Projectoproep Innovatie binnen de Sociale Economie 2013: Handleiding Context In de beleidsnota Sociale Economie 2009-2014 wordt innovatie in de sociale economie als een horizontale en verticale prioriteit vooropgesteld voor de komende legislatuur. Naast het investeren in extra duurzame jobs en de versterking van werkzekerheid voor kwetsbare mensen in Vlaanderen, werd de afgelopen jaren ook geïnvesteerd in innovatie voor en door de sociale economie. De prioriteit innovatie wordt in de beleidsnota 2009-2014 als volgt verwoord: “Innovatie versterkt de ambities van de sociale economie. Het is dan ook belangrijk om ruimte te bieden voor innovatie binnen de bestaande ondersteuningsstructuren. De voorbije en nog lopende projecten binnen het Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie bieden waardevolle ervaring en kennis. Geslaagde innovaties verdienen maximale navolging. Succesvolle innovatie gebeurt zelden toevallig, maar is meestal het resultaat van een proces waarin kennis, technologie en creatieve ideeën stapsgewijs omgezet worden in nieuwe producten of diensten. Optimale toegang tot en gebruik van het bestaande innovatieinstrumentarium is dan ook een must. Het is niet alleen een kans om innovatie in de sociale economie te versnellen, het maakt ook mooie synergieën tussen het beleid sociale economie en het innovatiebeleid mogelijk. Net door de kruisbestuivingen met andere actoren kan innovatie in producten, diensten en processen echte veranderingen teweeg brengen. Innovatie in de sociale economie stimuleren, vraagt een krachtige strategie voor de toekomst, die samen met de minister voor innovatie op punt wordt gesteld. Kernpunten zijn: samenwerkingsverbanden en netwerking tussen ondernemingen, innovatie op het gebied van materialen en productieprocessen, het aanboren van nieuwe markten, inspelen op investeringsprogramma’s, het multipliceren van goede sociale ondernemingsmodellen en de verdere ontwikkeling van een HR-beleid op maat van kansengroepen dat op uitdagingen anticipeert." Ook binnen het Werkgelegenheid- en Investeringsplan1 wordt innovatie in de sociale economie als actieterrein vooropgesteld. Samen met de sociale partners werden een aantal speerpunten en actieterreinen afgesproken om het beleid te versterken en zo de schokken op de arbeidsmarkt te dempen en werknemers, werkzoekenden en bedrijven sterker te maken. Eén van de actieterreinen is innovatie in de sociale economie. 1 Het Werkgelegenheids- en Investeringsplan (WIP) werd door de Vlaamse Regering op 18 december 2009 goedgekeurd in uitvoering van het regeerakkoord 2009-2014. Actieterrein sociale economie: “ de transitie en vernieuwing waarin de economie in het algemeen zich bevindt heeft ook zijn effecten op de sociale economie. Er zullen inspanningen nodig zijn om de sociale economie mee te laten evolueren om ze een volwaardige plaats te geven in de vernieuwende economie. Daarom zullen de sociale partners met de sectoren van de sociale economie onderzoeken waar er lacunes in de ondersteuning zijn en hoe deze moeten aangepakt worden.” Deze ambities worden in 2013 opnieuw vertaald in een innovatieoproep voor de organisaties en ondernemingen binnen de sociale economie om hen toe te laten duurzame en krachtige antwoorden te bieden op de uitdagingen van vandaag en morgen. Oproep Zoals gesteld in de beleidsnota zijn een aantal kernpunten essentieel in de visie op innovatie binnen de sociale economie in zijn globaliteit. In het kader van deze oproep zijn vooral de volgende elementen belangrijke uitgangspunten: samenwerkingsverbanden en netwerking tussen ondernemingen, innovatie op het gebied van materialen en productieprocessen, het aanboren van nieuwe markten. Gezien de principes van de sociale economie dienen innovatietrajecten tevens bij te dragen aan het beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen zoals die binnen duurzame ontwikkeling worden verwoord en te streven naar een integrale benadering van mens, maatschappij, milieu en economie. In het kader van deze oproep kunnen sociale economie organisaties een aanvraag indienen voor product-, dienst-, proces- of conceptinnovatie die gekoppeld moet zijn aan innovatie op vlak van de (structuur van de) organisatie en/of de arbeidsorganisatie (de wijze waarop het werk wordt georganiseerd) waarbij optimaal oog is voor het behoud van tewerkstelling en de kwaliteit van het werk. Projecten die zich louter richten op innovatie van de organisatie en/of arbeidsorganisatie komen niet in aanmerking. De looptijd bedraagt maximum 14 maanden en loopt van 1 december 2013 tot en met 31 januari 2015. Indien de vraag het aanbod overstijgt, zal er op basis van een aantal objectieve selectiecriteria een rangschikking gemaakt worden. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 2 De aanvraag 1. Wie kan intekenen? Deze projectoproep richt zich naar: 1. Beschutte werkplaatsen bepaald bij hoofdstuk XXVII van het decreet van 23 december 2005 tot begeleiding van de begroting 2006; 2. Sociale werkplaatsen bepaald bij het decreet van 14 juli 1998 inzake de sociale werkplaatsen; 3. De initiatieven betreffende de lokale diensteneconomie bepaald bij hoofdstuk II van het decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie; 4. De invoegbedrijven bepaald bij titel II van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie of de invoegbedrijven bepaald bij besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven; 5. De coöperatieve vennootschappen die overeenkomstig de wet van 20 juli 1955 zijn erkend door de Nationale Raad van de Coöperatie in zoverre zij de volgende principes onderschrijven: 1° bij het verwezenlijken van hun doelstellingen de realisatie van welbepaalde maatschappelijke meerwaarden en principes vooropstellen, meer bepaald: a. creatie en behoud van tewerkstelling, met aandacht voor de arbeidsmarktpositie van mensen uit de kansengroepen, emancipatie en integratie; b. duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijke productieprocessen en producten en integrale milieuzorg; c. voorrang van arbeid op kapitaal bij de verdeling van de opbrengsten waarbij de opbrengsten geen doel op zich vormen, maar een middel zijn om maatschappelijke doelstellingen te realiseren; d. democratische besluitvorming, waarbij betrokkenen worden gestimuleerd en de kans wordt geboden tot inspraak in het beleid en het beheer van de onderneming; e. maximale transparantie, onder meer op het vlak van het te voeren algemeen beleid, de financiën en de interne en externe relaties; f. kwaliteit van de relaties: bij externe relaties wordt gestreefd naar een win-win partnerschap waarbij de kosten en de baten gelijk worden verdeeld volgens gelijkwaardigheid en transparantie. Bij interne relaties gaat de aandacht naar de kansen op persoonlijke ontwikkeling, non-discriminatie en arbeidsvoorwaarden van het personeel; g. maatschappelijke inbedding, door in dialoog te treden met de lokale gemeenschap en niet-gouvernementele organisaties op het werkterrein, door netwerkvorming en samenwerking; 2° goederen en diensten produceren en leveren op de markt, die beantwoorden aan bestaande of toekomstige behoeften, waarbij wordt gestreefd naar continuïteit en rentabiliteit, en maximale efficiëntie van de inzet van de middelen. 6. De activiteitencoöperaties, bepaald bij de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III). 7. Een samenwerkingsverband afgesloten tussen één of meerdere van de hierboven vermelde organisaties (1 tot 6), al dan niet aangevuld met een niet vermelde organisatie (waaronder reguliere bedrijven, wetenschappelijke instellingen, koepelorganisaties, adviesbureaus, alternatieve financiers, startcentra,…). Het is vrij te bepalen welke organisatie aanvrager is van het project. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 3 2. Projectbeschrijving 2.1 Maatschappelijke uitdagingen zijn het vertrekpunt om innovatieve oplossingen te formuleren. Voor welke maatschappelijke uitdaging(en) ziet u uw organisatie geplaatst en zijn tevens de aanleiding om in tekenen op deze oproep tot innovatie? De Vlaamse overheid legde samen met de sociale partners en het georganiseerde middenveld de concrete uitdagingen voor Vlaanderen vast in het Pact 2020. U kan ze, ter inspiratie, raadplegen via de volgende link: http://www.vlaandereninactie.be/. 2.2 Projectbeschrijving Volgende elementen moeten minimaal aan bod komen: - identificatie van de klantendoelgroep; - analyse van het probleem: Op welke specifieke problemen zal het project zich richten, omschrijf de problematiek objectief met feiten en data; - beschrijf de algemene, specifieke en operationele doelstellingen; Voor alle doelstellingen moeten indicatoren worden geformuleerd die kwantitatief weergeven wat er mee wordt bedoeld en wat de streefwaarden zijn die men wenst te bereiken. De indicatoren moeten SMART (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch/Relevant en Tijdsgebonden) zijn. Het is van belang duidelijk aan te geven wat de te verwachten effecten zijn op vlak van tewerkstelling en de kwaliteit van het werk; - beschrijf de activiteiten die er voor moeten zorgen dat de operationele doelstellingen gehaald worden; - wat zijn de externe factoren die het bereiken van het doel kunnen beïnvloeden; - maak een tijdspad op nl. een planning met fases waarin de hoofd- en subactiviteiten, de middelen en de personeelsinzet die er aan verbonden zijn, zijn opgenomen; - geef aan op welk niveau(s) (organisatie, werkvorm, sociale economie, markt, maatschappij) en op welke manier de resultaten gevaloriseerd kunnen worden. 3. Innovatieve karakter Onder innovatie begrijpen we het tot stand brengen van een nieuw (of vernieuwend) product, proces, dienst of concept die een vernieuwing bij de organisatie vereist en waarbij het streefdoel een substantiële maatschappelijke en economische toegevoegde waarde is. Innovatie gaat verder dan het louter aanpassen van een product, dienst, proces of concept waarbij de wijziging zich beperkt tot de reeds aanwezige eigenschappen. Innovatie realiseert veranderingen door het toevoegen van nieuwe eigenschappen/functies of door een andere realisatie van functies. De innovatie dient nieuw te zijn voor de gebruiker of voor de markt. De activiteiten van kennisontwikkeling ten behoeve van deze innovatie komen voor subsidiëring in aanmerking. De vernieuwing en betrokken kennisontwikkeling kunnen zowel technologisch als niettechnologisch van aard zijn. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 4 De kennisontwikkeling kan door de organisatie zelf gebeuren (al dan niet gepaard gaand met het aantrekken van de passende competenties) en/of in samenwerking met anderen. 4. Samenwerkingsverbanden Het opzetten van samenwerkingsverbanden en netwerking tussen ondernemingen wordt aangemoedigd. U kan voor de uitvoering van het project beroep doen op: Partner(s): De partner(s) staat in voor een deel van de projectuitvoering en heeft hierbij een inhoudelijke baat, de rechten en de plichten van het partnerschap zijn schriftelijk vastgelegd; Een, door alle partners, ondertekende samenwerkingsovereenkomst dient aan de aanvraag te worden toegevoegd. Indien de aanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband waarbij de indiener geen van de 1 tot 6 categorieën is, dient expliciet te worden aangetoond dat de categorieën van organisaties (1 tot 6) zoals hierboven opgenomen onder rubriek ‘de aanvraag’, punt 1 ‘wie kan intekenen’ begunstigde zijn van de projectresultaten. Let op: een onderaannemer is geen partner. Een onderaannemer voert slechts een beperkte opdracht binnen het project uit en kan nooit de kernactiviteit overnemen. Deze organisatie heeft een financiële maar geen inhoudelijke baat bij het project. De uitgevoerde activiteiten binnen deze onderaanneming moeten wel een meerwaarde bieden aan het project. Bij een onderaanneming toont de promotor, aan de hand van het afgesloten contract, aan dat na consultatie van de markt de beste prijs/kwaliteit verhouding bekomen is. De wet op de overheidsopdrachten moet, indien van toepassing, nageleefd worden. De aanvrager blijft ten allen tijde op inhoudelijk en financieel vlak de eindverantwoordelijke van het project en het aanspreekpunt voor de financierende overheid. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 5 5. De financiering 5.1 Aard van de subsidie De subsidiëring valt onder de toepassing van de de-minimis-steun. Deze wordt geregeld door de Verordening van de Commissie (EG) 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun en is in voege sinds 1 januari 2007 (hierna Verordening genoemd). De Verordening is van toepassing op bedragen van staatssteun die van zo’n beperkte omvang zijn dat ze geen staatssteun vormen in de zin van artikel 87 (1) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Het totaalbedrag dat een bedrijf kan ontvangen als indirecte staatssteun is beperkt tot een plafond van 200.000 euro per drie jaar. De drie opeenvolgende jaren hebben een rollend karakter: voor elke steun toegekend onder de de‐minimisregel dient het bedrag bepaald te worden van de de‐minimissteun toegekend gedurende drie opeenvolgende kalender jaren (inclusief het lopende fiscale jaar). De de‐minimissteun mag niet gecumuleerd worden met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten, indien dat zou leiden tot overschrijding van de maximale steunhoeveelheid zoals vastgesteld in de diverse vrijstellingsverordeningen of in beschikkingen van de Europese Commissie. Alle overheidssteun moet worden opgeteld. Deze regeling is van toepassing op u als aanvrager en op eventuele partner(s). Om te kunnen nagaan of u en/of uw partner(s) in regel bent/zijn met de de-minimissteun vragen we een verklaring op eer waarin alle subsidies binnen het de-minimiskader die u in het lopende fiscale jaar en de 2 vorige jaren heeft ontvangen, worden aangegeven. Een standaardformulier wordt ter beschikking gesteld. 5.2 Subsidieerbare periode De subsidieerbare periode bedraagt maximum 14 maanden en loopt van 1 december 2013 tot en met 31 januari 2015. 5.3 Steunintensiteit Cofinanciering uit eigen of andere (publieke of private) middelen is verplicht. Organisaties dienen zelf minimaal 30% financiering in te brengen en hebben recht op maximaal 70% steun. De maximale steunintensiteit bedraagt 100.000 EUR. Uitzondering Organisaties die aantonen aan minimaal één van onderstaande voorwaarden te voldoen, dienen minimaal 15 % eigen/andere financiering in te brengen en hebben recht op maximaal 85% steun ten aanzien van de totale projectbegroting. De maximale steunintensiteit bedraagt 100.000 EUR. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 6 Voorwaarden: - OF het eigen vermogen is minder dan of gelijk aan 60 % van het totale vermogen van de organisatie (jaarrekening 2012); - OF het vlottend actief van de onderneming bedraagt maximaal 35 % van het totale actief van de organisatie (jaarrekening 2012) Belangrijk In de aanvraagfase wordt het maximale steunbedrag berekend op basis van de geraamde totale netto kosten van het project (namelijk de geraamde kosten van het project na aftrek van de geraamde klanteninkomsten). Het maximale steunbedrag dat wordt uitbetaald wordt berekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten na aftrek van de werkelijke klanteninkomsten, en na toepassing van de verplichte cofinanciering. 5.4 De begroting De begroting is een raming van de kosten en ontvangsten met betrekking tot het project. U dient een gedetailleerd overzicht op te maken waarbij elke kost en ontvangst afzonderlijk wordt opgenomen en, indien van toepassing, maakt u een onderscheid tussen eigen kosten en die van partners. 5.5 De subsidiabele kosten Enkel de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het project en gemaakt zijn binnen de looptijd ervan komen in aanmerking voor subsidiëring. De regelgeving inzake de BTW dient gerespecteerd te worden. Voor de BTW geldt het volgende basisprincipe: terugvorderbare BTW is niet subsidiabel en kan bijgevolg niet worden ingebracht. Dit geldt voor alle BTW die op welke manier dan ook kan worden teruggevorderd, dus ook wanneer zij niet daadwerkelijk door de begunstigde wordt teruggevorderd. Bij organisaties met een gemengd BTW-statuut betekent dit dat enkel dat deel van de BTW subsidiabel is dat niet kan worden teruggevorderd. Enkele concrete voorbeelden kunnen dit verduidelijken: een volledig BTW-plichtige kan de BTW niet inbrengen; een niet-BTW-plichtige kan de BTW volledig inbrengen; een instantie met een gemengd BTW-statuut die bijvoorbeeld een BTW-plicht van 8% heeft, kan de overige 13% van de in totaal 21% BTW in het dossier inbrengen. Belangrijk is ook dat instanties met een gemengd BTW-statuut duidelijk moeten aangeven en bewijzen welk deel van de BTW terugvorderbaar is. De subsidiabele kosten worden opgesplitst in de volgende rubrieken: 5.5.1 Loonkosten Enkel de loonkosten voor intern personeel kunnen worden ingebracht. Personeel is ‘intern’ indien hij/zij een arbeidsovereenkomst heeft bij de promotor en/of partner. Loonkosten die met andere subsidiemiddelen worden gefinancierd kunnen niet ingebracht worden. De loonkost van statutair overheidspersoneel is in het algemeen niet subsidiabel. Als het statutair overheidspersoneel gedetacheerd of ter beschikking wordt gesteld kan de loonkost Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 7 wel als publieke cofinanciering worden ingebracht. In het geval en als wordt aangetoond dat het statutair overheidspersoneel op de oorspronkelijke standplaats wordt vervangen door een contractueel personeelslid kan de loonkost van deze laatste pro rata worden ingebracht. Onder loonkosten wordt begrepen: - bruto vast maandloon; - werkgeversbijdrage RSZ; - bepaalde belastbare vergoedingen die onder het RSZ-stelsel vallen zoals eindejaarspremie of vakantiegeld; De eindejaarspremie moet uitbetaald worden tijdens de periode van tewerkstelling in het project, een versleuteling van de eindejaarspremie die werd uitbetaald buiten de tewerkstellingsperiode in het project wordt niet aanvaard. Voor bedienden wordt het enkel en dubbel vakantiegeld uitbetaald tijdens de periode van tewerkstelling in het project aanvaard. Een versleuteling van het vakantiegeld dat werd uitbetaald buiten de tewerkstellingsperiode in het project wordt niet aanvaard. Voor arbeiders komen volgende kosten in aanmerking: o voor het jaar 2013: de factuur die men tijdens de looptijd van het project ontvangt met betrekking tot één of meerdere personen ingezet in het project en betrekking hebbend op het saldo van de werkgeversbijdrage voor financiering van het vakantiegeld van de arbeiders, o voor het jaar 2014: een forfaitair bedrag ten belope van 10,26 % op de maandelijkse brutoloonkost van de personen ingezet in het project; - eventueel loonmatiging of een andere vorm van vrijwillige arbeidsduurvermindering; - extralegale voordelen indien ze opgenomen zijn in de CAO van het desbetreffende Paritair Comité of bij het ontbreken van een CAO opgenomen in een algemene collectieve bedrijfsovereenkomst; - woon-werkverkeer op basis van sociaal abonnement; - fietsvergoeding; - arbeidsongevallenverzekering; - kosten geneeskundig onderzoek; - kosten sociaal secretariaat. Ook vergoedingen voor vrijwilligers kunnen maximaal voor de wettelijk voorziene bedragen ingebracht worden. Benuttingspercentage: het percentage dat het intern personeelslid wordt ingezet in het project. Het benuttingspercentage kan berekend worden aan de hand van: aantal gewerkte uren/dagen voor het project / periode van toepassing (in aantal werkdagen voor een voltijds equivalent)* 100 Voorbeeld: Een persoon werkt volgens een arbeidsregime van 3/5, waarvan 1 dag per week gedurende 5 weken voor het innovatieproject = 5 dagen / 15 (= 5 weken *3 dagen per week) dagen = 33,33 per cent. Bijgevolg kan 33,33 per cent van de loonkost van deze persoon voor deze 5 weken ingebracht worden als loonkost. 5.5.2 Werkingskosten a. Kosten van investeringsgoederen Ten bedrage van maximaal 30% van de totale netto kosten van het project (namelijk de geraamde kosten van het project na aftrek van de geraamde klanteninkomsten) kunnen kosten (inclusief aankoop) met betrekking tot investeringsgoederen ingebracht worden. Deze goederen zijn niet verbonden aan de inzet van het personeel, maar gekoppeld aan de concrete product-, dienst-, proces- of conceptinnovatie. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 8 Ook hier geldt dat het bedrag dat wordt uitbetaald maximaal 30% bedraagt van de werkelijke netto kosten. Het onderscheid tussen ‘kosten investeringsgoederen’ en ‘andere werkingskosten’ wordt als volgt gemaakt: Investeringsgoederen zijn alle goederen waarvan de aanschaffingswaarde in principe niet meteen volledig wordt afgeboekt. De volledige aanschaffingswaarde is subsidiabel; u dient het volledige bedrag op te geven. In de rubriek ‘andere’ werkingskosten worden alle andere kosten opgenomen. b. Andere werkingskosten Rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruiksmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen, gereedschappen, werkkledij en onderaannemingen. c. Forfaitaire werkingskosten Deze kosten hebben ‘indirect’ betrekking op het project en zijn gerelateerd aan het intern personeel. Onder deze rubriek vallen onder andere de volgende kosten: huur, telefoon, kopieën, verwarming, onderhoud, directie, boekhoudkundig als administratief en coördinerend personeel, ICT ondersteuning en andere. Er wordt een forfait voorzien van maximum 5 225 EUR maal de som van de arbeidscoëfficiënten van de interne personeelsleden ingezet op het project. De arbeidscoëfficiënt voor een werknemers kan als volgt berekend worden: Aantal gewerkte uren/dagen voor het project / 220 dagen * 100 Wanneer het maximumbedrag wordt overschreden is er geen mogelijkheid om op basis van de werkelijke uitgaven kosten in surplus in te dienen. 5.6 De niet-subsidiabele kosten De volgende kosten worden expliciet uitgesloten: Kosten die geen rechtstreeks verband houden met het project; Niet-subsidiabele loonkosten: loonkosten die reeds gesubsidieerd worden; extralegale voordelen die niet zijn opgenomen in de CAO van het desbetreffende Paritair Comité of bij het ontbreken van een CAO die niet zijn opgenomen in een algemene collectieve bedrijfsovereenkomst; loonkosten voor statutair personeel in uitvoering van de normale taken; vakbondspremie; reserves of provisies bijvoorbeeld voor vakantiegeld en eindejaarspremie; zitpenningen; woon-werkverkeer met bedrijfswagen; ontslagvergoedingen. Niet-subsidiabele werkingskosten: kosten met betrekking tot onroerende goederen, meer bepaald kosten die wettelijk ten laste zijn van de eigenaar van het onroerend goed. Kosten met betrekking tot het project, bijvoorbeeld de inrichting van een atelier, kunnen wel aanvaard worden; alle financieringsonkosten zoals intresten, financiële sancties; kosten voor statutair personeel in uitvoering van de normale taken; directe belastingen en taksen, boetes, proceskosten; alle kosten met betrekking tot een bedrijfswagen, voordelen in natura, representatiekosten, aandelenbeloningsvormen, forfaitaire onkosten, kosten eigen aan de werkgever; Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 9 - kosten voor eten en drinken (kosten voor eten en drinken tijdens overlegmomenten, op teambuilding- en opleidingsevents en vakbeurzen kunnen wel aanvaard worden, maar geen individuele etentjes); buitenlandse reis- en verblijfkosten waarvan de link met en de meerwaarde voor het project niet aangetoond is. Voor verblijfkosten gelden als maximum de forfaitaire bedragen zoals gebruikt door de Vlaamse Overheid, zie Omzendbrief van 22 december 2009 betreffende de vergoedingen van buitenlandse dienstreizen, http://www.bestuurszaken.be/OMZ_DVO_2009_12; Voor kilometervergoedingen voor binnenlandse reizen in het kader van het project geldt als maximum het forfaitaire bedrag zoals gebruikt door de Vlaamse Overheid, zie Aanpassing bedrag kilometervergoeding voor dienstreizen vanaf 1 juli 2013, http://www.bestuurszaken.be/DM-2013-1 verhuur aan zichzelf of interne huuraanrekening (het aanrekenen van een huurprijs aan de promotor/partner voor het ter beschikking stellen van (on)roerende goederen waarover de promotor/partner reeds beschikt); verzekering BA vrijwilligers en leden RVB; vennootschapsbelasting. Gelieve voor kosten die niet voorkomen in rubriek 5.5 en die u wenst in te brengen contact op te nemen met het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. 5.7 Cofinanciering Als cofinanciering kunnen eigen middelen of andere (private en publieke) middelen die betrekking hebben op het project worden ingebracht. De middelen kunnen geldelijke en/of personele middelen zijn. Publieke middelen kunnen slechts ingebracht worden indien de regelgeving zulks niet uitsluit en indien het verenigbaar is met de doelstelling van de middelen. Uitzondering hierop zijn de loonkosten die met andere middelen worden gefinancierd, ze kunnen niet als cofinanciering worden ingebracht. Het spreekt voor zich dat ook de uitgesloten kostenposten zoals hierboven opgesomd niet als cofinanciering kunnen worden ingebracht. Gelieve voor middelen die niet voorkomen in rubriek 5.6 en die u wenst in te brengen contact op te nemen met het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (zie contact onderaan dit document). 5.8 Bewijslast Soort kost Loonkosten voor intern personeel/promotor Loonkosten voor intern personeel/partner Extralegale voordelen Lastenvermindering Andere loonkosten Bewijsstuk Maandelijkse loonstaten en/of individuele jaarrekening Maandelijkse loonstaten en/of individuele jaarrekening. Facturen tussen de promotor en partner worden NIET aanvaard. De CAO van het desbetreffende Paritair Comité of bij het ontbreken van een CAO een algemene collectieve bedrijfsovereenkomst Een gedetailleerd overzicht van de aard en de berekeningswijze van de lastenvermindering dient toegevoegd te worden. Een gedetailleerd overzicht van de aard en de berekeningswijze van de andere Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 10 Onderaanneming Benuttingspercentages Vrijwilligersvergoeding Werkingskosten: Forfaitaire werkingskosten Klanteninkomsten loonkosten dient toegevoegd te worden. Contract waarin de te leveren prestaties tegen marktconforme tarieven zijn opgenomen. Facturen/creditnota’s waaruit volgende informatie blijkt: uitvoerder van de prestatie, datum van uitvoering, aard van de prestatie en het aantal uren, dat de prestaties geleverd zijn in het kader van het project. Bij overheidsopdrachten dient de wijze van contracttoekenning aangetoond te worden. Dienen steeds inhoudelijk gemotiveerd te worden. Interne bewijsstukken worden aanvaard. Facturen/Creditnota’s. Facturen tussen promotor en partner wordt NIET aanvaard. Worden niet aanvaard zonder loonkosten Geen bewijsstuk gevraagd Een gedetailleerde berekening dient toegevoegd te worden. Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 11 Beoordelingscriteria voor de oproep 1. Ontvankelijkheidsvoorwaarden Om uw aanvraag als ontvankelijk te kunnen beschouwen, dienen volgende voorwaarden te worden ingevuld: - De aanvraag is ingediend door één van de organisaties, en indien van toepassing is er voldaan aan de gestelde voorwaarden, zoals opgesomd onder de rubriek ‘de aanvraag’, punt 1 ‘wie kan intekenen’. - De aanvraag wordt ingediend aan de hand van de daartoe ter beschikking gestelde documenten. - De aanvraag wordt tijdig overgemaakt zowel met de post als elektronisch: Met de post aan de dienst Sociale Economie, ter attentie van Suzanne Robijn, Koning Albert II-laan 35 bus 21 te 1030 Brussel; De poststempel geldt als bewijs. Via e-mail aan [email protected]. - Het aanvraagformulier moet correct en volledig ingevuld zijn, bevat een begroting en een ‘verklaring op eer’ met betrekking tot de de-minimis-steun (voor uw organisatie en/of partner(s)). De aanvraag, waaruit blijkt dat het plafond aan de-minimis-steun is overschreden, is onontvankelijk. - Indien van toepassing moeten de volgende bijlagen verplicht met de aanvraag meegestuurd worden. Het ontbreken van deze stukken is een reden om uw dossier onontvankelijk te verklaren. - In het geval u samenwerkt met een partner verwachten we dat de wederzijdse rechten en plichten opgenomen zijn in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst; - In het geval u beroep doet op de uitzonderingsregel met betrekking tot de steunintensiteit (rubriek ‘de financiering’, punt 5.3 ‘steunintensiteit’) dient u een uitreksel van de jaarrekening voor betrokken periode over te maken (tenzij het Vlaams Subsidieagentschap reeds over deze gegevens beschikt, gelieve dit dan ook uitdrukkelijk te vermelden). 2. Objectieve selectiecriteria Uw projectvoorstel wordt beoordeeld aan de hand van 3 criteria: innovatie, kwaliteit van de uitvoering en competenties. Het hoogste gewicht wordt gegeven aan het criterium ‘innovatie’ en een gelijk gewicht wordt gegeven aan de criteria ‘kwaliteit van de uitvoering’ en ‘competenties’. Elk criterium wordt beoordeeld aan de hand van een aantal richtvragen. 2.1 Innovatie (60%) - Is er consistentie tussen de maatschappelijke behoefte waarop wordt ingespeeld en het innovatiedoel? Is het innovatiedoel duidelijk, to-the-point en verifieerbaar? Speelt de innovatie in op beide niveau’s nl. product-, dienst-, proces- of conceptinnovatie én innovatie op vlak van de (structuur van de) organisatie en/of arbeidsorganisatie? Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 12 - Is er optimaal oog voor het behoud van de tewerkstelling en de kwaliteit van het werk? Is het innovatiedoel duidelijk gericht op iets volstrekt nieuw of op een vernieuwing? Streeft men naar een substantiële maatschappelijke en economisch toegevoegde waarde? Is er voorzien in de valorisatie van de resultaten? Is de innovatie nieuw voor de gebruiker of de markt? En hoe is men dit nagegaan? 2.2 De kwaliteit van de uitvoering (20%) - Is er consistentie tussen het innovatiedoel en het projectvoorstel? Is het projectvoorstel goed en duidelijk uitgewerkt, zijn de minimale elementen aanwezig? Zijn er indicatoren opgenomen, zijn ze SMART? Is er goed nagedacht over de externe voorwaarden? Is het project praktisch en/of technisch uitvoerbaar, ook naar tijdspad en vooropgestelde inzet van middelen toe? 2.3 Kennis en expertise (20%) - Is de nodige kennis en expertise nodig voor de uitvoering van het project aanwezig? Wat is de kwaliteit van de samenwerking: de keuze voor partner/onderaannemer, de afbakening van de opdracht, het contract of samenwerkingsovereenkomst? Is er samenwerking of netwerking met andere sociale economiebedrijven, reguliere bedrijven, wetenschappelijke instellingen, koepelorganisaties, adviesbureaus, alternatieve financiers, startcentra? Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 13 Aanvraagprocedure en timing van de oproep De uiterste datum van indiening van de aanvraag wordt vastgelegd op maandag 14 oktober 2013. De aanvraag wordt ingediend bij het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (VSA WSE) aan de hand van het daartoe bestemde formulieren en eventuele bijlagen. Na ontvangst van uw aanvraag wordt u schriftelijk van de ontvankelijkheid op de hoogte gesteld. Enkel de ontvankelijk verklaarde subsidieaanvragen worden bij meerderheid beoordeeld door een commissie. Het VSA WSE en de leden van de beoordelingscommissie zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet mededelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. Het VSA WSE kan tijdens de adviesperiode bijkomende informatie ter verduidelijking van uw dossier opvragen of minimale bijsturing vragen. Indien de vraag het aanbod overstijgt zal er een rangschikking gemaakt worden op basis van de hierboven beschreven objectieve selectiecriteria. De toekenning van de subsidies gebeurt aan de hand van deze rangschikking. De beslissing over de al dan niet goedkeuring van uw project wordt schriftelijk meegedeeld in de loop van de maand november 2013. Contact Met vragen kan u terecht bij: Thibaud Dezyn, 02 553 08 36 of [email protected] Bie De Keulenaer, 02 553 43 52 of [email protected] Handleiding projectoproep innovatie binnen de sociale economie 14