, nadat de betonmolen 1 min. gedraaid heeft. Dit laten we een kwartiertje draaien en daarna gaat de beton- albedo 12 molen op het open vuur voor te laten garen en voor de fijne barbecue smaak. Dit laten we een kwartier koken tot het heerlijk op smaak is en vlak voor het einde voegen we de schoonmoeder toe (indien de schoonmoeder wat taai is en moeilijk het rijk der levenden verlaat eerst vierendelen en daarna marineren). We dienen het op een bord op en garneren het geheel met de gespleten lenzen en het zonnefilter gebruiken we vooral als we met kerst in Australië zitten. Smakelijk eten Joost Wetzels. Naschrift Redactie: Op het eerste oog een zeer merkwaardig recept waarvan men zich zal afvragen wat de relatie is het sterrenkunde en of derelijke inzendingen eigenlijk niet door de redactie moeten worden geweigerd. Echter, de leden die regelmatig de zaterdagavondbijeenkomsten bijwonen (en dat aantal is het laatste half jaar sterk groeiende) zullen de strekking van dit merkwaardige recept begrijpen en er wellicht ook nog de humor van kunnen inzien. Het is absoluut niet de bedoeling om iemand te beledigen. (sterker nog: we verwachten van de persoon in kwestie een gepaste reactie !) In de kijker…. de dubbele sterrenhoop in Perseus. Rond deze tijd van het jaar kunnen we genieten van een breed scala aan zeer interessante objecten aan de avond- en nachtelijke hemel. Dit maal richten we in het bijzonder onze blik naar de open sterrenhopen. Veel van onze leden hebben voor zover mij bekend nog nooit echt naar deze sterrenverzamelingen gekeken. Nu de grote telescoop volledig inzetbaar is, zullen die sterrenhopen een van de eerste objecten op de waarnemingslijst gaan vormen. Ofschoon ze natuurlijk minder spectaculair zijn dan objecten zoals de Orionnevel, bieden ze toch een schitterende aanblik onder goede omstandigheden. De meeste mensen staan er niet bij stil dat een aantal van deze sterrenhopen uitstekend waar te nemen zijn met wat bescheidener apparatuur. Daarbij denk ik met name aan de bezitters van een verrekijker. Je hebt niet altijd een grote, dure telescoop nodig. Een klein sterrenkaartje, een gemakkelijke ligstoel en een verrekijker zijn vaak voldoende. In het gebied tussen het zenit, de zuidelijke en de oostelijke horizon, kun je een aantal van de mooiste en bekendste hopen aantreffen. Alle bieden zonder meer een fraaie aanblik. Ze bevinden zich ook allemaal in een zeer sterrijke omgeving: in of direct naast de Melkwegband. Bij een van de geplande bijeenkomsten met betrekking tot praktische sterrenkunde, komen we hier nog op terug. Enkele van de best waarneembare objecten voor de verrekijker zijn: de Pleiaden en de Hyaden in de Stier; M36, M37 en M38 in de Voerman; M35 in de Foto 1b. Uitvergroot deel uit foto 1a. Let ook op het zeer opvallende staartje van heldere sterren. Dit lijkt erg veel op het soortgelijke staartje van de Pleiaden. Tweelingen en last but not least: de dubbele sterrenhoop in Perseus. De beide sterrenclusters waaruit deze laatste bestaat, worden in de atlas ook wel aangeduid met NGC 869 en NGC 884. Het zijn twee sterrengroepen die zich midden in de Melkwegband bevinden. Ze zijn vrij makkelijk te vinden. Zoek de "W" van Cassiopeia. Trek een verbindingslijn tussen beide linkse sterren en neem als uitgangspunt het midden tussen deze beide sterren. Neem anderhalve keer de afstand tussen beide sterren vanuit het uitgangspunt haaks op de verbindingslijn, in de richting van Perseus (dus: richting horizon) en je hebt ze direct te pakken! Figuurlijk gesproken dan. Je ziet een flinke, langgerekte lichtplek in een zee van sterren. Onder goede omstandigheden zijn ze zelfs als een lichtplekje met het blote oog te zien. In onze grote telescoop zijn ze bij gebruik van de minst sterke vergroting allebei in beeld en bieden een overweldi- Foto 1a. Eigen opname (dia). De dubbele sterrenhoop zoals hij er in de verrekijker uit ziet. gende aanblik; net diamantjes. Sterkere vergrotingen laten slechts één van beiFoto 2a en 2b. Deze 2 kaartjes laten sterren in de beide componenten zien tot magnitude 16. de hopen of een gedeelte daarvan zien in het beeldveld. Ze zijn vrij groot van afmeting. Dat is ook de reden dat dit gebied aan de hemel zo geschikt is voor waarnemingen met behulp van een verrekijker. Rond 150 jaar v. C. was de dubbele sterrenhoop reeds bekend. Hipparchus en Ptolomeus maakten al melding van albedo 13 de groep. Deze werd gezien als een nevel of wolkachtige plek; een van de zes bekende nevels in die tijd. In een publicatie uit 1908 van I.S. Bailey is te lezen dat de totale cluster 30 boogminuten groot is. Hij telde ca. 400 sterren in NGC 869 en rond de 300 sterren in NGC 884 tot magnitude 12. In 1913 werd hun snelheid berekend op 40 km per seconde. Een aantal sterren in de cluster vertonen zeer scherpe spectraallijnen: het kenmerk van superreuzen. De cluster is mede daarom al tientallen jaren een van de meest bestudeerde objecten. De helderste van de reuzen heeft een absolute magnitude van –5.7 en een lichtkracht van 15.000 zonnen. Daarmee is de ster te vergelijken met Betelgeuze in stelsel naar buiten uitstrekt. We kunnen vervolgens onze Zon als vergelijkingsobject nemen. Op een afstand van 7.400 lichtjaar zou die er uit zien als een sterretje van magnitude 16.6. Deze helderheid zou in werkelijkheid echter nog moeten worden verminderd tot 18.2 omdat zich in de omgeving van de cluster nogal veel stofwolken bevinden die het sterlicht hinderen. Ofschoon beide componenten van de dubbele sterrenhoop vlak bij elkaar aan de hemel staan, blijken ze volgens recentere berekeningen toch nogal ver van elkaar verwijderd te zijn! NGC 884 staat in feite op zo’n 8.150 lichtjaar terwijl NGC 869 zich op 7.000 lichtjaar afstand bevindt. Uit studies blijkt verder dat ze resp. 11,5 en 6,4 miljoen jaar Foto 3. Eigen CCD-opname van de dubbele sterrenhoop. Orion. De reuzen verbranden hun brandstofvoorraad in een geweldig hoog tempo. De rode kleur van de superreuzen valt behoorlijk op in de telescoop. De afstand tot de Aarde is zeer groot. Men kan daardoor geen directe parallax waarnemen. Rond 1950 werd de afstand berekend op 7.400 lichtjaar. Dit komt redelijk overeen met de 8.000 lichtjaren die men reeds 25 jaar eerder had vastgesteld. Deze afstand wordt ook nog op een andere wijze gevonden, namelijk via de structuur van ons Melkwegstelsel. Onze Zon bevindt zich in een spiraalarm. De Perseus cluster lijkt de grens of, zoals je wilt, het begin te markeren van de volgende spiraalarm die zich vanuit het centrum van ons albedo 14 Foto 4. Eigen CCD-opname. Extreme close-up van de sterren in de kern van NGC 869. (Zie kaartje; het hier gefotografeerde gebied is aangegeven met de cirkel.) oud zijn. Daarmee is deze laatste een van de jongste sterrenhopen van zijn soort. Daarnaast bevindt zich rond deze hoop ook nog een andere, maar veel minder opvallende verzameling sterren die zich in totaliteit uitstrekt over een afstand van een kleine 1.000 lichtjaar. De verst verwijderde sterren lijken ongeveer halverwege te staan tot NGC 884. Toch zijn beide componenten niet met elkaar verbonden. Beide clusters hebben een diameter van 70 lichtjaar. De totale massa ligt zo rond de 5.000 zonsmassa’s. terwijl de totale lichtkracht 200.000 maal die van de Zon bedraagt. De dubbele sterrenhoop staat in deze tijd van het jaar rond 22.30 uur vrijwel in het zenit: het punt recht boven je hoofd. Daarmee staat hij voor ons op de meest gunstige positie aan de hemel. Het is een echte aanrader en niet alleen voor beginners! Endeavour koppelt eerste delen ruimtestation Amerikaanse astronauten aan boord van het ruimteveer Endeavour zijn er maandagmorgen 7 december in geslaagd de eerste twee onderdelen voor het internationale ruimtestation aan elkaar te koppelen. Om de koppeling te voltooien zullen zij de komende dagen een drietal lange ruimtewandelingen maken. De twee onderdelen worden dan verbonden door veertig kabels die nodig zijn voor de stroomvoorziening en de communicatie. Tevens worden aan de buitenkant een paar handvaten worden gemonteerd om toekomstige ruimtewandelingen te vergemakkelijken. Het eerste deel is van Russische afkomst. Het gaat om een energiemodule, Zarja genaamd, die half november vanaf een Russische basis is gelanceerd. Ik verwijs graag naar een artikel elders in deze Albedo waar de installatie van Zarja wordt besproken. Het tweede deel is een in de VS gebouwd koppelstuk. De Endeavour was zondag al in dezelfde baan gemanoeuvreerd als Zarja. De shuttle moest daarbij een uitwijkmanoeuvre maken om een botsing te voorkomen met een brokstuk van een begin november gelanceerde Amerikaanse raket. Eenmaal in de juiste baan werd Zarja met een robotarm van de spaceshuttle uit de ruimte geplukt, in het open laadruim van de spaceshuttle gedeponeerd en aan het koppelstuk vastgemaakt. Nadat de kabels zijn vastgemaakt zal het geheel met de robotarm weer terug in de ruimte worden geplaatst, in een baan op vierhonderd kilometer hoogte. Op die hoogte zal het rondjes om de aarde draaien totdat het derde onderdeel, de cruciale Russische service- en woonmodule, klaar is, vermoedelijk juli volgend jaar. Als er daarboven weer wat te koppelen valt, laat ik het wel even weten. Bron: de Volkskrant dinsdag 7 december 1998 bewerkt door M. J. Wiegant Zo ongeveer ziet het Internationale Space Station er uit als de eerste delen zijn gekoppeld. Nederlanders vinden nieuw melkwegstelsel Nederlandse astronomen hebben in de directe omgeving van onze eigen melkweg een groot, tot nu toe over het hoofd gezien melkwegstelsel ontdekt. De ontdekking komt als een verrassing omdat het niet verstopt ligt achter de dikke stofband in de melkweg die het zicht op bepaalde delen van het heelal verduistert, maar achter een veel minder stoffig deel van ons melkwegstelsel. De waarnemingen die tot de ontdekking leidden, werden gedaan met de 25meter radiotelescoop in Dwingeloo. De astronomen Braun en Burton gebruikten deze telescoop voor het bestuderen van dichte wolken waterstof in de buurt van de melkweg. Uit berekeningen kon worden opgemaakt dat een van deze wolken anders bewoog. Nader onderzoek door astronomen in de Verenigde Staten leverde niet alleen een optisch plaatje van het nieuw ontdekte melkwegstelsel op, maar wees ook uit dat het om een groot, spiraalvormig exemplaar ging. Het nieuwe melkwegstelsel bevindt zich in het sterrenbeeld Cepheus en heeft daarom de naam Cepheus-1 gekregen. Het bestaat uit enorme hoeveelheden gas waaruit slechts zeer langzaam ster- albedo 15 ren geboren worden en behoort vanwege zijn lage oppervlakte-helderheid tot de zogenoemde LSB klasse. Cepheus-1 is ontdekt in een betrekkelijk leeg stukje hemel waarin slechts één ander groot melkwegstelsel bekend is. De meeste melkwegstelsels komen in groepen voor en benvloeden elkaar met hun zwaartekracht. Waarschijnlijk hebben de grootste zich kunnen ontwikkelen door kleinere exemplaren op te slokken. Onze melkweg en zijn meest nabije grote buurman, het Andromeda stelsel, liggen op botsingskoers en zullen over een paar miljard jaar voor een enorme kosmische ramp zorgen. LSB melkwegstelsels zoals Cepheus-1 bevinden zich in het algemeen in tamelijk lege stukken. Ze ondergaan daarom weinig invloed van buitenaf. Hierdoor wordt de vorming van sterren niet efficint op gang gebracht. In het geval van Cepheus-1 is de geringe hoeveelheid sterren de reden dat dit melkwegstelsel tot nu toe niet als zodanig herkend werd, hoewel het tot de grootste tien spiraalvormige stelsels aan de hemel behoort. Bron: De Telegraaf albedo 16 albedo 17