Sociaal economische gezondheidsverschillen

advertisement
Sociaal economische
gezondheidsverschillen
Gezondheidsmonitor 2012-2013
Factsheet nummer 2, december 2013
Waar gaat deze factsheet over?
De Volwassenenmonitor 19 t/m 64 jaar en de
Ouderenmonitor 65+ zijn eind 2012 onder ruim 23.000
inwoners van Zuidoost-Brabant uitgevoerd. Het
onderzoek brengt de gezondheidstoestand van de
bevolking in brede zin in beeld. In deze factsheet
worden de resultaten met betrekking tot sociaal
economische gezondheidsverschillen beschreven.
Mensen die zijn opgenomen in een zorginstelling en daken thuislozen zijn in dit onderzoek niet meegenomen.
Ten eerste worden factoren die bepalend zijn voor de
van sociaal economische status zoals de financiële- en
werksituatie en het opleidingsniveau besproken.
Vervolgens gaan we in op sociale uitsluiting en komt de
relatie tussen de sociale situatie en gezondheid, leefstijl,
participatie en eenzaamheid aan bod.
worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een
eenpersoonshuishouden. In 2012 is het modale inkomen
in Nederland € 22.000 netto per jaar.
Laag inkomen vooral onder jongeren
Eén op de zeven 19- tot en met 64-jarigen heeft
maximaal € 15.200 per jaar te besteden. Het zijn vooral
jongeren tot 25 jaar die behoren tot deze groep. In het
rapport Armoedesignalement 2013 van het SCP en CBS
wordt de armoedegrens onder andere aangeduid aan de
hand van het basisbehoeftencriterium: variërend van €
11.425 netto per jaar voor een alleenstaande jonger dan
65 jaar tot € 21.500 voor een paar met 2 kinderen.
Facts:
14% van de volwassenen heeft een huishoud
inkomen te besteden van maximaal € 15.200 per
jaar en 22% van de ouderen heeft alleen AOW
22% van de volwassenen en 12% van de
ouderen heeft moeite om rond te komen
Van de volwassenen in Eindhoven en Helmond is
7% sociaal uitgesloten. In de dorpen is dit lager:
gemiddeld 2%
Sociale achterstand vergroot de kans op een
slechtere gezondheid
Vrijwel alle sociaal uitgesloten volwassenen zijn
eenzaam
Financiële- en werksituatie van 19- tot
en met 64-jarigen
Bijna de helft van de volwassenen heeft maximaal
€ 24.200 per jaar te besteden
Achtenveertig procent van de volwassenen in de regio
Zuidoost-Brabant heeft een besteedbaar huishoudinkomen van maximaal € 24.200 per jaar. Dit inkomen
is gestandaardiseerd, ofwel gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Zo
www.GGDgezondheidsatlas.nl
Bijna een kwart van de volwassenen heeft geen
inkomen uit werk…
De grote meerderheid van de volwassenen heeft betaald
werk, maar bijna een kwart (22%) is werkloos,
arbeidsongeschikt, huisman of -vrouw, volgt onderwijs
of heeft een bijstandsuitkering. Deze groep is met 43%
het grootst onder de 55- tot en met 64-jarigen. Ook
meer vrouwen (27%), mensen met ten hoogste een LBO
opleiding (36%) en niet-westers allochtonen (37%)
behoren tot deze groep. Vanzelfsprekend hebben zij ook
vaker een laag inkomen.
… en veel van hen hebben moeite met rondkomen
Van alle volwassenen heeft bijna een kwart (22%)
moeite om rond te komen. Zestien procent geeft aan
onvoldoende geld te hebben om lidmaatschap van een
sportclub of een vereniging te kunnen betalen. Zeven
procent slaat bezoeken aan familie of vrienden over
vanwege financiële problemen en 4% kan het huis niet
goed verwarmen. Ruim een derde van de 19- tot en met
64-jarigen zonder inkomen uit werk, heeft moeite met
rondkomen.
Groeiend aantal volwassenen dat moeite heeft om
rond te komen
Door de langaanhoudende financiële crisis is het voor
steeds meer mensen moeilijk om rond te komen van
hun inkomsten. In 2009 gaf 20% van de 19- tot en met
64-jarigen aan hier moeite mee te hebben, nu is dat
22%.
Financiële situatie van 65-plussers
Figuur 1: Financiële situatie van
ouderen naar gemeente (2012)
Waalre
Nuenen c.a.
Son en Breugel
Geldrop-Mierlo
Veldhoven
Eindhoven
Eersel
Heeze-Leende
Best
Helmond
Valkenswaard
Cranendonck
Bergeijk
Bladel
Reusel-De Mierden
Deurne
Oirschot
Someren
Asten
Gemert-Bakel
Laarbeek
%
0
10
20
30
Relatief groot deel van de volwassenen is hoog
opgeleid
Ruim een derde (36%) van de 19- tot en met 64-jarigen
heeft een HBO of universitaire opleiding afgerond.
Vooral mannen en volwassenen in de leeftijd 25 tot en
met 39 jaar hebben een hogere opleiding. Gemiddeld in
Nederland is 32% van de beroepsbevolking
hoogopgeleid.
Weinig volwassenen hebben geen voortgezet
onderwijs gevolgd
Slechts 4% van de volwassenen heeft alleen lager
onderwijs gevolgd. Invoering van de leerplichtwet in
1969 heeft hiertoe bijgedragen. Ongeveer een kwart
van de volwassenen heeft ten hoogste een LBO
opleiding afgerond. Deze twee groepen samen worden
gezien als laag opgeleiden.
Het grootste deel van de ouderen heeft ten
hoogste LBO niveau
In totaal heeft 17% van de 65-plussers geen opleiding
of alleen lagere school gevolgd. Zij worden gerekend tot
de groep met relatief een lage opleiding. Aangezien
studeren in het verleden niet vanzelfsprekend was, is de
groep met een hoge opleiding met 18% relatief klein.
Ruim 60% van de ouderen heeft ten hoogste een LBO
opleiding gevolgd.
40
Heeft (enige tot grote) moeite met rondkomen
Ontvangt alleen AOW
Eén op de tien ouderen heeft minder dan € 15.200
per jaar te besteden
De financiële situatie van ouderen is afhankelijk van het
opgebouwde pensioen, eigen vermogen en het
ontvangen van een (aanvullende) AOW uitkering. Tien
procent van de 65-plussers in Zuidoost-Brabant heeft
een laag inkomen: een besteedbaar huishoudinkomen
van maximaal € 15.200 per jaar. Negenentwintig
procent van hen heeft moeite om rond te komen van dat
geld. Tweeëntwintig procent van de ouderen moet
rondkomen van alleen AOW, 28% van hen heeft daar
moeite mee. Tussen de gemeenten verschillen deze
groepen in grootte, zie figuur 1.
www.GGDgezondheidsatlas.nl
Opleidingsniveau
Sociale uitsluiting
Na de politieke acceptatie van armoede als een
beleidsprobleem, is de aandacht voor de ‘onderkant van
de samenleving’ verbreed naar het probleem van sociale
uitsluiting. Het CBS is in 2004 in samenwerking met het
SCP gestart om voor sociale uitsluiting een
meetinstrument te ontwikkelen, de Sociale Uitsluiting
Index (SUI).
Bij het bepalen van de SUI worden vier dimensies
meegenomen:
Sociale participatie (onvoldoende deelname aan
formele en informele sociale netwerken en sociaal
isolement)
Normatieve integratie (refereert naar het naleven van
centrale normen en waarden van de Nederlandse
samenleving)
Materiële deprivatie (meet in hoeverre huishoudens
over voldoende financiële middelen beschikken om de
in Nederland gangbare goederen en diensten te
betalen)
Sociale grondrechten (bestrijkt een divers aantal
grondrechten waaronder een goede woning en
medische zorg)
Sociale participatie
Bijna een kwart heeft weinig contacten in de buurt
Vijf procent van de volwassenen in Zuidoost-Brabant
heeft volgens deze vragenlijst een beperkte sociale
participatie. Zo blijkt uit de gegevens dat 22% van de
mensen minder dan 2 keer per maand contact heeft met
buren of mensen uit de straat en dat 10% onvoldoende
mensen heeft waarmee men zich verbonden voelt.
Is matig tot sterk sociaal uitgesloten
Vooral stedelingen zijn sociaal uitgesloten
Volgens de SUI is 5% van de Zuidoost-Brabantse
volwassen bevolking matig tot sterk sociaal uitgesloten.
In Eindhoven en Helmond zijn beduidend meer mensen
sociaal uitgesloten dan in de omliggende dorpen, zie
figuur 2. Het gaat om ruim 10.500 volwassenen in
Eindhoven en 3.500 in Helmond.
Figuur 2: Sociale uitsluiting bij
volwassenen naar gemeente
(2012)
Eindhoven
Helmond
Valkenswaard
Geldrop-Mierlo
Veldhoven
Eersel
Bergeijk
Gemert-Bakel
Asten
Best
Nuenen
Someren
Deurne
Son en Breugel
Reusel-De Mierden
Bladel
Waalre
Laarbeek
Oirschot
Heeze-Leende
Cranendonck
0
2
4
6
Normatieve integratie
Eén op de acht voelt zich wel eens gediscrimineerd
Leven volgens de geldende normen en waarden in
Nederland is belangrijk. Voorbeelden hiervan zijn: geld
geven aan goede doelen, af en toe iets doen voor de
buren en glas naar de glasbak brengen. Ook arbeidsethos is een onderdeel van normatieve integratie. Zo
vindt 42% van de mensen werken slechts een manier
om geld te verdienen. Twaalf procent is cultureel
uitgesloten doordat men zich wel eens gediscrimineerd
voelt. Deze items bij elkaar genomen maakt dat 5% een
tekort aan normatieve integratie heeft.
Materiële deprivatie
8
%
Leeftijd en geslacht geen risicofactoren voor
sociale uitsluiting
Naast urbanisatiegraad, wordt de mate van sociale
uitsluiting mede bepaald door opleiding, inkomen,
etniciteit en gezinssituatie. Vooral onder niet-westers
allochtonen is het percentage dat sociaal uitgesloten is
hoog, namelijk 19%. Van de mensen met maximaal €
15.200 als besteedbaar inkomen is 15% sociaal
uitgesloten, van degenen met een lage opleiding is dat
8%. Onder de ouderen is deze vragenlijst niet
afgenomen en hebben we geen duidelijk beeld van de
grootte van de groep.
www.GGDgezondheidsatlas.nl
Onvoldoende geld vaak grote belemmering
Vijf procent van de 19- tot en met 64-jarigen is
materieel gedepriveerd. Eén op de vijf is niet in staat
om een onverwachte uitgave van 1000 euro te betalen
en 16% heeft onvoldoende geld om lidmaatschap van
een sportclub of vereniging te betalen. Eén op de 14
heeft onvoldoende geld om bij vrienden of familie op
bezoek te gaan.
Sociale grondrechten
Ook onvoldoende toegang tot sociale grondrechten is onderdeel van sociale uitsluiting
Tot slot is er sprake van sociale uitsluiting wanneer een
individu onvoldoende toegang heeft tot basale sociale
rechten, zoals gezondheidszorg, bijvoorbeeld vanwege
wachtlijsten en/of financiële drempels. Maar ook een
beperking in de leefbaarheid van de woonomgeving is
een vorm van onvoldoende toegang tot sociale
grondrechten. Vier procent van de volwassenen is
uitgesloten op dit aspect van sociale uitsluiting.
uitgesloten volwassenen en die met een laag inkomen
vaker soft- en harddrugs gebruikt.
Sociaal economische gezondheidsverschillen
Sociale uitsluiting, laag inkomen en lage opleiding
hangen samen met minder goede gezondheid
Volwassenen die sociaal uitgesloten zijn beoordelen hun
eigen gezondheid vaker als ‘gaat wel’ tot ‘slecht’. Ook
hebben zij meer chronische aandoeningen, en voelen
zich daardoor vaker beperkt in hun functioneren.
Bovendien voelen zij zich vaker psychisch ongezond en
zijn ze vaker niet (zo) gelukkig. Dit geldt ook voor
mensen met een laag inkomen en een lage opleiding,
hetzij in mindere mate, zie figuur 3. Veel mensen die
laag opgeleid zijn en/of een laag inkomen hebben, zijn
ook sociaal uitgesloten. Bij ouderen met een lagere
sociaal economische status zien we hetzelfde beeld.
Figuur 3: Gezondheid naar sociale
situatie bij volwassenen (2012)
Ervaart eigen gezondheid als
'gaat wel' tot 'zeer slecht'
Heeft minimaal 1 chronische
aandoening
Ook maatschappelijke en sociale participatie blijft
achter
Mee kunnen doen in de samenleving is van groot belang
en dit wordt steeds belangrijker. Alhoewel maatschappelijke participatie in de vorm van het verrichten van
vrijwilligerswerk toeneemt onder volwassenen en
ouderen, blijft het aantal vrijwilligers onder mensen met
een lage sociaal economische status achter. Terwijl 28%
van de 19- tot en met 64-jarigen vrijwillig actief is, is dit
bij de lage inkomens 24% en bij de laagopgeleiden
21%. Bij de groep sociaal uitgesloten volwassenen is dit
slechts 18%. Deze groepen zijn ook minder vaak sociaal
actief in het verenigingsleven. Bij de ouderen is
hetzelfde beeld zichtbaar.
Ook eenzaamheid is een groter probleem
Eén op de elf volwassenen en ouderen in ZuidoostBrabant voelt zich (zeer) ernstig eenzaam. De groep is
groter onder de mensen met een lage sociaal
economische status, maar met name onder de mensen
die sociaal uitgesloten zijn, is eenzaamheid een groot
probleem. Vrijwel iedereen (95%) is eenzaam en het
merendeel (59%) in (zeer) ernstige mate. Ruim de helft
van hen geeft aan niet veel mensen te hebben op wie ze
volledig kunnen vertrouwen en 38% heeft niet genoeg
mensen op wie ze kunnen terugvallen in geval van
narigheid.
Is beperkt in het
functioneren door
lichamelijke gezondheid
Is psychisch ongezond
Is niet (zo) gelukkig
% 0
Mensen met sociaal economische achterstand
ervaren ongunstige omgevingsfactoren
Sociale uitsluiting en lage sociaal economische status
hangen ook samen met het wonen in een ongunstige
fysieke en/of sociale omgeving. Zij beoordelen hun
woning en buurt vaker als onvoldoende, voelen zich
overdag vaker onveilig, zijn ontevreden over de
betrokkenheid in de buurt en voelen zich minder
verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt.
Wat doet de GGD met deze informatie?
Totale groep
20
40
60
Heeft laag inkomen
Is laag opgeleid
Is sociaal uitgesloten
80
Ongezonde gedragingen komen vaker voor bij
groepen met sociale achterstand
Ouderen in de regio Zuidoost-Brabant met een lage
sociaal economische status hebben op een aantal
punten een minder gezonde leefstijl dan mensen met
een hogere status. Ze roken vaker en voldoen minder
vaak aan de Nederlandse norm gezond bewegen en aan
de fitheidsnorm. Overgewicht en obesitas komt vaker
voor. Daarentegen drinken ouderen met geen of lage
opleiding en ouderen met een laag inkomen minder
alcohol en voldoen ze vaker aan de norm voor
aanvaardbaar alcoholgebruik.
Voor roken en alcoholgebruik geldt hetzelfde voor
volwassenen, en in sterkere mate voor de groep die
sociaal uitgesloten is. Bovendien heeft de groep sociaal
www.GGDgezondheidsatlas.nl
De gegevens uit dit onderzoek kunnen gebruikt worden
voor onderbouwing of aanpassing van het gezondheidsbeleid in uw gemeente. Maar ook voor andere
beleidsterreinen zoals de WMO en de transities. De GGD
ondersteunt daarbij en adviseert graag op maat hoe
thema’s binnen deze beleidsterreinen opgepakt kunnen
worden. De resultaten kunnen worden toegelicht in een
persoonlijk gesprek of in een presentatie en zijn te
raadplegen op de websites:
www.ggdgezondheidsatlas.nl
www.regionaalkompas.nl.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Daniëlle Brunenberg, onderzoeksfunctionaris,
Tel: 088 0031458, email: [email protected]
Marjolijn van Niekerk, adviseur Lokaal
Gezondheidsbeleid, Tel: 088 0031468, email:
[email protected]
Download