DE CHRISTELIJKE VEREISTEN VAN EEN HERNIEUWDE

advertisement
DE CHRISTELIJKE VEREISTEN VAN EEN HERNIEUWDE EVANGELISATIE
Door Claude DAGENS, bisschop van Angoulême
Eerst en vooral wil ik de betekenis overwegen van de uitdrukking die ik met opzet gebruik: ‘De
christelijke vereisten van een hernieuwde evangelisatie’.
1.Ik weet zeer goed dat de uitdrukking ‘nieuwe evangelisatie’ een geijkte term is en dat Johannes
Paulus II en Benedictus XVI deze allebei in de mond hebben genomen. Met die uitdrukking wilden ze
het volgende zeggen. In het algemeen hebben, de voorbije twintig jaar, belangrijke ontwikkelingen
het gezicht van de wereld veranderd: de mondiale informatisering, de opkomst van de nieuwe
groeilanden – van Brazilië over India tot China – en de effecten van een economische crisis die we
moeilijk onder controle krijgen. En voor de christenen in het bijzonder: de opvordering christen te
zijn in een samenleving die niet langer christelijk is.
Het is te midden van die wereld in verandering dat christenen geroepen zijn te leven en de
christelijke nieuwheid, de nieuwheid van God die in zijn Zoon Jezus Christus onze menselijkheid op
zich neemt, te verkondigen.
Het begrip ‘nieuwe evangelisatie’ heeft zo een opvorderende kracht voor christenen, verspreid over
de ganse wereld: er moeten drempels worden overschreden, er moet een nieuw elan gevonden
worden in onze gemeenschappen, de Kerk moet leren naar buiten te treden – minder bezig zijn met
zichzelf – aangezien haar missie erin bestaat het Evangelie van het heil te ontvangen en het door te
geven, en dat in woord en daad door haar aanwezigheid te midden van de mensen, door haar gebed,
door haar liturgie, door haar inzet, door haar manier van getuigen van Jezus Christus de Redder.
Kortom, we zijn geroepen nieuwe tijden van evangelisatie te beleven.
2.We moeten echter erkennen dat het begrip ‘nieuwe evangelisatie’ ook een zekere ambiguïteit in
zich draagt. En dat om twee redenen:
-Het begrip kan, voor sommigen, overkomen als een kritiek op vroegere manieren van evangeliseren.
In Frankrijk vooral, begrijpen sommigen de term als een kritiek op wat wij ‘een missionaire presentie’
noemen. Daaronder begrijpen we het opgaan in een omgeving die niet meer christelijk is, het feit
met de anderen te willen zijn, de onverschilligen en de niet gelovigen, zonder ooit te zeggen in wie
we geloven.
Het is die houding van onthouding, van een stilzwijgen over het essentiële, in de veronderstelling dat
we niet kunnen evangeliseren zonder aan anderen te zeggen wat ons geloof uitmaakt, zonder te
durven getuigen met woorden, en niet alleen maar met gebaren van vriendschap, van het mysterie
van Christus en van de gehechtheid aan zijn persoon.
Zondermeer over ‘nieuwe evangelisatie’ spreken, kan begrepen worden als een verwijt, en zelfs als
een wil tot herovering, met deze ondertoon: ‘daar waar jullie mislukten, zullen wij slagen door net
geen schrik te hebben om onze christelijke identiteit te affirmeren.’
-Maar soms duidt de uitdrukking ‘nieuwe evangelisatie’ ook effectief op een nieuwe stijl, op nieuwe
manieren van getuigen en handelen. Men laat verstaan dat de evangelisatie zich moet vernieuwen
1
door de vorm van een strategie aan te nemen: met te bereiken doelen, te halen resultaten, met
doelgroepen tot wie men zich richt, met middelen die men kiest en inzet in functie van de doelen.
De nieuwe evangelisatie krijgt zo de allure van een programma, met termijnen, met animatoren,
procedures en methoden. Velen van hen die zich aan dit begrip van evangelisatie verbinden, zoeken
echter vooral hun programma, hun organisatie, hun leiders en hun resultaten naar voren te schuiven.
Wat storend is aan deze manier van doen, is dat men zijn toevlucht neemt tot de middelen van de
wereld terwijl men zich duidelijk distantieert van, ja zelfs opponeert tot de wereld. Men weet vaak
niet goed hoe die merkwaardige alliantie van mystiek en techniek zou kunnen werken.
3.Om al die redenen schuif ik een andere uitdrukking naar voren. Ik wil er graag de gevolgtrekkingen
van onderlijnen: het gaat erom de christelijke vereisten van een hernieuwde evangelisatie te
begrijpen en gestalte te geven. Het gaat om een hernieuwing van het christelijke leven, van de Kerk,
maar niet vertrekkende van onszelf of van onze strategieën maar van de kern: het engagement van
God voor ons in Jezus Christus, door de Heilige Geest, voor het heil van de wereld.
Hier wil ik vorm geven aan wat volgens mij het meest beslissende is voor die ‘christelijke vereisten
van een nieuwe evangelisatie’. Het meest beslissende zijn niet de middelen maar de redenen, de
spirituele attitude, de bekering waartoe we geroepen zijn mee in te stemmen.

ONS LATEN VERRASSEN EN LEIDEN DOOR GOD
Het geloof en de evangelisatie starten met de verwondering, ja zelfs met de verbazing. Het is zoals
met Jacob toen hij de ladder beklom op de plaats die we Betel noemen: ‘God was daar en ik wist het
niet.’ (Gen 28, 16)
De geschiedenis van het heil wordt gemarkeerd door zulke gebeurtenissen van openbaring en
aankondiging. God zelf komt de mannen en de vrouwen tegemoet en Hij maakt hen tot de getuigen
van zijn tussenkomst voor het heil van de wereld: Maria in Nazareth, de herders in Bethlehem, de
twee pelgrims op de weg naar Emmaüs.
Ook de geschiedenis van de heiligen verloopt via wonderlijke ontmoetingen waarbij mensen worden
gegrepen door Christus die zich, onverwacht, openbaart om van hen zijn getuigen te maken: Saulus
van Tarsus op de weg naar Damascus, Franciscus die herboren wordt als hij de melaatse omarmt,
Theresia van Lisieux tijdens de kerstnacht van 1886 … Elk van ons kan zich ontmoetingen herinneren
waarbij God ons verraste, zich aan ons toonde, niet enkel opdat we zouden genieten van zijn
aanwezigheid maar opdat we getuigen zouden worden.
De geschiedenis van de evangelisatie is geen geschiedenis van technieken en methoden. Het is een
geschiedenis van God met ons, van God die, in Christus, ervoor kiest voorbij te komen in het leven
van mannen en vrouwen en zo zich bekend te maken aan de wereld.
In de geschiedenis van de evangelisatie zijn er altijd persoonsgebonden gebeurtenissen van bekering,
van de Heilige Martinus over de heilige Ignatius tot de zalige Charles de Foucauld. En die
persoonsgebonden gebeurtenissen maken deel uit van een groter werk, het werk namelijk van God
voor het leven van de wereld.
2
Ook de geschiedenis van de Kerk is getekend door die verrassingen van God. Hij heeft de vrijheid om
te handelen te midden van wat weegt of versleten is aan de kerkelijke instituties. Laat ons gewoon
aan de eerste maanden van dit jaar 2013 denken! Enkel verrassingen! Op 11 februari het
onverwachte ontslag van paus Benedictus XVI en iets meer dan een maand later, op 13 maart, de
even onverwachte verkiezing van de aartsbisschop van Buenos Aires, Jorge Maria BERGOGLIO, tot
paus. Hij neemt de naam van Franciscus aan, eraan herinnerend dat de kleine arme van Assisi de
Kerk en de wereld heeft vernieuwd door zich te laten grijpen door Christus en de kracht van het
evangelie!

ERKENNEN DAT HET DOEL VAN DE KERK NIET DE KERK IS
De evangelisatie vraagt dat we weggaan uit onszelf of, liever nog, dat we terugkeren naar het
essentiële: stroomopwaarts, het mysterie en het licht van Christus de Redder, stroomafwaarts, de
wereld met zijn geweld en verwachtingen. Op een bepaalde manier is de hernieuwde evangelisatie
een hernieuwde verbinding tussen de Openbaring en de gave van God in Jezus Christus en de
verwachtingen van de wereld, doorheen alles van de wereld wat passioneert, leeft, vibreert maar
ook doorheen alles wat oppervlakkig is, doorheen de leugen, het bedrog, het onbetekenende.
Paus Franciscus heeft gelijk als hij onze aandacht trekt op wat hij noemt de existentiële ‘periferie’ van
de wereld, door waar de armoede geen stem heeft, waar het lijden zich verbergt, waar er schijnbaar
ongeneeslijke kwetsuren zijn, waar mannen en vrouwen alle kanten opgaan zonder richting in hun
leven.
Tegenover die wijkende horizon, onvoorspelbaar, van de wereld zou het niets opbrengen om, door
de schaarste aan middelen en mensen, enkel aan het functioneren van de Kerk te denken, aan de
reorganisatie van haar structuren en zelfs aan de toekomst van onze gemeenschappen.
De hele Kerk is geroepen om te begrijpen dat ze niet haar eigen doel is. Het doel van de Kerk is de
evangelisatie van de wereld. Haar doel is van God te zijn om van Hem te getuigen en om te begrijpen
dat de Heilige Geest dat leven en dat getuigenis bezielt.
We hebben het dit jaar kunnen zien: de Heilige Geest is duidelijk tussengekomen toen hij Benedictus
XVI inspireerde zijn ontslag te geven en toen hij de kardinalen adviseerde om die Argentijnse
aartsbisschop te zoeken die weet, uit ervaring, tot welk punt de kracht van de Zaligsprekingen de
Kerk van binnenuit kan veranderen, precies zoals Franciscus het in zijn tijd heeft gedaan.

DEEL HEBBEN AAN HET LIJDEN VAN CHRISTUS VOOR HET HEIL VAN DE WERELD
Het evangelie is de openbaring van het mysterie van Christus. En zoals Madeleine DELBRÊL zei: ‘Het is
niet enkel het boek van de levende Heer, het is ook het boek van de Heer om te leven.’1
We kunnen niet evangeliseren als Christus niet in ons tot leven komt. Zonder twijfel is het de apostel
Paulus die het meest radicaal die relatie met Christus, aan de binnenkant van het apostolische leven,
van de apostolische vorm van het christelijke leven, uitdrukt. Hij schrijf het zonder omwegen aan de
christenen van Galatië: ‘Ik ben gekruisigd met Christus. Ik leef niet langer, Christus leeft in mij.’ (Gal 2,
19-20)
1
M. DELBRÊL, La joie de croire, Paris, 1968, p. 52
3
Maar er wordt in de Handelingen een pakkend relaas verteld waarbij we Paulus zien, wanhopig,
terwijl hij in Korinte is en daar botst op grote tegenstand van de kant van de joden. “Op een nacht,
tijdens een visioen, zei de Heer tegen Paulus: ‘Wees niet bang. Blijf spreken, zwijg niet. Ik ben met jou
en niemand zal jou kwaad doen want ik heb een talrijk volk in deze stad.’” ( Hd, 18, 9-10)
Paulus wordt dan gegrepen door Christus. Hij wordt niet alleen ondersteund en bemoedigd. Hij
wordt opgeroepen deel te nemen aan de belofte van God, aan het engagement van Christus voor het
volk van de stad. Paulus weet dat hij doorheen de strijd en de beproeving op een persoonlijke en een
intieme wijze deel heeft aan het Pasen van Christus.
De evangelisatie vraagt om die participatie aan het mysterie van Christus. We kunnen niet getuigen
van Christus tenzij we zelf aanvaard hebben verbonden te zijn met Christus, Pasen met hem te
beleven. Evangeliseren is meer dan het mysterie van Pasen verkondigen, het is er ook deel aan
hebben, tot in ons lichaam toe.
I.
DE EVANGELISATIE DOOR DE ACTUELE WERELD OP DE PROEF GESTELD
We weten allemaal, bij het begin van deze eenentwintigste eeuw, dat we nieuwe tijden beleven
voor het christelijke geloof en voor de evangelisatie. We weten ook dat we die tijden niet beleven in
het teken van het enthousiasme, maar eerder in het teken van onzekerheid.
Het is goed hoogte te nemen van die onzekerheden. Want ze komen zowel van de kant van de
wereld als van de kant van de Kerk. We leven in seculiere samenlevingen en daar speelt zich onze
zending af. De Kerk van haar kant staat zelf bloot aan spanningen, bevragingen en aan
vanzelfsprekende kwetsbaarheden.
Als we de wereld bekijken, dan dient zich een eerste vaststelling aan, vooral als we onze actuele
wereld vergelijken met de wereld ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965): we zijn
overgegaan van zekerheid over de toekomst naar de onzekerheid over de toekomst, om niet te
zeggen naar de onttovering en de angst.
Laat ons niet vergeten dat de jaren zestig en zeventig getekend waren door een economische groei
die onbegrensd leek en die zich verspreidde over alle landen van de wereld. Zelfs de Koude Oorlog
die het Oosten en het Westen in een greep hield, zorgde voor een mondiaal politiek evenwicht. We
maakten een mondiale ontwikkeling mee, met de dekolonisatie en de bevrijding die ermee gepaard
ging in Afrika en Azië. Op het einde van het Tweede Vaticaans Concilie, in 1965, kondigt men, als een
nieuw programma, de openheid van de Kerk op de wereld af. Het lijkt de toekomst van het
christelijke geloof te verzekeren in een klimaat van dialoog en vertrouwen.
Natuurlijk kunnen we nu, met wat meer afstand, de naïviteit van toen beter onderkennen, maar het
staat vast dat vijftig jaar geleden de ideologie van de vooruitgang alle geesten in haar greep had en,
op alle terreinen, ingang vond, zowel in de samenleving als in de Kerk. Morgen wordt beter dan
vandaag en voor het dagelijkse leven leek de slogan ‘altijd meer’ een algemeen succes te verzekeren.
Het risico bestaat hier al te snel te gaan maar we kunnen er toch niet om heen dat er sedert een
dertigtal jaar een radicale verandering heeft plaatsgevonden, zelfs na de ineenstorting van de
4
Sovjetunie en het onverhoopte neerhalen van de Berlijnse Muur. De joodse filosoof Emmanuel
LEVINAS heeft het meermaals beklemtoond: de tijd draagt geen beloften meer in zich. Jongeren en
volwassenen hebben moeite om zich een toekomst voor te stellen, laat staan ze aan te gaan. Ouders
maken zich zorgen over hun kinderen. Financiële experten kunnen niet veel meer dan het
onberekenbare karakter van de economische evolutie vaststellen. Ze geven toe dat de crisis zal
blijven duren, dat de groei niet gemakkelijk terugkeert en dat de werkloosheid hoog blijft.
Aan die economische onzekerheid omwille van de crisis voegt zich de angst toe. Door een onzekere
toekomst neemt de tendens toe om ons op onszelf terug te plooien. Het onbekende verontrust en de
onbekenden onder ons nog meer. Vreemdelingen uit Afrika, uit Azië of uit Oost-Europa zijn niet
welkom. Racistische reacties worden veroorzaakt door geopolitieke ontwikkelingen, door de grootte
van de migratiestromen.
Door dit alles wordt politiek vaak herleid tot het management van het onmiddellijke: men probeert
de effecten van de crisis te beperken zonder projecten uit te stippelen op lange termijn. Men kan
zich niet meer de luxe permitteren om te hopen op een betere dag van morgen. Kort gezegd, de
ideologie van de vooruitgang lijkt door de feiten veroordeeld te zijn. Het realisme dwingt ons het
onvoorziene, verontrustende karakter van de wereld onder ogen te zien. We weten niet waar de
wereld heen gaat en we vrezen naar een morgen op weg te zijn waarvan we niets meer kunnen
verwachten.
Natuurlijk heeft die context een weerslag op de zending van de christenen. En dat om een
fundamentele reden: zolang het vertrouwen in de toekomst overheerste, tot ongeveer dertig jaar
geleden, was het eenvoudig om het christelijke geloof te verbinden met de dynamiek van de
geschiedenis. De theologieën van de hoop floreerden, die van Ernst BLOCH en van Jürgen
MOLTMANN. In Zuid-Amerika konden de bevrijdingstheologieën zich vasthechten aan de
revolutionaire hoop van het marxisme.
Vandaag is de culturele context grondig veranderd: onze seculiere samenlevingen mankeren hoop en
richtingaanwijzers. Veel jongeren weerspielen in hun gedrag die cultuur, soms op een ludieke manier
door instant plezier te zoeken, soms ook dramatisch, denk maar aan de vele jongeren die vechten
met een depressie of aan de jongeren die zichzelf doden.
Ik merk het in de ontmoetingen met jongeren en ik lees het vooral in de brieven die ze me sturen. Op
de leeftijd van 14, 15 jaar is het de angst voor de toekomst die overheerst. En die angst brengt vele
vragen met zich mee, fundamentele vragen over leven en dood, over vertrouwen en liefde:
‘Waarom leven? Waarom niet voor de dood kiezen? Hoe van het leven houden als het leven moeilijk
is? Hoe onderscheid ik goed van kwaad? Mogen we hopen op de overwinning van het goede? En
waarom in God geloven en hopen in Hem redenen te vinden om te leven en om onze angsten te
overwinnen?’
Het is op dat terrein, op dat terrein van een gedeelde menselijkheid dat de nieuwe evangelisatie, en
haar spirituele vereisten, zich afspeelt. Ik houd van de slotboodschap die opgesteld en gestemd is
tijdens de jongste bisschoppensynode in oktober 2012. Het paradigma dat men koos als vertrekpunt
van de boodschap is de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de bron van Jacob.
5
Die ontmoeting stelt de synode voor als typerend voor de nieuwe evangelisatie, het is een
ontmoeting die voor de vrouw openbarend en bevrijdend is.
‘Net zoals Jezus bij de put van Sychar moet de Kerk de noodzaak voelen om te gaan zitten naast de
mannen en de vrouwen van onze tijd, om de Heer in hun leven aanwezig te stellen, zodat zij Hem
kunnen ontmoeten want enkel zijn Geest is water dat echt en eeuwig leven schenkt.’
In het spoor van dit appel formuleert die slotboodschap ook een kritiek aan het adres van al die
strategieën van nieuwe evangelisatie, al die methoden en programma’s die de nieuwe evangelisatie
zien als het op poten zetten van een aantal technieken met het oog op het behalen van resultaten
die men vooraf kwantitatief heeft vastgelegd.
‘Het gaat er niet om een nieuwe strategie te bedenken, alsof het evangelie een product is dat in de
markt van de religies moet worden gezet. Het gaat om het herontdekken van hoe, in het leven van
Jezus, mensen zich door hem benaderd wisten en door hem geroepen zijn en vervolgens diezelfde
modaliteit binnenbrengen in de context van onze tijd.’
Anders gezegd, de nieuwe evangelisatie is veel meer dan verloren terrein terugwinnen of proberen
mensen die gedoopt zijn maar niet meer pratikeren terug naar de kerk te krijgen. Het gaat erom dat
wij opnieuw vertrekken van Christus, in zijn waarheid als Redder, en die waarheid aan de wereld
tonen als onze reden om te leven, en dat alles in de wereld zoals hij is, onzeker, onvoorspelbaar,
soms gewelddadig en altijd blootgesteld aan het mysterie van het kwaad.
Het mysterie van het kwaad: het is een veelvormige realiteit die zich aan ons voordoet in sterke
contrasten, enerzijds als een overexposure anderzijds als een verdrongen realiteit.
Overexposure in de media: oorlogsgeweld in Syrië of in Mali, aanslagen in de Verenigde Staten of in
Kaboel, ontelbare drama’s in het leven van gezinnen, moorden, zelfdodingen, onvoorzienbare
ongevallen. Wij zitten naar dat spektakel van het kwaad te zien, het overweldigt ons en we voelen
ons onmachtig ten overstaan van dat spektakel.
Maar, tezelfdertijd, wordt het kwaad vaak verborgen, verzwegen, verdrongen in het geheim van het
geweten en van het hart. Wij zijn getuigen van die stilte met betrekking tot het kwaad, van die
persoonlijke en collectieve verdringing. We verstoppen wat pijn doet, op het gevaar af op een dag
weer overweldigd te worden door het kwaad. En trouwens, heel simpel, er is tijd nodig om zijn
intieme kwetsuren te kunnen uitspreken. Simone VEIL heeft haar verhaal over haar tijd in Auschwitz
verteld zestig jaar na de horror van de Shoah.
Maar er is nog erger tegenover dit mysterie van het kwaad. Er bestaat een stilzwijgende overtuiging
dat de wereld gedomineerd wordt door het kwaad, dat enkel het kwaad bestaat en dat het almachtig
is. Ik vrees dat meer mensen die overtuiging zijn aangedaan, inbegrepen die katholieken die
worstelen met een perverse visie op God, God als Anti-kwaad, ver verwijderd in een andere wereld
en onze wereld overlatend aan de ondergang.
Recent las ik deze verschrikkelijke bekentenis van een beroemd advocaat die zelfmoord heeft
gepleegd. De man was beroemd en werd bewonderd maar hij was alleen. Enkele jaren voor zijn dood
had hij een interview gegeven aan een bekende journalist die hem had ondervraagd over zijn
6
wereldbeeld en hij had geantwoord: ‘Het goede bestaat niet.’ Hij zei luidop wat velen in stilte
denken. Het is de triomf van een nihilisme dat maar twee uitkomsten kent.
Ofwel laat men die terreur van het kwaad binnendringen en moet men deze wereld verlaten, er is
immers geen reden meer om te leven en de ervaring van het goede op te doen. De zelfdoding kan
een van de uitkomsten zijn.
Ofwel zet men het proces van de culpabilisering in gang. Als er kwaad is, dan zijn er schuldigen, en als
er schuldigen zijn, dan moet je die zoeken en als je ze zoekt, dan moet je ze vinden, aangeven en een
proces organiseren dat uitloopt op een bestraffing.
Het is een aaneenschakeling waarvan we voortdurend getuige zijn. Wat dan overheerst, is niet het
nihilisme maar het dualisme. Precies omdat men er gewoonlijk van uitgaat dat de schuldigen de
anderen zijn en zelf plaatsen we ons aan de kant van de onschuldigen, aan de kant van het Goede, of
beter aan de kant van de tegenstanders en de beoordelaars van het kwaad.
Tegenover die verschrikkelijke omgang met het mysterie van het kwaad is de christelijke nieuwheid
onthutsend. Een mens, vlees van ons vlees, Zoon van de levende God, heeft alles van onze
menselijke conditie op zich genomen, ook de verschrikking van het kwaad. En het kruis is niet het
teken van de overwinning op het kwaad en de gemeneriken maar een ongehoorde kracht die niet
van deze wereld is en die heet: de barmhartigheid van God.
Het kruis van Christus ligt aan de oorsprong van een wereld die bevrijd is van de fataliteit van het
kwaad. ‘Heer, vergeef hen, ze weten niet wat ze doen.’ (Lc 23, 34). De soldaten spotten, het volk ook,
en de apostelen hadden ook geconcludeerd dat het kwaad het gehaald op Jezus, de onschuldige. Wij
zijn geroepen te getuigen van die ontwapenende kracht die onze menselijkheid helemaal vastgrijpt
en herstelt. Wij zullen er nooit mee klaar zijn de gekruisigde Christus te overwegen en van Hem de
vergeving van de Vader van barmhartigheid te ontvangen.
De nieuwe evangelisatie moet absoluut opnieuw het mysterie van het kwaad het hoofd bieden, door
trouw te zijn aan wat zo onthutsend maar bevrijdend in het kruis. Het is aan ons om te herhalen wat
de apostel Paulus zei: ‘Ik heb niets willen weten onder u tenzij Jezus Christus en Jezus Christus
gekruisigd.’ (1 Kor 2, 2)
II.
DE EVANGELISATIE IN DE KERK OP DE PROEF GESTELD
De nieuwe evangelisatie kun je niet los zien van de onzekerheid in onze wereld vandaag. Onnodig te
zeggen dat nieuwe evangelisatie geen techniek is om onze zekerheden te affirmeren tegenover alle
onzekerheden in onze wereld. Integendeel. Het komt erop aan onze wereld te begrijpen met zijn
wonden en met zijn verwachtingen. Het is geen afrekening met de wereld. Het komt er op aan de
christelijke nieuwheid over God in te schrijven in het hart van deze wereld.
Maar we moeten nog een andere realiteit erkennen : de christelijke zending wordt ook op de proef
gesteld binnen de Kerk. Dat gebeurt omwille van de broosheid, de spanning en de traagheid binnen
het Lichaam van Christus.
7
De nieuwe evangelisatie veronderstelt en vereist ook dat wij deze situatie van de Kerk begrijpen, dat
we verstaan wat soms een zware beproeving uitmaakt voor het Lichaam van Christus dat wij vormen
en dat wij dienen.
Ik zou drie domeinen willen onderlijnen waar we deze beproeving van de Kerk ervaren :
-
Het verzwakken van de katholieke instellingen
Het herleiden van de Kerk tot haar uiterlijke zichtbaarheid
Onze moeite om de paradox van de Kerk op ons te nemen
1. HET VERZWAKKEN VAN DE KATHOLIEKE INSTELLINGEN.
Het is een evidentie die blijkt uit cijfers en statistieken: vermindering van de religieuze praktijk,
vooral dan van de kerkpraktijk, veroudering van de clerus en roepingencrisis. Samen met deze
kwantitatieve vermindering zijn we ons min of meer helder bewust van een vervaging van de
katholieke aanwezigheid te midden van onze seculiere samenleving.
Maar er is meer dan deze cijfers. Her en der hebben gelovigen en praktiserende mensen te lijden van
vermoeidheid. Ze merken de moeilijkheid om de kerkelijke medewerkers te vernieuwen. Ze hebben
moeite bij het zoeken naar catechisten en verantwoordelijken van bewegingen, van allerlei diensten
en jongerenpastoraal. Soms laat men het hoofd hangen : wat gebeurt, beschouwt men als een
onvermijdelijk verval. Pessimisme heeft echter, zowel in de Kerk als daarbuiten, nog nooit voor
vernieuwing of herstel gezorgd.
Ik wil de cijfers niet ontkennen. Ik stel wel een vraag : zijn we echt bereid om het te houden bij een
louter sociologische lezing van deze cijfers? Of zijn we in staat om een spirituele lezing te wagen van
deze fenomenen die hun weerslag hebben op het lichaam, op de structuren en op de onderdelen van
de Kerk? Deze verzwakking neemt immers ook de vorm aan van een ontlediging. En die ontlediging
kunnen we op twee manieren beleven.
-
-
Ofwel klagen we en zoeken we naar schuldigen. Die schuldigen vinden we zonder moeite bij
priesters of bisschoppen die te mild zijn of te streng of bij leken met te weinig animo. We
kunnen de schuld ook leggen bij de secularisatie of bij andere sociale of culturele oorzaken.
Ofwel houden we ermee op, elk in ons eigen hoekje te klagen en kiezen we ervoor om het
woord te nemen, om ons uit te spreken, om onze ervaringen en overtuigingen uit te
wisselen. Dan beginnen we met de bekering die van ons wordt gevraagd.
Ja, we moeten de ontlediging op ons nemen. We moeten samen ‘onderscheiden waar het op
aankomt’, zoals Paulus vroeg aan de christenen van Filippi : ‘Dit is mijn bede : dat uw liefde steeds
rijker wordt aan ware kennis en fijngevoeligheid in alles, om te kunnen onderscheiden waar het op
aankomt’ (Fil 1,9-10).
De kerkelijke verzwakking is natuurlijk op zich niet goed. Het is een beproeving. Maar van deze
beproeving kan Christus zich bedienen om ons meer bewust te maken van onze
verantwoordelijkheid samen, met een klaarder onderscheidingsvermogen.
8
2. HET HERLEIDEN VAN DE KERK TOT HAAR UITERLIJKE ZICHTBAARHEID
Er is nog een pijnpunt dat even reëel is en dat vrij vaak voorkomt: de katholieke Kerk wordt
gereduceerd tot een min of meer complexe organisatie, met een systeem van verschillende machten
die op elkaar inwerken in een zekere orde of in wanorde.
Maar deze reductie doet meestal beroep op erg selectieve beelden : men ziet maar één aspect van
de Kerk en van haar samenstelling en men maakt al de rest onzichtbaar.
Een voorbeeld van zo’n verdraaiing die trouwens het meest voorkomt is deze : men herleidt de Kerk
tot haar leiding, tot de paus en de bisschoppen. Men vereenzelvigt het geheel van de Kerk met de
tussenkomsten van de hiërarchie. Alsof er niets anders zou bestaan van het gehele Lichaam van de
Kerk, van het Lichaam dat leeft, van het Lichaam dat bidt, van het Lichaam dat lijdt, van het Lichaam
dat steeds op weg is.
We moeten nog veel groeien voor we verstaan en vooraleer we anderen laten verstaan dat Christus
in beweging is doorheen ons allen. Hij is in beweging in alle ware ledematen van dat levend Lichaam :
in de gedoopten omdat ze gedoopt zijn, in de gewijden omdat ze gewijd zijn en in allen die leven
vanuit hetzelfde geloof in Christus en vanuit de zelfde liefde van Christus.
Maar er zijn niet alleen die selectieve beelden van de Kerk. Er zijn ook de historische gestalten van
de donkere bladzijden van de Kerk in deze wereld. Dat zijn de beelden van de kruistochten tot de
inquisitie, over de godsdienstoorlogen en de praktijken van uitsluiting en intolerantie tegenover
sommige groepen (Joden, kunstenaars, echtgescheidenen, homoseksuelen enz).
We mogen het bestaan van die praktijken niet loochenen. Maar mogen we zomaar een beroep doen
op die herinnering ? Het komt er niet op aan het verleden te ontkennen en we moeten zeker geen
stokken in de wielen steken als er stappen worden gezet in de richting van spijtbetuiging. Maar we
moeten op een juiste manier de herinnering bewaren en we mogen niet aan het verleden vast
gekluisterd blijven. Als er spijtbetuiging komt, is de bedoeling niet om het collectief schuldbewustzijn
te verzwaren, maar om ons geweten te bevrijden en om ons open te stellen voor de toekomst.
In verband met deze historische gestalten van de Kerk moeten we nog iets toevoegen dat te maken
heeft met gezond verstand. De jonge generatie heeft die duistere bladzijden nooit gekend. We
moeten hen er dus niet kunstmatig mee opzadelen. We moeten de geschiedenis leren lezen op een
realistische manier en leren zien dat God recht schrijft op kromme lijnen, zelfs op verwrongen lijnen.
De nieuwe evangelisatie vergt ook deze realistische lezing van de geschiedenis in het perspectief van
Augustinus. Hij leert ons dat de werkelijkheden in onze wereld altijd min of meer ambigu zijn. Steeds
gemengd met goed en kwaad. Altijd onder het teken van de ‘permixtio’, dit wil zeggen : de
vermenging, zoals in het evangelie met het net vol vissen van allerlei soort of zoals het onkruid onder
de goede tarwe.
Er bestaat nog een ander soort negatieve beelden : beelden die vertrekken van afscheiding of
afzondering, van tegenstelling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ in verband met de Kerk. Je ziet die
beelden van de Kerk vaak op tv bij liturgische vieringen. Op het scherm zie je gehuwden uit het
9
kerkgebouw komen. Of je ziet de lijkkist binnengebracht worden. Maar je ziet niets van binnen. Je
hoort geen woord van de viering. Alsof ‘binnen’ voorbehouden is aan ingewijden. Alsof de Kerk een
sekte is.
Maar dat is nu precies de christelijke eigenheid: de buitenkant bestaat maar dank zij de binnenkant.
En meer nog : het binnenste, en vooral dan het sacrament van de Eucharistie, opent zich naar buiten.
Laat het ons theologisch zeggen : Gods gave draagt in zich een universele openheid. Die gave wordt
aan allen aangeboden : aan hen die haar erkennen en aan hen die haar miskennen. Je kan de hele
Kerk niet losmaken van deze gave Gods. De Kerk bestaat immers om aanwezig te zijn te midden van
allen. Ze moet zich inschrijven in het hart van onze samenleving, ja in het hart van elke samenleving.
De onbekende auteur van die fantastische brief uit de derde eeuw aan een ongelovige die Diognetus
heette, zei het zo eenvoudig en zo krachtig:
‘Wat de ziel is in het lichaam, zijn de christenen in de wereld. De ziel is verspreid in alle leden van het
lichaam en zij draagt het lichaam. De christenen zijn verspreid over alle steden van de wereld en zij
dragen de wereld.’ (Brief aan Diognetus, 7)
Zichtbaar en onzichtbaar hebben we hier de waarheid en de zending van de Kerk. Ze is in de wereld,
en niet van de wereld. Ze hoort God toe, voor het leven en het geluk van de wereld, met de hele
paradox die zo’n identiteit met zich mee brengt.
3.
ONZE MOEITE OM DE PARADOX VAN DE KERK OP ONS TE NEMEN
Om deze paradox van de Kerk in het licht te stellen, vertrek ik van de ervaring van de apostel Paulus.
Hij schrijft erover in zijn tweede brief aan de Korintiërs, in hoofdstuk zeven, waar hij de nadruk legt
op de kracht van Christus te midden van zijn menselijke zwakheid.
Paulus moet zich verdedigen tegen zijn aanvallers. Hij herinnert aan de genadegaven die God hem
heeft geschonken : de openbaringen die hem ten deel vielen en de zending die hem werd
toevertrouwd. Hij zou zich kunnen beroemen op die gaven, maar er is ‘hem een doorn in het vlees
gestoken, als een bode van satan die me moet afranselen, opdat ik niet verwaand wordt’ (2Kor 12,7).
Hij heeft God gesmeekt, om daarvan verlost te worden, maar Christus heeft hem dit aangrijpend
antwoord gegeven :
‘Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen. Dus, zegt Paulus, zal ik
het liefst van alles roemen op mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij zal wonen. Terwille
van Christus zal ik daarom graag zwak zijn : in smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik
zwak ben, dan ben ik sterk.’ (2 Kor 12, 8-10)
Mij dunkt dat deze paradox van Christus’ kracht te midden van menselijke zwakheid, die op een heel
persoonlijke manier voor de apostel Paulus geldt, op een andere manier ook geldt voor heel de
katholieke Kerk in onze streken. De Kerk is in haar instellingen verzwakt, maar ze wordt geroepen tot
een vernieuwing in de diepte, die zich moet voltrekken te midden van deze verzwakking.
Laat het ons eens anders zeggen : het paasmysterie van de vernederde en verheerlijkte Christus
voltrekt zich in het historische bestaan van de Kerk. Wij moeten dat verstaan en aanvaarden. Maar
hoe zal dat geschieden?
10
Net als jullie merk ik, als bisschop, deze verzwakking die we meemaken. Net als jullie lijd ik
daaronder. En ik weet goed dat deze verzwakking twee reacties kan oproepen die alle twee even
gevaarlijk zijn.
-
-
Langs de ene kant kun je reageren met een zekere ontmoediging. Daarbij komen angst voor
de toekomst en een verlammende onbeweeglijkheid. Het is alsof je je moet neerleggen bij
het onvermijdelijke. Het enige wat je doet, is je schaarste (her)schikken. Je geeft de indruk
dat je overleeft, maar je wacht gewoon af en je hebt geen enkel project.
Langs de andere kant kun je als compensatie tegen die ontmoediging gaan reageren met
pastorale strategieën. Je gaat de parochies voluntaristisch herschikken. Je herverdeelt de
taken van priesters en leken op louter functionele basis. Je roept nieuwe gemeenschappen
ter hulp en vraagt hen nieuwe evangelisatietechnieken toe te passen.
Ik ben me goed bewust van de uitdagingen waar we voor staan. Maar ik blijf ervan overtuigd dat
deze uitdagingen ons verplichten om de Kerk te leren zien zoals God ze ons heeft gegeven. Dus niet
als een gewone onderneming, maar als een heel eigen lichaam, soms gekwetst, soms versleten, soms
vermoeid. Toch is het een lichaam waarbinnen de genade van Christus werkt, want de genade van
Christus werkt binnen – en niet buiten – onze menselijke zwakheid en onze kerkelijke broosheid.
Wat er gebeurt in een echtpaar, in een gezin of in andere menselijke groepen gebeurt ook in de Kerk.
Beproevingen kunnen verwoesting stichten, maar ook zorgen voor herstel, opstanding en
onvermoede vernieuwing.
Ik ben daarvan getuige in mijn bisdom. We werken er aan wat we ‘pastorale ontplooiing’ noemen.
Het is een pastoraal van nabijheid. Niet een pastoraal van herschikking. Die pastoraal voltrekt zich
doorheen mensen die we erkennen als ‘pastorale contactpersonen’. Ze komen tot in de kleinste
gemeenschappen. Ik ben getuige van de innerlijke verandering bij deze mensen. Stap voor stap
ontdekken ze bij zichzelf dat ze geen kerkelijke werknemers zijn, maar geroepenen : om contact te
leggen met Christus’ liefde door hun eenvoudige nabijheid.
Iemand van hen zei me enkele jaren geleden heel spontaan : ‘Nu weet ik wat mij drijft : niet mijn
gevoelens, maar de liefde van Christus.’
En die verandering van de mensen ontvouwt zich binnen in het Lichaam van de Kerk, die arm en
bejaard blijft, maar die ook getekend wordt door een soort innerlijke vernieuwing. Het is alsof het
weefsel van het geloof van binnenuit vernieuwd werd. Alsof het een andere kracht laat vermoeden :
een kracht doorheen de broosheid en de reële scheuren van dat weefsel.
Ik merk ook dat de Kerk een vorm van gedaanteverandering beleeft. Niet zozeer institutioneel, maar
spiritueel. Ik bedoel : ik zie de heilige Geest aan het werk, in het Lichaam van de Kerk. Niet zozeer om
buitengewone resultaten teweeg te brengen, maar om de aanwezigheid van Christus te laten
oplichten, te midden van de uitdagingen vandaag.
En ik constateer vrij vaak dat mensen die wat buiten de Kerk staan, vooral dan plaatselijke politici,
iets merken van deze veranderingen en van de sociale gevolgen ervan. Er zijn inderdaad twee
tekenen of gevolgen van deze innerlijke verandering die de moeite waard zijn om te vermelden. Ze
integreren zich in het hart van onze onzekere samenleving. Het gaat om de christelijke
broederlijkheid en om de christelijke hoop.
11
Deze tekens zijn niet gebonden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of aan zogenaamde ‘sterke tijden’.
Ze maken deel uit van de gewone pastoraal van onze gemeenschappen. Je kunt dat makkelijk
aantonen.
-
-
Eerst wat betreft de fraterniteit : het spreekt vanzelf dat onze parochiegemeenschappen
mensen opnemen die van elders komen, mensen die langs komen of mensen die min of
meer op de dool zijn. Onze gemeenschappen kunnen voor hen een nieuwe familie worden,
of tenminste een plaats waar ze steeds mogen genieten van een onthaal zonder
bijbedoelingen, zelfs van echte broederlijkheid, waarvan de bron kan ontdekt worden in de
barmhartige liefde van de Vader in de hemel.
Tegelijk met de broederlijkheid is er het teken van de hoop, van de hoop tegen alle wanhoop
in. De lucht die we vandaag inademen, is soms bevangen door angst en ontgoocheling. Als de
Kerk leeft van de liefde van Christus, geeft ze aan mensen die wanhopig zijn een nieuwe
adem. Ik zie het vaak bij jonge mensen die bang waren voor de toekomst of bij volwassenen
die angstig waren om uit hun isolement te treden. Ze ontdekken dat ze in de kerk anders
worden bekeken en onthaald : als kind van God, elk met een eigen waardigheid, die sterker is
dan al de rest.
Ik weet dat er nog een andere strijd moet worden gestreden : niet de strijd tegen de secularisatie,
maar de strijd om het christelijk verschil te laten zien. En het christelijk verschil komt aan het licht
langs deze twee noties die ik zopas vermeldde : de christelijke broederlijkheid, die sterker is dan elk
isolement en de christelijke hoop, die sterker is dan elke angst en ontgoocheling.
Als ik even zou mogen profeet spelen, zou ik in die richting het heden en de toekomst van de Kerk
zien. Te midden van onze broosheid vandaag, is het mogelijk om te werken aan de vernieuwing van
de christelijke fraterniteit en hoop door te drinken aan de bron. Dat zijn de spirituele vereisten van
de nieuwe evangelisatie!
12
Download