Practicum Hart. De uitwendige vorm van het hart Op uw tafel licht het hart van een varken. Dit is wat kleiner dan een mensenhart, maar verder zeer vergelijkbaar. Probeer, met behulp van de bijgevoegde plaatjes vast te stelllen wat de voorzijde (ventraal) en de achterzijde (dorsaal) is, en wat links en rechts is bij dit varkenshart. Let daarbijop de positie van de grote vaten (aorta, truncus pulmonalis, venae pulmonales, vena cava inferior en superior) , de boezems (atrium) en de kamers (ventrikel). De beide ventrikels (kamers) worden gescheiden door het ventrikelseptum (tussenschot). Aan de buitenkant van het hart is de positie van het septum te herkennen door twee groeven (sulci, enkelvoud sulcus). Deze groeven bevinden aan de voor- en achterkant en markeren de grens tussen de linker en rechter ventrikel. De groeven aan de voorkant heet de sulcus interventricularis anterior die aan de achterkant heet sulcus interventricularis posterior. Kunt u deze groeven identificeren aan het hart? Het identificeren van de sulci kost enige moeite omdat ze gevuld worden door bloedvaten, die ook nog eens in vet zijn ingebed. Daardoor lijkt de wand van het hart glad. Hoe heten de bloedvaten die in de interventriculaire groeven liggen? Analoog aan deze groeven tussen de kamers is er ook een groeve tussen de boezems enerzijds en de ventrikels anderzijds. Deze heet de sulcus coronarius (de kransgroeve). Het zal u niet verbazen dat hierin de kransslagaders (arteria coronaria) liggen. Bij de geplastineerde harten zijn de kransslagaders goed te zien. Zoek de arteria coronaria in de sulcus coronarius. Het arteriele bloed voor de hartspier wordt ook weer afgevoerd, dat gebeurt via de kransvenen. Die verzamelen zich in de sinus coronarius. Localiseer de sinus coronarius in een van de preparaten. Waar mondt de sinus coronarius in uit? Inwendige vorm van het hart Het hart bestaat uit verschillende weefselsoorten, te weten: Endocard: binnenste laag, bekleedt hartholtes Myocard: middelste laag en dikste gedeelte hartwand, motor van pompactie, spiervezels Epicard: buitenste laag van het hart, sereus vlies, tevens binnenste laag van het pericard (hartzakje). Topografie. Localiseer nu de beide ventrikels en beide atria. Vervolgens de Aorta, de truncus pulmonalis, de venae pulmonalis, de bovenste en onderste holle ader. (vena cava inferior en superior). De ventrikels De linker ventrikel (ventriculus sinister) bevat trabeculae carneae (vleesachtige trabekels), spierbalken die deel uitmaken van de ventrikelwand. Speciaal gevormde trabeculae, de papillairspieren (mm. papillares), zijn via peesdraden (chordae tendineae) verbonden met de twee slippen van de klep tussen linker atrium en -ventrikel (mitralisklep). De uitstroombaan in de richting van de aorta heeft een gladde wand en ligt dicht bij het septum. De spierwand van de linker ventrikel is ongeveer 3 maal zo dik als de rechter ventrikelwand. Duw de pincet (omgekeerd) via de aorta in de linker ventrikel en open de linker ventrikel, zo dat de atrioventriculaire kleppen zichtbaar worden. Bestudeer de binnenkant van de geopende linker ventrikel. Wat is de functie van de papillairspieren? Wanneer contraheren ze eigenlijk? De rechter ventrikel (ventriculus dexter) heeft in grote lijnen de de zelfde bouw als de linker ventrikel. Bijzonder is de trabecula septomarginalis, die een verbinding tussen septum en wand vormt. Er zijn papillairspieren die verbonden zijn met de drie slippen van de rechter AV-klep (tricuspidalisklep). De uitstroombaan gaat in de richting van de arteria pulmonalis en heeft een gladde wand. De wand van de rechter ventrikel is naar verhouding dun. Open de rechter ventrikel zoals u dat deed bij de linker ventrikel. Onderscheidt de DRIE slippen van de AV-klep rechts en de TWEE slippen van de AVklep links. Kunt u de trabecula septomarginalis vinden? Waar dient deze voor? De atria De wanden van de atria zijn veel dunner dan de wanden van de ventrikels omdat de weerstand die zij moeten overwinnen om het bloed naar de ventrikels te pompen laag is. De linker boezem (atrium sinistrum) is kleiner dan de rechter. In de wand zijn kleine spierbalkjes te zien (mm. pectinati). Bij de uitmondingen van de vv. (venae) pulmonales (meestal vier) is de wand glad. Het atrium loopt door in het linker hartoor (auriculus). En er is in tegenstelling tot het rechter atrium, geen scherpe afgrenzing te zien. De wand van de rechter boezem (atrium dextrum) is in het instroomgebied van de beide venae cava glad en elders ruw door kleine spierbalkjes (mm. pectinati). De grens tussen glad en ruw loopt t.h.v. de crista terminalis en de kleppen van de vena cava inferior en de sinus coronarius. Open vervolgens vanuit de ventrikels het linker en rechter atrium. Localiseer de genoemde structuren van bovenstaande plaatjes in het inwendige van het linker en het rechter atrium. Gebruik hierbij bovenstaande afbeeldingen als houvast. De hartkleppen In het hart bevinden zich verschillende soorten kleppen. De kleppen tussen atrium en ventrikel (valvae atrioventriculares (AV-kleppen, atrioventriculaire kleppen) liggen op de grens tussen atrium en ventrikel. Ze bestaan uit een dunne bindweefselplaat die geen bloedvaten bevat en die met endocard is bekleed. Mechanisch gezien werken deze kleppen als zeilen; door de bloedstroom bollen ze op. De taak van de kleppen is het verhinderen dat bij contractie van de ventrikels (ventrikelsystole) het bloed in de boezems terugstroomt. Linker AV-klep, mitralisklep (twee slippen = bicuspidalis). De voorste slip gaat over in aortawand. Vanwege de twee grote slippen word de klep, die qua vorm aan een mijter (’mitra’) doet denken, mitralisklep genoemd. De stand van de kleppen wordt gereguleerd door de mm. papillares (speciale vormsels van de trabeculae carneae). Deze zijn door peesdraden (chordae tendineae) dicht bij de vrije randen aan de slippen bevestigd, waardoor verhinderd wordt dat de kleppen bij kamercontractie in de boezem ‘doorslaan’ en dus niet goed kunnen sluiten. Rechter AV-klep, tricuspidalisklep (drie slippen = tricuspidalis). Ook hier wordt het doorslaan van de kleppen voorkomen door de mm. papillares. Verder bevinden zich aan het begin van de truncus pulmonalis en aorta de zogenoemde vaatkleppen. Drie ongeveer even grote, halvemaanvormige zakken vormen de pulmonalisklep (valva trunci pulmonales) en aortaklep (valva aortae). Ze bestaan net als de AV kleppen uit dun, met endocard bekleed bindweefsel. Mechanisch gezien werken deze kleppen als zakken (door de terugstortende bloedkolom puilen ze uit). Direct achter de aortaklep ontspringen de aa. coronariae dextra en sinistra. Open vervolgens vanuit de beide atria de uitstromende vaten, de truncus pulmonalis en de aorta. Bekijk de kleppen bij verschilende preparaten. Gebruik de onderstaande afbeeldingen en die op de volgende pagina als houvast. Atrioventriculaire kleppen; a) links, b) rechts Vaatkleppen; a) aortaklep, b) pulmonalisklep Een klein stukje embryologie Het atrium septum vormt de scheiding tussen het rechter- en linker atrium. In het rechteratrium is duidelijk de fossa ovalis (ovale holte) zichtbaar. De fossa ovalis is een overblijfsel van het foetale foramen ovale (ovale venster). In het linker atrium is soms de klep van het foramen ovale goed zichtbaar. Het foramen ovale is belangrijk voor een foetus in de baarmoeder. Deze opening in het atriumseptum zorgt voor een ‘shortcut’ van rechter atrium naar linker atrium, zodat niet al het bloed door de nog niet functionerende foetale longen hoeft te stromen. Dat de kleine circulatie op deze manier wordt omzeild is prima, de zuurstof voor de foetus wordt immers aangevoerd door de navelstreng, vanuit de placenta. Postnataal ontstaan er grote hemodynamische veranderingen in het hart. Door de sterke drukvermindering in de rechter boezem slaat een richel van het endocard in de linker boezem over het foramen ovale en sluit dit af (druk in linker atrium nu hoger dan in rechter). De plooi in die zo het atriumseptum ontstaat wordt fossa ovalis genoemd. Heeft u de fossa ovalis gevonden? Of misschien zelfs een foramen ovale met een klep? Coronair systeem Als continu werkend pomporgaan heeft het hart een hoge zuurstofbehoefte. Deze wordt gedekt door bloedtoevoer vanuit de kransslagaders, de coronairarteriën (aa. coronaria dextra (rechts) en sinistra (links)) die van een uitgebreid capillair netwerk zijn voorzien. De kransslagaders ontspringen direct boven de aortaklep uit kleine uitbochtingen van de aorta, de sinus aortae. De meestal iets grotere a. coronaria sinistra loopt achter de truncus pulmonalis langs en wordt verdeeld in de: Ramus (tak) circumflexus: loopt in de sulcus coronarius en anastomoseert met de a. coronaria dextra. R. interventricularis anterior: loopt in de sulcus interventricularis anterior naar de hartpunt (apex). De meestal kleinere a. coronaria dextra loop in de sulcus coronarius rechts om het hart naar de achterwand en vormt daar de r. interventricularis posterior. De hoofdtakken van de beide kransslagaders geven op hun beurt weer talrijke takken af. Zoek de oorsprong van de kransslagaders in de aorta. Beschrijf hun positie ten opzichte van de aortakleppen. Waarom is het ‘goed bedacht’ dat ze precies daar liggen? Door de grote zuurstofbehoeft van de hartspier levert gebrekkige doorstroming van een tak van een bloedvat al snel problemen op. De meest frequente oorzaak van gebrekkige doorstroming is atherosclerose, waarbij afzettingen in de vaatwand het vaatlumen vernauwen. Als de vermindering van het vaatkaliber een kritieke waarde overschrijdt, ontstaat een doorbloedinstekort dat gepaard gaat met pijn (zgn. angina pectoris), aanvankelijk alleen bij lichamelijke inspanning en later ook in rust. Deze pijn straalt vaak uit naar liker schouder en bovenarm. Wanneer als gevolg van het doorbloedingstekort hartweefsel afsterft (necrose) is er sprake van een hartinfarct. Bestudeer bij de geplastineerde harten het coronair systeem. Gebruik de afbeeldingen op de volgende pagina als leidraad. BONUS: Als bonus kunt u nog proberen het prikkelgeleidingssysteem te vinden. U kunt in ieder geval aangeven waar het moet lopen.Om het daad werkelijk te vinden is nogal lastig en vaak tevergeefs.