Laten we gaan spelen... De kracht van het oplossingsgericht denken

advertisement
Laten we gaan spelen…
De kracht van oplossingsgericht denken in dramatherapie.
Eindwerk ter afronding van de opleiding tot oplossingsgerichte cognitieve en systemische
therapeut aan het Korzybski instituut, Bruggejuli 2015
Voorwoord
Toen ik in 2000 afstudeerde als dramatherapeut in Nederland vertrok ik met heel wat
dramatechnieken en therapeutische ervaringen in mijn rugzak naar Vlaanderen terug.
Daar ontwikkelde ik verder mijn beroep door mij te verdiepen in het werken met spel en creatieve
dramatechnieken. De ervaringsgerichte therapeutische opleiding die ik gekregen had deed me
experimenteren met kinderen en gezinnen en zorgde voor een ruime blik.
Ik gebruik in de praktijk heel wat methodieken met als belangrijkste doel: aansluiting te vinden met
de kinderen en hun gezinnen en hun blik richten op hun krachten en hoop creëren om te kijken naar
de toekomst…
Toen ik kennis maakte met het oplossingsgerichte gedachtengoed vielen heel wat ‘puzzelstukjes op
hun plaats’.. Ik herkende heel wat elementen uit mijn dagdagelijkse praktijk en werd getriggerd om
er beter in te worden.
Door de vierjarige opleiding te volgen werden we week na week geoefend en bezield om
oplossingsgericht te gaan denken, vragen te stellen en te handelen….
Daarom wil ik dit werk ook schrijven alle geïnteresseerden uiteraard, maar in bijzonder voor collegadramatherapeuten in de praktijk die een andere kijk willen krijgen……..
Visualisation is everything. If you can imagine something, you can do it…
Nothing happens in reality until it happens in your mind first…
Mijn oprechte dank aan heel wat mensen die meehielpen, van ver en dichtbij om dit eindwerk af te
ronden…
Tinne Vandierendonck juli 2015
Voorwoord
inleiding
1
Brugs model
1.1
Situering
1.2
Werkzame veranderingsfacturen binnen een therapeutische relatie
1.3
4 uitgangspunten uit het Brugs Model
1.4
Het gebruik van de flowchart
2
De kracht van dramatherapie
3
Gebruik van de flowchart binnen dramatherapie: op de scene
4
interventies, vragen en dramatechnieken
4.1
oplossingsgerichte vragen en interventies
4.2
dramatechnieken
Besluit
Inleiding
‘Ik vind het moeilijk om me buitenshuis te begeven, bijvoorbeeld om boodschappen te doen. De angst
om de gewenste artikelen in de winkel niet aan te treffen is groot. Deze situatie oefenen in drama
leek me een uitgelezen kans om mijn angsten actief te lijf te gaan. Ik noem dit actief omdat ik, met
behulp van een gezonde dosis fantasie welteverstaan, de rol speel van de klant die op zoek is naar
artikelen in de ‘winkel’ van Tinne. Als ik dit in een maandelijkse afspraak met mijn therapeut zou
bespreken, geeft het gesprek me wel de nodige moed om de situatie op te zoeken, maar fysiek deel
uitmaken van een weliswaar nagebouwde situatie leunt dichter aan bij de werkelijkheid. Daarom
opteerde ik voor het rollenspel omdat dat me meer vooruithielp dan een 'gesprek' met mijn
therapeut.
In de oplossingsgerichte therapie wordt vaak gebruik gemaakt van beelden, metaforen, van
verhalen en van en zelfs dramatechnieken… Er wordt gewerkt ‘met het medium’…. Verhalen en
metaforen worden vaak ingezet als middel. Corry Wolters (2011) benoemt : 'in het werken met
kinderen en jongeren is het zoeken naar andere activiteiten dan enkel verbale vormen een must.
Emoties kunnen vaak beter door spelen en of tekenen uitgedrukt worden dan door woorden alleen. '
Therese Steiner en Insoo Kim Berg beschrijven in hun boek (2004) hoe zij het verhaal als feedback
aan kinderen meegeven. Zij gebruiken het verhaal om de sterke kanten van het kind te benadrukken
en een sessie af te sluiten.
In dramatherapie gaan we nog een stap verder. Verhalen kunnen gespeeld worden en het kind
ontdekt in het spel hulpbronnen, sterktes van zichzelf, andere perspectieven en eigen oplossingen…
X. is een jongen met ADHD…. De tijger is de metafoor voor zijn ‘adhd-kant’. Tijdens het
poppenkastspel komen heel wat opdrachten voor de tijger aan bod. Hoe hij omgaat met andere
dieren, met macht en onmacht, met angst…Tijdens het spel kan ik hem complimenteren met de
manier waarop tijger dapper blijft en de moed niet opgeeft…. Door daarop verder te spelen en nieuwe
uitdagingen uit te spelen , ontvangt hij dit compliment niet alleen verbaal maar ook in zijn
lichamelijke gewaarwordingen…(houding, stemvolume, interactie in het spel….) dit wordt hierdoor
nog meer beleefd en dus verankerd.
Dramatherapeuten stappen dus in de magische spelwereld samen met de cliënt, ze brengen samen
de ‘wat als’… tot leven… Ze stappen in het medium drama…. Gebeurtenissen kunnen worden
uitgebeeld, ‘mensen en dieren’ kunnen reageren binnen de veilige spelwereld zodat duidelijk wordt
hoe het kind een situatie beleeft, thema’s worden doorwerkt in de magische realiteit. Dit is een van
de kernprocessen van dramatherapie. (Jones, 1996). Spel en drama geeft de ruimte om te bewegen ,
geeft keuzemogelijkheden en zet de cliënt in hun kracht.
Spelen geeft hoop.
De vraag voor dit eindwerk ter afronding van de vier-jarige opleiding aan het Korzybski instituut is:
Waar zit de kracht van oplossingsgericht werken binnen dramatherapie?
Hoe kunnen dramatherapeuten deze benadering inzetten bv: door het gebruik van de flowchart bij
het vormgeven van een zinvol dramatherapeutisch proces?
In het eerste deel verduidelijk ik het oplossingsgerichte gedachtengoed aan de hand van de ‘vier
maal vier’ beschrijving van Myriam Le Fevere De Ten hove (2012) en situeer ik het gebruik van de
flowchart om de aard van je werkrelatie te evalueren.
Binnen oplossingsgericht werken wordt ‘oprecht geluisterd’. Het is echter meer dan oprecht
luisteren . We luisteren naar die elementen die een natuurlijke verbinding met mogelijke
oplossingen tot stand brengen. Hierbij ligt de focus dus niet op de analyse van problemen maar
wordt de cliënt gestimuleerd zich te richten op de gewenste situatie waarin het probleem is
opgelost. De therapeut gaat er daarbij vanuit dat de cliënt de hulpbronnen daarvoor zelf
beschikbaar heeft en dat er al situaties zijn waarin het probleem zich niet of minder voordoet.
In het tweede deel geef ik uitleg over dramatherapie.
Dramatherapie is een actiegerichte methode die meer gericht is op doen en ervaren dan op praten.
De heldere visie van oplossingsgericht werken laat zich volgens mij goed combineren met de
ervaringsgerichte toepassing van dramatherapie.
In het derde deel maak ik er een ‘dramatherapeutische flowchart’ van om in het laatste deel enkele
bruikbare dramatechnieken aan te brengen , die goed aansluiten bij het oplossingsgericht werken.
Daarom schrijf dit werk vooral voor ‘dramatherapeuten’, die kennis willen maken met het
oplossingsgericht denken.
1.
1.1
HET BRUGS MODEL
situering
De oplossingsgerichte werkwijze is een methode die veel wordt toegepast op het gebied van de
hulpverlening. De methode is ontwikkeld in de Verenigde Staten door Insoo Kim Berg en Steve de
Shazer en richt zich op het activeren van de oplossingsbekwaamheid van het individu. In feite is de
taak van de therapeut of hulpverlener slechts om de cliënt zijn oplossingen te laten ontdekken.
Terzelfdertijd werd, zonder van elkaar te weten, in België de oplossingsgerichte therapie uitgewerkt
door Luc Isebaert, in samenwerking met Myriam Le Fevere de Ten Hove, Erwin Debisschop en MarieChristine Cabie (Parijs). Door ontmoetingen tussen Luc en Steve ontstonden de verschillende
‘scholen’….Het zogenaamde ‘Brugse model’ (“The Bruges group”) wordt door van Dijck (Isebaert,
2007) omschreven als een metamodel waarin zowel systemische therapie, korte therapie en therapie
alla Milton Erickson geïntegreerd worden en dit ten voordele van de samenwerkingsrelatie met de
cliënt, die eenvoudiger en doelmatiger wordt.
Het is een metamodel, meer gericht op het procedurale dan wel op het inhoudelijke niveau van
therapie. Het proces van de client heeft een centrale plaats, het therapeutisch proces gidst de
reisroute…. Want therapie gebeurt voor en na de therapiesessies, buiten de therapiekamer, de
veranderingen gebeuren in de realiteit, gegidst door het therapeutisch proces.
In het Brugse model neemt het concept van ‘keuze’ een centrale plaats in. Therapie is het proces
waarbij er een uitbreiding van semantische en pragmatische keuzes bij de cliënt plaatsvindt. Er
wordt gezocht naar de eigen ‘handleiding’ van de cliënt om dan de cliënt te leren zijn eigen ‘tools’ te
gebruiken teneinde zijn doel te bereiken.
1.2
Werkzame veranderingsfactoren binnen een therapeutische relatie
Barry Duncan beschrijft in zijn boek ‘Het geheim van een betere therapeut (2011) wat de werkzame
veranderingsfactoren zijn binnen een therapeutische relatie. (Lambert, 1999)
Hierbij richt de oplossingsgerichte therapie zich vooral op de clientgebonden factoren en de
therapeutische alliantie. Het creëren van een goede samenwerkingsrelatie met de client en het
versterken van de resources, hulpbronnen en krachten van een client zijn de belangrijkste factoren
waar gewerkt rond wordt.
Dramatherapie als methode kunnen we hier binnen de groep van specifieke interventies en
technieken plaatsen (15%)….
Het passend en gericht toepassen van dramatechnieken binnen een oplossingsgericht therapeutisch
proces kan voor sommige cliënten een meerwaarde zijn om tot een ‘werkzame therapeutische
alliantie’ te komen en de resources en sterktes van een client naar boven te brengen …
V. komt op therapie omwille van het meemaken van een erg ingrijpende gebeurtenis. Hij zou liever
er niet meer aan denken. Ik zoek met hem wat hij wel wil leren. Ik vraag hem wanneer hij niet aan de
gebeurtenis denkt. Dit blijkt bij het voetbal te zijn. Hij wil graag leren en oefenen om beter tegen zijn
verlies te kunnen bij het voetbal, hij merkt dat andere kinderen vaak boos op hem zijn omdat hij
moeite heeft met verliezen…. We zijn gaan voetballen, want daar haalt hij kracht uit… Ik heb eerst
met hem gewerkt rond het omgaan met winnen en verliezen, daarna zijn we verhalen gaan schrijven
over wat er hem overkomen is en hoe hij omgaat met zijn angsten…In de verhalen kwam het
‘voetballen’ als hulpbron om overweg te kunnen met negatieve gedachten erg veel terug in het spel.
Dit werd zijn grote kracht. Om deze jongen binnen een werkzame therapeutische relatie te krijgen
was deze weg erg nuttig…
1.3
4 uitgangspunten uit het Brugs Model
Steve de Shazer en Insoo Kim Berg gaven de volgende stelling mee: als iets werkt, doe zo verder…
als iets niet werkt, doe dan iets anders…
Centraal in de oplossingsgerichte werkwijze staat een attitudeshift: in plaats van het probleemgericht
werken, wordt er uitgegaan van wat iemand wil bereiken, vanuit het idee dat de cliënt zijn eigen
oplossing al bij zich draagt. Dit kernpunt is te vertalen in vier uitgangspunten die cruciaal zijn voor de
oplossingsgerichte werkwijze en waaraan, in een later deel van dit werk, de dramatechnieken dus
moet voldoen om goed aan te sluiten bij deze werkwijze. (M. Le Fevere de Ten hove, 2012)
1. Waaromvraag’ is niet relevant. De oorzaak van een probleem zegt (vaak) niets over de
oplossing.
Niet de oorzaak van het probleem staat centraal, wel de mogelijke oplossingen. Aandacht gaat dus
naar strategieën die werken. Voor het vinden van een werkzame oplossing is het niet perse
noodzakelijk de oorzaak van het probleem te kennen.
G. zit erg vaak met zijn gedachten in zijn eigen fantasiewereld. Tijdens de lessen lukt het hem moeilijk
om zich te concentreren, wordt snel afgeleid, leeft in de wereld van aliens en games…
Om hem meer in de realiteit te houden tijdens de les helpt het G. om in de speeltijden zijn verhalen en
fantasie de vrije loop te laten en die te noteren in zijn boek. Hij tekent en verzint er dan op los. In
speltherapie kiezen we dan een verhaal uit om te spelen en die dan achter te laten in een doos.
Hij vond dit systeem door de vraag te stellen: Let er eens op wat jou helpt als je je niet kan
concentreren in de les…’ De oorzaak van dit probleem zegt niets over de oplossing.
2. Elke persoon heeft zelfhelende krachten en deze zijn uniek voor elk persoon.
Mensen hebben mogelijkheden om zichzelf te genezen, om problemen op te lossen.
Vaak hebben ze hulp nodig om die opnieuw te ontdekken en meer te gebruiken.
Daarom is de aandacht gericht op de krachten van de cliënt en de doelen van de cliënt.
Een goed gesprek richt zich op het vinden van uitzonderingen: wat gaat er wel goed, en hoe helpt jou
dat? Wat is er dan anders? Hoe ziet dat er dan uit? Wat merken de anderen rond jou dan? Wat heb
je nodig dat nog meer te laten gebeuren?
Vb: de jongen die het heel moeilijk heeft met de nieuwe partner van zijn papa en het effect op zijn
leven, vertelt dat het hem lukt om in het weekend toch zijn weg te vinden, door zichzelf nu en dan
terug te trekken naar zijn kamer, door eens meer te gaan voetballen buiten en door meer met zijn P
iets alleen te doen… Deze elementen heeft hij zelf ondervonden, door te gaan kijken : Wat lukt er wel
thuis?
Er wordt dus uitgegaan van het referentiekader van de cliënt: wat is er volgens hem aan de hand en
wat wil hij anders?
Elke persoon heeft een specifieke eigen handleiding. De therapeut stelt zich op vanuit een ‘nietwetende houding’. De therapeut is expert over het therapeutisch proces, de cliënt is expert over
datgene dat voor hem helpt.
M. en haar mama hebben heel veel discussies. Ze komen vaak tot erg kwetsende woorden en dit valt
voor beiden erg zwaar. In een gezamenlijk gesprek met M en haar mama gaan we een weg op om ‘De
kwaadheid’ aan te pakken. Wat helpt hen als ze ‘De kwaadheid’ voelen opkomen? M. geeft aan dat
het haar dan helpt om even buiten te gaan schommelen….waardoor zij weer rustiger wordt. Moeder
geeft aan dat het haar helpt om dan een sigaretje te roken die ‘de kwaadheid’ wat wegblaast….
3. Het verkregen mandaat bepaalt de nuttige interventies (flowchart)
Rekening houden met wat de cliënt vraagt, respect tonen voor zijn vraag en tijd nemen om
te onderhandelen om tot een omlijnd en realistisch doel te komen, maakt de kans groter
dat de cliënt ons meer mandaat geeft. De cliënt definieert het behandeldoel.
Om het therapeutisch mandaat in te schatten werd de ‘flowchart’ ontwikkeld. (zie 1.4)
Complimenten geven is een belangrijke tool om mandaat te verwerven bij mensen om met hen te
werken… Ze krijgen meer zelfvertrouwen, ervaren meer eigen kracht en
Het liefst werken we met ‘onrechtstreekse’ complimenten die het voordeel hebben te ontsnappen
aan normering en betutteling. Het sterkste compliment lijkt mij ‘ Hoe doe je dat?’, als iemand een
uitzondering op het probleem‘ vernoemt’… Het impliceert dat je ziet dat de andere het reeds
uitvoert en dit geeft mensen zo terug greep op hun leven. Het feit dat dit compliment van een expert
komt is een onuitwisbare valorisatie. De expert is geïnteresseerd in die oplossing.
Dat kunnen we nog sterker maken door dit te gaan naspelen, te vergroten enz.. in het spel…
Gedragsveranderingen zijn een proces. Kiezen voor ander gedrag betekent dat we het veilige
moeten loslaten. Het moeilijke gedrag is er niet zomaar, het heeft winst of beloning voor de persoon
meegebracht.
Aarzeling om het oude op te geven en nog niet te weten hoe het nieuwe zal uitpakken is dus niet
vreemd. We kunnen de ‘dramatherapeutische sessies' zien als een intermediaire ruimte, een fase
waarbij we gedrag kunnen oefenen binnen een veilig kader, vanuit de krachten van de cliënt.
Binnen de spelwereld kan de therapeut als medespeler copingvragen stellen, complimenten geven,
variaties op het probleem vinden … om bv: de acteur te bemoedigen in het overwinnen van
moeilijkheden in het spel.
Een jongen met veel driftbuien kiest voor een ridder te spelen die hij laat vechten met de
vuurspugende draak, als metafoor voor zijn driftbuien. Binnen het spel speelt de therapeut een kleine
trol die gefascineerd toekijkt hoe de ridder de draak verslaat en hem bewonderend bevraagt hoe het
gelukt is om de draak te verslaan…..
4.
De mogelijkheid om keuzes te maken is essentieel om zich goed te voelen.
Vaak ervaren mensen die het moeilijk hebben, dat ze geen keuze meer hebben, dat ze niet anders
kunnen dan terugduwen als iemand hen uitdaagt, dat de andere ‘erom vraagt’ om uit te vliegen en
dat je niet anders kan dan boos worden…
Om moeilijke gewoontes te kunnen loslaten, is terug de mogelijkheid vinden om keuzes te maken
een essentieel uitgangspunt……. Wanneer een context gecreëerd wordt, waarin mensen terug de
keuze kunnen maken om te kiezen, stellen we vast dat de meesten kiezen om hun symptomen
geheel of gedeeltelijk achterwege te laten. Zelf de keuzes aanbieden is zelden succesvol. Het is de
kunst van de vragen te stellen die ervoor zorgen dat mensen keuzes durven zien.
Vanuit therapie wordt gezocht naar manieren hoe N. (7jaar) kan rustiger zijn aan tafel tijdens de
eetmomenten in de leefgroep. Hij is erg beweeglijk. Ik bevroeg hem welke figuur hij ‘wil zijn’ die hem
kan helpen? Iemand die erg actief kan zijn en ook rustig kan zitten. Hij bedacht zijn eigen Spiderman.
We speelden dit uit in de therapiesessie en trokken een foto van hemzelf als Spiderman. Deze foto
hangt aan zijn stoel in de leefgroep. Deze helpt hem om eraan te denken dat hij aan zijn stoel ‘blijft
plakken’.
1.4
Het gebruik van de flowchart
Onderzoek heeft uitgewezen dat de therapeutische’ outcome’ voor een groot deel bepaald wordt
door de therapeutische relatie. (zie 1.2)
Heel wat oplossingsgerichte technieken zijn erop gericht deze relatie te versterken. Daarom wil ik in
het volgende stuk kort de ‘flow chart’ toelichten. Deze kan dienen als leidraad en helpt ons om een
goede samenwerkingsrelatie op te bouwen. Afhankelijk van de relatie waarin men zich bevindt, gaat
men andere methodieken en vraagstellingen hanteren. Op deze manier vermijdt men het risico dat
men te snel wil gaan en oplossingen formuleren in de plaats van de cliënt.
Vaststellen relatieniveau en flow chart
In eerste instantie zal de therapeut een onderscheid proberen te maken tussen mogelijke problemen
en beperkingen. Problemen kunnen opgelost worden, terwijl beperkingen betekenen dat we er
moeten mee leren leven.
In therapie vertelt een jongen dat hij erg veel moeite heeft met zijn nieuwe stiefmama en zijn
stiefbroer… We oefenen in het kijken dat het omgaan met die nieuwe realiteit een beperking is. Hij
moet met die nieuwe situatie omgaan, ze zullen niet zomaar verdwijnen, wat hij ook probeert… Rond
de gevolgen en het effect voor hem op zijn relatie met zijn Papa, zijn eigen welbevinden, gaan we in
dialoog met vader en stiefmoeder…(omgaan met de problemen).
In tweede instantie gaat men na of er bij de cliënt sprake is van een hulpvraag. Indien dit niet zo is,
spreekt men van een vrijblijvende relatie.
Bij cliënten die zich in een vrijblijvende relatie bevinden, richten ze zich vooral op de ‘ander’, want zij
ervaren zelf geen problemen… Wanneer we dit merken zullen we vooral complimenteren. Zowel
directe als indirecte complimenten op de wijze waarop de cliënt zich aandient. De therapeut brengt
hen in contact met hun sterktes en dit zorgt ervoor dat de kans groter wordt dat ze een hulpvraag
kunnen stellen…
Vervolgens gaat men na of de cliënt een werkbaar doel voor ogen heeft. Cliënten zonder duidelijk
omschreven doel presenteren klachten eerder vaag. In dit geval spreekt men van een zoekende
relatie. Binnen deze relatie gaat men proberen een werkbaar doel te ontwikkelen (klein, meetbaar,
realistisch…)
Twee soorten strategieën kunnen hier worden aangereikt. In een eerste strategie is er een oriëntatie
op het heden. Daarbij kunnen volgende vragen als hulpmiddel dienen: uitzonderingsvragen ( op zoek
gaan naar alternatieven en variaties binnen het patroon van de problematische gewoonte), en
continueringsvragen: wat wil je graag behouden? (zie 4.1)
Daarbij richten we de aandacht op ‘wat goed gaat in het leven van de cliënt’, door schaalvragen te
stellen en observatieopdrachten te geven.
In een tweede strategie is er een oriëntatie op de toekomst. Dan stellen we meer toekomstgerichte
vragen en veranderingsvragen (zie 4.1)
Vb: een jongen komt naar therapie omdat zijn ouders zeggen dat hij ‘moet’ omdat hij erg veel kwaad
wordt en dan fysiek erg ver gaat, slaan, schoppen. Hijzelf wil liever niet komen, lijkt dit geen probleem
te vinden… . Ik toon hem dat we in therapie heel veel kunnen doen en geef hem veel complimenten
over het feit dat hij toch komt… Ik vertel hem dat kwaadheid een goede raadgever kan zijn als je iets
niet wil… dan is het duidelijk dat je iets anders wil… Ik vraag hem ook wat er goed gaat thuis… wat hij
zeker wil houden omdat hij dat leuk vindt… Zo engageert hij zich eerst in een vrijblijvende en daarna
komt hij tot een zoekende relatie…
Indien cliënten zich realiseren dat ze hun problemen zelf moeten aanpakken en nog niet beschikken
over de kennis en vaardigheid om hulpbronnen bij zichzelf in te zetten, spreekt men van een
consulterende relatie. Binnen deze relatie kan een aantal interventies aangeboden worden, zoals het
geven van concrete observatie en doe-opdrachten om alternatief gedrag te oefenen. Hierbij moeten
de technieken gezien worden als hulpmiddelen die de cliënt gebruikt om te ervaren dat hij zelf in
staat is zijn probleem op te lossen.
Vb: meer en meer komt de jongen tot inzicht dat hij inderdaad soms wel erg boos wordt en dat hij dat
liever niet wil. Hij evolueert naar een consulterende relatie. We werken samen met de metafoor van
de vulkaan en zoeken naar uitzonderingen waarbij de vulkaan rustig blijft….
Tot slot is er de expertrelatie. In deze relatie formuleert de cliënt een hulpvraag waarmee het gezin
(of de cliënt) met de therapeut aan het werk kan. De cliënt is bereid zijn aandeel in het
therapeutische proces op zich te nemen, stelt duidelijke en bereikbare doelen en beschikt over de
resources en vaardigheden die hij nodig heeft om zijn gewoontes effectief te veranderen. In deze
relatie gaat de cliënt na wat er beter loopt, op welke wijze de cliënt dit voor elkaar heeft gekregen,
wat het hem over zijn mogelijkheden heeft geleerd en hoe hij nu verder wil.
2.
DE KRACHT VAN DRAMATHERAPIE
Dramatherapie is een vorm van creatieve therapie waarin dramatische middelen worden gebruikt;
improviserend spel, bewegingsexpressie, poppenspel, maar ook gedichten, verhalen, schminken en
kostumering. Wij creëren een mogelijkheid waar mensen hun realiteit kunnen laten zien, hun eigen
subjectief beleefde realiteit. Mensen kunnen interacties trainen binnen spelsituaties, ze kunnen
kijken naar hun eigen kwesties, vanuit de distantie (bv. door het zien van anderen). Ze kunnen
opluchting vinden in het naar buiten brengen van hun eigen situatie, ze kunnen verhalen creëren
waar ze zichzelf in herkennen. (Smeysters, 2000)
D. (11 jaar) heeft geen contact meer met zijn vader sinds een jaar. Hij spreekt hier heel weinig
over. Vader neemt zelf afstand en D. weet eigenlijk niet waarom. Hij krijgt van moeder vaak
negatieve boodschappen over vader. We spelen in therapie samen hoe hij telefoneert met zijn
vader, en hoe het zou zijn als ze elkaar ontmoeten….. We spelen ook de scene dat hij 13 jaar is en
op bezoek gaat bij zijn Papa….We doen verschillende rolwissels. Ook D. speelt soms vader.
We spelen ‘de wondervraag’ uit… Stel je voor dat je op een dag wakker wordt en het contact met
je P is hersteld? Hoe ziet het leven er dan uit? Wat merk je? Wat is er anders? Wie ziet dat dan?
We spelen deze scene uit. Hij kiest de scene uit om het gesprek met zijn mama aan te gaan dat hij
zijn P gesproken heeft…
Door dit spel te spelen denkt hij na over de komende tijd en hoe hij dit gegeven een plaats wil
geven. Wil hij contact? Doet hij dit beter (nog) niet uit zorg voor zijn M? Het lukt hem om zijn
kwaadheid en verdriet te verwoorden. Hij kiest ervoor om daarna een briefje te schrijven, naar
zijn Papa.
SPELEN: het creatief, ervaringsgerichte vermogen wordt aangesproken door het spelelement van
drama. Het verbindt het spreken met het ‘doen’….
HOOP: Er wordt weer hoop gevoeld, door de instap in de fictieve wereld waar alles ‘kan’…
KEUZEVRIJHEID: het gevoel van keuzevrijheid wordt opnieuw geïntroduceerd door het instappen in
de fictieve wereld….
Tijdens het spel doe je een nieuwe ervaring op. Een ervaring die, weliswaar opgedaan werd in een
spelwerkelijkheid, en kan worden meegenomen naar de wereld van alledag, net zoals er aspecten
van de 'echte' werkelijkheid een plaats kunnen krijgen in het spel. Dat is het mechanisme waar de
dramatherapeut gebruik van maakt.
Een aantal sleutelprocessen liggen aan de basis van dramatherapie en zij zijn de belangrijkste wegen
waarlangs dramatherapeutische verandering plaatsvindt. De belangrijkste zijn, ‘dramatische
projectie’ en transformatie’.
Door ‘dramatische projectie’ wordt de cliënt emotioneel en cognitief betrokken in het aanpakken van
zijn problemen binnen een dramatische vorm, zoals karakters, spelmaterialen of poppen. Hij/zij
projecteert aspecten van hem/haarzelf of zijn/haar ervaringen binnen theatraal of dramatisch
materiaal of in scènes. Hierbij worden innerlijk conflicten geëxternaliseerd.
Bij ‘transformatie’ handelt de cliënt in dramatische gegevens en gaat een dialoog met zichzelf aan.
Op die manier zal hij/zij veranderen in zijn gedrag, beleving, subjectieve werkelijkheid, etc. Dit proces
kan een aantal creatieve alternatieven openen voor het omgaan en experimenteren met de cliënt
zijn of haar problemen.(Jones/ Smeijsters)
Toen ik vier jaar geleden aan de opleiding begon, zat ik met de vraag hoe er in oplossingsgerichte
therapie ‘oprecht’ plaats gegeven wordt aan de problemen en hoe er voldoende erkenning gegeven
wordt aan de emoties en beleving die er zijn… Er leek heel veel focus te liggen op toekomst, gedrag
en cognitie.
Meer en meer ben ik ervan overtuigd dat men in oplossingsgerichte therapie niet probleemfobisch is
en er steeds erg veel zorg en aandacht en gehoor gegeven wordt aan de bestaande cognities, gedrag
en emoties. Terzelfdertijd richten we door de gepaste vragen op het gepaste moment, de blik op de
uitzonderingen en de gewenste toekomst. Dit geeft hoop.
Om soms wat meer recht te doen aan de emotie en beleving, ben ik er nu ook van overtuigd dat de
therapeutische methodes van dramatherapie volgens mij sterke ‘tools’ kunnen zijn die kunnen
gebruikt worden om de doelen te bereiken en eventueel uit te breiden.
Hierbij wil ik ook aanvullen dat ik het de uitdaging vind om dramatechnieken en dramatherapie niet
alleen individueel, in groepen maar ook met gezinnen te gaan doen. Mathew Selekman schrijft hier
heel wat over in zijn boek ‘oplossingsgerichte therapie met kinderen en jongeren’.(2014)
Hij verwoordt dat het meestal zinvoller is om het kind en gezin samen te zetten indien het de doelen
van het kind en het gezin dient. Zeker met kinderen kan de therapeut technieken uit spel- en
dramatherapie inzetten.
Wanneer ik aan een gezin ‘de wondervraag’ stel, door te introduceren dat ik een toverstaf mee heb
en dat de kinderen hier zelf ook mee kunnen toveren, komen er twinkelingen in de ogen van de
jongens. De magische ‘wat als-wereld’… Als ik hen dan vraag: Wat willen jullie dat er beter gaat thuis
en hoe merk je dat dan? ….. dan komen schitterende antwoorden naar boven… die erg verrassend en
emotioneel zijn voor ouders en voor de kinderen zelf…. De positieve blik naar wat anders kan, is
gezet, alsook de emotie die erbij komt bij elkeen, mag er zijn…
3. DE FLOWCHART BINNEN DRAMATHERAPIE: op de scene !!!
Hieronder beschrijf ik de flowchart die beschreven werd in 1.4 gerelateerd met dramatherapeutische
spelvormen. Telkens wordt per relatie het doel beschreven, de verschillende middelen en mogelijke
spelvormen die aanleunen bij de relatie waar men zich in bevindt.
Het zorgt ervoor dat de blik van de dramatherapeut gericht wordt naar het opbouwen van mandaat
om aan dramatherapie te doen en stil te staan bij de werkvormen die hierbij aansluiten, om zo meer
aan te kunnen sluiten op de doelen van de cliënt.
OP DE SCENE
IS HET EEN PROBLEEM OF IS HET EEN BEPERKING?
1.Is er een hulpvraag?
Neen
Vrijblijvende
relatie
Doel: hulpvraag zowel in de realiteit of hulpvraag in het spel mogelijk
maken
Middel: uitnodigen, tonen wat allemaal kan in dramatherapie, verruimen van
het aanbod, de cliënt helpen kijken naar zijn capaciteiten, vergroten van
vertrouwen in eigen capaciteiten en werkrelatie opbouwen met de
therapeut, geen adviezen geven…
Spelvormen: improvisatiespelen, algemene opwarmingsoefeningen
(bewegingsoefeningen, groundingoefeningen), fantasieverhalen….Indien geen
interesse voor drama: doe andere dingen die het kind wel ziet zitten…
Ja
ga naar 2
2. Is er een werkbare hulpvraag?
Neen
Zoekende
relatie
Doel: de therapeutische doelen helpen omschrijven waardoor ze werkbaarder
worden… het verschil zien tussen probleem en beperking,
Middel: therapeut speelt veel samen met cliënt, spelsymboliek blijft vaak
verhuld*, zelfexpressie vergroten, het verhaal en de rol is de bescherming*, er
wordt veel geëxperimenteerd, kleine doelen binnen spel, continueringsvragen
of toekomstgerichte vragen het begin van oplossingen opmerken...
Spelvormen: allerhande spelvormen ter concretisering van thema’s en doelen…
bv: toekomstgerichte spelvormen waarbij problemen kleiner zijn bv:
wondervraag in beeld, veilige plek spelen, teletijdmachine, fantasieverhalen
met doelstellingen in verwerkt, wensrollen;..
me
gebruik van kostuums, decor, attributen is belangrijk, ter beveiliging van de
spelwereld…
Ja
ga naar drie 3
3. Zijn er passende resources aanwezig om een probleem aan te pakken?
Neen
doel: opzoeken van de capaciteiten om problemen aan te pakken,
door uitzonderingen te zoeken binnen het spel.. er wordt betekenis gegeven aan
wat gespeeld wordt in relatie tot het echte leven…concrete doelen uit de realiteit
worden aangepakt...
Consulterende
relatie
Ja
middel: fantasie maakt plaats voor realiteit, drama wordt oefening voor het echte
leven en hierbinnen wordt gezocht naar uitzonderingen, oplossingsgerichte vragen
en technieken, eindsequens van een probleem…
Spelvormen: wondervraag spelen, teletijdmachine, stel dat oefeningen, allerhande
handpoppenspel, storytelling, psychodrama oefeningen, realistische rollenspelen
in relatie met het doel, …
ga naar 4
4. De client heeft zicht op zijn capaciteiten, het lukt hem op problemen aan
te pakken…
Doel: Uitvergroten van de oplossingen van de cliënt, oefenen van de behaalde
doelen, afscheid nemen, ontrollen (de opgebouwde rollen loslaten),
Experten relatie
Middel: therapeut neemt meer afstand, cliënt herhaalt eigen spelen en
werkvormen, er wordt gereflecteerd over de rollen en het verhaal van het proces.
Spelvormen: alles wat passend is…, fantasiespelen, psychodrama, realistische
rollenspelen, storytelling…, handpoppenspel
*spelsymboliek wordt verhuld: Dit betekent dat er geen verbinding wordt gemaakt tussen ‘datgene
wat gespeeld’ wordt en de realiteit, er wordt geen duiding gegeven in relatie met het echte leven...
*verhaal en rol zijn de bescherming: hierin zijn het verhaal en de rol de bescherming om nog niet in
de realiteit te gaan werken… Zij geven een veiligheid, het werkt makkelijker, want het is toch niet
‘echt’….
4.
OPLOSSINGSGERICHTE VRAGEN, INTERVENTIES EN DRAMATECHNIEKEN
Eerst geef ik enkele algemene oplossingsgerichte vragen en interventies mee, die bruikbaar zijn
binnen elke relatie die in de flowchart beschreven is.
Daarna komen acht mogelijke drama-oefeningen. Ik geef wat aanwijzingen over wanneer en hoe ze
gebruiken in het proces. Deze oefeningen komen uit mijn praktijk van individuele therapie en
gezinstherapie met kinderen en jongeren… Ik vul de oefeningen telkens aan met een voorbeeld uit
de praktijk.
4.1
Oplossingsgerichte vragen en interventies
Deze beschreven interventies kunnen ingezet worden bij elke relatie met de cliënt, binnen elke
dramatische werkvorm. Het is wel belangrijk om niet te snel te gaan en geen vragen te stellen die
niet passen bij het mandaat. (zie 3)
Zij zijn een ‘samenraapsel’ van vragen en interventies die ik doorheen de jaren gebruikt heb. Heel
wat zaken die ik reeds ‘inzet’ in de praktijk werden doorheen de opleiding verhelderd, verankerd en
vooral aangevuld…Deze lijst is zeker niet volledig. Bronnen: (De ten Hove, C. wolters, M. Selekman, F.
Caby)
OPLOSSINGSGERICHTE VRAGEN

Vragen naar veerkracht
bv: Die mamaleeuw moet wel een hele sterke leeuw zijn, want wat zij al heeft meegemaakt,
.. Hoe is het de mamaleeuw gelukt om haar jongen te beschermen tegen die grote storm?

Copingvragen stellen bv: Dat moet soms erg lastig zijn om steeds opnieuw het
kwaadheidsmonster te zien sterker worden… Ik vind dat erg dapper dat je blijft volhouden
en jezelf ertegen beschermt. Hoe lukt jou dat toch?

Vragen naar verandering en nuancering
bv: in een rollenspel rond een winkelsituatie: Wat verandert er als Spiderman vandaag eens
geen zin heeft om te klauteren en te jumpen en eens op zijn gemakje thuis wil blijven? Hoe
reageert vader Spiderman dan?
Toekomstgerichte vragen stellen in het spel . Door een moment in de toekomst te spelen
die de gewenste uitkomst heeft, stimuleer je de positieve ‘selffullfilling prophecy’ bv: Stel
je voor dat de voetballer heel erg goed aan het verdedigen is, maar toch gaat de bal binnen
en het lukt hem op zijn lip te bijten om daarna door te zetten en verder te spelen… Hoe ziet
dat eruit? Hoe voelt dat dan?
bv: Stel je voor dat we hier binnen twee jaar de scene met je vader nog eens opnieuw doen
en je hebt ondertussen met al je kennis en talenten erbij, . Hoe ziet die scene er dan uit?
Laten we dat eens spelen…


Vragen naar uitzonderingen
bv: een jongen speelt telkens opnieuw dat de wereld helemaal in chaos vervalt.. het is
zoeken naar uitzonderingen op het rampenverhaal. Door de vraag: ‘wie of wat van de w
ereld lijkt iets minder vernietigd dan de rest?’ komt de blik op uitzonderingen te staan…
Continueringsvragen stellen bv: Wat wil je zeker blijven doen? Wat vind je erg belangrijk en
zinvol dat we blijven spelen in het verhaal? Welke dingen wil je niet veranderen omdat ze al
goed lopen? Bv: voetballen
Veronderstellende vragen stellen bv: Stel je voor dat ik hier een glazen bol heb en jullie
kijken er in en ik kan toveren dat er zo meteen dingen zullen veranderen aan de ridder zijn
moeilijke situatie, wat zal er dan anders zijn?
Relatievragen stellen
bv: wat ziet de moeder van de boef zien als hij thuis kwam en hij had een vriend
meegebracht die hem geholpen had… Hoe reageert de moeder dan?




Hoe vragen stellen in de plaats van ‘waaromvragen’: Hoe komt het dat jij zo’n sterke wil
hebt en zo goed kan volhouden?
OPLOSSINGSGERICHTE TECHNIEKEN






Schaalvragen maken in het spel: vb: bij een ridderspel waar het thema veiligheid en
onveiligheid uitgespeeld wordt, vraagt de leerlingridder aan de leidersfiguur om te
tonen hoe veilig de burcht reeds gemaakt is, op een schaal van nul tot tien. Hierdoor
wordt de leidersfiguur bewust van het feit dat het gevoel van veiligheid niet ‘alles of
niets’ is…
Positief herkaderen in het spel vb: Een spel waarbij een jongen ‘de baas is van over de
hele wereld’, erg dominant speelt…en zelfs destructief doet… Jawadde, de baas lijkt mij
erg kwaad op de mensen en de dieren… Ik denk dat hij er wel zijn goede redenen voor
zal hebben…. Klopt dit?
Een veilige plek maken in het spel. Vertrekkend vanuit het idee dat alle mensen eerst
stabiliteit en rust nodig hebben om te kunnen bewegen… is een veilige plek maken erg
belangrijk vb: een hut, een huis, een kamp, een kasteel, een bed…
Oprecht luisteren, luisteren naar wat de ander zegt, en vooral zorgen dat iemand zich
gehoord voelt. Dit gebeurt door non verbaal aanwezig te zijn, betrokken in houding,
mimiek,, geen duiding of advies te geven, samen te vatten wat de ander zegt, vragen te
stellen ter verduidelijking en datgene te benoemen dat je ziet, voelt, hoort…
Nuttige doelen zoeken tijdens het spel vb: Wat is de eerste uitdaging voor Spiderman
om vandaag te gaan blijven zitten op zijn stoel? Hoe is dat voor hem? Zullen we dat
eens spelen?
Aansluiten met het voorkeurszintuig van de cliënt door vragen te stellen met hun
voorkeurszintuig. Hierdoor ervaart de ander dat je dezelfde ‘taal spreekt’ als hij ervaart
hij meer verbinding met jou als tegenspeler. Bv: iemand met voorkeurszintuig ‘horen’:




4.2
Ik hoor dat je graag voetbalt en ik hoorde je mama ook zeggen dat je dat goed kan…
Complimenten in het spel als feedback bv: Een jongen met veel driftbuien kiest voor
een ridder te spelen die hij laat vechten met de vuurspugende draak, als metafoor voor
zijn driftbuien. Binnen het spel speelt de therapeut een kleine trol die gefascineerd
toekijkt hoe de ridder de draak verslaat en hem bewonderend bevraagt hoe het gelukt is
om de draak te verslaan…..
Hulpfiguren in het spel introduceren en bevragen Bv: in een rampenverhaal is het ook
erg zinvol om te vragen: Wie of wat zijn helpers in het verhaal, waardoor de hoofdrol er
niet alleen voor staat? Dit kan van alles zijn…
Rolwisselingen: geven een ander perspectief en zorgen voor afstand.
Externaliseren van het probleem. Deze techniek wordt goed beschreven in het boek van
M. Selekman . Hierbij is het belangrijk om een omschrijving te maken met het kind of
het gezin wat de invloed is die het probleem heeft op het gezin, door te vragen: ‘Hoe
lang heeft deze ‘moeilijkheid’ al invloed op jullie? Waar dwingt die dreiging X. toe?
Welke emoties zijn hierbij?
Daarna wordt in kaart gebracht welke impact de clienten op het probleem hebben,
door te vragen: Zijn er momenten dat jullie de ‘bedreiging de baas kunnen? Hoe
kunnen jullie samenwerken om die bedreigingen in te dijken? ‘ Zo wordt het probleem
niet meer vereenzelvigd met de persoon, maar wordt het probleem een gezamenlijk
doel om rond te werken…
Bv: In een gesprek met het gezin waarbij een meisje F. zich steeds erg afhankelijk en
soms weer als kleuter opstelt om aandacht en zorg te krijgen, wordt bevraagd bij
iedereen waarvoor dit gedrag helpt en wat het met hen doet…
Daarna wordt aan het probleem gewerkt door het een naam te geven’ de kleine meid
van F.’. Op die manier wordt het meisje niet meer alleen als lastig en zagerig gezien,
maar zoeken ze samen hoe ze ‘de kleine meid’ sterker kunnen maken. Dit verhaal kan
gespeeld worden en uitvergroot worden in drama….
Dramatechnieken
1. WAT NU?
Doel van de oefening : opwarmingsoefening
Doelgroep: individueel als in groep
Wanneer bruikbaar? In functie van het bevorderen fantasie, samenspel, inspelen op elkaar….
Bij cliënten waarbij je in een vrijblijvende relatie werkt, waarbij samenwerking en het opbouwen van
een werkrelatie erg zinvol is.
Hoe werkt het?
Er is een regisseur en een speler. De regisseur zit op een stoel voor het speelvlak. De speler volgt de
instructies van de regisseur. De speler start met een beweging bv: wandelen, liggen… De regisseur
benoemt de locatie en wat de speler daar ‘doet’…De speler gaat verder de scene uitspelen. Wanneer
hij geen nieuwe spelimpuls vindt vanuit zichzelf, dan vraagt hij aan de regisseur: WAT NU?
De regisseur geeft een nieuwe spelimpuls… Dit kan een associatie zijn op het voorgaande, kan ook
iets helemaal anders zijn…. Zo gaat het spel verder….. er kan een echte spelscene ontstaan, het
kunnen ook losse improvisatiemomenten ontstaan.
F. werd aangemeld voor therapie, waarbij ouders zich zorgen maakten over de relatie met hun kind.
F. reageert erg dominant tov ouders, erg eisend. Het lukte hen niet om dit te keren. Bij de start van de
sessies speelden we ‘wat nu’…F. speelde samen met haar P en moeder was regisseur. Hierbij kwamen
zeer mooie spelscenes tot stand, waarbij complimenten gegeven konden worden aan elkaar over het
mooie samenspel…, wat aansloot bij het doel van de therapie.
2. HELDENVERHALEN SPELEN
Doel: Binnen de spelwereld omgaan met moeilijkheden en vaardigheden onder de knie krijgen kan
als een verhaal beleefd worden. Een verhaal verzinnen, ontwerpen van moeilijkheden en die
overwinnen kunnen de verbeelding wakker waken en deze kracht is voor heel veel mensen inzetbaar.
Wanneer bruikbaar? Bij kinderen en jongeren die in een zoekende relatie zitten, ondersteuning
nodig hebben in het zoeken naar andere oplossingen voor een probleem, exploreren van de krachten
en keuzes, …
Kernboodschap: Er zijn altijd meer oplossingen voor een probleem…
Hoe werkt het?
Verzin samen met het kind een moeilijke situatie die de hoofdrol kan meemaken…
Dit kan over missies gaan, tegenstanders, ….
Maak op het speelvlak een veilige plek voor elk van jullie rol, dit kan een huis zijn, een kasteel,
een vaste stek…. zorg ook voor spelmateriaal zodat de scene echt wordt…
Speel samen met het kind het verhaal na… Wanneer je de indruk hebt dat de lastige situatie
duidelijk verkend is, breng je de hulpfiguur in. (een tovenaar, een wijze vrouw, een oude kennis,
een fee, …) Spreek als hulpfiguur met de hoofdfiguur en presenteer dat er meerdere
mogelijkheden zijn… Laat de hoofdrol komen tot het aangaan van de moeilijkheden en het
vinden van manieren om ze aan te pakken.
Voorbeeld:
J. piekert veel, hij heeft het moeilijk thuis bij het inslapen en komt vaak snachts wakker. J. is erg
geinteresseerd in wolven. Heel wat problemen uit het echt leven zijn zeer complex en bij de
volwassenen…
Doel van therapie is versterken van zijn zelfwaarde en het vergroten van zijn hulpbronnen en
krachten. Vandaag heeft hij weinig zin om te spelen. Daarom maak ik eerst een veilige plek met
hem, het wordt een versterkt kasteel. Hij wordt de ridder die een verschrikkelijke draak moet
gaan doden…Ik speel een hond die met hem mee gaat. Hij gaat op missie en komt heel wat zaken
tegen op zijn pad. Er komt een storm, een erge regenbui… uiteindelijk zoekt hij een schuilplaats en
dit blijkt een wolvenhol te zijn. Hij leert de wolf die er woont kennen. De wolf geeft hem enkele
instructies mee en wat wolvenkracht om de draak aan te kunnen…
3. TOEKOMSTGERICHTE ROLLENSPELEN
Doel: Uitspelen van gewenste situaties, die concreet verbonden zijn met het doel van de client.
Doelgroep: individueel, groepen, gezinnen
Door het naspelen van een ‘lastige situatie’ kom je in een actieve rol en meer zicht op wat gebeurt
zowel in gedrag, gedachten en gevoel en kan meer vanuit de ervaring gezocht worden naar
uitzonderingen, naar doelen en krachten... je creëert daarna afstand door te reflecteren over het spel
en daarna het spel opnieuw te hernemen… Het doel voor de cliënt wordt duidelijker en als therapeut
geef je complimenten,waardoor de client meer in zijn kracht komt, de therapeut kan uitzonderingen
van het probleem zien tijdens het spel….
Laat de cliënt nadenken over hoe hij anders kan handelen in het spel om zijn doel te bereiken.. bv:
zich tegen het pesten te beschermen…
Speel de suggesties van de cliënt uit, oefen samen en bekijk wat helpend is…
Voorbeeld: supermarkt
F geeft de moeilijkheid aan om te gaan winkelen in de supermarkt. Hij wil graag oefenen hoe hij op
een ‘sociaal passende manier’ kan omgaan met dit gegeven.
We bespreken de scene : Waar speelt het zich af? Wie is aanwezig? Wat gebeurt er?
Tijdens het rollenspel spelen we de winkelsituatie na….Hierbij maak ik gebruik van de realistische
elementen die F. inbrengt. Hij speelt de klant (zichzelf) en ik speel de persoon achter de kassa.
Na een eerste rollenspel bevraag ik concreter zijn doelen…
-omgaan met zaken die niet voorradig zijn
-contact maken met de verkoopster bij het afrekenen
-naar buiten gaan op een gepaste manier.
Daarna herhalen we de scene nog enkele keren. We proberen verschillende manieren van een vraag
stellen uit, we gebruiken observatie in de scene als methode om zaken in te schatten. We doen een
rolwisseling om het andere perspectief binnen te brengen. Hierbij is duidelijk dat de herhaling binnen
het spel erg essentieel is in het opbouwen van zelfvertrouwen voor F.. zodat hij zich sterker voelt om
het in de realiteit uit te gaan proberen.
4. AVONTUREN MET DE TELETIJDSMACHINE
Doel: dit is een dramaoefening gebaseerd op de oefening van de teletijdmachine , van Mathew
Selekman (2010)
Het helpt de cliënt om uit een impasse te stappen. Het gaat hierbij om doelformulering en om de
creativiteit van de cliënt te prikkelen, omdat daarin een stuk van het oplossend vermogen bevindt.
De kracht van deze dramatherapeutische variant is dat we het verhaal van stel dat… in actie
omzetten zodat de ervaring zorgt voor verdieping en verankering.
Doelgroep: kinderen en jongeren en gezinnen
Wanneer bruikbaar: bij het verkennen van doelen en zoeken naar aanwezige krachten en
hulpbronnen kan de metafoor van een reis met de teletijdmachine aanspreken. Je maakt afstand van
de dagelijkse leven door in de machine te stappen en in de tijd te reizen. De tijdsmachine zorgt
ervoor dat je kan reizen naar de toekomst of naar het verleden je kan dingen spelen die vroeger al
gelukt zijn en je kan ook gaan spelen dat een doel al bereikt is…Zo kijk je naar de gewenste situatie
en doe je alsof je in de toekomst reeds zit en je doel reeds bereikt is….
Introductie: Deze oefening start als volgt: Stel dat ik hier een teletijdmachine heb en ik vroeg je om
erin te staan en jou ergens naar toe te brengen in de tijd, waar je ook maar wilt.. Waar ga je naartoe?
Wie en wat neem je mee? Wat is er dan veranderd?… Waar komen we dan aan? Wat zie je dan
allemaal? We laten het kind het verhaal vertellen en daarna spelen we de plaats uit.
Verloop:
We verzinnen samen de scene, kiezen de attributen en spelen het verhaal uit…
We stappen samen in de teletijdmachine en komen in de toekomst of in het verleden uit…
Als je uitstapt zit daar de toekomstman (de therapeut). En zegt: Welkom in de toekomst!! Er is hier
heel wat veranderd, soms hele kleine dingen, kom je mee om te zien en te weten hoe het gaat hier?
Probeer de scene zo concreet mogelijk te maken en de cliënt te laten uitspelen.
Voorbeeld:
Samen met X. stappen we in de teletijdmachine van de toekomst. Hij wil graag naar het jaar 2020,
waarbij hij een topvoetballer is en dat zijn ouders naar een match van hem komen kijken. Hij wil
vooral graag dat zijn P en M daar samen zijn en erg trots op hem zijn over zijn voetbalkunsten…. Ik
was ik de interviewer van een belangrijke krant en stelde vragen voor een interview. Ik vroeg hem wat
de sterke punten en talenten zijn dat zijn ouders gezien hebben tijdens de match? Hij zei ‘Dat ik even
goed kan verdedigen als mijn vader en dat ze me vertrouwen dat ik een goede voetballer geworden
ben… ’ Ik vroeg hem na het spel wat hem helpt om een goede voetballer te worden en wat hij kan
doen zodat zijn ouders hem meer vertrouwen… In het volgend gesprek met ouders werd duidelijk hoe
belangrijk voetbal voor vader en zoon was…
5. WERKEN MET TWEE HANDPOPPEN
Doel: Het veruiterlijken van een innerlijke dialoog, zorgt ervoor dat er bestaansrecht komt voor beide
kanten van een probleem. Vaak willen mensen ‘probleem weg’ en realiseren ze zich niet dat in het
probleem ook al vaak een stuk van de oplossing verscholen zit. Daar achter komen kan zinvol zijn…Dit
is ook een externaliseringstechniek, waardoor het probleem ‘grijpbaar’ wordt en minder
vereenzelvigd wordt met de gehele persoon.
Wanneer bruikbaar?
Gesprekken met kinderen zijn vaak veel makkelijker te voeren als er een handpop bij komt. Het
proces van dramatische projectie start onmiddellijk. Door ‘dramatische projectie’ (Jones)wordt de
cliënt emotioneel en cognitief betrokken in het aanpakken van zijn problemen binnen een
dramatische vorm, zoals karakters, spelmaterialen of poppen. Hij/zij projecteert aspecten van
hem/haarzelf of zijn/haar ervaringen binnen theatraal of dramatisch materiaal of in scènes. Hierbij
worden innerlijk conflicten geëxternaliseerd. Daarnaast is er meer distantie van de realiteit omdat
het de pop is die speelt en niet het kind. Wanneer kinderen verwoorden dat ze merken dat ze twee
kanten van zichzelf ervaren bv: een drukke kant en een rustige kant kan hier een dialoog ontstaan
tussen beide kanten in de vorm van een handpop… Ook andere thema’s kunnen aan bod komen.
Voorbeeld: S. wil niet meer naar school. Ze is het beu dat leerkrachten altijd op haar boos zijn. Ze
heeft adhd en kan daar niet aan veranderen…!!
Ik ging in gesprek met S. over haar drukke kant en haar rustige kant. Haar drukke kant is wel erg
bazig de laatste tijd en neemt erg veel ruimte in. Ik vraag haar een handpop te kiezen voor de drukke
kant. Ze kiest de leeuw. Voor de rustige kant kiest ze de krokodil.
We speelden heel veel verschillende scenes met de twee dieren. Hierbij kan de krokodil zeggen tegen
de leeuw dat hij veel te veel de baas speelt en dat hij een beetje moet ‘dimmen’, zodat krokodil wat
meer kan zeggen. Ze oefenden deze manier van met elkaar omgaan.
Daarna stel ik de vraag wat S. kan meenemen naar het echte leven van wat we gespeeld hebben. Ze
maakt een tekening van de krokodil en van de leeuw en neemt hem mee om in haar broekzak te
steken.
6. DE MAGISCHE WINKEL
Doelgroep: jongeren en volwassenen
Doel: Dit is een psychodramatechniek die zicht geeft op kwaliteiten van mensen en die deze tastbaar
maakt. Het maakt de blik open naar … wat wil je bereiken? Welke kwaliteiten heb je daarvoor reeds
in je? Welke kun je nog meer gebruiken?
Hoe werkt het?
Je werkt met een magische winkel, waarbij de therapeut de winkelier is en waarbij de klant (de
cliënt) op zoek is naar een eigenschap die hem zal helpen bij het omgaan met een moeilijkheid.
Hierbij kan hij in de magische winkel terecht, waarbij de verkoper (de therapeut) gaat exploreren
wat hij nodig heeft. Dit zijn vrij algemene eigenschappen, maar die binnen de winkeldialoog en het
creëren van de transformatie, geconcretiseerd worden. Bij ‘transformatie’ handelt de cliënt in
dramatische gegevens en gaat een dialoog met zichzelf aan. Op die manier zal hij/zij veranderen in
zijn gedrag, beleving, subjectieve werkelijkheid, etc. Dit proces kan een aantal creatieve alternatieven
openen voor het omgaan en experimenteren met de cliënt zijn of haar problemen.(Jones)
De winkelier maakt dat hij concreet doorvraagt op de grootte, de dimensie, de soort materie
(vloeistof, steen, zachtheid, kleur enz…) van de gewenste eigenschap, zodat hij dit kan aanbieden.
Daarna kan ook de bevraging gebeuren in welke concrete situaties de klant voorstelt om zijn
eigenschap te gebruiken…. De winkelier vraagt hoe de klant zal betalen. In deze magische winkel
wordt met talenten, krachten, bruikbare elementen voor andere mensen betaalt.
Opnieuw wordt deze ‘eigenschap’ in vorm gezet, om het in de winkel te kunnen verkopen. ‘Hoe ziet
die eruit? Welke kleur, gewicht, vorm, gebruiksdosis enz…De winkelier kan ook bevragen wanneer de
klant ontdekt heeft dat dit een sterke eigenschap is van zichzelf en voor welke moeilijkheden het
bruikbaar kunnen zijn…
Voorbeeld:
‘Een aantal sessies later gaf ik aan een gebrek aan moed te hebben om me in het winkelavontuur te
storten. Dan speelden Tinne en ik een onbestaande situatie na waarin ‘moed’ gekocht kon worden.
Deze ervaring deed me best schrikken, omdat het me moeite kostte om me in de situatie in te leven.
Dankzij de begeleiding van Tinne lukte dit me weliswaar toch en brachten we ons samenspel tot een
goed einde. We beeldden de winkel echt uit door allemaal potjes en kastjes te plaatsen… Ik speelde
de klant en Tinne de winkelier.. Zij nodigde me uit om te vertellen wat ik allemaal in de aanbieding
had van sterke kanten en in welke vorm het zou passen….het hielp mij om dit allemaal voor me te zien
en zelfs vast te nemen…
7.
DIALOOG MET JE SYMBOLISCHE KRACHTFIGUREN
Doel: Deze oefening is een dramavariant van de oefening: Collage of the symbolic family van Helene
Delucci .
Doelgroep: Helene ontwierp de oefening ifv traumatherapie. Ik stel voor dat deze methode ook kan
gebruikt worden om vorm te geven aan steunfiguren en om in rollenspel/dialoog te gaan met hen.
Hoe werkt het?
De kracht ligt erin dat het niet gaat om mensen die dichtbij zijn. De figuren zijn onbereikbaar voor
hen, weliswaar bezitten ze eigenschappen die de cliënt ook zou willen hebben. Het proces van
dramatische projectie ontwikkelt zich vrij sterk in het opbouwen van die krachtfiguren en het
opbouwen van de dialogen. De cliënt kan succes ervaringen opdoen in de dialoog. Deze
succeservaringen kunnen herhaald worden in de realiteit door de cliënt aan te moedigen dezelfde
gedachten en gevoelens en gedrag op te roepen die hem hielpen in het rollenspel.
Verloop:
Er wordt gevraagd aan de cliënt om te vertellen over mensen, dieren, figuren die hen kracht geven,
die hen ondersteunen in hun weg, figuren die hen fascineren en een eigenschap bezitten die zij ook
wel zouden willen in het bereiken van hun doelen.. Het kan gaan om idolen, muzikanten, helden,
familieleden ( echter geen mensen waar er reëel contact mee is, omdat dit de relationele veiligheid
kan verstoren)
We zoeken foto’s van die mensen, dieren of beelden…
We ontwerpen samen scenes om in dialoog te gaan met deze figuren…
We verzinnen scenes tussen de cliënt en de idolen over het bereiken van doelen, het omgaan met
sterktes, hoe hij zijn talent ontwikkeld heeft en wat de cliënt daar kan van meepakken, hoe hij in het
dagdagelijkse leven dezelfde gedachten en gedrag kan oproepen.
Voorbeeld
F. wilde werken aan zijn zelfvertrouwen in het contact met anderen. Hij was bang om andere te
kwetsen, wanneer hij voor zijn eigen mening uit komt. Hij wou hier sterker in worden.
F. koos drie figuren uit die hem een boodschap willen geven:
-
-zijn grootvader die gestorven is, als figuur die een ‘levensgenieter’ was, want F. wil dat ook
meer willen zijn…
-John Carmack, een guru op het gebied van computerspelletjes, met als boodschap: leer je
eigen ding te doen, ga ervoor!
-James Cameron, de regisseur van de Titanic, avatar… Hij gaf de boodschap Probeer maar uit,
je kan het wel, je kan niets verkeerds doen…
We speelden een dialoog met elke persoon. De kracht van de dialogen lag erin dat de figuren
voldoende veilig waren om in dialoog mee te gaan en hem meer vertrouwen gaven om verder te doen
waar hij al mee bezig was (expertenrelatie) De drie figuren waren volledige opgebouwd door F. zelf,
waardoor de dramatische projectie en transformatie erg groot waren. De beleving die hij uit deze
scenes meedroeg nam hij mee door de foto’s mee te nemen naar huis. Hij noteerde een woord dat
paste bij zijn gevoel en zijn gedrag in de scene.
8. EEN FIJNE HERINNERING NASPELEN
Doel: cliënten doen ervaren, hoe een fijne herinnering terug kan herbeleefd worden, zodat je die ook
kan meenemen en verankeren. Binnen de triade van gedachten, gedrag en gevoel kan je hierop
doorwerken.
Doelgroep: alle cliënten, zowel individueel als in groep als met gezinnen…
De kracht ligt erin dat het gaat om een visualisatietechniek die in actie omgezet wordt. De cliënt
visualiseert eerst een fijne herinnering, die hem warm doet voelen vanbinnen. Daarna nodig je de
cliënt uit om die uit te laten spelen. Hij wordt getuige van zijn herinnering en regisseert de scene.
Hij vertelt concreet hoe de situatie er uit zag, wat er gebeurde, wie er aanwezig was, wat hij hoorde,
rook en voelde… Dit wordt uitgespeeld.
Voorbeeld:
Ik speelde een fijne herinnering samen met een gezin. Ze wilden terug naar een reis van twee jaar
geleden, waarbij ze samen aan de rivier zaten te picknicken. We speelden deze scene uit. Heel
merkbaar was de harmonie en de rust die de scene uitdroeg. Door deze herinnering opnieuw te
spelen, ervaarden de gezinsleden dat ze dit nog samen konden ervaren.. in het gesprek die volgden
hadden we het over: Wat zou helpen om het gevoel van iets meer harmonie terug te vinden….welke
momenten kon het gezin uitkiezen om dit opnieuw te ervaren…?
BESLUIT
Ik hoop dat in dit werk gelezen wordt dat de oplossingsgerichte focus in het dramatherapeutisch
werken een hele zinvolle focus is, waarbij niet voorbijgegaan wordt aan de emoties en de zorgen van
mensen.
Uiteindelijk zorgt de combinatie van oplossingsgerichte therapie en dramatechnieken voor een
sterke formule om doelgericht, op krachten gebaseerde interventies aan te bieden, passend voor
de relatie waar men zich in bevindt met de cliënt en het mandaat dat daaruit verkregen wordt.
Wanneer dramatechnieken gebruikt kunnen worden om passende doelen te bereiken, moedigen zij
de expressie van gevoelens aan als het ware als een pad naar groei en verandering in de gewenste
richting. Cognitie, gevoel en gedrag worden in het spel verbonden…De verbeelding en het gebruik
van de magische wereld zijn een krachtig gegeven: ‘If you can imagine something, you can do it..
Nothing happens in reality until it happens in your mind first.’
Ik zal tevreden zijn met dit werkstuk, als de lezer, na het lezen van dit werkstuk, zich getriggerd voelt
om verder te lezen over ‘het oplossingsgericht denken’.
Ik zal tevreden zijn als de lezer zin gekregen heeft om een aantal vragen, interventies en
methodieken te gaan uitproberen…
Daarom gaf ik in mei 2015 gaf ik een workshop rond dit thema bij een studiedag van Creatieve
therapie aan de Artevelde Hogeschool te Gent. Het was een boeiende dag, met heel veel
inspirerende lezingen en workshops. Door de workshop te geven, merkte ik dat er heel wat mensen
geïnteresseerd zijn in deze hoopvolle kijk op veranderingsprocessen binnen het creatief
therapeutisch werkveld.
LITERATUURLIJST
Anderson-Klontz, Bradley T.; Dayton, Tian; Anderson-Klontz, Laura S. The Use of Psychodramatic
Techniques Within Solution--Focused Brief Therapy: A Theoretical and Technical Integration;
International Journal of Action Methods;Fall99, Vol. 52 Issue 3, p113
Duncan, B.L., (2011). Het geheim van de betere therapeut. Amsterdam; Pearson uitgeverij.
Emunah, R. (1994). Acting for real, dramatherapy process, technique and performance; New York,
Brunner, Mazel.
Isebaert, L. (2007). Praktijkboek Oplossingsgerichte Cognitieve Therapie. Utrecht; De Tijdstroom
Jones, P. (1995). Drama as Therapy Volume 1: Theory, Practice and Research: Theatre as Living;
Paperback
Le Fevere de Ten Hove, M.; Callens, N., Geysen, T.; Maene, W.(2012); Survivalkit voor leerkrachten,
Oplossingsgericht werken op school; Antwerpen; Garant
Le Fevere de Ten Hove, M. ((2007); Korte Therapie,handleiding bij het ‘Brugse Model’ voor
psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren; Antwerpen;Garant
Selekman, M. (2014), Oplossingsgerichte therapie met kinderen en jongeren. Nederhorst den Berg;
Pica uitgeverij
Smeysters,H. (2008) Handboek creatieve therapie, Bussum; uitgeverij Coutinho
Wolters, C. (2011). Oplossingsgericht aan het werk met kinderen en jongeren. Nederhorst den Berg;
Pica uitgeverij
Download