PRACTICUM: ANATOMIE EN FUNCTIE VAN HET HART INLEIDING De bouw en de functie van het hart zal worden bestudeerd door het ontleden van een schapen of varkenshart. Deze harten zijn vergelijkbaar met dat van de mens. VOORBEREIDING Bestudeer vooraf het hart aan de hand van het lesmateriaal. Neem indien noodzakelijk anatomieboeken ter hand INSTRUMENTARIUM Tijdens het practicum wordt de cursist voorzien van één hart per twee a drie cursisten. Verder liggen gereed: Handschoenen, een scalpel, een sonde, een prepareerschaar en een pincet. Het ontleden geschiedt in groepjes, vooraf gegaan door een korte instructie van de docent. Tijdens het practicum worden eventueel anatomische platen geprojecteerd en zijn anatomische modellen beschikbaar. OPDRACHT 1: ALGEMEEN Buitenzijde van het hart. Let op, bij deze opdracht wordt nog niet gesneden! Bestudeer de buitenzijde van het hart en zoek de volgende structuren op: 1. Rechter en linker atrium en de hartoren (auricula). Zoek craniaal van de ventrikels. 2. Oriënteer waar het atriumseptum gelegen is. (Zoek hiervoor naar de grote vaten) 3. Rechter en linker ventrikel. Neem het hart in de hand en "voel" de massa's van beide ventrikels. Welke ventrikel heeft de grootste massa? Tot welk ventrikel hoort de apex. 4. Oriënteer waar het ventrikelseptum gelegen is. (Zoek hiervoor naar de sulcus interventricularis anterior et posterior) 5. Aorta: ontspringt uit de linker ventrikel, kruist dorsaal de arteria pulmonalis en buigt dan naar links om. De aorta heeft een dikke stevige wand, die grote drukverschillen kan opvangen. De wand is elastisch! In de aorta bevinden zich kleppen. 6. Truncus pulmonales: ontspringt uit de rechter ventrikel en loopt naar links; spoedig splitst zij zich in linker en rechter arteria pulmonalis. Sondeer deze arteria en truncus pulmonalis. Ook hier bevinden zich kleppen (naam?) vlak boven de rechter ventrikel. 7 Venae pulmonalis: er zijn twee linker en twee rechter longaders; zij monden meestal afzonderlijk uit in het linker atrium. Soms komen ze vlakbij het linker atrium samen. Ze hebben geen kleppen vlakbij het linker atrium (slappe wand). 8 Vena cava superior en de vena cava inferior: monden uit in het rechter atrium. Er bevinden zich hier geen kleppen. 9. Sinus coronarius (wat is dit?): ligt in de sulcus coronarius en mondt uit in het rechter atrium. 10. Bestudeer de richting van de bloedstroomdoor het hart: waar komt het bloed het hart in en waar verlaat het bloed het hart. Bedenk dat het hart bij de mens in situ scheef in de borstkas ligt: De ventrikels liggen linksonder, de atria rechtsboven. Daarbij liggen de ventrikels onderling zodanig gedraaid, dat het rechter ventrikel grotendeels vooraan ligt en het linker ventrikel aan de achterzijde. OPDRACHT 2: CORONAIREN Bestudeer de cororairarteriën en zoek de volgende structuren op: 1 Zoek de truncus aortae, kijk hierin en probeer de ostia te identificeren van de coronair vaten (in de linker en rechter sinus van Valsala). Als dit niet of moeilijk lukt, knip dan de truncus aorta een heel klein stukje open. Spaar daarbij de kleppen en de uit de aorta ontspringende vaten. Waarom kunnen de coronairen slechts in diastolische fase van bloed worden voorzien? 2. Sondeer de a. coronaria sinistra, merk op dat deze arterie een korte hoofdstam heeft, ontdek de sulcus interventricilaris anterior (L.A.D.), en de ramus circumflexus in de sulcus coronarius. (spuit desnoods de vaten op met fysiologisch zout) Probeer met de sonde het verschil te ontdekken tussen arteriën en venen. 3. Sondeer de a. coronaria dextra, ontdek de sulcus interventricularis posterior. 4. Probeer te ontdekken of je te maken hebt met een vaatstelsel dat: evenwichtig is (linker en rechter coronair arterie zijn ongeveer even sterk ontwikkeld); rechtsdominant of linksdominant is. 5. Zoek de sinus coronarius op. Deze ligt in de sulcus coronarius en mondt uit in het rechter atrium. 6. Bestudeer de loop van de bloedstroom door het coronairsysteem. OPDRACHT 3: LINKER HARTHELFT Het linker atrium en het linker ventrikel, van binnen Met behulp van een staafje wordt een snede gemaakt, zodanig dat het linker atrium en ventrikel open komen te liggen: het staafje wordt door de aorta tot in de punt van het linker ventrikel gestoken. Omdat het staafje tegen de stroomrichting ingaat , moet je ervoor oppassen dat je de hartkleppen niet beschadigt. Maak de snede langs het staafje, midden over het linker hartoortje, zodat de ventrikel in twee gelijke delen wordt verdeeld. Spalk de snede open (de snede loopt dus van aortabasis naar de hartpunt). Bestudeer de onderstaande strukturen aan de linker binnenzijde van het hart: 1. Mitraalklep: dit is de atrio-ventrikulaire klep tussen het linker atrium en de linker ventrikel. Ze wordt ook wel de bicuspidaalklep genoemd. Uit hoeveel slippen bestaat de mitraalklep? Wat is de functie van dit kleppensysteem? 2. Chordae tendineae: d.m.v. deze peesachtige "draadjes" zijn de slippen van de atrioventrikulaire kleppen verbonden met de papillairspieren. Voel hoe stevig ze zijn. Wat zou de functie van deze chordae zijn? 3. Papillairspieren: deze spiertjes zorgen ervoor dat de chordae constant zijn aangespannen 4. Semilunaire kleppen: zitten aan de basis van de aorta. Hoeveel kleppen bevinden zich daar? Wat is de functie van deze kleppen? 5. Coronairarteriën: zij ontspringen uit de aorta net achter de semilunaire kleppen. Sondeer ze. Wat is de functie van deze vaten? 6. Venae pulmonales: monden uit in het linker atrium. Sondeer ze. 7. Sulcus coronarius: deze groeve heb je nu dwars doorgesneden. Hij bevindt zich precies op de grens tussen atria en ventrikels. In deze groeve liggen de sinus coronarius en een tak (ramus circumflexus) van de linker coronair arterie. 8. Annulus fibrosus: dit is een bindweefselplaat ter hoogte van de sulcus coronarius en scheidt de spierwand van de atria volledig van die van de ventrikels. Slechts de bundel van het prikkelgeleidingssysteem kruist de annulus fibrosus en brengt zo de prikkeloverdracht tot stand tussen de atria en de ventrikels. OPDRACHT 4: RECHTER HARTHELFT Het rechter atrium en rechter ventrikel, van binnen Men steekt een staafje door de vena cava superior tot in de punt van de rechter ventrikel. Langs dit staafje snijd je het rechter atrium en de rechter ventrikel open. Blijf ongeveer 1,5 cm van de sulcus interventrikularis en snijd evenwijdig aan deze sulcus tot ongeveer 1cm boven de hartpunt. Spalk ook deze snede open. Bestudeer onderstaande structuren aan de rechter binnenzijde van het hart: 1. Bekijk de wand van de rechter ventrikel en vergelijk deze met die van de linker ventrikel. Wat is het verschil tussen beide? Kun je dit verklaren? 2. Tricuspidaalklep: dit is de atrioventrikulaire klep tussen het rechter atrium en het rechter ventrikel. Uit hoeveel slippen (cuspis-cuspides) bestaat deze klep? 3. Truncus pulmonalis: de oorsprong van deze longslagader is te vinden achter de middelste slip van de tricuspidaalklep. Sondeer dit vat. Let hierbij op de drie semilunaire kleppen. 4. Snijd de truncus pulmonalis open. Spalk hem open en bekijk de 3 semilunaire kleppen (ligging, vorm en functie?). Bekijk de tricuspidaalklep nog eens. 5. Bestudeer de uitmonding van de vena cava superior en de vena cava inferior in het rechter atrium. Alleen de vena cava inferior heeft aan zijn uitmonding een soort sikkelvormige klep/rand. Deze heeft alleen in het foetale stadium een functie, namelijk het bloed in de richting van het foramen ovale leiden. 6. Fossa ovalis: groeve in het atriumseptum veroorzaakt door het foetale foramen ovale. Wat is de functie van het foramen ovale? * 7. Sinus coronarius: mondt uit in het rechter atrium vlak bij de "klep" van de vena cava inferior. Functie? * Toelichting: vóór de geboorte ademt de foetus niet en is er geen kleine circulatie. Zuurstof komt met de navelader het foetale lichaam binnen. Dit bloed komt in de vena cava inferior die uitmondt in de rechter boezem. Via een opening in deze boezem, het foramen ovale, komt het gemende bloed in de linker harthelft en vandaar in de grote circulatie. Figuur 2