en eigen kracht - Tom de Haas Consultancy

advertisement
“Burgerkracht”
“Burgerkracht”
is hét modewoord
is hét
modewoord
deze
tijd; dé
vanoplossing
dezedeze
tijd;voor
dé oplossing
alleoplossing
kwaden.
voor‘De
allezelfredzaamheid
kwaden.
‘De zelfredzaamheid
vanzelfredzaamheid
de
van de
“Burgerkracht”
is van
hét
modewoord
van
tijd;
dé
voor
alle kwaden.
‘De
burger vergroten,
burger
de de
participatiemaatschappij,
vergroten,
de participatiemaatschappij,
de burger als de
co-creator’
burger als
…
, burger
een woordenbrij
, eenbedacht
woordenbrij
bedacht door
van
burger vergroten,
de participatiemaatschappij,
deco-creator’
als…co-creator’
… ,door
een woordenbrij
mensen die blaken
mensen
van
die
de
burgerkracht.
blaken
van
de
burgerkracht.
bedacht door mensen die blaken van de burgerkracht.
Ik maak me grote
Ik Ik
maak
zorgen
meom
grote
de
zorgen
mensen
om
diede
niet
mensen
zo makkelijk
die niet
burgerkracht
zoniet
makkelijk
aan
burgerkracht
de dag
leggen.
aan de
Dedag
tweedeling
tweedeling
maak
me
grote
zorgen
om
de
mensen
die
zo makkelijk
burgerkracht
aanleggen.
de dagDeleggen.
De
neemt steeds grotere
neemt
steeds
vormengrotere
aan. Mensen
vormen
aan.deMensen
andere
aan
kant
devan
andere
de streep
kant
van
de streep
niet kant
zokunnen
maar
niet
onsje
zo maar
een onsje
tweedeling
neemt
steeds aan
grotere
vormen
aan.
Mensen
aankunnen
de andere
van een
de
streep
kunnen
niet
burgerkracht inzetten;
burgerkracht
terwijl
inzetten;
juist
zij terwijl
royaal
de
juistgevolgen
zij royaal
van
de de
gevolgen
bezuinigingen
van zij
de royaal
bezuinigingen
ervaren.
ervaren.
is eerlijk,
Eerlijk
ook
is eerlijk, ook ik
zo maar
een
onsje
burgerkracht
inzetten;
terwijl
juist
deEerlijk
gevolgen
van
de ik
bezuinigingen
bediende me van
bediende
de burgerkrachterminologie
me
van deis burgerkrachterminologie
als ik
mebediende
dat uitkwam.
alsme
me van
dat uitkwam.
ervaren.
Eerlijk
eerlijk, ook
de burgerkrachterminologie als me dat uitkwam.
zijn talenten heeft. Ook al zijn ze her en der ietwat lullig verstopt, weggestopt of langdurig onbenut.
Ik wens u veel burgerkracht
Ik wens u veeltoe
burgerkracht
met dit boekje,
toe met
doe dit
hetboekje,
vooral doe
menslievend.
het vooral menslievend.
Ik wens u veel burgerkracht toe met dit boekje, doe het vooral menslievend.
Ralf Embrechts; Ralf
mede-initiatiefnemer
Embrechts; mede-initiatiefnemer
van dorpscoöperatie
van dorpscoöperatie
Wij-Wel in Diessen
Wij-Wel
(Hilvarenbeek),
in Diessen armoedeglossy
(Hilvarenbeek), armoedeglossy
Quiet 500
Quiet 500
Ralf
Embrechts;
mede-initiatiefnemer
van
dorpscoöperatie
Wij-Wel
in
Diessen
(Hilvarenbeek),
en directeur vanen
dedirecteur
MOM in Tilburg.
van de MOM in Tilburg.
armoedeglossy Quiet 500 en directeur van de MOM in Tilburg.
ISBN 978-90-821193-1-2 NUR 807
TOM DE HAAS
TOM
c o n s u l t a c no c n y s
120
120
Venkant 2, 5271 SPVenkant
Sint-Michielsgestel
2, 5271 SP Sint-Michielsgestel
Telefoon 06-22214474
Telefoon 06-22214474
[email protected]
[email protected]
HAAS
u l www.tomdehaas-consultancy.nl
t a n c y
www.tomdehaas-consultancy.nl
maatschappelijke
maatschappelijke
waarde; organiserend
waarde; organiserend
vermogen vermogen
Zelfregie en eigen kracht
Toch wil ik de inhoud
Toch
wil
van
ik deze
de
van van
deze
bij udeze
publicatie
aanbevelen.
bijUu treft
aanbevelen.
diverse
U voorbeelden
treft er
invoorbeelden
aan, goed
doorgrond.
in aan, goed
doorgrond.
Toch
wil
ik inhoud
depublicatie
inhoud
publicatie
bij ueraanbevelen.
U diverse
treft er
diverse
voorbeelden
in aan,
goed
Geschoeid op een
Geschoeid
goede leest.
op een
Zijgoede
kunnen
leest.
opnieuw
Zij kunnen
inspireren.
opnieuw
Ze spelen
inspireren.
in opZe
het
spelen
ritmein
van
opde
hetmens
ritmeenvan
niet
deop
mens en niet op
doorgrond. Geschoeid op een goede leest. Zij kunnen opnieuw inspireren. Ze spelen in op het ritme
het ritme van de
hetsysteemwereld.
ritme van de systeemwereld.
Net als de auteurs
Netgeloof
als de auteurs
ik dat ieder
geloof
mens
ik dat
zijnieder
talenten
mens
heeft.
zijn talenten
Ook al zijn
heeft.
ze her
Ook al zijn ze her
van de mens en niet op het ritme van de systeemwereld. Net als de auteurs geloof ik dat ieder mens
en der ietwat lullig
en der
verstopt,
ietwat weggestopt
lullig verstopt,
of weggestopt
langdurig onbenut.
of langdurig onbenut.
Tom de Haas • Inge Broere
De
grenzen
van burgerkracht
De grenzen van
Deburgerkracht
grenzen
van burgerkracht
Tom de Haas • Inge Broere
Zelfregie
en eigen kracht
De burger in regie op de leefgebieden
wonen, werken, welzijn en zorg
Sint-Michielsgestel, september 2014
Tom de Haas
Inge Broere
1
InhoudsopgavePagina
1
Inleiding en leeswijzer
1.1 Inleiding
1.2 Leeswijzer
5
5
5
2
Zelfregie en eigen kracht
2.1
Wat is zelfregie en eigen kracht?
2.1.1 Zelfregie: wat WIL ik?
2.1.2 Eigen kracht: wat KAN ik?
2.2
Kaders met betrekking tot zelfregie en eigen kracht
2.2.1 Maatschappelijke en juridische grenzen
2.2.2 Sociale grenzen
2.3
Vier elementen van zelfregie
2.3.1Spanningsveld
9
9
9
10
10
10
11
12
14
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
15
15
15
18
20
22
Zelfregie: Hoe is het ontstaan?
Inleiding
Emancipatiebeginsel
Nieuwe waarden en nieuwe sociale verbindingen
Budgettaire krapte
Sociale verbinding, schaarste en innovatie
4
De zelfregie schroef
4.1
Stuwing: drie stuwende krachten
4.2 Sturing
23
24
27
5
5.1
5.2
5.3
5.4
Vier kapiteins op het schip
De burger als kapitein op het schip
De overheid als kapitein op het schip
De professional als kapitein op het schip
Uitvoeringsorganisaties als kapitein op het schip
30
30
32
36
40
6
6.1
6.2
6.3
6.4
Leefgebieden: zorg en welzijn, wonen en werken
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied zorg en welzijn
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied wonen
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied werken
Overlap binnen de leefgebieden
47
47
49
50
52
2
7
Voorlopers en organisaties actief op meerdere leefgebieden
Movisie
Petri Embregts
Per Saldo
Siza
Bartiméus
Makers en doeners
Wooninitiatieven
BUURBOOK
Wijkcentrum ONS
Sité Wonen
ZINZIZ
Prins heerlijk
WSD Werkacademie
Het zelfregiecentrum
Glenn van der Vleuten
54
54
58
60
64
68
72
76
80
83
86
91
93
98
101
104
8
8.1
8.2
8.3
8.3.1
8.3.2
8.3.3
8.3.4
110
110
110
111
111
111
112
113
Conclusie en aanbevelingen
De lijnen samen brengen
De essentie van zelfregie en eigen kracht
Koersplannen voor kapiteins
Aanbevelingen aan burgers
Aanbevelingen aan de overheid
Aanbevelingen aan professionals
Aanbevelingen aan uitvoeringsorganisaties
9
Bronnen
9.1 Literatuur
9.2 Websites
114
114
115
Profielen auteurs
Profiel Inge Broere
Profiel Tom de Haas
Bedrijfsgegevens Tom de Haas Consultancy BV
ISBN nummer publicatie
116
116
116
117
117
3
Voorwoord
Vorig jaar hebben vier zorgaanbieders; SDW, Pluryn, Pameijer en Archipel, onder regie en eindredactie van Tom de
Haas,de publicatie “De cliënt in regie, een programmatische aanpak”, uitgebracht.
Het doel van de publicatie uit 2013 was om expliciet te maken waarom organisaties kiezen voor een visie waarin de
cliënt de regie (terug) krijgt en vooral ook hoe de organisaties dat samen met de cliënten aanpakken.
Nu bieden we u een nieuwe publicatie aan. Daarin verbreden we de scope van zelfregie en eigen kracht van cliënten met een ondersteuningsbehoefte in de zorg naar burgers die streven naar zelfregie en leven vanuit hun eigen
kracht op leefgebieden als wonen, werken, welzijn en zorg. De roep om zelfredzame burgers is immers groter dan
ooit, vanuit verschillende motieven. De behoefte aan eigen regelruimte bij burgers neemt ook toe.
In de nu voorliggende publicatie geven we antwoord op de onderstaande vragen:
• De waarom vraag? Wat is de waarde van zelfregie?
• Wat verstaan we onder zelfregie en eigen kracht?
• Hoe is het ontstaan en welke stuwende krachten zijn er?
• Hoe kunnen burgers en organisaties sturing geven aan deze stuwende krachten?
• Welke succesvolle voorbeelden zijn er al?
• Wat vraagt het van organisaties die kiezen voor zelfregie en eigen kracht als dominante waarde?
De beantwoording van deze vragen is gebaseerd op eigen onderzoek, interviews met experts en mensen die direct
werkzaam zijn in de praktijk. In de publicatie zijn praktijkvoorbeelden, best practices en best cases opgenomen die
we het afgelopen jaar verzameld hebben. Wij hebben ons laten inspireren door diverse voorlopers en professionals
die succesvol bijdragen aan het leven vanuit zelfregie en eigen kracht van mensen met en zonder beperking.
We wensen u veel leesplezier en inspiratie met deze publicatie. Uw reacties zien we graag tegemoet.
Tom de Haas
Inge Broere
4
1
Inleiding en leeswijzer
1.1Inleiding
In deze publicatie proberen we het thema zelfregie en eigen kracht inhoudelijk te doorgronden. Daarbij wordt ook
aandacht besteed aan de vraag waarom het thema zo in de belangstelling staat.
Kortom, waarom wordt er zoveel belang gehecht aan het thema zelfregie en eigen kracht?
We delen met de lezers onze constatering dat er drie verschillende drijfveren ten grondslag (kunnen) liggen aan de
keuze voor werken vanuit zelfregie en eigen kracht. We werken deze krachten uit in een eenvoudig model. En laten
zien dat het belangrijk is om precies en specifiek te zijn bij het beantwoorden van de vraag: waarom zetten wij in
op zelfregie en eigen kracht? Welke drijfveren nemen we als uitgangspunt? Om vervolgens heel consequent vorm
te geven aan de manier waarop zelfregie en eigen kracht in de praktijk worden gebracht. We werken een en ander
eerst inhoudelijk en modelmatig uit. Om vervolgens te illustreren hoe er in de praktijk, in de diverse leefdomeinen;
wonen, werken, welzijn en zorg vorm en inhoud wordt gegeven aan zelfregie en eigen kracht.
1.2Leeswijzer
DEEL A:
Het eerste deel (deel A) van deze publicatie beginnen we met de definitie van zelfregie en eigen kracht. Wat verstaan we onder deze twee concepten en zijn er kaders aan zelfregie en eigen kracht?
In hoofdstuk 3 staat de vraag centraal hoe de behoefte aan het uitwerken van het vraagstuk “zelfregie en eigenkracht” ontstaan is. We beschrijven drie ontwikkelingen, drijfveren, die zorgen voor een toenemende aandacht
voor zelfregie en eigen kracht van burgers.
In hoofdstuk vier lichten we aan de hand van een door onszelf ontwikkeld model de eerder genoemde drijfveren
toe die volgens ons de ontwikkeling van zelfregie en eigen kracht bepalen. Ook lichten we toe hoe sturing gegeven
kan worden aan deze ontwikkeling.
In hoofdstuk 5 staan we stil bij de rol van burgers, de overheid, de professional en organisaties in de ontwikkeling
van zelfregie. In deel A is een aantal citaten opgenomen uit interviews die voor het ontwikkelen van deze publicatie zijn gehouden. Het zijn krachtige illustraties vanuit de praktijk.
DEEL B:
In deel B van deze publicatie staan we stil bij de actuele praktijk. Hoofdstuk 6 beschrijft de actuele ontwikkelingen
op de drie leefgebieden; zorg en welzijn,wonen en werken. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaat in op de
5
overlap tussen de leefgebieden. In hoofdstuk 7 komen de voorlopers en mensen die ons inspireren aan het woord.
Er is voor gekozen om de tekst van alle interviews integraal op te nemen. De voornaamste overweging hierbij is
dat het modelmatige en analytische uit deel A en de praktijk uit deel B elkaar goed aanvullen. En samen een goede
onderbouwing en herkenning bieden voor de aanbevelingen in hoofdstuk 8.
In hoofdstuk 8 worden de lijnen uit deel A en B samengebracht. Op basis daarvan worden aanbevelingen geformuleerd voor organisaties, professionals, overheden en burgers die verder willen met het realiseren van zelfregie
en eigen kracht. Daarbij is gekozen voor een puntsgewijze formulering. Ook om te voorkomen dat er een heel
uitgebreid advies ontstaat. Wie deel A en deel B heeft gelezen heeft voldoende herkenning op de aanbevelingen,
zo schatten wij in.
Deze publicatie is tot stand gekomen door intensief contact met voorlopers en vertegenwoordigers van organisaties die gekozen hebben voor het realiseren van zelfregie en eigen krachten als kernwaarde, als basis van hun handelen. In deel B zijn de foto’s van deze personen opgenomen bij de start van het interviewverslag. Op de volgende
pagina’s alvast een eerste kennismaking met onze gesprekspartners, zonder wie deze publicatie niet tot stand was
gekomen.
6
Femke Bennenbroek
Ella Buijze
Petri Embregts
Hans van Es
Edith Bakker
Marianne van Ginneken
Frits de Vries
Monique van Winkel (l)
en Mariëlle de Groot (r)
7
Jopie Nooren
Aline Saers
Maarten van der Velde
Dorien te Pas
Joost van Alkemade
Rob Hoogma
Fotograaf: Peter Damen
Glenn van der Vleuten
Fotograaf: Herman van de Ven
8
Ad van den Brand
DEEL A
2
Zelfregie en eigen kracht
In dit tweede hoofdstuk staan we stil bij de betekenis van de begrippen zelfregie en eigen kracht. Wij maken daarbij bewust geen onderscheid tussen burgers met en burgers zonder een beperking.
2.1
Wat is zelfregie en eigen kracht?
Ieder mens heeft het recht om de regie te voeren over zijn eigen leven. In de publicatie “Zelfregie in de praktijk”
(2012), wordt gesteld dat zelfbeschikking wettelijk geregeld is en voor iedereen geldt die geen gevaar voor zichzelf
of zijn omgeving vormt.
Volgens Baumeister (1991) heeft ieder mens van nature behoefte aan emancipatie en regie over het eigen leven.
Ook als je een beroep op anderen moet doen voor steun bij je zelfredzaamheid of participatie, is er volgens Baumeister (1991) een sterke behoefte aan richting geven aan het eigen leven.
2.1.1 Zelfregie: wat WIL ik?
Het begrip zelfregie is afkomstig uit de natuurwetenschap. Een bekend voorbeeld is een zwerm spreeuwen die in
een grote groep vliegt, zonder aanwijsbare leider en zonder regels, maar niet botst.
Een ander voorbeeld is dat van termieten die individueel werken, maar daarmee wel collectief een nest bouwen.
In de natuurwetenschap wordt voor het begrip zelfregie vaak de term
“zelforganisatie” gebruikt.
Het kenniscentrum Zelforganisatie definieert zelforganisatie, gebaseerd
op natuurkundig onderzoek, als volgt: “Zelforganisatie is een proces dat
door de talloze interacties van elementen van het systeem op een lager
niveau een patroon op een globaal niveau van een systeem doet ontstaan. Daarbij komt dat de regels die deze interacties beschrijven worden
uitgevoerd op basis van lokale informatie, zonder enige referentie naar
het globale patroon”.
Fotograaf: Walter Baxter
Uit deze definitie wordt duidelijk dat daadwerkelijke verandering ontstaat door verandering in lokale activiteiten,
die optreden zonder centrale sturing door overheid of andere instanties. Een bottom up proces.
Binnen de sociale wetenschappen is de kernvraag van het begrip zelfregie: “wat wil ik?”. Verkooijen (2010, p. 20)
9
definieert zelfregie als: “het organiseren/coördineren van het eigen leven met als doel een goed leven in eigen
ogen”. De formulering bevat twee spannende elementen. Het organiseren en coördineren en het zelf bepalen wat
voor de persoon in kwestie een goed leven is. Beiden zijn van belang bij zelfregie en eigen kracht.
2.1.2 Eigen kracht: wat KAN ik?
Het begrip eigen kracht verwijst naar de kernvraag “wat kan ik?”. Eigen kracht heeft betrekking op talenten en
mogelijkheden van mensen om zelf oplossingen te vinden voor problemen.
Ieder individu heeft eigen kracht en streeft naar de ruimte om deze eigen kracht te benutten. Er is sprake van een
behoefte aan eigen kracht en op sommige terreinen is er zelfs sprake van een recht op eigen kracht en op het
ontwikkelen daarvan. Denk aan het recht op onderwijs. Een aparte vraag is hoe de samenleving, de overheid omgaat met, aankijkt tegen de beschikbaarheid van eigen kracht van burgers. Een te sterke nadruk op eigen kracht
kan leiden tot een “doe het maar zelf” beleid. Een aanpak die de kracht van de sterkste als uitgangspunt neemt
heeft weer heel andere effecten. Daarmee wordt hel goed zichtbaar dat opvattingen over zelfregie en eigen kracht
samenhangen met maatschappijvisie en politieke idealen en overtuigingen.
2.2
Kaders met betrekking tot zelfregie en eigen kracht
De toenemende aandacht voor “zelfregie” en “eigen kracht” gaat gepaard met een toenemend beroep op burgers
om hun kracht op verschillende leefgebieden en beleidsterreinen in te zetten. In deze publicatie wordt met name
aandacht besteed aan de leefgebieden wonen, werken, welzijn en zorg. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat er ook
sprake is van diverse vormen van begrenzing van zelfregie en eigen kracht. Naarmate we er meer mee bezig zijn
komen deze grenzen ook concreter in beeld. Hieronder wordt een aantal van deze grenzen kort besproken.
2.2.1 Maatschappelijke en juridische grenzen
Wet- en regelgeving kunnen kaderstellend zijn aan de zelfregie van individuen. Denk bijvoorbeeld aan het alcohol
verbod onder jongeren of het rookverbod in cafés.
Ook zijn er een aantal begrippen die in onze samenleving een kaderstellend effect hebben op de mate van beslissingsvrijheid van burgers. We hebben het hier over begrippen als handelingsbekwaam en wilsbekwaam. Beide
begrippen worden hieronder kort toegelicht. Daarnaast wordt kort stilgestaan bij de Wet bijzondere opneming in
psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Deze wet is kaderstellend voor de zelfregie van mensen die een gevaar
vormen voor zichzelf of hun omgeving.
10
Handelingsbekwaam
Vanaf 18 jaar is iemand meerderjarig, hij is dan volgens de Nederlandse wet handelingsbekwaam.
Wanneer iemand handelingsbekwaam is mag hij zelfstandig “rechtshandelingen” verrichten die niet kunnen
worden teruggedraaid, zoals het kopen van een huis of het sluiten van een huwelijk. Iedereen onder de 18 jaar
wordt dus beperkt in zijn handelen en daarmee beperkt in zijn zelfregie, omdat iemand tot die tijd niet handelingsbekwaam is volgens de wet.
Ook wanneer iemand ouder is dan 18 jaar kan hij handelingsonbekwaam zijn. Bijvoorbeeld wanneer de rechter
besluit tot ondercuratelestelling. Een curator behartigt dan de financiële en andere belangen van de persoon.
Wilsbekwaam
Naast handelingsbekwaamheid wordt er ook gesproken over wilsbekwaamheid in de wet. Wilsonbekwaam zijn
personen die de gevolgen van hun beslissingen niet kunnen overzien. Het gaat hier niet over rechtshandelingen.
Wilsbekwaam heeft betrekking op beslissingen over bijvoorbeeld de zorg en behandeling. Iemand die wilsonbekwaam is, is over het algemeen ook handelingsonbekwaam, maar niet andersom. Iemand die niet in staat is de
gevolgen van financiële beslissingen te overzien, kan namelijk wel goed weten wat hij wil met betrekking tot de
zorg die hij ontvangt. In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) staat dat een cliënt
vanaf 16 jaar wilsbekwaam is.
Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (wet Bopz)
In de wet Bopz staat dat mensen die een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving, gedwongen opgenomen
kunnen worden. Bijvoorbeeld iemand met dementie die steeds wegloopt van huis. De wet Bopz beschermt de
rechten van cliënten bij gedwongen opname.
2.2.2 Sociale grenzen
Zelfregie en eigen kracht kent ook sociale grenzen. Het streven naar zelfregie door een individu kan immers ongewenste gevolgen hebben voor de omgeving en voor anderen.
Ter illustratie:
Iemand rookt in een openbare gelegenheid. Dit is een uiting van zijn/haar zelfregie.
Inmiddels is bewezen dat meeroken negatieve consequenties heeft. Dus is roken in
openbare gelegenheden nu verboden.
11
Hiermee wordt duidelijk dat het belang van zelfregie van invloed kan botsen met andere normen en waarden.
De belangen van het individu en het collectief vallen niet altijd samen. Zeker op het moment dat het effect van
zelfregie risico’s of aantoonbare schade veroorzaakt op het terrein van de gezondheid, de veiligheid of het welzijn
van anderen is er sprake van concurrerende waarden. Een dergelijke spanning van concurrerende waarden kan
ook ontstaan als het individu keuzes maakt die voor een professional niet te verenigen zijn met de normen en
waarden die gelden in zijn werk.
Concurrerende waarden zijn ook zichtbaar in de rol van de overheid enerzijds die streeft naar stabiliteit, beheersing
en ordening en anderzijds burgers die willen ontdekken en vernieuwen. Dit zorgt voor een spanningsveld waardoor aan de ene kant grenzen aan zelfregie ontstaan, bijvoorbeeld door middel van wet- en regelgeving. Aan de
andere kant worden grenzen verlegd en wordt verouderde wet en regelgeving doorbroken. De grote decentralisaties in de WMO en de Participatiewet zijn hier voorbeelden van.
De keuze voor zelfregie en eigen kracht zet spanning op bestaande grenzen en ordeningen. Dat is een feit en geen
probleem. Essentieel is het inzicht dat leven en werken vanuit zelfregie en eigen kracht niet mogelijk is zonder ook
verantwoordelijkheid te nemen voor het productief maken van de spanning tussen de aanwezige concurrerende
waarden.
2.3
Vier elementen van zelfregie
Om het begrip zelfregie verder te concretiseren zijn we op zoek gegaan naar elementen die aansluiting vinden bij
dit begrip. In deze zoektocht liepen we aan tegen de definitie van MOVISIE (MOVISIE, 2012).
MOVISIE definieert vier kernelementen van zelfregie die aansluiten op Verkooijens definitie die we eerder als kader
geformuleerd hebben.
MOVISIE stelt dat het bij zelfregie gaat om de volgende elementen:
1. Eigenaarschap
2. Eigen kracht
3. Motivatie
4. Contacten
Ieder element zullen wij kort toelichten, waarbij wij een eigen interpretatie geven van de definitie van MOVISIE ten
behoeve van deze publicatie.
12
Figuur, MOVISIE 2012
Eigenaarschap
Met het element eigenaarschap wordt benadrukt dat het belangrijk is dat een individu “eigenaar” is van zijn eigen
leven. Mensen hebben het recht om zelf keuzes te maken en beslissingen te nemen. Daarbij is het goed mogelijk
dat zij bij de uitvoering van die keuzes ondersteuning nodig hebben. Voor naasten en of van professionals. Essentieel is dat bij het bieden van die ondersteuning zo min mogelijk sprake is macht en afhankelijkheid.
Eigen kracht
Eigen kracht heeft betrekking op “wat kan ik”, waarbij de nadruk ligt op mogelijkheden in plaats van op onmogelijkheden en belemmeringen. Door talenten en mogelijkheden van mensen te benutten ontwikkelen ze hun eigen
kracht optimaal. Ieder mens heeft eigen kracht en daarmee het vermogen om zelf keuzes te maken. Kennis en zelfvertrouwen zijn hierbij van belang. De vraag waarvoor iemand ondersteuning nodig heeft en waarvoor niet hangt
direct samen met de specifieke kwaliteiten van ieder individu. En met de keuzes die dit individu maakt.
Motivatie
Motivatie staat voor de drang, ambitie, de energie om te leven vanuit eigen waarden en overtuigingen. Ieder mens
heeft van nature drijfveren. Ryan en Deci (2000) benadrukken het belang van motivatie voor het welzijn en functioneren van mensen. Hun zelfbeschikkingstheorie gaat ervan uit dat ‘een goed leven in eigen ogen’ alleen vormt
krijgt wanneer intrinsieke motivatie de motor is achter het handelen. In de zelfbeschikkingstheorie wordt een
13
onderscheid gemaakt in gecontroleerde motivatie en autonome motivatie. Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van de redenen die mensen hebben om bepaald gedrag te vertonen. Gecontroleerde motivatie wordt veroorzaakt door externe of interne druk. Autonome motivatie heeft betrekking op de persoonlijke waarden en interesses
van individuen en wordt dus niet veroorzaakt door interne of externe druk. Duidelijk is dat intrinsiek gemotiveerde
burgers spontaan en met veel plezier activiteiten uitvoeren omdat ze de activiteiten uitdagend en interessant
vinden. Intrinsieke motivatie wordt daarom gezien als de meest autonome vorm van motivatie. Autonome
motivatie ontstaat van binnen uit. Er is duidelijk sprake van een bottom up proces. Gecontroleerde motivatie ontstaat daarentegen van buitenaf en is kaderstellend. Om het bottom proces te stimuleren, moet men dus aandacht
hebben voor de autonome motivatie.
Autonome motivatie verwijst naar het gevoel zelf te willen handelen in plaats van gedwongen te worden door
externe of interne druk. Autonome motivatie is van belang in de zelfregie van burgers. Hierbij is er geen sprake van
een 0 of 1 situatie. Ook de mate waarin mensen beschikken over autonome motivatie is een belangrijke indicator
voor het niveau van zelfregie dan iemand kan realiseren. Voor professionals ligt de uitdaging juist om te komen tot
een goede en gedeelde inschatting van iemands vermogen tot zelfregie. Om op basis daarvan ondersteuning op
maat in te zetten. Zonder het over te nemen.
Contacten
Contacten en een sociaal netwerk zijn van belang bij het vinden van oplossingen in moeilijke situaties.
Om daadwerkelijk de regie te voeren over eigen leven is stimulans en vertrouwen vanuit de omgeving belangrijk.
Er is meerdere keren wetenschappelijk aangetoond dat hulpbronnen verscholen zitten in de onderlinge banden
tussen mensen, zowel op individueel niveau als op groepsniveau. Deze hulpbronnen worden in de sociale wetenschappen ook wel “sociaal kapitaal” genoemd (Putnam, 1995).
2.3.1Spanningsveld
Alle vier de elementen zijn van belang. Als een individu (vanwege een beperking) één of meerdere elementen uit
het model niet kan ervaren ontstaat er spanning. In die situatie wordt het lastig om zelfregie te realiseren. In de
komende tijd roepen situaties waarin sprake is van deze spanning ook telkens de vraag op: is het de motivatie van
het individu om meer zelfregie te verwerven of vindt de samenleving, vertegenwoordigd door de overheid, dat
iemand het maar zelf moet kunnen? Later in de publicatie komen wij hierop terug.
14
3
Zelfregie: Hoe is het ontstaan?
3.1Inleiding
In het derde hoofdstuk van deze publicatie staat de vraag centraal hoe de behoefte aan het uitwerken van het
vraagstuk “zelfregie en eigenkracht” ontstaan is. We beschrijven drie ontwikkelingen die zorgen voor een toenemende aandacht voor zelfregie en eigen kracht van burgers:
1. Emancipatiebeginsel
2. Nieuwe waarden en nieuwe sociale verbindingen
3. Budgettaire krapte
Ook is het goed om hier al het perspectief van de toenemende aandacht voor zelf regie en eigen kracht om te
keren. Tijdens een bijeenkomst in 2013 overlegde de wethouder en ambtenaren van een grote landelijke gemeente met burgers uit een van de dorpskernen. De aanleiding tot het overleg was de constatering dat de gemeenten
niet al het maatschappelijk vastgoed in de dorpskern overeind kon houden. Voor slechts één van de drie bestaande
voorzieningen was nog budget. Voor de andere twee was de keus: jullie gaan het als burgers helemaal zelf doen of
we sluiten de voorziening en slopen op termijn het vastgoed. Besloten werd om het buurtcentrum in eigen beheer
te nemen. Aan het eind van de bijeenkomst stapte een man van begin zeventig naar de wethouder toe en zei:
“Ik ben blij dat ik aanwezig ben. 25 jaar geleden moest ik als voorzitter van het bestuur van het buurtcentrum
vertrekken omdat de professionals van de gemeente het beter konden. Vanavond hebben we het centrum weer
terug gekregen. Ik ben een blij mens.”
Anders gezegd; het is nog niet zo heel lang geleden dat mensen met elkaar particuliere initiatieven ontwikkelden
met een grote maatschappelijke waarde. Nu komt het nog steeds voor dat particuliere initiatieven als niet maatschappelijk worden bestempeld als ze niet door de gemeente worden gesubsidieerd.
3.2Emancipatiebeginsel
Het streven naar emancipatie is een menselijk eigenschap en een doorlopend aanwezige maatschappelijke dynamiek. Emancipatie gaat over het toerusten, versterken, empoweren van het individu of een specifieke groep om
zo succesvol mogelijk te kunnen participeren. Het is een streven naar gelijke rechten en mogelijkheden voor ieder
individu, ongeacht sexe, geaardheid, herkomst of beperkingen. Deze beweging is niet nieuw, denk bijvoorbeeld
aan vrouwenemancipatie waarbij gestreefd wordt naar gelijke rechten tussen mannen en vrouwen. De geschiedenis is een opeenvolging van emancipatiebewegingen.
15
Het doel van emancipatie is het verwerven van autonomie, gelijkwaardigheid, regie over het eigen leven.
Het emancipatiebeginsel is als een algemene lijn waar te nemen in de historie van de mensheid. Volgens Wertheim
(1977) voeren mensen een voortdurende strijd om steeds grotere vrijheden te verwerven.
Mensen zijn op zoek naar bevrijding uit regels en kaders die door anderen worden opgelegd. Dit heeft te maken
met het streven naar herstel van een zeker gevoel van eigenwaarde, ook zien we dat mensen een zekere mate van
onafhankelijkheid van dominante groepen zoeken.
Opvattingen over de ruimte van emancipatie worden gevormd door politieke, religieuze en culturele waarden.
In het verlengde daarvan ligt de invulling van de rolverdeling tussen overheid en de burger. Sinds de jaren 50 van
de vorige eeuw is het opleidingsniveau in de westerse wereld, ook in ons land, enorm gestegen. Daarmee is een
fundamentele verandering gerealiseerd in de opvattingen over en de condities voor zelfredzaamheid van individuen en groepen.
Emancipatie behoefte in de 21 eeuw: zelfregie en eigen kracht!
Steeds vaker zien we dat burgers hinder ondervinden van de overheid. Dat zij de wijze waarop de overheid taken
aan burgers oplegt of van burgers overneemt als belemmerend ervaren voor de regie voor hun eigen leven, voor
leven vanuit eigen kracht. In hun perspectief kan en moet de overheid een stap terug doen om fundamenteel
ruimte te maken voor het eigenaarschap van burgers over hun eigen leven. Feitelijk is er opnieuw sprake van een
emancipatie. Nu niet tussen bevolkingsgroepen onderling, maar tussen de bevolking en de overheid. Binnen deze
dynamiek ontwikkelen zich nieuwe waarden die om een vertaling vragen in de wet- en regelgeving. Zo is er steeds
meer behoefte aan doe-democratie, een vorm van meebeslissen van burgers door zelf maatschappelijke vraagstukken op te pakken, als alternatief voor de vierjaarlijkse verkiezingen. Representatie is te afstandelijk, te formeel.
Heeft te weinig het karakter van wederkerigheid om mensen te motiveren tot meebouwen of tot zelf bouwen.
Op de pagina hierna wordt aan de hand van enkele voorbeelden de doorlopende dynamiek van emancipatiebewegingen door de tijd geïllustreerd.
16
Emancipatie monument,
Washington DC
17
3.3 Nieuwe waarden en nieuwe sociale verbindingen
Naast de emancipatiedynamiek signaleren we een tweede energiebron die een positieve invloed heeft op de
ontwikkeling van zelfregie. Het betreft de groeiende behoefte aan nieuwe sociale verbindingen tussen mensen
onderling. Boeiend aan deze dynamiek is dat het streven naar zelfregie en het vormen van collectieven hierbij hand
in hand gaan. Deze dynamiek lijkt een tegen koppeling op de krachtige individualisering van de afgelopen 50 jaar.
Er is niets zo waardevol voor het individu als samen dingen doen waar je achter staat, waar je hart naar uitgaat!
Aan de ene kant zien we dat mensen zich vervreemd voelen van de maatschappij, waarin de nadruk ligt op competentie en individualiteit. Door individualisering valt de samenleving uiteen in losse individuen. Als tegenreactie
hierop gaan veel burgers op zoek naar nieuwe sociale verbindingen. We zien dat dit streven zich verbindt aan
het terugpakken van ruimte, van verantwoordelijkheden die de overheid van burgers heeft overgenomen bij de
ontwikkeling van de verzorgingsstaat.
Zo ontstaat een koppeling tussen zelfregie en nieuwe collectieven. De snelle opkomst van allerlei lokale coöperaties is hier een goede illustratie van: zorgcoöperaties, energie- en voedselcoöperaties. Stadslandbouw en wijkcentra die meer en meer door burgers zelf worden gerund. Ook de opkomst van private sociale ondernemingen past in
dit perspectief. Als deze ontwikkeling doorzet zullen er steeds meer particuliere collectieven en initiatieven komen
op maatschappelijke terreinen waar nu de overheid of door de overheid gesubsidieerde organisaties actief zijn.
Misschien wel de belangrijkste waarde die wordt toegeschreven aan meer zelfredzaamheid is dat mensen
opnieuw, en nog fundamenteler, samen kijken hoe ze gezamenlijk zorg voor kunnen dragen voor elkaar, of voor
energie- en voedselvoorziening.
De behoefte om op elkaar betrokken te zijn versterkt ook het streven naar relaties en initiatieven waarin sprake is
van wederkerigheid. Ik investeer, we investeren en we krijgen er iets voor terug. Materieel en in de vorm van het
realiseren van persoonlijke waarden op thema’s als duurzaamheid, persoonlijke ontwikkeling. Mensen leren elkaar
daardoor beter kennen, gaan elkaar makkelijker aanspreken, iets met elkaar produceren en een netwerk vormen.
Anders gezegd: het zorgt voor meer sociaal kapitaal op cruciale plekken in de samenleving. En dat is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van de participatie samenleving. Die zijn basis heeft in het vermogen tot
zelfregie en eigen kracht van burgers.
Het potentieel van nieuwe sociale verbindingen wordt versterkt door allerlei sociale en technologische innovaties
die het mogelijk maken om eenvoudig en snel te organiseren en te communiceren.
Op de pagina hierna wordt de zoektocht van burgers naar nieuwe sociale verbindingen aan de hand van enkele voorbeelden en illustraties verduidelijkt.
18
Bron: tijdschrift wijkondernemingen
Bron: tijdschrift wijkondernemingen
Bron: Makers en Doeners
19
3.4 Budgettaire krapte
De derde ontwikkeling die zorgt voor de toenemende aandacht voor het thema zelfregie en eigen kracht is de
constatering dat ons huidige politieke en economische systeem kraakt in zijn voegen. De oude rolverdeling tussen
overheid en burger, in de vorm van de verzorgingsstaat, is een onbetaalbaar arrangement geworden. De economische ontwikkeling maakt groei van de overheidsuitgaven onmogelijk. De vergrijzing van de bevolking zet druk
op de betaalbaarheid van AOW en pensioenen. Voorzieningen als de WW moeten versoberd worden om deze
uitsluitend uit de premieopbrengsten te kunnen betalen. Tegelijkertijd: in vergelijking met de jaren 50 van de
vorige eeuw is de welvaart en de rijkdom van burgers enorm toegenomen. Evenals het gemiddeld opleidingsniveau. Voor veel burgers is de basis voor zelfredzaamheid nu fundamenteel anders dan die in 1950.
Een van de weinig benoemde effecten van de verzorgingsstaat in de toenemende macht en invloed van professionals in het maatschappelijke middenveld. Over succesvol emanciperen gesproken! Voor ieder vraagstuk dat de
verzorgingsstaat oppakte waren deskundigen nodig om het probleem op te lossen. De medicalisering van veel
vragen rond gezondheid is hier een goed voorbeeld van. Dat geldt ook voor de ontwikkelingen van dagbesteding
als een aparte discipline, een apart vak binnen de zorg.
Een nieuwe rolverdeling tussen de overheid, burgers en uitvoeringsorganisaties is noodzakelijk omdat publieke voorzieningen niet meer op het huidige niveau gehandhaafd kunnen worden. Daar zijn twee redenen voor:
De economische en de financiële crisis die vanaf 2008 is doorgebroken leidt tot structurele budgettaire krapte in
het overheidsbudget. Tegelijkertijd wordt ook vastgesteld de bijdrage van professionals aan de kwaliteit van leven
van burgers, aan de kwaliteit van de leefwereld tekort schiet. En tegelijkertijd tot hoge kosten leidt. Dat maakt
herijking en het ontwikkelen van een andere aanpak noodzakelijk. Budgettaire schaarste en de noodzaak tot
herijking versterken samen de ontwikkeling van een nieuw perspectief. Door deze dynamiek is de noodzaak tot
en de ruimte voor zelfredzaamheid van burgers groter dan ooit! Er wordt daarom steeds meer een beroep gedaan
op de burgers. De overheid wil niet dat burgers alleen meepraten, maar vooral ook meedoen. Ze willen burgers
medeverantwoordelijk maken voor maatschappelijke opdrachten. Een belangrijke vraag die daarbij gesteld wordt
is daarom: “Wat kunt u zelf doen?”
De overheid trekt zich steeds meer terug en is daarom op zoek naar manieren om burgers meer onderling zaken te
laten oplossen: mensen kunnen best eerst een beroep doen op elkaar, voordat zij aankloppen om ondersteuning
bij de overheid. De eigen verantwoordelijkheid en het zelforganiserend vermogen van burgers vormen de basis
voor innovatie.
Op de pagina hierna wordt deze derde ontwikkeling “budgettaire krapte” aan de hand van enkele voorbeelden en
illustraties verduidelijkt.
20
21
3.5 Sociale verbinding, schaarste en innovatie
De mogelijkheden om emancipatiebehoefte, de behoefte aan nieuwe sociale verbinden te ontwikkelen tot nieuwe aanpakken zijn groot. Ook in een periode van budgettaire krapte. Allerlei sociale en technologische innovaties
bieden handvatten en mogelijkheden.
Er zijn volop voorbeelden waaruit blijkt dat de kosten van dienstverlening aanzienlijk omlaag kunnen. Internet en informatietechnologie bieden nog oneindig veel mogelijkheden om de kosten van administratieve processen aanzienlijk
te verminderen. De interactie tussen dienstverleners in de keten wordt met de invoering van ‘schillen’ om de systemen
van genoemde ketenpartners een stuk sneller en goedkoper. Toepassingen van internet en en domotica maken het
mogelijk om 24/7 beschikbaar te zijn voor mensen met complexe problematiek zonder hoge personele kosten.
Ook in het onderwijs, zeker in het voortgezet en hoger onderwijs, zijn dergelijke ontwikkelingen waarneembaar.
@learning, leren op de werkplek, zelf het volgen van een universitaire opleiding in Nederland vanuit je woonplek
in Japen of Indonesië is al realiteit. De kosten van onderwijs dalen door deelname te ontsluiten voor veel groter
groepen dan nu het geval is. Recent kreeg een commercieel Nederlands opleidingsinstituut de vraag om via haar
digitale leeromgeving 3000 professionals tegelijk hetzelfde scholingsprogramma te laten doorlopen. De professionals zouden volgens het principe van zelfsturing het programma volgen. De directe inzet van docenten en
trainers voor diverse groepen was niet meer noodzakelijk. Professionals in maatschappelijke organisaties gaan
meer en meer systeemfuncties vervullen. Terwijl de uitvoerende taken door burgers, studenten en ervaringsdeskundigen worden uitgevoerd. De leefwereld vraagt op onderdelen ook om déprofessionalisering. Een goed gebruik
van de kennis van burgers op uiteenlopende terreinen maakt beleidsontwikkeling en besluitvorming effectiever en mogelijk ook goedkoper. Nieuwe faciliteiten als Buurboek bieden interactieve platforms waarop alle dienstverlening binnen
gemeenten een basis kunnen vinden. En onderling en met gebruikers kunnen communiceren.
Ook in de bedrijfskunde zijn allerlei innovaties gaande die leiden tot nieuwe aanpakken en nieuwe businessmodellen. Zo doet Jan Jonker, hoogleraar in Nijmegen onderzoek naar het ontstaan van nieuwe businessmodellen
die gebaseerd zijn op nieuwe maatschappelijke waarden als duurzaamheid, wederkerigheid, circulair werken.
Hij spreekt daarbij over de We-conomy. In een deel van de businessmodellen wordt met gesloten beurzen gewerkt.
Er is sprake van ruilhandel en wederkerigheid. Steeds meer jonge mensen zijn bij dure gebruiksvoorwerpen, zoals
auto’s, wel geïnteresseerd in het gebruik ervan. Maar niet meer in het eigendom. Als de ontwikkelingen die hierboven benoemd worden zich op grote schaal gaan voltrekken dan is de impact daarvan op zelfregie en eigen kracht,
maar op de economische structuur van ons land enorm.
22
4
De zelfregie schroef
In de voorgaande hoofdstukken zijn de begrippen zelfregie en eigen kracht uitgewerkt. Ook zijn drie afzonderlijke
ontwikkelingen benoemd die er voor zorgen dat er toenemende aandacht voor zelfregie en eigen kracht ontstaat.
Hoofdstuk vier gaat in op de vraag welke stuwende krachten een rol spelen in de totstandkoming van zelfregie
in de dagelijkse realiteit. Via literatuuronderzoek en door middel van interviews met mensen die sleutelposities
vervullen op terreinen waar vorm en inhoud wordt gegeven aan zelfregie en eigen kracht is geprobeerd een
antwoord te formuleren op onderstaande vragen:
- Welke stuwende krachten spelen een rol in de totstandkoming van zelfregie?
- Van stuwing naar sturing: hoe kunnen wij invloed uit oefenen op de richting waarin de ontwikkeling van
zelfregie vaart?
De antwoorden op deze vragen zijn vertaald in een model. Associërend op de term stuwende krachten ontstond
het beeld van de schroef die als aandrijving van schepen wordt gebruikt. Om die reden is gekozen voor de term
“De zelfregie schroef” als naam voor onderstaand model.
23
4.1
Stuwing: drie stuwende krachten
De zelfregie schroef laat ons drie stuwende krachten zien. Deze drie krachten dragen bij aan de ontwikkeling van
zelfregie.
De samenleving kan gezien worden als een groot schip. Je hebt
stuwende krachten nodig om ontwikkelingen in gang te zetten.
Wij beschrijven drie stuwende krachten die de ontwikkeling en de
snelheid van zelfregie bepalen.
1. Sociale verbindingen
2. Budgettaire krapte
3. Menslievendheid
Fotograaf: Tomasz Sienicki
1. Sociale verbindingen
De bron van deze stuwende kracht is de eindigheid van de verzorgingsstaat. Het tijdperk waarin de overheid
problemen en zorgen van burgers overnam en er een oplossing voor organiseerde is voorbij. Voor de een is dat
wennen. De ander zegt: “Het wordt hoog tijd, eindelijk ruimte om (samen) onze eigen oplossingen te realiseren!”.
De kern is dat mensen een groter deel van de maatschappelijke opdracht samen, onderling moeten oplossen.
De overheid biedt kaders aan, maar regelt het niet meer.
De uitwerking van dit motief dient zich veelal aan in de vorm van een terugtredende overheid. Soms op basale
zaken als het niet meer onderhouden van openbaar groen in wijken en buurten. Vaak ook op terreinen die meer
impact hebben. Denk aan het overhevelen van dagbesteding van de AWBZ naar de WMO. Met deze transactie
verandert een verzekerd recht in een voorziening, een compensatieplicht voor de gemeente. Bij de vraag of de
gemeente moet compenseren gelden heel andere eisen als bij de AWBZ.
Ook op het terrein van de woningbouw zien we de overheid terugtreden, bijvoorbeeld door het pakket aan regels
die gelden voor nieuwbouw woningen aanzienlijk te beperken. In diverse steden zijn gebieden vrijgemaakt waar
experimenteel gebouwd mag worden. Een aanpak die veel creativiteit vrijmaakt.
In het perspectief van deze prikkel gaat het zoeken naar een andere rolverdeling tussen burger en overheid
gepaard met een beroep op zelfregie en eigen kracht bij burgers. En een beroep op de overheid om consequent en
24
consistent te zijn in de manier waarop dat terugtreden vorm krijgt.
De opkomst van informatie- en internet technologie en de opkomst van krachtige nieuwe waarden op het terrein
van zelfredzaamheid, duurzaamheid en wederkerigheid maakt het mogelijk om veel maatschappelijk relevante
taken veel eenvoudiger en goedkoper te regelen dan nu het geval is. Er ontstaan heel nieuwe opvattingen over
organiseren en samenwerken. Heel nieuwe businessmodellen waarin professionals een veel beperkter rol spelen
dan nu het geval is. Zie ook paragraaf 3.5. in dit kader.
2. Budgettaire krapte
De tweede stuwende kracht is verwant met de vorige maar heeft een duidelijk ander accent. Het effect van opeenvolgende economische crises, 2001, 2008, en diverse korte recessies sinds 2008 hebben de financiële positie van
de overheid verzwakt. En de houdbaarheid van de verzorgingsstaat versneld onderuit getrokken. De forse, structurele besparingen die gelijk optrekken met de grote decentralisatie golf van 2015, maken duidelijk dat er financiële
schaarste is bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Zeker als de aanpak van die vraagstukken niet
ook fundamenteel wijzigt.
In het licht van dit motief wordt zelfregie en eigen kracht vertaald in:Prima, doe het maar op zelfregie en eigen
kracht want wij doen er niets meer aan. Zoek het zelf maar uit. Een goed voorbeeld hiervan is de indeling van
werkloze werkzoekenden in doelgroepen op basis van loonwaarde. Wie straks een loonwaarde heeft van 80% van
het wettelijk minimum loon of hoger krijgt geen ondersteuning bij het vinden van betaald werk. Die wordt geacht
het zelf te kunnen regelen. Groepen in de WWB met een lage loonwaarde lopen de kans dat er aan hen ook geen
aandacht wordt besteed. Er is te weinig kans dat zij aan het werk komen.
3. Menslievendheid
Bij wetenschappers en professionals bestaan grote zorgen over de vraag of mensen met forse beperkingen van
uiteenlopende aard de komende jaren voldoende ruimte krijgen om ook vanuit zelfregie en eigen kracht vorm te
geven aan hun eigen leven. Zij benadrukken de noodzaak om in de begeleiding en de zorg voor heel kwetsbare
mensen menslievendheid als dominante waarde,als uitgangspunt te nemen voor de vormgeving van de dienstverlening en de interactie tussen hulpvrager en hulpverlener.
Bij de uitwerking van deze stuwende kracht staat de mens centraal, de leefwereld. De leefwereld is het alledaagse
leven van de burgers in hun eigen omgeving. In dit alledaagse leven is sprake van een onzichtbare structuur met
eigen normen en waarden en regels. De mens staat centraal en zoekt in deze leefwereld naar oplossingen voor
alledaagse vraagstukken.
25
Om ruimte te geven aan de leefwereld, moeten we aandacht hebben voor de vraag hoe we ervoor zorgen dat
regelgeving, verdienmodellen en interne procedures ondergeschikt blijven aan wat iemand (zelf ) wil en kan.
Dominantie van de systeemwereld moet voorkomen worden. Met name waar het gaat om mensen met aanzienlijke beperkingen is het belangrijk dat ook zij zoveel mogelijk regie houden over wat voor hen de kwaliteit van
leven bepaald. En dat op en rond deze keuzes georganiseerd wordt. Geruststellend is dat er is inmiddels voldoende
bewijsmateriaal is dat de invulling van deze manier van werken vanuit de leefwereld meer klanttevredenheid en
aanzienlijk lagere kosten met zich mee brengt.
Hieronder komen Petri Embregts en Aline Saers kort aan het woord over dit onderwerp.
Prof. Petri Embregts van Transzo, universiteit van Tilburg, noemt menslievendheid
als belangrijke drijfveer voor het werken aan zelfregie en eigen kracht. Door vanuit
deze insteek zelfregie van mensen met een verstandelijke beperking te versterken
wordt er gewerkt aan een waardevol bestaan volgens de keuze van de persoon in
kwestie. Hier staat het emancipatiestreven centraal.
Zelf ziet Petri zorgethische theorieën als de presentietheorie en menslievendheid
als belangrijk fundament van haar werk. De presentietheorie benadrukt het belang
van een vertrouwensrelatie door er simpelweg te zijn voor een ander. De ander voelt
zich gehoord en gezien en voelt zich een volwaardig mens.
Wie vanuit menslievendheid werkt aan de eigen regie van de cliënt kiest ervoor om
samen met de cliënt in verbondenheid het proces te doorlopen waarbij de cliënt
zijn eigen keuzes kan maken en waarbij aandacht is voor empowerment. Empowerment kan helpen ook kwetsbare mensen een volwaardige plaats in de maatschappij
te geven. Sociale inclusie staat voorop, maar wel met een nadruk op de eigen kracht
van burgers.
Petri Embregts
Petri Embregts: “Wie vanuit menslievendheid werkt aan de eigen regie van de cliënt kiest ervoor om samen met de cliënt
in verbondenheid het proces te doorlopen waarbij de keuzes gemaakt worden.“
26
Een soortgelijke insteek treffen we bij Aline Saers, oprichter en directeur van Per
Saldo, de belangenvereniging van mensen met een persoonsgebonden budget.
Werken vanuit menslievendheid is ook een duidelijke drive van Aline Saers. Ze maakt
verbinding met het inzicht dat ook mensen met een beperking primair burger zijn en
hun eigen leven willen leiden. Ze willen daarbij zeggenschap over de vraag of, hoe
en door wie ze daarbij worden geholpen. Aline benadrukt met name de gelijkheid en
gelijkwaardigheid van mensen, los van de vraag of er sprake is van een beperking.
Volgens Aline komen mensen met een beperking beter tot hun recht als we kijken
naar hun mogelijkheden. Ze is er van overtuigd dat mensen beschikken over kwaliteiten en dat ze in staat zijn te leren. In de praktijk kiezen hulpverleners er (nog te vaak)
voor om het over te nemen.
Aline: “Er wordt te veel gekeken naar de beperkingen en niet naar de persoon en zijn
talenten zelf. Laat mensen met een beperking het niet zelf doen, want dan duurt het veel te
lang. Het is waar dat deze aanpak meer tijd en geld kost bij de opstart, maar in de periode
daarna wordt meer kwaliteit van leven gerealiseerd tegen aanzienlijk lagere kosten. Deze
mensen worden veel zelfstandiger en krijgen meer zelfvertrouwen. Ze ervaren ‘ik kan meer
zelf en voel me meer mens.’ Daar moeten we naar toe.”
Aline Saers
Fotograaf: Peter Damen
Tijdens het interview laat Aline Saers zien dat het haar menens is bij het realiseren van zoveel mogelijk gelijkwaardigheid tussen mensen,ongeacht hun beperking. Daarbij schuwt ze kritiek op en aansporingen aan het adres van
mensen met beperking niet. Dat blijkt uit de uitspraak: “Passief en afhankelijk worden is ook een keuze.”
4.2Sturing
In het model zijn drie stuwende krachten benoemd die de ontwikkeling van
zelfregie bepalen. De energie van deze drie krachten, en verschillen tussen
deze krachten onderling, bepalen de stuwing, de richting en de snelheid van
het schip. Waarbij het schip een metafoor is voor de ontwikkeling van zelfregie.
Interessante vragen om te onderzoeken zijn dan: Hoe bepalen deze krachten
samen de koers van het schip en hoe kunnen wij invloed uit oefenen op de
koers van de ontwikkeling van zelfregie?
Fotograaf: Nick Birse
27
Balans
Om sturing te kunnen geven aan het schip, aan de ontwikkeling van
zelfregie, is aandacht voor alle drie de stuwende krachten vereist.
Bij mensen met ernstige beperkingen, straks aangewezen op de
WLZ zullen de krachten anders verdeeld zijn dan in en situatie waar
huurders gezamenlijk het beheer voeren over het appartementen
complex waar zijn wonen. De gewenste verdeling van de krachten
kan per doelgroep en het vraagstuk verschillen. De sturing op zelfregie in maatwerk en situatie gebonden.
De grote uitdaging in de komende jaren is om telkens de goede
balans te vinden in de doelstelling die wordt nagestreefd met zelfregie en eigen kracht. Zowel bij het uitwerken van de vraag “Welke
stuwende krachten zijn dominant in deze situatie?”, alsook bij de
vraag “Hoe benutten wie de inzet van die krachten in de praktijk?
Wie doet nu wat?”.
Links of recht om: het is duidelijk dat de centrale overheid op veel terreinen een terugtredende beweging maakt
en dat er structureel minder geld beschikbaar is voor de opgaven in het publieke domein.
Bij de besteding van overheidsmiddelen moeten prioriteiten gesteld worden. Vragen als: “Voor welke uitgaven is
geen legitimering meer?” en “ Voor welke risico’s kunnen en moeten burgers zelf verantwoordelijkheid nemen?”moeten beantwoord worden. Dat leidt tot maatschappelijke discussies rond vraagstukken als: Wat kan opgeheven
worden of aan de burgers worden teruggegeven als een risico dat zij op een andere manier moeten afdekken?.
Dat afdekken kan op verschillende manieren: Informeel en onderling, collectief of via aanvullende particuliere
verzekeringen.
Tegelijkertijd blijven kernwaarden als menslievendheid en het permanente streven naar emancipatie aandacht
vragen. Ook in een periode van ingrijpend wijzigende opvattingen in de samenleving en tijdens schaarste van
middelen.
Vormgeven aan de praktijk van zelfregie en eigen kracht wordt spannend en uitdagend als we het potentieel van
ieder van de stuwende krachten op elkaar betrekken. Dan ontstaan vragen als: Hoe kunnen een terugtredende
overheid, beperkte financiële middelen en nieuwe sociale verbindingen bijdragen aan zorg en ondersteuning die
28
gebaseerd is op menslievendheid?
Vanuit dit perspectief kijkend zijn er nu al aansprekende voorbeelden die als inspiratiebron gebruikt kunnen
worden. Denk aan wooninitiatieven, Thomashuizen, zorgcoöperaties en zorgaanbieders die gespecialiseerd zijn in
het werken voor PGB houders. Ook op het terrein van arbeidsre-integratie en praktijkgerichte scholing en werk zijn
er voorbeelden. Een deel ervan komt later in de interviews in deze publicatie aan de orde.
De interactie tussen zelfregie en eigenkracht en nieuwe sociale verbindingen leidt ook tot interessante ontwikkelingen. Een flink deel van het traditionele takenpakket van de professionals in wonen, werken, welzijn en zorg
wordt straks door burgers, cliënten en door vrijwilligers zelf gedaan. Of door professionals in opleiding. In sectoren
als dagbesteding en wijk en buurtcentra is deze ontwikkeling volop gaande. Met beperkte professionele ondersteuning. Het werken met ervaringsdeskundigen, een ontwikkeling in de psychiatrie, past ook in deze ontwikkeling.
29
5
Vier kapiteins op het schip
In dit hoofdstuk staat de vraag naar de besturing van zelfregie en eigen kracht
centraal. Bij de uitwerking ervan wordt de metafoor van het schip verder doorgetrokken. We onderscheiden vier stakeholders van zelfregie en eigen kracht.
En gaan op zoek naar de rolverdeling tussen deze stakeholders bij het besturen van het schip.
De genoemde stakeholders zijn de burger, de professional, de maatschappelijke organisaties en de overheid. In de navolgende paragrafen wordt per stakeFiguur: Lindingo
holder uitgewerkt op welke wijze zij invloed kunnen uitoefenen op de bestemming
van het schip dat vaart onder de naam Zelfregie en eigen kracht. En op de koers die wordt gevaren om die bestemming te bereiken. Iedere stakeholder krijgt in zijn eigen paragraaf de kapiteinspet op.
5.1
De burger als kapitein op het schip
In deze paragraaf beschrijven we een aantal thema’s die de kracht en de impact bepalen van burgers die initiatieven nemen op het terrein van zelfregie en de verdere ontwikkeling daarvan.
Vertrouwen
We zien een bottom up beweging van (groepen) burgers die zelf aan de slag gaan. Met als inzet de ruimte in te
nemen die nodig is om vanuit zelfregie en eigen kracht te kunnen leven. Burgers die samen nieuwe, particuliere initiatieven ontwikkelen om hun leefwereld zo in te richten dat deze optimale voorwaarden schept voor een
waarde(n)vol en comfortabel leven. Zorgcoöperaties worden zo opdrachtgevers van zorgaanbieders in plaats
van individuele cliënten. Wooninitiatieven van 50+ ers organiseren nu dat zij straks nooit in een verzorgingshuis
terecht komen. En energiecoöperaties maken zich onafhankelijk van grote leveranciers. ZZP-ers richten onderling
steunsystemen op om samen tegenslagen te kunnen opvangen.
Het thema vertrouwen speelt op verschillende manieren. Vertrouwen in het eigen kunnen van de initiatiefnemers, vertrouwen in de overtuiging dat de direct betrokkenen dezelfde doelen nastreven, het gemeenschappelijk
belang voorop stellen. En vertrouwen in de partners met wie ze samenwerken. En het vertrouwen, de overtuiging
dat het initiatief dat zij ontwikkelen relevant is, dat het er toe doet.
30
Intrinsieke motivatie
De stuwende krachten die het best aansluiten bij intrinsieke motivatie zijn “nieuwe sociale verbindingen” en “menslievendheid”. Deze twee krachten gaan over persoonlijk engagement, over de intentie om voor anderen van betekenis te willen zijn. De terugtredende overheid maakt ook ruimte voor veel meer persoonlijk initiatief. Budgettaire
krapte heeft met name betrekking op “moeten”.
Zelforganisatie begint vaak vanuit een intrinsieke motivatie (willen). En vanuit een positieve basishouding. Er is
oog voor datgene wat er al wel is, wat al wel bereikt is. Voor de kwaliteiten en talenten van de mensen die een
bijdrage willen leveren. Er is een overtuiging dat het beter kan, en een visie, een beld op hoofdlijnen hoe de
gewenste situatie eruit ziet. Samen vormen zij de elementen die nodig zijn om de bestemming van een initiatief
te kiezen en de koers te bepalen.
Bottom up, vanuit de leefwereld
Burger initiatieven op het terrein van zelfregie, ontstaan veelal bottom up, vanuit ervaringen in de directe leefwereld van de betrokkenen. Gevoed door inzichten dat het nodig is, en mogelijk is om een persoonlijk of maatschappelijk vraagstuk anders aan te pakken. Lokaal, duurzaam, onderling. Burgerinitiatieven ontstaan niet vanuit
bestaande beleidskaders. Het is een bewuste keuze voor bewoners om aansluiting te zoeken bij de oprichting van
bijvoorbeeld een wijkonderneming. De initiatiefnemers bepalen zelfstandig hun koers. Deze koers wordt niet door
een ander geleid of beïnvloed.
Bottom up initiatieven van burgers kunnen tegelijkertijd hun omgeving niet ontkennen. Ook zij hebben te maken
met wet en regelgeving die eisen stelt aan wat zij doen en hoe zij het doen. Een deel van die wet- en regelgeving
is verouderd en werpt belemmeringen op bij het realiseren van de doelen van het eigen initiatief. Niet voor niets
creëert de overheid zelf op de diverse plekken in het land regelarme zones om sociale innovatie te stimuleren
zonder dat deze door bestaande wet- en regelgeving wordt gehinderd.
Ieder burgerinitiatief krijgt te maken met tegenkrachten vanuit wet en regelgeving en bestaande belangen.
Ook om die reden zijn factoren als vertrouwen en intrinsieke motivatie essentieel. Realiseren van zelfregie en eigen
kracht heeft het karakter van een Echternach processie. Twee stappen vooruit en daarna weer één stap achteruit.
Tegelijkertijd heeft de samenleving, de overheid belang bij de ontwikkeling van zelfregie en eigen kracht door
burgers. Vanuit beleid en wetgeving ontstaan ook faciliteiten om juist op deze koers te investeren. Zo is recent een
Europees programma rond de Inclusieve samenleving gestart. Dit programma biedt voor Nederland ook faciliteiten bij de invoering van bij voorbeeld de Participatiewet
31
5.2 De overheid als kapitein op het schip
In de komende decennia geven we in Nederland samen vorm en inhoud geven aan de participatie samenleving.
Een ingrijpende veranderingen waarin nog veel geleerd moet worden. De centrale overheid heeft in dit proces een
kaderstellende opdracht en de opdracht om de vertaling in de praktijk te volgen en te toetsen op de mate waarin
de beoogde doelen bereikt worden. Zo nodig moet de overheid bijsturen. De aanpak van de overheid wordt de
komende jaren concreet zichtbaar bij de invoering van de drie decentralisaties met ingang van 1 januari 2015:
de jeugdwet, de Participatiewet,en de uitbreiding van de WMO. Spannend in de aanpak die in Nederland is gekozen is het feit dat tegelijkertijd met de introductie van fundamenteel nieuwe uitgangspunten ook structureel
wordt bezuinigd. Daarmee ontstaat veel spanning op de afweging tussen innoveren en via leerprocessen tot
andere oplossingen komen aan de ene kant. En sanering en afbraak wegens gebrek aan de middelen aan de andere kant.
In deze paragraaf staat een aantal thema’s centraal die de kwaliteit van de bijdrage van de overheid bepalen als het
gaat om sturing geven aan de ontwikkeling van zelfregie. Anders gezegd: Wat maakt de overheid tot een goede
kapitein op het schip van zelfregie en eigen kracht? Bij de behandeling van de thema’s worden ook fragmenten uit
interviews opgenomen die in het kader van deze publicatie zijn gehouden.
Creëer meer regelruimte voor burgers
De overheid zit in een paradoxale situatie. Om burgers in staat te stellen om vorm en inhoud te geven aan zelfregie
en eigen kracht moet de overheid afscheid, afstand nemen van werkwijzen die de overheid zelf heeft doorgevoerd. Werken vanuit zelfregie en eigen verantwoordelijkheid vereist voldoende regelruimte voor de burger. Meer
regelruimte voor burgers is gewenst. Dit kan onder andere worden gerealiseerd door controle en beheersing te
beperken. Aline Saers noemt de huidige controlerende en beheersende rol van de overheid een aantal keer als een
aandachtspunt. Ze illustreert dit met een voorbeeld.
Aline: “Bij de overheveling van veel AWBZ zorg naar de WMO komt ook het PGB mee naar de gemeenten. Nu stellen sommige gemeenten voor om een PGB per vier weken toe te kennen. Binnen deze periode kan de persoon in kwestie het beschikbare budget inzetten. Gemeenten denken te veel vanuit budgettaire krapte. Over een pgb per vier weken is echt niet
goed nagedacht, iemand heeft de ene 4 weken meer nodig heeft dan de andere. Alle regelruimte wordt eruit gehaald.
Terwijl dat de essentie is van een PGB.”
Volgens Aline zijn gemeenten nog teveel gericht op controle, op budgetbeheersing en op fraude bestrijding.
Zij vraagt zich af of gemeenten zich echt verdiepen in de vraag van mensen met een PGB. Hebben we ze wel eens
32
gesproken met iemand met een PGB? Hoe ziet de doelgroep er uit?
Aline: “Gemeenten weten vaak niet eens om wie het daadwerkelijk gaat, over wie ze het hebben. De gemeente zou
je maatje moeten zijn, maar kijkt en handelt in de praktijk meer gericht op beheersing, is veel meer bezig met het
systeem. Daarnaast laten nog teveel gemeenten zich regelmatig leiden door het aanbod van instellingen en minder
door de vraag van de cliënt.”
Doelen en motieven rond zelfregie en eigen kracht zuiver houden
Dit thema laat zich eenvoudig illustreren aan de hand van de drie stuwende krachten die eerder in één model zijn
samengebracht. Een aanpak gebaseerd op menslievendheid streeft andere doelen na en zet andere werkvormen
in als een aanpak die gericht is op sanering, op terugtreden van de overheid omdat er structureel minder middelen
beschikbaar zijn.
Het wordt ingewikkeld als de overheid het motief van menslievendheid hanteert om haar terugtreden te motiveren en te realiseren. Dan ontstaat al snel een vertrouwenskwestie tussen de kapiteins onderling. Aline Saers
constateert het volgende:
“Zelfregie en eigen kracht zijn vervuilde begrippen geworden.. Iedereen heeft er inmiddels zijn eigen inhoud aan gegeven. Gemeenten misbruiken de begrippen om bezuinigingen door te voeren. Je moet kortweg steeds meer zelf gaan
doen. Het oorspronkelijke gevoel van eigen kracht, jij hoort erbij, dat is er niet meer. De discussie is verschoven van gelijkwaardigheid naar euro’s.”
Aline reflecteert kort op een uitspraak die ze vaak tegenkomt in beleidsdocumenten van gemeenten: er wordt
dan gesteld “We gaan mensen in hun eigen kracht ZETTEN”. De formulering staat haar tegen. Ze ervaart het als
de omgekeerde wereld. De aanpak van het systeem heeft mensen uit hun kracht gehaald. De uitspraak roept een
tegendraads effect op aldus Aline.
De conclusie van Aline is dat de aanpak van zelfregie en eigen kracht, ingezet vanuit een top-down benadering
niet werkt of averechts werkt. Als zelfregie en eigen kracht wordt ingezet vanuit de verkeerde motieven (financiën)
bereik je ook een averechts effect: mensen zetten de hakken in het zand. Je drijft partijen uit elkaar i.p.v. dat er
partnership ontstaat.
In het onderwijs constateert Aline een patroon dat vergelijkbaar is met dat bij gemeenten. Ook op school wordt
benadrukt wat iemand niet kan. Ze geeft een voorbeeld uit haar eigen ervaring om haar analyse te onderbouwen.
De droom van haar zoon was om treinmachinist te worden. Vanwege een beperking werden de zoon en de ouders
ontraden om dit beroep na te streven. Daarbij werd doorlopend verwezen naar de beperking.
33
Aline: “op dat moment hebben we besloten om alle adviezen ter zijde te leggen. En te gaan werken aan de talenten
en de mogelijkheden van onze zoon. Uiteindelijk is zijn droom helemaal uitgekomen. Op dit moment is onze zoon een
succesvolle treinmachinist.”
Aline: “Gemeenten moeten veel meer de eigen krachten van mensen benaderen, gelijkwaardigheid en mogelijkheden
zien en benutten. Mensen met een beperking zijn gewone mensen die mee kunnen doen. We moeten ze niet wegstoppen
in instellingen of dagbestedinglocaties. Helaas zie je dit in de praktijk nog veel gebeuren. We hebben de mensen weggeregeld. Het is geweldig als gemeenten er aan bijdragen deze situatie om te keren.”
Aline verwijst naar het VN verdrag waarin de rechten van mensen met een beperking worden geregeld. Nederland
gaat dit verdrag nu ook ratificeren. Dat geeft gemeenten ook handvatten voor hun eigen beleid. De kern hiervan
is: Inzetten op gelijkwaardigheid en mogelijkheden zien en realiseren voor iedereen. Zodat mensen kunnen mee
doen op de manier die bij hen past.
Gelukkig zijn er meer en meer voorbeelden waarin het uitgangspunt is meer gelijkwaardigheid te realiseren tussen
burgers met en burgers zonder beperking. Aline noemt de gemeenten Delft, Gooi- en Vechtstreek en Woerden als
heel positieve voorbeelden op dit terrein.
De inzet op gelijkwaardigheid heeft ook consequenties voor burgers met een beperking. Daar is ze duidelijk over.
Aline: “Als we inzetten op gelijkwaardigheid dan moeten burgers met een beperking zelf ook de vraag stellen: wat heb
ik echt nodig?”
Samenvattend: Juist de overheid heeft een belangrijke rol bij het zuiver houden van de discussie over zelfregie
en eigen kracht. Daar waar ook door de overheid ruimte wordt gemaakt om de stuwende krachten van sociale verbindingen en menslievendheid te benutten is het essentieel dat er gewerkt kan worden op basis van vertrouwen
tussen overheid en burgers. Alleen op basis van vertrouwen en goede afspraken kan aan burgers meer regelruimte
worden gegeven. Dat is een spannend vraagstuk. De overheid moet ook handhaven. Als laatste item in de samenvatting moet ook hier benoemd worden dat bij zelfregie en eigen kracht de aandacht niet uit moet gaan naar de
afwijking, de beperking. Maar naar de mogelijkheden, de talenten van betrokkene. Deze verschuiving in focus stelt
ook andere eisen aan de werkwijze van de overheid.
Van Inspraak en participatie naar cocreatie
Een ander belangrijk aandachtspunt voor de overheid is de vormgeving van inspraak en participatie als onderdeel van zelfregie en eigen kracht. Tijdens een van de interviews kwam aan de orde dat een gemeente en een
34
woningcorporatie samen een beleid hadden uitgewerkt waarin de burgers, de huurders ook meer verantwoordelijkheid zouden gaan nemen. Als onderdeel van de plannen was een mooie, nieuwe groenvoorziening gepland in
een woonwijk. Uitgangspunt was dat de burgers, de huurders in die wijk zelf voor het onderhoud gingen zorgen.
Toen de uitgewerkte plannen werden gedeeld met de betrokkenen was er weinig animo. Dat leidde tot irritatie en
teleurstelling bij de gemeente en de corporatie. Dat de padstelling mogelijk het gevolg was van de aanpak die
beiden hadden gevolgd drong niet door. Uit de praktijk blijkt dat hier geen sprake is van een incident. Hieronder
volgt een citaat uit het interview met Joost van Alkemade, manager gebiedsgericht werken bij Movisie:
“We zien dat de overheid allerlei stappen overslaat als het gaat om meedenken en meebeslissen door de mensen die
het moeten gaan doen. Van de mensen wordt wel verwacht dat ze zelfredzaam zijn, maar er wordt onvolledig beroep
gedaan op hun zelfdenkzaamheid. Bijkomend knelpunt is dat de bestaande vormen van inspraak en participatie niet of
niet goed meer werken. Denk aan wijkraden, cliëntenraden en gemeenteraden. Er komt meer een behoefte aan directe
inspraak en participatie. Het systeem van vertegenwoordiging via raden is te traag, te afstandelijk. De behoefte aan
vormen van doe democratie neemt toe. “
Ook Aline Saers is er van overtuigd dat burgers actief betrokken moeten worden, en inspraak moeten hebben op
wat ze nodig hebben. Aline: “Als dat niet gebeurt dan roept de gemeente zelf de claimstand bij burgers op. Als je als
gemeente eenzijdig maatregelen treft dan stellen mensen zich defensief op. Ze worden bang dat de gemeente iets van ze
af wil pakken. Dan gaan ze verdedigen wat ze hebben. “
Het claimgedrag waar Aline over spreekt wordt volgens haar ook versterkt door het gegeven dat mensen met een
beperking teveel gepamperd zijn. Dat pamperen komt mede door de zorgoriëntatie en het overnemende gedrag
dat kenmerkend is voor veel zorgaanbieders. Iedereen heeft af en toe een steuntje of een duwtje in de rug nodig.
Aanspreken op eigen mogelijkheden hoort daar bij. De ene keer wat steviger dan de andere. Dat geldt ook voor
mensen met een beperking.
Een terugtredende overheid kan niet anders dan nieuwe hoofdrolspelers vroeg in het proces invloed geven op
vragen over waarom, wat, hoe en wie. Cocreatie door burgers en de overheid samen moet traditionele vormen van
aanspraak gaan vervangen. De overheid moet hier het initiatief in nemen.
35
5.3
De professional als kapitein op het schip
Ook professionals geven sturing aan het schip van Zelfregie en eigen kracht. Hieronder worden thema’s benoemd
en uitgewerkt die de sturing van professionals bepalen. Ook in deze paragraaf worden thema’s toegelicht met
citaten uit interviews.
Van taakgericht en oplossingsgericht naar ontwikkelingsgericht en vraaggericht
Aan het eind van de vorige paragraaf is kort stil gestaan bij de zorgoriëntatie en het overnemend gedrag van
zorgaanbieders. Genoemde zorg en diensten worden geleverd door de professionals. Versterken van zelfregie en
eigen kracht bij mensen met een ondersteuningsvraag slaagt alleen als ook de professionals verantwoordelijkheid
nemen voor hun aandeel in dit proces.
Volgens Joost van Alkemade van Movisie moeten professionals in de nieuwe aanpak hard werken om het eigen
gedrag van overnemen en soms ook ingrijpen niet toe te passen. De aard van het werk van professionals verandert
ingrijpend onder invloed van zelfregie en eigen kracht. Die verandering laat zich als volgt typeren: van uitvoerend,
activiteitengericht, taakgericht en oplossingsgericht naar aansluiting maken met de persoon in kwestie, randvoorwaarden voor eigen initiatief realiseren, realiseren van ontwikkeling, van leerprocessen in interactie met de klant.
Joost: “De werkwijzen van professionals zijn nog te veel gericht op het oplossen van een probleem. Er is te weinig focus
op leren, op ontwikkelen van competenties die de zelfregie en eigen kracht van mensen versterkt. De aanpak die overheerst is taakgericht. Ook als professionals zeggen dat zij in de nieuwe aanpak “op hun handen moeten zitten” denken
en kijken zij nog vanuit dat taakperspectief. Wat gebeurt er nu als we een gezin ondersteunen bij het leren regie te voeren
op alles wat er in een gezin aandacht vraagt? Als de regisseur die dat gezin ondersteunt een taakgerichte aanpak kiest,
en alle specialisten die met het gezin werken doen dat ook, dan wordt zo’n gezin geconfronteerd met een diversiteit in
aanpakken. Terwijl er juist op de aanpak, het aansluiten op dat gezin, de manier waarop leerprocessen in zo’n gezin
vorm krijgen, heel veel behoefte is aan een herkenbare, gemeenschappelijke aanpak binnen het team van professionals.
Rol, bijdrage en stijl van werken worden steeds belangrijker, en vragen om meer gemeenschappelijkheid.”
Dorien te Pas, freelance trainer voor het Zelfregiecentrum in Nijmegen benadrukt ook het vraaggericht werken.
Zelfregiecentrum Nijmegen stimuleert mensen met een beperking (in de meest ruime zin) zoveel mogelijk zelf de
regie te nemen over hun leven. Het Zelfregie centrum in Nijmegen richt zich in eerste instantie op mensen met
een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking. Een goed initiatief lacht, bruist en gaat vooruit volgens
Dorien. Ze maakte er haar lijfspreuk van: Van to do naar Tada!
36
Dorien: “Wij maken op persoonlijk niveau verbinding, contact met de mensen die hier komen. Ze zijn welkom, we treden
ze consequent zonder oordeel tegemoet. Ze mogen er zijn, ze mogen hier zijn zoals ze zijn. De regie van het individu
wordt nooit overgenomen. Jij, de deelnemer bepaalt wat je er mee doet, hoe en wanneer. Ook tijdens trainingen en
cursussen wordt het “voor en door principe” benadrukt. Voor jullie, gedragen door jullie. De ondersteuning biedt wat
minimaal noodzakelijk is. Empowerment leidt er toe dat mensen in hun kracht komen en mee gaan dragen aan elkaar
steunen en inspireren om te blijven groeien. “
Menslievende basishouding
De inzet op zelfregie en eigen kracht vraagt een menslievende basishouding van professionals. De intentie om
mensen, ook al hebben zij een beperking, in staat te stellen hun eigen keuzes te maken, hun eigen leven te leiden,
komt alleen voldoende tot ontwikkeling als er gewerkt wordt vanuit een liefdevolle houding. We doen wat jij nodig
hebt. Op jouw manier, op jouw moment. Met inzet van jouw en mijn verantwoordelijkheid. Zonder dat ik het als
professional overneem.
Onderdeel van die menslievende houding is het commitment op het zoveel mogelijk realiseren van wat jouw
leven de moeite waard maakt. Mede door je eigen keuzes en je eigen inzet om die keuzes tot resultaat te brengen.
Dat vraagt om coaching en soms ook om het aanspreken van de ander op de vraag: investeer je zelf nog voldoende
in de keuzes die je hebt gemaakt? We hebben allemaal af en toe een duwtje in de rug nodig.
Passie voor het werk
Uit diverse gesprekken komt naar voren dat passie voor het werk een steeds nadrukkelijker criterium wordt.
Bij werving en selectie en bij gesprekken over het functioneren van professionals. Waarom doe je dit werk, wat zijn
je drijfveren? Waar haal je energie uit in het werk wat je doet? Werken vanuit een menslievende intentie kan niet
zonder passie voor het werk. Wie het werk alleen doet omdat er een inkomen nodig is kan niet mee komen bij het
realiseren van zelfregie en eigen kracht.
Passie voor het werk komt in alle interviews naar voren. Onder andere in het gesprek met Marianne van Ginneken.
Zij is initiator in het netwerk van Makers en Doeners in Rotterdam .
Marianne: “Alles wat we doen is er op gericht mensen weer centraal te stellen, de eigen kracht, kennis en netwerken
van mensen als uitgangspunt te nemen. Op die basis gaan we aan de slag.“
Vorm en inhoud geven aan veiligheid, nabijheid en vertrouwen
Als het onderwerp zelfregie en eigen kracht aan de orde komt worden al snel noties ingebracht als “loslaten” en
“op je handen gaan zitten”. Waarmee de indruk wordt gewekt dat de cliënt, de hulpvrager er nu zelf voor staat.
Het zelf moet doen. Uit ons onderzoek wordt duidelijk dat deze noties een verkeerde voorstelling van zaken zijn.
37
Geïnterviewden dragen voorbeelden aan uit de presentietheorie. Essentieel in de voorbeelden is dat het accent in
de bijdrage van de professional verschuift van ‘iets doen’ voor de ander naar ‘er zijn’ voor de ander. Soms houdt ‘er
zijn’ in dat er iets gedaan moet worden voor de ander. Veel vaker is het zo dat de professional beschikbaar is voor
de cliënt, de hulpvrager, de leerling. Beschikbaar om te sparren, te coachen, een nieuwe weg te banen die nodig is.
Vanuit het vertrouwen dat de ander dat vanuit eigen keuzes en op eigen kracht kan. Er zijn om verdriet en tegenslag te verwerken. Zonder als reddertje actief te worden. Dat is hard werken, ook al zit je op je handen.
Met Femke Bennenbroek spreken we over de nieuwe rol van de professional. Femke is oprichter van ZINZIZ.
En al lange tijd actief op het thema van arbeidsre-integratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Haar overtuiging is als volgt: Femke:
“De professional is een coach die de ander laat werken. Dit zorgt er regelmatig voor dat professionals hun werk weer leuk
gaan vinden. Mensen zijn dit werk niet gaan doen omdat ze politieagent willen spelen.”
Beschikken over kritische vaardigheden
Sturing kunnen geven aan de ontwikkeling van zelfregie en eigen kracht vraagt kritische vaardigheden van
professionals. Vaardigheden die met een hoge frequentie genoemd worden in gesprekken en documentatie
hebben betrekking op zaken als:
- Empathie
- Autonomie en inschattingsvermogen
- Motiverende gesprekstechniek
- Aanspreken op eigen verantwoordelijkheid
In werksituaties waarin gewerkt wordt met jongeren met complexe (gedrags)problematiek, zowel in de zorg als in
het speciaal onderwijs formuleren gesprekspartners regelmatig: “Als een kind, een jongere niet overweg kan met
een leeropdracht die wij hebben gegeven, dan hebben wij iets fout gedaan en niet die jongere.“ Deze uitspraak
illustreert dat empathie, inlevingsvermogen een cruciale competentie is voor professionals die bijdragen aan zelfregie en eigen kracht. Professionals die te taakgericht, te resultaatgericht zijn kunnen de verbinding niet maken
met de vraag: wie ben jij, en wat heb je nodig om jouw eigen weg te kunnen gaan?
Petri Embregts en haar team ontwikkelen trainingen voor professionals. Deze trainingen zijn er op gericht de competenties van professionals te vergroten op het terrein van omgaan met autonomie en inschattingsvermogen. Het
werk wordt steeds situationeler. Bij iedere klant kan net weer een andere aanpak of een ander accent nodig zijn.
Dat doet een beroep op het vermogen van de professional om op eigen kracht een integrale en adequate inschat-
38
ting te maken van wat de klant wil, wat hij nodig heeft. Ook als het gaat om de mate van support bij het zetten van
cruciale stappen in het leven. Hoe opener de situatie rond een klantvraag is, hoe groter de kans dat er een inschattingsfout wordt gemaakt. Dat levert een ander soort spanning in het werk op. Anders dan een volle planning van
uitvoerende werkzaamheden. Hoe ga je als professional met die spanning om? Hoe kun je elkaar hierop steunen
en coachen. Op professioneel niveau ontwikkelt zich ook een dimensie van zelfregie en eigen kracht.
Aansluiten bij leerstijl en leervermogen van de klant
Aansluiting vinden bij de leerstijl en leervermogen van de klant wordt steeds belangrijk. Dat blijkt ook uit het
interview met Ella Buijze, oprichter van Prins Heerlijk in Tilburg. Bij Prins Heerlijk in Tilburg volgen meer dan 120
jongeren een beroepsopleiding op MBO niveau. Variërend van niveau 1 tot en met 4. Dit zijn jongeren die in hun
korte leven al vaak te horen hebben gekregen dat een dergelijke opleiding, en aansluitend betaald werk, er voor
hen niet in zit. Jongeren die vaak veel faalervaringen hebben die aansluiten bij de conclusies die professionals voor
hen en over hen getrokken hebben. Vervolgens blijken deze jongeren het wel te kunnen; een beroepsopleiding
volgen, en betaald werk verrichten. Wat maakt nu het verschil?
Ella: “We weten uit ervaring wat empowerment deze jongeren oplevert: status en zelfvertrouwen. De status hangt samen
met de opleiding, betaald werk hebben en een inkomen hebben. Het zelfvertrouwen krijgt na verloop van tijd de overhand over een lange reeks van faalervaringen. Onze aanpak is: op welke manier kun jij als jongere met een beperking
het beroep dat je ambieert wel leren, en er betaald werk in vinden? Als we dat voor een jongere duidelijk hebben dan ontwikkelen we een leerroute op maat voor haar of voor hem. De mensen die we erom heen zetten kennen de werkpraktijk,
hebben een passie voor leren en een liefdevolle en steunende houding naar de jongeren toe. Op deze manier lukt het dus
wel. Het werkt. Dat inzicht, die aanpak, is op veel plaatsen toe te passen.“
Vanuit zo’n zelfde perspectief ontwikkelde WSD, de sociale werkvoorziening voor het gebied tussen Den Bosch,
Eindhoven en Tilburg het concept van de werkacademie. Burgers die al langere tijd een WWB uitkering hebben
doorlopen als groep een traject van 8 weken waarbij ze elkaar coachen en feed back geven bij het vinden van
betaald werk. In die periode vindt 2/3 een betaalde baan. 75% van die nieuwe banen blijkt duurzaam te zijn.
Collegiale toetsing
Passie is net zo onderhoudsgevoelig als vuur. Stook je het vuur te hard, dan raakt het vuur uit. Pleeg je te weinig onderhoud aan het vuur dan gaat het smeulen. En bij tegenslag, een forse regenbui bij voorbeeld dooft het
vuur. Hoe organiseren professionals het onderhoud op hun passie, op de waarden van waaruit zij hun werk doen?
Zeker in een tijdsgewricht waarin maatwerk, flexibilisering, ook van werktijden, meer regelruimte ieder professio-
39
nal een beetje kleine ondernemer is. Tijdens een van de interviews kwam het voorbeeld aan de orde van de manager van een sociaal wijkteam. Hij gaf aan dat de leden van het team zeer regelmatig intervisie deden. Daarbij ging
het grootste deel van de intervisie tijd op aan de vraag: “Hoe voorkomen we als professionals dat we het uiteindelijk toch weer van de klant, de burger gaan overnemen?” Cruciaal is dat professionals tijd en energie vrij maken om
samen onderhoud te plegen op hun missie en passie.
Het netwerk van relaties en de keten benutten om de eigen leefwereld te maken of te behouden
Uit de voorbeelden die passeren tijdens ons onderzoek is er vaak sprake van het breed aanspreken en inzetten
van het netwerk van relaties van mensen met een hulp of zorgvraag. Aan de andere kant wordt ook de keten van
zakelijke partners aangesproken.
Bij Prins Heerlijk komt een jongere alleen in de opleiding als de ouders of vertegenwoordigers er ook achter staan.
Bij de werkacademie wordt doorlopend een beroep gedaan op de familie en het sociale netwerk van deelnemers
bij het zoeken naar en vinden van betaald werk. Prins Heerlijk heeft een groot netwerk van contacten op de werkvloer van restaurants en instellingskeukens om hun leerlingen een zo praktisch en zo realistisch mogelijke leer- en
werkervaring te bieden. De professionals van Prins Heerlijk bouwen en onderhouden de relaties in de keten.
Het belang van netwerken en het benutten van relaties zien we ook duidelijk terug in de aanpak van Makers en
Doeners. Daar wordt een netwerk van gelijkgestemde burgers benut, door samen initiatief te nemen. Marianne:
”Levende netwerken hebben stijgende invloed op hoe we samen de samenleving inrichten. Door mijn netwerk kan ik heel
snel schakelen op vragen die mensen stellen. Even scannen in mijn netwerk en ik kan direct weer twee mensen met elkaar
in contact brengen. Zij lossen het samen verder wel op.”
Leveren van begeleiding, ondersteuning en zorg op het moment dat de klant het nodig heeft
Flexibiliteit wordt een toenemende kritische succesfactor voor klanttevredenheid. Slagen professionals er in om
hun bijdrage steeds meer te leveren op het moment dat dit voor de klant de meeste waarde toevoegt? Hoeveel
ruimte hebben professionals om hierop in te spelen? En zijn zij vanuit hun passie ook bereid om de onregelmatigheid in hun werktijden te accepteren. Of moeten ze eerst ZZP-er worden om hierop te kunnen schakelen.
5.4
Uitvoeringsorganisaties als kapitein op het schip
Publieke taken moeten ook uitgevoerd worden. Voor sommige taken richt de overheid eigen uitvoeringsorganisaties in. Andere taken worden uitgevoerd door (semi) private instellingen die werkzaam zijn op het terrein van
zorg en zorgverzekering, welzijn, re-integratie en volkshuisvesting.
In deze paragraaf wordt uitgewerkt welke bijdragen dergelijke uitvoeringsorganisaties kunnen, en misschien ook
40
moeten leveren aan het realiseren van meer zelfregie en eigen kracht in de dagelijkse praktijk, in de leefwereld van
burgers aan wie zij diensten leveren.
Door veranderende normen en waarden, door de decentralisaties en door de beperking van budgetten, wijzigt de
aard van de opdracht van genoemde uitvoeringsorganisaties ingrijpend. Ook meer specialistische zorgverleners
in de WLZ worden geconfronteerd met forse daling van tarieven en volumes. Woningcorporaties worden onder
dreiging van forse boetes teruggedrongen in op hun kerntaak. Ook het verdienmodel wijzigt fundamenteel. In
het oude perspectief gold: Hoe meer budget er gekoppeld is aan een cliënt, hoe beter dat voor de cliënt en voor
onze organisatie is. Verdienmodellen gebaseerd op de nieuwe normen en waarden en op de principes van zelfregie en eigen kracht hebben als essentie: Hoe beter we aansluiten op de vraag van de klant, hoe meer de klant zelf
en samen met zijn netwerk kan en wil oppakken hoe beter dat voor de klant is. De consequentie is duidelijk; Veel
maatschappelijke organisaties zullen de komende jaren in budget en in formatie fors krimpen. Digitalisering van
administratieve processen zal die ontwikkeling versnellen. De continuïteit van uitvoeringsorganisaties wordt de
komende tijd bepaald door zaken als: Tevreden klanten, tevreden medewerkers, minder doen, meer ‘er zijn’.
In deze paragraaf komt een aantal thema’s aan de orde die voor uitvoeringsorganisaties van cruciaal belang zijn
voor hun bijdrage aan de sturing op het realiseren van zelfregie en eigen kracht door de mensen die zij ondersteunen. Ook in deze paragraaf worden citaten uit interviews ingevoegd om de herkenbaarheid vanuit de praktijk te
vergroten.
Investeren in leren door de cliënt
Eerder is gesproken over overnemend gedrag van professionals. Tot nu toe is als voornaamste reden daarvoor
gewezen op het karakter van de verzorgingsstaat. Waarbij de overheid en aanbieders van diensten problemen
overnemen van burgers. En die voor hen oplossen of verzachten. Uit de interviews komt een tweede motief naar
voren. Het blijkt dat het overnemende gedrag ook voortkomt uit de constatering dat een professional veel sneller
klaar is door iets zelf te doen. Dit in vergelijking met een aanpak waarbij de professional er voor kiest de cliënt te
leren hoe hij deze taak zelf kan uitvoeren. Zeker als er gewerkt wordt met normtijden en case loads is de afweging
dan snel gemaakt. Het effect is “penny whise and pound foolish” zoals de Engelsen dat noemen. Als de cliënt het
zelf leert valt de taak op een gegeven moment weg uit het werk van de beroepskracht. Als de professional het
vanaf de start overneemt wordt het een vaste taak. Die verdwijnt nooit meer uit het pakket.
Als organisaties er voor kiezen hun cliënten vaardigheden aan te leren rond de taken die gedaan moeten worden
dan vereist dat voldoende ruimte maken voor het leerproces bij de start. Anders wordt het niets.
Aline Saers gaf tijdens het interview aan dat veel mensen met een beperking veel handelingen wel zelf kunnen,
of zelf kunnen leren, maar dat hier geen tijd voor vrij wordt gemaakt. Zeker in het begin van een dergelijk leerproces
41
kost begeleiding bij ‘zelf doen door de klant’ veel meer tijd dan zelf doen door de beroepskracht. Pas op termijn
wordt dat terugverdiend. Het onbedoelde en ongewenste effect is dat mensen met een hulpvraag afhankelijk
worden gemaakt voor het leven.
Aanbod creëren dat bijdraagt aan de zelfregie van burgers
De praktijk laat zien dat het aanbod van organisaties niet bijdraagt aan de zelfregie van burgers.
Aline Saers verbaast zich over het aanbod van organisaties dat er voor zorgt dat mensen passief worden. Eerder
is gesproken over de omslag van taakgericht naar ontwikkelingsgericht werken. De nadruk op zelfregie en eigen
kracht vraagt om meer gelijkwaardigheid, om cocreatie door vrager en aanbieder samen.
Aline: “Het huidige aanbod van zorg en ondersteuning maakt hulpvragers passief. Het effect van de manier waarop we
dit in Nederland organiseren is dat mensen zich passief gaan gedragen. Kijk vanuit de persoon zelf welke behoefte er is
aan ondersteuning. En breng in kaart aan welke criteria deze ondersteuning moet voldoen. Een voorbeeld hiervan is de
dagbesteding. In veel gevallen is er sprake van gewoon werk dat met AWBZ geld dagbesteding wordt georganiseerd.
Laten we daar nu gewoon betaald werk van maken zodat mensen geld gaan verdienen in plaats van dat ze geld kosten.
Biedt iedereen werk op zijn eigen niveau. Loon geeft meer trots en zelfvertrouwen dan een uitkering.”
In een ander voorbeeld verbaast Aline zich over het feit dat er nog steeds geen tillift bestaat die mensen zelf
kunnen bedienen. Ze benadrukt dat ook hulpmiddelen in de zorg zo gemaakt moeten worden dat ze bijdragen aan de zelfstandigheid van mensen met een beperking.
Jopie Nooren, Voorzitter Raad van Bestuur van Bartiméus (een aanbieder van zorg en
dienstverlening aan mensen met een visuele beperking), benadrukt de eigen regie
van cliënten bij het maken van keuzes.
Jopie: “In het partnerschap dat we nastreven met de klant zijn we gericht op zaken als
minder voorschrijven en aanreiken wat de mogelijkheden zijn. De betrokkene wordt in
staat gesteld zijn eigen leven te leiden en eigen keuzes maken. Daarbij wordt gebruik
gemaakt van de expertise die er is, zodat deze ingevoegd kan worden waar en wanneer
dat voor de klant past. Het accent op begeleiden, adviseren en faciliteren is hierbij van
belang!”
Jopie Nooren
42
Hulpmiddelen zo ontwikkelen dat de gebruiker ze zelf kan inzetten
Rob Hoogma, bestuurder van Siza (grote zorgorganisaties voor mensen met een handicap in Gelderland), laat zien
welke investeringen binnen zijn organisatie de afgelopen jaren zijn gedaan in slimme woningen, de zogenaamde
paswoningen. Hierbij is specifiek aandacht geschonken aan de toepassing van domotica en het werken met allerlei
toepassingen van internettechnologie. Middelen die een forse bijdrage kunnen leveren aan zelfredzaamheid en
eigen regie en die tegelijkertijd de nabijheid van contact, advies en overleg enorm vergemakkelijken. Ook in de
ouderenzorg is volop potentieel. Zie ook de opmerking van Aline Saers over een til lift die door de gebruiker zelf
kan worden bediend.
Bereidheid doorlopend te innoveren
Er is behoefte aan innovatie, bij klanten en bij professionals. Ook de veranderingen in de wetgeving en financiering
leiden tot prikkels om te innoveren. Nieuwe uitgangspunten leiden niet direct en vanzelfsprekend tot kwaliteit.
Voorlopers in de zorg geven regelmatig aan kansen te zien die ontstaan door de decentralisaties. Bij het uitwerken
van de vorige publicatie over de cliënt in regie gaven vertegenwoordigers van Pameijer uit Rotterdam, RIBW en
VG zorg, aan dat de decentralisaties helpen om de institutionalisering in de zorg terug te dringen. Andere organisaties tonen aan met een vraaggerichte en op de leefwereld afgestemde aanpak in de huidige AWBZ financiering
forse positieve resultaten te boeken op drie fronten: klanttevredenheid, medewerkertevredenheid en financieel
resultaat.
Werken met en aan evidence based aanpakken en methodieken
Als geld schaars is wordt de noodzaak groter om de beschikbare middelen effectief en efficiënt in te zetten.
Om werkwijzen en behandelmethodes is te zetten die hebben bewezen dat ze een positief effect hebben op de
vraag of de klacht.
Jopie Nooren wijst in dit verband op het belang van evidence based werken, als onderdeel van een kwalitatief
verantwoorde en kosten efficiënte manier van werken. De cliëntenkring van Bartimeus biedt de organisatie ook
de mogelijkheid om heel gericht te werken aan en goede evidence base. Mensen met beperkingen aan de zintuigen beschikken veelal over een normale intelligentie. Vaak ontstaat hun beperking pas in de loop van hun leven.
Dat maakt dat in het werk met deze klantengroep het heel goed mogelijk is om onderzoek te doen naar wat
significant effect heeft en wat niet.
De inzet op evidence based werken maakt dat bij Bartimeus behandelingen die niets opleveren, of behandelingen
met een heel ongunstige prijs/kwaliteit verhouding, niet meer uitgevoerd worden. Ook dat leidt tot kwaliteitsverbetering. Cliënten worden niet onnodig behandeld en belast. En er worden geen vermijdbare kosten gemaakt.
Bartiméus deelt haar kennis actief. Ook kennis die betrekking heeft op het evidence based maken van het producten en diensten pakket.
43
Meer regelruimte voor professionals organiseren
Uit de paragraaf over professionals komt naar voren dat maatwerk, flexibel inspelen op de specifieke behoeften
van cliënten vraagt om regelruimte aan de kant van de professional. In organisaties die lange tijd zijn gestuurd met
behulp van standaardisatie, planningen die door derden worden gemaakt en procedures en protocollen vraagt dat
een enorme omslag. Een basis beginsel uit de bedrijfskunde is de vraag of er een standaard product geleverd moet
worden of een maatwerk product. Inmiddels weten we dat de inrichting van werkprocessen, de wijze van samenwerking tussen disciplines en de toegevoegde waarde van het management in organisaties met een standaard
product heel anders is als bij organisaties met maatwerk dienstverlening.
Veel maatschappelijke organisaties moeten de omslag maken van standaard naar
maatwerk maken in een periode waarin tegelijkertijd sprake is van krimp in volume
en daling van de vergoeding voor vergelijkbare diensten. Niet voor niets neemt de
belangstelling voor en toepassing van lean management een grote vlucht in zorg
en dienstverlening. Er is nog veel winst te behalen in de kwaliteit van processen en
systemen.
Meer regelruimte organiseren, zelfsturing op teamniveau ontwikkelen, veiligheid,
nabijheid en vertrouwen organiseren. Op een interactieve manier het onderhoud
vormgeven op de missie, de kernwaarden van de organisatie en de passie van
professionals dat is de opdracht. In een periode waarin een flink deel van de collega’s
de organisatie verlaat omdat er geen werk meer is.
Ook bij Siza is veel aandacht voor de regelruimte voor de professional. Rob Hoogma
dwingt zichzelf en de professionals van Siza doorlopend om de volgende vraag te
stellen en te beantwoorden: “Houden we ons zelf bezig of voegt dat wat we doen iets toe
aan de kwaliteit van onze dienstverlening?”
Rob Hoogma
Professionalisering
Nieuwe vormen van scholing en professionalisering zijn nodig. Ook de thema’s, de competenties die nodig zijn bij
de professionals van morgen verschuiven. Het gaat om het antwoord op vragen als: Hoe organiseren we het leren
van professionals zo dicht mogelijk bij de leefwereld, zo interactief mogelijk en zo effectief mogelijk? Hier ligt een
grote opdracht voor het management van maatschappelijke organisaties.
Petri Embregts benadrukt dat een van de kernvragen is in hoeverre professionals durven te vertrouwen op eigen
inzicht. Durft iemand af te wijken van een gebaand pad, omdat hij/zij ziet dat de cliënt daar beter mee geholpen
is? En kan het management van deze professionals omgaan met deze halfopen of open benadering van cliënten.
44
Mag het governance principe van “Pas toe of leg uit” ook als leidraad voor de professional gelden? En hoe borgen
we met zijn aanpak kwaliteit en onderling vertrouwen tussen cliënten en professionals, en tussen professionals
en het management? Kan de professional er op vertrouwen dat hij gesteund wordt door de organisatie als hij
vertrouwd op zijn eigen inzicht?
Herijken van het exploitatiemodel van de organisatie op krimp van volume en minder middelen per cliënt
De discussie over het geld, het budget moet zo min mogelijk invloed hebben op de relatie tussen cliënt en professional. De innovatie die wordt ingezet is juist bedoeld om werkende weg nieuwe werkwijzen te ontwikkelen.
Gericht op aanpakken waar de cliënt blij(er) van wordt en die door hun eenvoud en effectiviteit ook minder kosten.
Dat is de lijn. Ondertussen ligt bij het management onverkort de opdracht om het exploitatiemodel te herijken
van de aanpak in de 20e eeuw naar de aanpak voor de 21e eeuw. Het veranderende aanbod aan cliënten in combinatie met krimp van het volume van de klantenkring en de dalende vergoedingen voor wie nog klant is of wordt,
maken het noodzakelijk een nieuw exploitatiemodel te ontwikkelen. flexibeler, soms meer ambulant en virtueel.
Meer gericht op toevoegen dan op overnemen.
De bijdrage van de organisatie, het management aan de sturing van het schip Zelfregie en eigen kracht zit sterk
op ruimte maken, vertrouwen ontwikkelen en onderhouden. En ontwikkelen van nieuwe randvoorwaarden waarbinnen professionals in cocreatie met cliënten nieuwe werkwijzen ontwikkelen die voldoen aan alle eisen die de
nieuwe tijd stelt.
45
DEEL B
Waar een wil is, is een weg……
In deel A, hoofdstuk 1 tot en met 5 is ingegaan op de betekenis van de begrippen zelfregie en eigen
kracht. Daarbij is aansluiting gezocht bij bestaande definities en actuele inzichten. Aansluitend is
onderzocht wat de drijfveren, de stuwende krachten zijn achter deze begrippen. Deze zijn benoemd en
verwerkt in een nieuw theoretisch model; de zelfregie schroef.
In deel B van de publicatie staan de actualiteit en de praktijk centraal. Deel B bestaat uit interview
verslagen van de vele interessante gesprekken gevoerd met voorlopers en organisaties die actief zijn op
dit thema binnen de werkvelden wonen, werken, welzijn en zorg.
In hoofdstuk 6 staan we eerst stil bij de actuele ontwikkelingen op de drie leefgebieden:
• Zorg en welzijn
• Wonen
• Werken
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschrijven we de overlap tussen de leefgebieden.
In hoofdstuk 7 laten we voorlopers aan het woord. Deze organisaties en personen kiezen consequent
voor zelfregie en eigen kracht, waarbij duidelijk wordt dat “waar een wil is, is een weg”. Dat wil niet
zeggen dat er op de route naar eigen kracht en zelfregie geen hobbels zijn. Vernieuwen is omgaan met
het onbekende en het onvoorziene.
Fotograaf: Andrew Hill
46
6
Leefgebieden: zorg en welzijn, wonen en werken
6.1
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied zorg en welzijn
Van zorgen voor, naar zorgen dat
Zelfregie en eigen kracht is binnen het leefgebied zorg en welzijn een onderwerp dat nadrukkelijk leeft. Alle drie de
krachten, verenigd in de schroef van zelfregie zijn actief in dit leefgebied. Voor de mensen met chronische en meer
complexe problematiek speelt het thema van menslievendheid nadrukkelijk. Op de zorg en welzijnsvraagstukken
die in de nieuwe WMO terechtkomen zijn de andere krachten actief. Bottom up zien we allerlei initiatieven van
burgers samen die leiden tot sociale verbinding en sociale innovatie. Op basis van de uitgangspunten van de
nieuwe wetgeving, zowel in de WMO als in de Participatie zien we dat de overheid steeds meer verantwoordelijkheden met betrekking tot zorgtaken bij de burgers zelf neer legt, als individu en als groep. Op grond van wijzigende grondslagen voor indicatie zal een deel van de mensen straks ook specialistische ondersteuning meer krijgen.
Het persoonsgebonden budget (pgb) is een mooi voorbeeld van de manier waarop zelfregie en eigen kracht
worden benut in de zorg. Het pgb biedt mensen keuze en zeggenschap. En de mogelijkheid om de vereiste zorg en
ondersteuning zelf in te kopen en te organiseren. De overheid gaat hierbij uit van mondige, koopkrachtige burgers
die niet afhankelijk willen zijn van één aanbieder. Tegelijkertijd is eerder in deze publicatie geconstateerd dat de
continuïteit van het PGB wat onder druk staat.
Een ander voorbeeld is de invoering, en in 2015 de uitbreiding, van de Wmo. Verantwoordelijkheden die voorheen bij de landelijke overheid lagen, zijn en worden nu bij gemeenten neergelegd. De aanleiding voor de Wmo
was tweeledig. Ten eerste was de regering van mening dat er te weinig betrokkenheid tussen burgers onderling
was. Het vermogen van mensen om zelf, of in eigen kring, tot oplossingen voor problemen te komen was te veel
afgenomen. Ten tweede werd de aanspraak op formele hulp steeds groter waardoor die op langere termijn onbetaalbaar dreigde te worden. Het versterken van de sociale samenhang zou de druk op de formele zorg voorzieningen kunnen verminderen. Een decentraal maatschappelijk ondersteuningsbeleid zou dit kunnen bewerkstelligen.
Uitgangspunt is dat mensen dit in principe op eigen kracht doen en als dat niet lukt, ondersteuning zoeken in hun
eigen omgeving. Pas wanneer de eigen omgeving niet voldoende ondersteuning kan bieden, kan men zich tot de
gemeente wenden. De eigen verantwoordelijkheid van burgers (voor zichzelf en voor anderen uit hun omgeving
is een van de grondslagen van de Wmo. Een fundamentele denk omslag in vergelijking met de AWBZ. (Een beroep
op de burger, Sociaal cultureel rapport, 2012).
47
Toch is in de langdurige zorg een voorschrijvende en overnemende benadering nog steeds zichtbaar.
De regie ligt vaak bij de professionals die voorschrijven wat goed is voor de cliënt. Binnen veel instellingen staat
“de eigen kracht” en “eigen regie” van cliënten weliswaar op de beleidsagenda, de praktijk laat zien dat veel instellingen moeite hebben met het consequent in de praktijk vormgeven van deze gedachte. Ook het zorgkantoor
stimuleert organisaties cliënten daadwerkelijk de regie (terug) te geven over hun eigen leven door toeslagen te
geven na uitvoering van projecten waarin zelfregie van cliënten wordt bevorderd. Her risico is dat financiële prikkels als deze leiden tot opportunisme.
Wet maatschappelijke ondersteuning: meedoen en participatie?
Tijdens de interviews worden ook bij de huidige praktijk van de WMO kanttekeningen gezet. Onder andere door
Joost van Alkemade:
“Als je kijkt naar de praktijk van de WMO na verloop van een jaar of vijf, dan zie je dat formele en instrumentele aspecten
de overhand krijgen. De wijze waarop de lokale overheid en uitvoerders van de Wmo met elkaar tot afspraken komen
is daarvan een voorbeeld. Dat geldt ook voor de spanning die zich ontwikkelt rond het werken met pgb’s. De wettelijke
verplichting tot horizontale verantwoording in de Wmo is in de meeste gemeenten ingevuld met een Wmo raad. Enkelen
hebben gezocht naar verantwoording en samenspraak met cliënten en bewoners welke meer gericht is op cocreatie dan
op inspraak en advies. Waar een gemeente in plaats van het recht op een voorziening in de AWBZ nu in de Wmo de ruimte had tot individuele weging en maatwerk in de zogeheten ‘compensatie plicht’ ontstond er toch weer een eenduidige
lijst.”
Het effect van de ontwikkeling die Joost van Alkemade schetst is dat de betekenis van de Wmo op het vraagstuk van meedoen en participatie naar de achtergrond is verdaagd. En dat de systeem eisen die voortvloeien uit
de uitvoering, en uit de noodzaak om met minder budget te werken feitelijk de bijdrage van de WMO bepalen.
Dat roept de vraag op of het inhoudelijke doel bereikt wordt. De indruk ontstaat dat beperkt budget en de noodzaak tot sanering de meest stuwende en koersbepalende kracht wordt in de WMO. Naar 2015 en verder kijkend is
dat een spannend perspectief.
De drie rode draden waarlangs de ontwikkeling moet plaats vinden zijn positief en duidelijk; meer kwaliteit in
de zorg- en dienstverlening, realiseren van een betrokken samenleving en komen tot een houdbare financiering.
Belangrijk is dat er ondanks de spanning op het budget ruimte blijft om langs de weg van vernieuwing, via innovatie op het terrein van kwaliteit en betrokkenheid te komen tot een houdbaar budget en niet alleen langs de weg
van de sanering.
48
Joost van Alkemade zegt hierover: “de positie van de burger verandert door de tijd heen behoorlijk. De burger als
consument, als ontvanger van dienstverlening verdwijnt, er is steeds meer sprake comakership. In die veranderende
rolverdeling krijgt ook zelfregie en eigen kracht vorm. De invloed verschuift daarbij niet eenzijdig naar de burger.
Er ontstaat door de versterking van zelfregie juist meer gelijkwaardigheid, meer dialoog en meer duidelijkheid over de
rolverdeling in de samenwerking tussen burger, professional en de overheid.“
6.2
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied wonen
De ontwikkeling van de volkshuisvesting in Nederland, sinds de bruteringsoperatie aan het eind van de vorige
eeuw, staat volop in de belangstelling. Er is zelfs een parlementaire enquêtecommissie die onderzoek doet naar de
manier waarop de overheid, corporaties en landelijke toezichthouders vorm en inhoud hebben gegeven aan hun
opdracht.
Tegelijkertijd zien we corporaties ook stappen zetten op het terrein van zelfregie en eigen kracht. En daarbij ook
dwarsverbindingen leggen naar andere domeinen zoals leren en werken.
Vanuit de financiële krapte waar corporaties sinds 2008 en sinds Rutte II in terecht zijn gekomen zien we vergelijkbaar gedrag als bij de overheid. Ideële motieven worden gebruikt om taken af te stoten en de basis van de dienstverlening te versoberen. Zodat gesaneerd kan worden in personeel en kosten. Geen elegante route.
Aan de andere kant zien we corporaties in overleg met huurders experimenteren op het terrein van (sociaal)
beheer van appartementencomplexen. De huidige bewoners krijgen de bevoegdheid om te bepalen welke
nieuwe huurders vrijgekomen appartementen gaan bewonen. En ze regelen onderling de afspraken die daarvoor
nodig zijn. Huurders raken meer op elkaar betrokken en lossen in overleg knelpunten op. De taken van de corporatie zelf worden meer kaderstellend, adviserend en coachend. Een mooie win-win.
Andere corporaties ontwikkelen samen met bewoners en aannemers nieuwe aanpakken voor grootschalig
onderhoud. Daarbij is sprake van een grote mate van flexibiliteit in wat wordt aangepakt, hoe en wanneer. Voor de
huurders worden tijdelijk vervangende faciliteiten geregeld. En de aannemers zetten vaste teams in van metselaars,
timmermannen, loodgieters, stukadoors, elektriciens en schilders. Ze werken samen, lunchen verplicht samen en
lossen samen problemen op. De resultaten zijn opmerkelijk. Zeer hoge klanttevredenheid. Veel meer werkplezier bij
de vaklieden door collegiale samenwerking. Een zeer forse daling van de kosten van het grootschalig onderhoud.
De ontwikkeling van collectief particulier opdrachtgeverschap is ook een mooi voorbeeld. Een groep van mensen
die allemaal hun eigen huis willen bouwen krijgen de ruimte om daarvoor een collectief te vormen. En zo door
samenwerking ieder hun eigen unieke huis te ontwikkelen. De nieuwste ontwikkeling op dit gebied is dat deze
werkvorm door sommige coöperaties nu ook door huurders mag worden gebruikt. Daarbij ontwikkelt een aan-
49
nemer woningen op maat voor een groep van mensen die allemaal een eigen huurwoning krijgen. Als de ontwikkeling klaar is worden de huizen opgeleverd aan de huurders en het eigendom wordt overgedragen aan de
woningcorporatie.
Diverse steden gaan over tot het creëren van regelvrij zones waar huizen mogen worden gebouwd volgens principes en technieken waarvoor eerder nooit een bouwvergunning zou worden verleend. Zo ontstaat broedplaatsen
van creativiteit en krijgen innovatieve geesten de ruimte om te experimenteren met manieren van bouwen waarin
principes als duurzaamheid, energieneutraal (passief ) wonen en circulaire economie op geheel nieuwe manieren
worden uitgewerkt.
6.3
Actuele ontwikkelingen binnen het leefgebied werken
Werken voor je geld!
Werken, je eigen inkomen verdienen met arbeid geldt al decennia als een van de meest krachtige vormen van zelfregie en eigen kracht. Als mogelijk wel de belangrijkste vorm van participatie en emancipatie. Tegelijkertijd heeft
de verzorgingsstaat allerlei flankerende voorzieningen ontwikkeld voor mensen die (tijdelijk) niet (meer) kunnen
werken. En daarmee niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Denk aan de AOW, de WW, de WWB, De WAO
en later de Wia, de sociale werkvoorziening en de Wajong. In tijden van crisis worden dergelijke voorzieningen
oneigenlijk gebruikt. Door werkgevers en burgers. Het effect is een sterke toename van het aantal mensen dat van
een uitkering afhankelijk is. De betaalbaarheid van dit beleid staat inmiddels structureel onder druk.
De meest recente maatregel van de overheid op dit leefgebied is het besluit tot invoering van de Participatiewet.
Naast aanscherping van de criteria voor het recht op een WWB uitkering wordt begonnen met de afbouw van de
sociale werkvoorziening en een forse reductie van de instroom in de Wajong.
In de sociale werkvoorziening is de afgelopen tien tot vijftien jaar ervaring opgedaan met het op locatie, bij reguliere werkgevers laten werken van werknemers uit de Wsw. Voor het overgrote deel van de SW medewerkers die dit
traject hebben doorlopen geldt dat zij niet meer terug willen naar het SW bedrijf.
Sommige reguliere werkgevers op het terrein van groenvoorziening en facilitaire dienstverlening zijn joint ventures begonnen met Sw bedrijven op genoemde activiteiten. Er zijn diverse voorbeelden waarbij de stijl van leidinggeven vanuit de private onderneming leidt tot groeiprikkels voor SW medewerkers. Ze worden volwassen aangesproken. Er wordt gericht gewerkt aan hun ontwikkeling. Want een bredere inzet verruimt hun verdiencapaciteit.
Diverse re-integratiebedrijven hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in aanpakken van re-integratie waarbij
veel meer aangesloten wordt bij de zelfregie, de eigen kracht en het eigen netwerk van mensen die niet zonder
50
hulp weer betaald werk kunnen vinden. Voor mensen met een psychiatrische beperking wordt gewerkt met IPS,
een uit Amerika overgekomen aanpak. Voor mensen in de WWB die geen bijzondere beperkingen hebben wordt
soms gewerkt met een aanpak die Work Fast wordt genoemd. Hierbij wordt intensieve begeleiding op individuele
kandidaten gezet bij het vinden van passend werk via hun eigen netwerk. WSD uit boxtel ontwikkelde de werkacademie. In deze academie worden telkens groepen van maximaal 20 mensen die al langer in de WWB zitten in een
periode van 8 weken samen in een intensief proces geplaatst. Ze coachen elkaar, geven elkaar feed back en leren
hun eigen netwerk te benutten om een betaalde baan voor langere tijd te verwerven. De aanpak is heel succesvol.
Zie ook het interview met Edith Bakker verderop in de publicatie.
Andere partijen, soms met ondersteuning, bij voorbeeld die van Femke Bennenbroek van ZINZIZ ontwikkelen
meetinstrumenten om de mate van zelfredzaamheid van een kandidaat te meten bij de start. Om vervolgens een
traject uit te zetten waarbij scholing en training zowel de werknemersvaardigheden versterken alsook de zelfredzaamheid. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de manier waarop iemand dan het makkelijkst leert.
De opkomst van sociale ondernemingen is een fenomeen dat hier ook genoemd moeten worden. Veel door de
overheid gefinancierde SW- en re-integratiebedrijven hebben inkomsten die voor 75% bestaan uit subsidie en
voor 25 % uit commerciële omzet.
Bij sociale ondernemingen geldt dat het altijd private bedrijven betreft waar tenminste 60% moet komen uit commerciële omzet. Bij voorkeur meer. En de rest van de kasstroom komt uit subsidies en vergoedingen voor de werknemers met een beperking. De sociale ondernemers verbinden een ondernemingsdoelstelling met de stuwende krachten sociale verbindingen en menslievendheid. Zij zijn in staat om maatschappelijke en private doelen te
integreren. Zie voor meer informatie het boek: verbeter de wereld; Begin een bedrijf van Willemijn Verloop en Mark
Hillen.
De opkomst van social return is ook het vermelden waard. De kern hiervan is dat opdrachtgevers alleen contracten sluiten met leveranciers die bereid zijn een tegenprestatie te leveren voor de doelgroep van mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt. De (lokale) overheid hoort hierin leidend te zijn. En is dat op veel plekken ook. Zo heeft
de aannemerscombinatie die de ondertunneling van de A-2 bouwt in Maastricht op die manier de A-2 werkschool
opgericht. Sommige woningcorporaties voeren deze regel ook door voor hun opdrachtnemers. En realiseren op
die manier samen met het lokale SW bedrijf leer- en werkplekken voor werknemersmet een beperking. Een grote
GGZ instelling heeft social return tot basis van haar inkoop gemaakt. De leverancier van alle geneesmiddelen aan
deze GGZ instelling heeft het mogelijk gemaakt dat de distributie van geneesmiddelen samen met het SW bedrijf
wordt verzorgd door mensen met een arbeidsbeperking.
51
6.4
Overlap binnen de leefgebieden
De aanleiding voor het ontwikkelen van deze publicatie ligt in de constatering dat uitvoeringsorganisaties die
werkzaam zijn in de leefgebieden van wonen, werken, welzijn en zorg voor vergelijkbare opdrachten staan in de
komende tijd. En door de concentratie van taken bij gemeenten is de kans groot dat deze organisaties zich binnen
één gemeente met dezelfde doelgroep , en vaak ook met dezelfde personen gaan bezig houden.
De aanpak van zelfregie en eigen kracht
Het thema van zelfregie en eigen kracht is weliswaar een onderwerp dat voor alle mensen van belang is. In de praktijk speelt het thema sterk bij personen die als gevolg van een beperking ondersteuning nodig hebben op een of
meer van de genoemde leefdomeinen. Bij groepen speelt het thema van zelfregie en eigen kracht meer in het zelf
gaan organiseren van activiteiten die vroeger via de overheid werden georganiseerd.
Kort en goed stellen we vast dat het van belang als aanbieders van diensten op het terrein van wonen, werken,
welzijn en zorg van elkaar leren over de manier waarop het versterken van zelfregie en eigen kracht wordt vormgegeven. En als die organisaties in elkaar directe nabijheid werken is het aan te bevelen om zo veel mogelijk vanuit
eenzelfde aanpak te werken. Tenslotte moet de aanpak de hulpvrager helpen. Dat lukt beter als het eenvoudig is
en door iedere ondersteuner op een herkenbare manier wordt gehanteerd.
Herschikking van taken over leefgebieden
Allerlei maatregelen in het publieke domein maken dat er nieuwe verbindingen ontstaan tussen die leefgebieden.
Een goed voorbeeld is het scheiden van wonen en zorg in wat nu nog de AWBZ is. Tot voor kort kwamen mensen
met AWBZ indicatie in de vorm van de ZZP in een instelling terecht. Zij kregen zorg met verblijf. Voor de ZZP’s
1 tot en met 3, en de onderste helft van ZZP 4 is dat (straks) niet meer het geval. Deze mensen blijven zelfstandig
wonen. Als huurder of eigenaar. En zorgen voor hun eigen maaltijden en schoonmaak. Daarmee komt een grote
zorgopdracht te liggen in het leefgebied wonen. Dat heeft consequenties voor veel partijen. Ook voor de invulling
van zelfregie en eigen kracht.
Een soortgelijke ontwikkeling zien we bij het vormgeven van de nieuwe functie beschut werk in de Participatiewet.
Nu al zoeken gemeenten hierbij naar combinaties met de functie begeleiding, in de vorm van (arbeidsmatige) dagbesteding, die van de AWBZ naar de WMO overkomt. Een laatste ontwikkeling op dit vlak is dat veel gemeenten
opteren voor de mogelijkheid om beschut werk en dagbesteding te koppelen aan wijk en buurtontwikkeling en
het gebruik van wijk en buurtcentra als invalshoek en uitvalsbasis.
52
Ook hier ontstaat dan een herschikking van taken over leefgebieden. De uitvoering van dagbesteding wordt bij
de zorg weggehaald. De beschutte werkplekken komen niet (meer) bij het SW bedrijf. Beiden komen in de wijk.
Veel taken in het buurtcentrum kunnen nu al niet meer door betaalde krachten worden gedaan. De inzet is om een
deel van die taken door mensen uit de doelgroep te laten doen. in het buurtcentrum zelf. En van daaruit mogelijk
ook in de wijk. Zo komen zorg, dagbesteding, beschutte werkvoorziening en buurtontwikkeling samen op één
plek: de wijk, de buurt en het daarin gevestigde centrum als fysieke plek van samenkomen en samen zijn. Deze ontwikkeling maken het noodzakelijk als lokale overheid, betrokken burgers en uitvoeringsorganisaties goed te kijken
naar de manier waarop zelfregie en eigen kracht worden ontwikkeld. Welke uitgangspunten dominant worden en
hoe die consequent worden uitgewerkt. Het kan niet zo zijn dat burgers met een ondersteuningsvraag straks vier
verschillende aanpakken als een gebroken spiegel aan elkaar moeten lijmen.
Samenvattend: Om in de metafoor van de scheepvaart te blijven: de vier kapiteins die eerder werden genoemd zijn
voor het realiseren van zelfregie en eigen kracht steeds nauwer op elkaar aangewezen. De uitvoeringsorganisaties
en de aan hen verbonden zijn steeds vaker werkzaam voor dezelfde opdrachtgever, zij leveren diensten aan dezelfde klanten. En doen hun werk steeds vaker op een gemeenschappelijke plek. Dat vraagt om samen ontwikkelen en
mogelijk ook het integreren van processen. 53
7
Voorlopers en organisaties actief op meerdere leefgebieden
Movisie
Leefgebieden
Wonen,welzijn
en zorg
Onze gesprekspartner bij Movisie is Joost van Alkemade.Hij vervult binnen Movisie op
dit moment de functie van manager gebiedsgericht werken. In deze opdracht komen
diverse vraagstukken op het terrein van wonen,werken,welzijn en zorg samen.
Joost van Alkemade
Movisie is op diverse terreinen actief met het thema zelfregie en eigen kracht. Joost
richt zich met een aantal collega’s met name op wat in het Engels wordt aangeduid als
‘communities’. Initiatieven van burgers in wijken en buurten. Het gaat daarbij om het
zelforganiserend vermogen van mensen in hun woon en leefomgeving.
We beginnen het interview met een uitgebreide reflectie van Joost op de ontwikkeling
van de WMO sinds deze in 2007 is ingevoerd. “De motivatie voor de invoering van deze wet was, en is, sterk inhoudelijk.
Mensen in staat stellen om te participeren in de samenleving. Door het opheffen van belemmeringen op het maatschappelijke vlak. Als je kijkt naar de praktijk van de WMO na verloop van een jaar of vijf, dan zie je dat formele en instrumentele
aspecten de overhand krijgen. De wijze waarop de lokale overheid en uitvoerders van de Wmo met elkaar tot afspraken
komen is daarvan een voorbeeld. Het hele systeem van aanbesteding. Dat geldt ook voor de spanning die zich ontwikkelt
rond het werken met PGB’s. De wettelijke verplichting tot horizontale verantwoording in de Wmo is in de meeste gemeenten
ingevuld met een Wmo adviesraad. Enkelen hebben gezocht naar verantwoording en samenspraak met cliënten en bewoners welke meer gericht is op cocreatie dan inspraak en advies. Waar een gemeente in plaats van het recht op een voorziening
inde AWBZ nu in de Wmo de ruimte had tot individuele weging en maatwerk in de zogeheten ‘compensatie plicht’ ontstond
er toch weer een eenduidige lijst. Het effect van deze ontwikkeling is dat de betekenis van de Wmo op meedoen en participatie
naar de achtergrond is verdaagd. En dat de systeem eisen die voortvloeien uit de uitvoering, en uit de noodzaak om met minder budget te werken feitelijk de bijdrage van de WMO bepalen. Dat roept de vraag op of het inhoudelijke doel bereikt wordt.
54
Op het moment dat Jet Bussemaker vervolgens Welzijn Nieuwe Stijl aankondigt zie je een terugkeer naar de aandacht
voor de inhoud, het belang van de betekenis voor de mensen, voor de samenleving. Bussemaker gaf aan dat de Wmo
veel meer is dan een zorgwet en dat investeren in welzijn preventie van zorg en eigenaarschap kan versterken. Dat is
een goede ontwikkeling. Tegelijkertijd zijn de stappen die we de komende jaren gaan zetten, moeten zetten, veel groter
en ingrijpender dan de invoering van de WMO een aantal jaren terug. De drie rode draden waarlangs de ontwikkeling
moet plaats vinden zijn positief en duidelijk; meer kwaliteit in de zorg- en dienstverlening, realiseren van een betrokken
samenleving en komen tot een houdbare financiering. Belangrijk is dat er ondanks de spanning op het budget ruimte
blijft om langs de weg van vernieuwing, via innovatie op het terrein van kwaliteit en betrokkenheid te komen tot een
houdbaar budget. En niet alleen langs de weg van de sanering.”
Joost vervolgt: “de positie van de burger verandert door de tijd heen behoorlijk. De burger als consument, als ontvanger
van dienstverlening verdwijnt, er is steeds meer sprake co-makership. In die veranderende rolverdeling krijgt ook zelfregie en eigen kracht vorm. De invloed verschuift daarbij niet eenzijdig naar de burger. Er ontstaat door de versterking
van zelfregie juist meer gelijkwaardigheid, meer dialoog. En meer duidelijkheid over de rolverdeling in de samenwerking
tussen burger, professional en de overheid.”
Aan de hand van diverse voorbeelden illustreert Joost hoe ingrijpend de verandering in de rolverdeling tussen burger
en professional voor die professionals is. Een manager van een buurtteam Jeugd en Gezin vertelde hem dat zijn team
veel tijd besteed aan intervisie. Centrale vraag in de intervisie is: Hoe waarborgen wij door onze aanpak en het eigen
gedrag dat de regie bij de cliënt ligt, bij het gezin dat we ondersteunen?
Dat laatste blijkt nog niet zo eenvoudig. Professionals die in het kader van één gezin, één plan aan de slag gaan met een
gezin waar sprake is van complexe problematiek hebben sterk de neiging vanuit hun visie een plan te maken. De vraag
is of dat bijdraagt aan het versterken van de regie competenties van dat gezin. Joost: “Het komt nog te weinig voor
dat in de interactie met zo’n gezin de vraag wordt gesteld: Welke knelpunten moeten wat u betreft als eerste worden
opgelost?” Bij het uitblijven van dit type vragen en interactie begint het systeem het al weer over te nemen.
Movisie maakt bij ontwikkelingsvragen in wijken o.a gebruik van de kennis die in Zuid Afrika is opgedaan bij het
ontwikkelen van buurtbedrijven in lokale gemeenschappen. Onder leiding van Gavin Andersson is het Kwanda
programma ontstaan. Een belangrijk inzicht uit Kwanda is dat laag of niet opgeleide mensen uit lokale communities bepaalde voorbeelden en vaardigheden missen die voor hoger opgeleiden vanzelf sprekend zijn. Denk aan
organiseren,netwerken, plannen en vooruitkijken. Organiseren van je eigen werk vanuit de vrijheid van de professional. Deze zaken hebben zij niet geleerd in de gezinnen waarin ze zijn opgegroeid. Er was geen tijd voor, overleven stond centraal.
55
Gavin Andersson ontdekte dat al deze vaardigheden aangeleerd moeten worden om mensen uit lokale gemeenschappen met succes in te zetten in een buurtbedrijf. Praktisch leren, met duidelijke voorbeelden en positief rolgedrag. Deelnemers stap voor stap positieve ervaringen laten opdoen; en daarmee hun zelfvertrouwen opbouwen.
Dat is nodig. Binnen Kwanda wordt er om die reden gewerkt met simulatiebedrijven. Waarin deelnemers de vereiste vaardigheden in een realistische omgeving ontwikkelen.
Binnen Kwanda wordt ook ervaring opgedaan met het ontwikkelen van leiderschap. En het democratisch sturen
op samen zeggenschap. De essentie is dat organiseren vraagt om leiderschap. Het is noodzakelijk dat er gestuurd
wordt. Het is ook belangrijk dat leiders gekozen worden en beoordeeld worden op hun bijdrage. Dus moeten
communities leren om leiders kiezen. Dat gaat ook wel eens mis. Het is belangrijk dat groepen van mensen leren
om knelpunten aan de orde te stellen, taal te leren om bij te sturen. En zo nodig ook de leiding vervangen. Dat leerproces is essentieel. Overnemen biedt geen perspectief. De ervaringen van Kwanda bieden een goede spiegel voor
de ontwikkeling van zelfregie en eigen kracht in wijken en buurten in ons eigen land. De vertreksituatie is wellicht
op onderdelen anders. De thema’s zijn het identiek. Het Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW) past deze methode
met aanpassingen toe in het werken in Amsterdam met de Lucas community en met andere kleine zelfondernemingen van bewoners. In hun woorden de “bewondernemers”.
Joost:” in de aanpak van wijkteams zien we dat er sterk wordt ingezet op het meten van de zelfredzaamheid. Waar staat
een individu of een groep bij de start van de ondersteuning? Dat is een goede ontwikkeling. Tegelijkertijd stel ik vast dat
er nog te weinig vaardigheid is bij professionals om echt aan te sluiten. De werkwijzen zijn te veel gericht op het oplossen
van een probleem. Er is te weinig focus op leren, op ontwikkelen van competenties die de zelfregie en eigen kracht van
mensen versterkt. De aanpak die overheerst is taakgericht. Ook als professionals zeggen dat zij in de nieuwe aanpak
“op hun handen moeten zitten” denken en kijken zij nog vanuit dat taakperspectief.” Volgens Joost moeten professionals in de nieuwe aanpak hard werken om het eigen gedrag van niet overnemen en soms ook ingrijpen toe te
passen. De aard van dat werk verandert wel ingrijpend. Van uitvoerend, activiteitengericht en oplossingsgericht
naar aansluiting maken, realiseren van ontwikkeling, van leerprocessen in interactie met de klant.
Joost: “Wat gebeurt er nu als we een gezin ondersteunen bij het leren regie te voeren op alles wat er in een gezin aandacht vraagt? Als de regisseur die dat gezin ondersteunt een taakgerichte aanpak kiest, en alle specialisten die met het
gezin werken doen dat ook, dan wordt zo’n gezin geconfronteerd met een diversiteit in aanpakken. Terwijl er juist op de
aanpak, het aansluiten op dat gezin, de manier waarop leerprocessen in zo’n gezin vorm krijgen, heel veel behoefte is
aan een herkenbare, gemeenschappelijke aanpak binnen het team van professionals. Rol, bijdrage en stijl van werken
worden steeds belangrijker, en vragen om meer gemeenschappelijkheid.”
56
De roep om meer regelruimte voor de professional vindt Joost ook een onderwerp dat meer aandacht vraagt.
De regelruimte is gewenst als het leidt tot het doorbreken en opheffen van bureaucratie. Tegelijkertijd is het essentieel dat we professionele nabijheid organiseren. Het is essentieel dat we elkaar blijven bevragen op onderwerpen
als: Wat doe je? Waarom doe je dat? Waarom doe het je het op deze manier? De gewenste balans op: Ruimte om te
organiseren, nabijheid en toetsing op je bijdrage, op wat we als professionals betekenen voor burgers
Bij buurt communities werkt het thema van zelfregie en eigen kracht volgens Joost anders uit als in de zorg.
Bij buurt communities gaat het over de rolverdeling tussen burgers, buurtbewoners en de overheid. Hoe zijn de
rollen verdeeld tussen het beslissen,het meedenken, meedoen. Communities trekken kansen, vraagstukken en
problemen naar zich toe die voorheen door de lokale overheid werden opgepakt. Systemisch gezien kijk je naar de
vraag hoe er nu en straks regie gevoerd wordt door de overheid en de lokale initiatieven.
Joost:”We zien de overheid steeds vaker de opstelling kiezen: Wij hebben er geen geld meer voor, wij stoppen ermee.
Daarom verwachten we van jullie dat je het nu zelf gaat doen. Tegelijkertijd zien we dat diezelfde overheid allerlei
stappen overslaat als het gaat om meedenken en meebeslissen door de mensen die het moeten gaan doen. Van de
mensen wordt wel verwacht dat ze zelfredzaam zijn, maar er wordt onvolledig beroep gedaan op hun zelfdenkzaamheid. Bijkomend knelpunt is dat de bestaande vormen van inspraak en participatie niet of niet goed meer werken. Denk
aan wijkraden, cliëntenraden en gemeenteraden. Er komt meer een behoefte aan directe inspraak en participatie.
Het systeem van vertegenwoordiging via raden is te traag, te afstandelijk. De behoefte aan vormen van doe democratie
neemt toe.”
“Als burgers zeggenschap ervaren versterkt dat de verantwoordelijkheid die zij voelen voor de gemaakte keuzes
en afspraken. Dat leidt ook tot niet voorziene dynamiek. Burger initiatieven zijn in de kern particuliere initiatieven.
Een nieuwe vorm van publiek-private samenwerking. De lokale overheid heeft decennia lang veel taken en budget
uitgezet bij gesubsidieerde organisaties. Die wijze van contractering maakt dat de uitvoering deel uitmaakt van
het publieke domein. Dat verandert principieel als de gemeente diezelfde taken uitbesteden aan vrijwillige initiatieven, particuliere initiatieven. De lokale overheid heeft de neiging om aan deze particuliere initiatieven dezelfde
eisen te stellen als aan de door hen gesubsidieerde welzijnsinstelling. Dat werkt zo niet. Je kunt als overheid niet
terugtreden en tegelijkertijd dezelfde eisen blijven stellen als voorheen. Hier ligt een terrein dat nu in de dagelijkse praktijk verder ontgonnen wordt. Er is geen sprake van een vanzelfredzaamheid. Een nieuwe rolverdeling en
samenwerking tussen de lokale overheid en burger initiatieven is nodig. Onderdeel van deze ontwikkeling is ook
de positionering van allerlei raden. Waaronder de gemeenteraad. We gaan een periode tegemoet waarin representatie democratie en doe democratie de ruimte opnieuw gaan verdelen. Dat is een spannend proces. “
57
Petri Embregts
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Prof. dr. P.J.C.M. (Petri) Embregts is bijzonder hoogleraar op de leerstoel Mensen
met een verstandelijke beperking: Psychopathologie en behandeling (Departement
Tranzo) en de leerstoel Beroepsopleiding tot gezondheidszorg psycholoog (Departement ontwikkelings- en klinische psychologie) aan de Universiteit van Tilburg.
Petri Embregts is directeur Dichterbij Kennisn@ en hoofdopleider van de opleiding
tot gezondheidszorgpsycholoog (de GZ-opleiding) bij het Regionaal Instituut voor
Petri Embregts
Nascholing en Opleiding te Eindhoven, Rino Zuid.Tot slot is ze lid van de commissie
hoog specialistische geestelijke gezondheidszorg van de Gezondheidsraad,lid van de
beoordelingscommissie Kwaliteit van Zorg/Care ZonMw en redactielid van het Nederlands Tijdschrift voor Zorg aan mensen met een verstandelijke beperking.
Petri Embregts doet onderzoek naar empowerment van mensen met een verstandelijke beperking en van hun
directe ondersteuners (verwanten, begeleiders in het primaire proces), ethiek en effectiviteit van behandelingen.
Petri vraagt aandacht voor alle mensen met een verstandelijke beperking, niet alleen mensen met een lichte
verstandelijke beperking.. De doelgroep van mensen met een laag IQ mag niet vergeten worden. Ook deze groep
kan stappen zetten op het terrein van empowerment. Petri verwijst naar ervaringen op het gebied van belevingsgerichte zorg en de inzet van clownerie hierbij. In 2002 startte Stichting miMakkus met een opleiding voor een
nieuwe vorm van belevingsgerichte zorg door middel van clownerie. De stichting richt zich hierbij op cliënten met
een ernstige vorm van dementie en op cliënten met een ernstig verstandelijke beperking. Onderzoek vanuit haar
Academische Werkplaats maakt duidelijk dat hier positieve resultaten op worden behaald.
Petri staat stil bij de verschillende interpretaties van “regie bij de cliënt”. Het betekent enerzijds eigen keuzes kunnen
maken en ondersteuning stimuleren vanuit verbondenheid, maar aan de andere kant heeft het ook een risico in zich
58
dat de ondersteuningsvraag van mensen met een verstandelijke beperking niet meer gezien wordt..
Zelf ziet Petri zorgethische theorieën als de presentietheorie en menslievendheid als belangrijk fundament van
haar werk. De presentietheorie benadrukt het belang van een vertrouwensrelatie door er simpelweg te zijn voor
een ander. De ander voelt zich gehoord en gezien en voelt zich een volwaardig mens.
Wie vanuit menslievendheid werkt aan de eigen regie van de cliënt kiest ervoor om samen met de cliënt in
verbondenheid het proces te doorlopen waarbij de cliënt zijn eigen keuzes kan maken en waarbij aandacht is voor
empowerment.
Empowerment kan helpen ook kwetsbare mensen een volwaardige plaats in de maatschappij te geven. Sociale
inclusie staat voorop, maar wel met een nadruk op de eigen kracht van burgers.
Petri legt verbanden tussen opvoeden en loslaten. Het antwoord uit de vakgroep van Petri leert ons dat we voor
de uitdaging staan de ander los te laten, zijn eigen keuzes te laten maken maar hem of har ook vast te houden,
anders vast te houden dan we gewend zijn te doen. Niet door hokjes te creëren waarin iemand moet passen, maar
door consequent de vraag te stellen: wat heeft iemand nodig? Vraaggericht werken en proces gestuurd werken
zijn hierbij van groot belang.
‘Wat heeft iemand nodig?’ is een vraag die ook gesteld kan worden aan medewerkers, die voor de uitdaging staan
om
in zelfsturende
teams te werken. Uiteraard betekent dat toegang tot adequate informatie, tot instrumenten en
Aline
Saers
methodieken
de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking optimaal te kunnen leveren,
Fotograaf: Peterom
Damen
Maar de echte vraag zal de medewerker stellen als hij werkt vanuit verbondenheid met collega’s, leidinggevende
en gedragskundigen. De echte vraag naar wat hij of zij nodig heeft om zijn werk goed te kunnen doen ontstaan
niet in een protocol, maar in dialoog en in vertrouwen. Ze is ook nieuwsgierig. Een van de vragen die haar intrigeert
is: Waar staan we over 2 jaar?
Horizontalisering
Ook spreken we met Petri over horizontalisering in de zorg. Gemeenten worden voor taken verantwoordelijk die
eerder op landelijk niveau waren belegd. De overheid ziet er op toe dat elke gemeente zijn beleid laat aansluiten bij
de specifieke kenmerken van de lokale samenleving. Lokaal draagvlak is hierbij belangrijk. Gemeenten dienen hun
beleid in samenspraak met inwoners en instellingen te ontwikkelen. Petri stelt dat ook hierin een belangrijke vraag
is in hoeverre professionals durven te vertrouwen op eigen inzicht. Durft iemand af te wijken van een gebaand pad,
omdat hij/zij ziet dat de cliënt daar beter mee geholpen is? En de professional durft te vertrouwen op eigen inzicht
wanneer hij of zij zich gesteund voelt door de organisatie.
“Wie vanuit menslievendheid werkt aan de eigen regie van de cliënt kiest ervoor om samen met de
cliënt in verbondenheid het proces te doorlopen waarbij de keuzes gemaakt worden. “
59
Per Saldo
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Wonen
Werken
Aline Saers is directeur van Per Saldo, de belangenvereniging van mensen met eenpersoonsgebonden budget. Ze heeft zich de afgelopen jaren ingezet voor mensen met
een beperking en strijdt voor de emancipatie van deze mensen. Aline benadrukt met
name de gelijkheid en gelijkwaardigheid van mensen, los van de vraag of er sprake is
van een beperking. We spreken Aline in het kader van ons onderzoek.
Mensen met mogelijkheden
Mensen met een beperking komen beter tot hun recht als we kijken naar hun mogelijkheden. Aline: “er wordt te veel gekeken naar de beperkingen en niet naar de persoon
en zijn talenten zelf.” Ze is er van overtuigd dat mensen beschikken over kwaliteiten en
dat ze in staat zijn te leren. In de praktijk kiezen hulpverleners er voor om het over te nemen. Want: “Laat mensen
met een beperking het niet zelf doen, want dan duurt het veel te lang”. Aline:”Het is waar dat deze aanpak meer tijd en
geld kost bij de opstart, in de periode daarna wordt meer kwaliteit van leven gerealiseerd tegen aanzienlijk lagere kosten.
Deze mensen worden veel zelfstandiger en krijgen meer zelfvertrouwen. Ze ervaren ‘ik kan meer zelf en voel mee meer
mens.’ Daar moeten we naar toe.”
Gelijkwaardigheid
Tijdens het interview laat Aline Saers zien dat het haar menens is bij het realiseren van zoveel mogelijk gelijkwaardigheid tussen mensen, ongeacht hun beperking. Daarbij schuwt ze kritiek en aansporingen aan het adres van
mensen met beperking ook niet. Passief en afhankelijk worden is ook een keuze. Tegelijkertijd maakt ze duidelijk
dat er nog voldoende mogelijkheden zijn om aan te werken. Zo komt bij voorbeeld de arbeidsmatige dagbesteding aan de orde. Aline stelt:”In veel gevallen is er sprake van gewoon werk dat met AWBZ geld dagbesteding wordt
georganiseerd. Laten we daar nu gewoon betaald werk van maken zodat mensen geld gaan verdienen in plaats van
dat ze geld kosten. Biedt iedereen werk op zijn eigen niveau. Loon geeft meer trots en zelfvertrouwen dan een uitkering.”
60
In een ander voorbeeld verbaast ze zich over het feit dat er nog steeds geen til lift bestaat die mensen zelf kunnen
bedienen. Ze benadrukt dat ook hulpmiddelen in de zorg zo gemaakt moeten worden dat ze bijdragen aan de
zelfstandigheid van mensen met een beperking.
Van passief naar actief
Daarmee komt Aline op één van de onderwerpen die haar aan het hart gaan. Waar echt stappen op gezet kunnen en
moeten worden. Het huidige aanbod van zorg en ondersteuning maakt hulpvragers passief. Het effect van de manier
waarop we dit in Nederland organiseren is dat mensen zich passief gaan gedragen. De consequentie daarvan is weer dat
ze buiten gesloten worden. Dan kan echt anders is haar overtuiging. “Kijk vanuit de persoon zelf welke behoefte er is aan
ondersteuning. En breng in kaart aan welke criteria deze ondersteuning moet voldoen,” zo luidt het advies van Aline.
Over de decentralisaties
Hoe gaat dat lopen als het merendeel straks via de gemeenten loopt, vragen we haar. Ze illustreert haar antwoord
eerst met een voorbeeld. Bij de overheveling van veel AWBZ zorg naar de WMO komt ook het PGB mee naar de
gemeenten. Nu stellen sommige gemeenten voor om een PGB per vier weken toe te kennen. Binnen deze periode
kan de persoon in kwestie het beschikbare budget inzetten. De analyse van Aline: “Gemeenten denken te veel vanuit
budgettaire krapte. Over een pgb per vier weken is echt niet goed nagedacht, iemand heeft de ene 4 weken meer nodig
heeft dan de andere. Alle regelruimte wordt eruit gehaald. Terwijl dat de essentie is van een PGB.”
Volgens Aline zijn gemeenten gericht op controle, op budgetbeheersing en op fraude bestrijding. Zij vraagt zich af
of gemeenten zich echt verdiepen in de vraag van mensen met een PGB. Hebben we ze wel eens gesproken met
iemand met een PGB? Hoe ziet de doelgroep er uit? “Gemeenten weten vaak niet eens om wie het daadwerkelijk gaat,
over wie ze het hebben,” stelt Aline.
Over zelfregie en eigen kracht
Als we het over het kernthema van onze nieuwe publicatie hebben komt Aline stevig uit de hoek. “Zelfregie en
eigen kracht zijn vervuilde begrippen geworden,”stelt ze. “Iedereen heeft er inmiddels zijn eigen inhoud aan gegeven.
Gemeenten misbruiken de begrippen om bezuinigingen door te voeren. Je moet kortweg steeds meer zelf gaan doen”.
Ze reflecteert kort op een uitspraak die ze vaak tegenkomt in beleidsdocumenten: “We gaan mensen in hun eigen
kracht ZETTEN”. De formulering staat haar tegen. Ze ervaart het als de omgekeerde wereld. De aanpak van het
systeem heeft mensen uit hun kracht gehaald. De uitspraak roept een tegendraads effect op aldus Aline.” Het oorspronkelijke gevoel van eigen kracht, jij hoort erbij, dat is er niet meer. De discussie is verschoven van gelijkwaardigheid
naar euro’s. De gemeente zou je maatje moeten zijn, maar kijkt en handelt in de praktijk meer gericht op beheersing, is
veel meer bezig met het systeem. Daarnaast laten nog teveel gemeenten zich regelmatig leiden door het aanbod van
instellingen en minder door de vraag van de cliënt. ”
61
Verschillende groepen en beelden
De ervaring van Aline is dat ambtenaren vaak wel een redelijk tot goed beeld hebben van ouderen. Iedereen wordt
immers oud. Veel mensen zien dit oud worden ook van dichtbij gebeuren; bij hun ouders , bij andere familieleden
of in de wijk waar ze wonen. De groep die niet goed in beeld is betreft de mensen die al op jonge leeftijd een beperking hebben. Deze groep is heel divers en echt onvoldoende in beeld bij de ambtenaren die er verantwoordelijk
voor worden.
De manier waarop gemeenten mensen met een beperking benaderen verschilt ook aanzienlijk. De klassieke benadering is er één waarin de beperking, de zorgoriëntatie centraal staat. Gelukkig zijn er meer en meer voorbeelden
waarin het uitgangspunt is meer gelijkwaardigheid te realiseren tussen burgers met en burgers zonder beperking.
Aline noemt de gemeenten Delft, Gooi- en Vechtstreek en Woerden als heel positieve voorbeelden op dit terrein.
In het onderwijs constateert Aline een patroon dat vergelijkbaar is met dat bij gemeenten. Ook op wordt benadrukt
wat iemand niet kan. Ze geeft een voorbeeld uit haar eigen ervaring om haar analyse te onderbouwen. De droom
van haar zoon was om treinmachinist te worden. Vanwege een beperking werden de zoon en de ouders ontraden
om dit beroep na te streven. Daarbij werd doorlopend verwezen naar de beperking. Aline: “op dat moment hebben
we besloten om alle adviezen ter zijde te leggen. En te gaan werken aan de talenten en de mogelijkheden van onze
zoon. Uiteindelijk is zijn droom helemaal uitgekomen. Op dit moment is onze zoon een succesvolle treinmachinist.”
Zo zijn er duizenden jongeren die thuis zitten omdat ze niet in het onderwijssysteem (regulier of speciaal) passen.
Omdat we er in Nederland niet in slagen om het onderwijs op de kinderen te laten aansluiten stelt Aline. “We kijken
veel te zwart wit. Er zijn tal van mogelijkheden. Er worden veel initiatieven opgepakt door moeders die aan de slag gaan
met ontwikkelingsgerichte begeleiding. Dat levert aansprekende resultaten op.”
Op verzoek van staatssecretaris van Rijn verzamelt de werkgroep ‘vanuit Autisme Bekeken’ deze initiatieven en
voorbeelden. Aline is lid van deze werkgroep. Met deze voorbeelden worden gemeenten geïnformeerd over de
mogelijkheden die er zijn om met leerplichtige kinderen die thuis zitten weer aan de slag te gaan.
De opdracht van (lokale) overheid
We vragen Aline hoe zij de opdracht van de gemeenten ziet in de komende tijd. In haar antwoord staat de term gelijkwaardigheid centraal. “Gemeenten moeten veel meer de eigen krachten van mensen benaderen, gelijkwaardigheid
en mogelijkheden zien en benutten. Mensen met een beperking zijn gewone mensen die mee kunnen doen. We moeten
ze niet wegstoppen in instellingen of dagbestedinglocaties. Helaas zie je dit in de praktijk nog veel gebeuren. “We hebben de
mensen weggeregeld. Het is geweldig als gemeenten er aan bijdragen deze situatie om te keren”. Aline verwijst naar het VN
62
verdrag waarin de rechten van mensen met een beperking worden geregeld. Nederland gaat dit verdrag nu ook ratificeren. Dat geeft gemeenten ook handvatten voor hun eigen beleid. De kern hiervan is. Inzetten op gelijkwaardigheid
en mogelijkheden zien en realiseren voor iedereen. Zodat mensen kunnen mee doen op de manier die bij hen past.
Uit de claim stand
De inzet op gelijkwaardigheid heeft ook consequenties voor burgers met een beperking. Daar is Aline duidelijk over.
“als we inzetten op gelijkwaardigheid dan moeten burgers met een beperking zelf ook de vraag stellen: wat heb ik echt nodig?”
Aline is er van overtuigd dat burgers actief betrokken moeten worden, en inspraak moeten hebben op wat ze nodig
hebben. Als dat niet gebeurt dan roept de gemeente zelf de claimstand bij burgers op. Als je als gemeente eenzijdig
maatregelen treft dan stellen mensen zich defensief op. Ze worden bang dat de gemeente iets van ze af wil pakken.
Dan gaan ze verdedigen wat ze hebben. Dat claimgedrag wordt volgens Aline ook versterkt door het gegeven dat
mensen met een beperking teveel gepamperd worden. Dat hoort bij de zorgoriëntatie en het overnemende gedrag
van zorgaanbieders. Iedereen heeft af en toe een steuntje in de rug nodig. De ene keer wat steviger dan de andere. Dat
geldt ook voor mensen met een beperking.
Naar een persoonlijk plan
We komen aan het eind van het interview nog kort terug op het verdraaide begrip ‘zelfregie en eigen kracht’.
De conclusie van Aline is dat zelfregie en eigen kracht ingezet vanuit een top-down benadering niet werkt en averechts
werkt. Als zelfregie en eigen kracht wordt ingezet vanuit de verkeerde motieven (financiën) bereik je ook een averechts
effect: mensen zetten de hakken in het zand. Je drijft partijen uit elkaar i.p.v. dat er partnership ontstaat. “Hoe dan wel?”
Is de laatste vraag die we haar voorleggen. Ook daar heeft Aline een heel concreet beeld van. Dat beeld vatten we
hieronder samen. “Nu er heel veel gedecentraliseerd wordt naar gemeenten wordt het mogelijk dat iedere burger met een
beperking een eigen integraal ontwikkelplan maakt. Over de domeinen van jeugd, onderwijs, werk en inkomen en welzijn heen. Een plan waarin concreet wordt uitgewerkt wat de persoon ik kwestie wil bereiken. Dat kan klein en beperkt van
omvang zijn en ook groot. Afhankelijk van wat iemand wil en aankan. En op welke onderdelen er zelf regie gevoerd kan
worden. Door een goede afstemming met de gemeente waar je woont wordt de gemeente een medespeler in het plan van
de burger.” Als aan de uitvoering van dat plan een integraal persoonsgebonden budget wordt gekoppeld is de cirkel rond.”
63
Siza
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Wonen
Werken
Rob Hoogma
Siza is een grote zorgorganisaties voor mensen met een handicap in Gelderland. Ieder
mens is van betekenis, neemt verantwoordelijkheid, schept kansen en heeft plezier,
elke dag opnieuw. Mensen met een handicap die een beroep op Siza doen kunnen
bewoner zijn, maar ook werknemer, vrijwilliger, student, cursist, patiënt, logé of vakantieganger. De rol van Siza is dan ook veelzijdig: van bemiddelaar, adviseur, behandelaar en werkgever tot verzorger, begeleider, belangenbehartiger, buddy of luisterend
oor (www.siza.nl). Binnen Siza staat de cliënt echt centraal en wordt deze zo veel als
mogelijk is in zijn/haar kracht gezet.
We spraken met Rob Hoogma. Hij is voorzitter van de raad van bestuur van zorgorganisatie Siza,een grote zorgorganisaties voor mensen met een handicap in Gelderland. Daarnaast zit Rob Hoogma
in het bestuur van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en lid bestuur Health Valley.
Rob Hoogma kwam in de jaren dat hij werkte als adviseur en interim manager binnen verschillende organisaties tot
de conclusie dat de zorg vaak beschikt over een mooie visie en missie, maar de vertaling hiervan naar de praktijk
bleef veelal achterwege. Er is volgens Rob Hoogma weinig aandacht voor inhoud en dienstverlening, voor wat de
klant echt vraagt. Tegelijk is er veel aandacht voor systemen zoals HKZ en dat soort keurslijven. Dit gebeurt onder
invloed van het overheidsbeleid dat gestuurd wordt op indicatoren. Mensen, werknemers gaan gedrag vertonen
zodat het lijkt alsof indicatoren behaald worden. Hij geeft een voorbeeld: NS, treinen rijden op tijd, maar er gebeuren meer ongelukken doordat er te hard wordt gereden. Of de treinen vertrekken op tijd maar stoppen net buiten
het station. Indicator gehaald, prestatie niet geleverd. De conclusie is: Indicatoren leiden tot bepaald (on?)gewenst
gedrag..
Niet alles wat telt, kan geteld worden; Niet alles wat kan worden geteld, telt.
64
Rob Hoogma stelt zich continue de vraag: houden we ons zelf bezig of voegt wat we doen iets toe aan de klant, aan
de kwaliteit van onze dienstverlening? Hoe kan het anders? Organisaties die het anders doen organiseren vanuit
de klantvraag, vanuit het primaire proces en niet vanuit een keurslijf.
Over de organisatie
Ieder mens is van betekenis, neemt verantwoordelijkheid, schept kansen en heeft plezier, elke dag opnieuw.
Mensen met een handicap die een beroep op Siza doen kunnen bewoner zijn, maar ook werknemer, vrijwilliger,
student, cursist, patiënt, logé of vakantieganger. De rol van Siza is dan ook veelzijdig: van bemiddelaar, adviseur,
behandelaar en werkgever tot verzorger, begeleider, belangenbehartiger,
buddy of luisterend oor.
Ik woon, ik werk, ik leer en ik ontspan Bron: www.siza.nl
Zo’n zes jaar geleden heeft Siza besloten te stoppen met HKZ. HKZ zegt eigenlijk niets over de zorg die geboden wordt binnen Siza. Siza wil zich op een andere manier verantwoorden. Daarom is de organisatie samen met
professionals, cliënten, filosofen, kwaliteitsgoeroes en wetenschappers op zoek gegaan naar de andere manier.
Uitgangspunten bij deze zoektocht zijn:
•“Het gaat altijd over individuen en niet over groepen.”
•“Verantwoorden moet in het verlengde liggen van verbeteren.”
•“De mening van de gebruiker heeft onmiddellijk effect op de zorg die hij zelf krijgt.”
Daarnaast vindt Siza het belangrijk dat de verantwoording onderdeel is van het dagelijks handelen van professionals én – en dat was uniek toen – hun leidinggevenden (bron: blog Skipr).
Ervaringen van medewerkers ervaringen en klantervaringen worden nu beiden tegelijk onderzocht binnen Siza;
voor medewerkers vanuit de vraag Wat voeg ik toe?. En voor klanten met de vraag: Wat voegt Siza toe?, wat voegen
de betreffende medewerkers toe?
Visie op zelfregie en eigen kracht
Binnen Siza wordt de cliënt gezien als “regisseur”.
“Cliënt als regisseur: mensen met een beperking worden steeds meer de regisseur van een betere ondersteuning en zorg.
65
Ongeacht de handicap en ondanks allerlei risico’s. Dat maakt de zorg goedkoper én het leven meer normaler. En dat
laatste is eigenlijk het mooiste resultaat (bron: blog skipr).”
Siza helpt op een liefdevolle manier mensen hun eigen leven te organiseren. Afhankelijk van de beperkingen van
de klant is onze bijdrage op maat, beperkt,soms fors in het begin en daarna minder. Bij sommige klanten zijn we
langere tijd betrokken,
Belangrijke uitgangspunten zijn:
1. Het gaat altijd over de individu
2. Professionaliseren, werken leuker voor professionals
3. Niet iets wat erbij komt, maar natuurlijk handelen
4. Geen twee werelden creëren van professioneel verbeteren en extern verantwoorden
5. Klant in regie
Bij de aanpak die wij kiezen vraagt Siza zich voortdurend af: hoe kunnen wij onszelf overbodig maken? Hoe kunnen
we zorgen dat klanten het zoveel mogelijk zelf hun eigen leven organiseren? Bij Siza is investeren in technologie
en onderzoek belangrijk. Mooi voorbeeld zijn de paswoningen die gebouwd zijn, waarbij specifiek aandacht is
geschonken aan zorg domotica, zorg op afstand, technologische vernieuwingen, zelf medicatie en zelf therapie.
Daarnaast is er aandacht voor e-health, vervanging van fysiek contact door interactie met behulp van i-pad.
Deze speciaal ontwikkelde huizen Zie foto) zijn voorzien van
allerlei slimme oplossingen. Mensen met een handicap kunnen
enkele dagen in de paswoning verblijven om te kijken wat voor
hen werkt. Zo kan je beter je eigen leven inrichten en benodigde zorg inplannen. Bijzonder is het feit dat de woningen ontwikkeld zijn door mensen met een handicap samen met architecten,
bouwers, ontwerpers, technici, de gemeente Arnhem en zorgverleners, binnen de financieringsmogelijkheden.
Siza wil het leven voor cliënten fris en aantrekkelijk houden. Belangrijk is dat de uitdaging er niet uitgehaald
wordt! Zo vindt Siza centra voor dagbesteding te weinig aanspreken op het potentieel, het talent van cliënten.
Zeker waar cliënten graag willen en kunnen werken. Daarom wordt er fors ingezet op het opheffen van dagcentra en het oprichten van werkcentra samen met bedrijven en gemeenten. En werk doe je zo veel mogelijk bij de
werkgever.
66
Cliënten kunnen vaak veel meer zelf dan dat wij denken. Mooi praktijk voorbeeld: Siza biedt ambulante begeleiding aan iemand die een forse hersenbloeding heeft gehad. Dat leidt bij deze persoon tot onderstaand profiel:
• Kan veel niet meer
• Morele tik gehad
• Wilde niet meer naar buiten
• Duidelijke signalen van verwaarlozing, depressie, vereenzaming
Deze cliënt werd betrokken bij de eerste pilot in het gebruiken van de i-pad. Het effect was dat hij zichzelf ging
verzorgen, hij ging de interactie met de i-pad benutten en had daarmee minder hulp nodig. Hij raakte weer
‘connected” . Dat leidde tot vermindering van dienstverlening.
Wat betekent de Siza aanpak voor medewerkers?
Medewerkers moesten absoluut wennen. Ineens moest er gepraat worden over vraagstukken en dilemma’s in de
zorg, want daar was tijd voor! Medewerkers vroegen zich wel af: hebben we het dan niet goed gedaan? Rob Hoogma benadrukt, ook in gesprekken met medewerkers: de toekomst ligt niet achter ons, maar voor ons. We doen
het samen. De ervaring van de afgelopen jaren leert wel dat medewerkers vaak te snel denken te weten wat goed
is voor de cliënt. Het onbedoelde effect daarvan is: We doen niet wat er toe doet! Dat doorbreken we met onze
aanpak.
Volgens Rob Hoogma is er sprake van onderbehandeling, omdat we niet goed weten wat er aan de hand is.
Gevolg van deze onwetendheid is dat we niets meer doen.
Maar, we zijn er nog niet!
Het samen met mensen met een beperking optrekken om hen in staat te stellen hun eigen leven te organiseren
vraagt om een omschakeling van hulpverlener naar adviseur. Dat vraagt van ons nieuwe competenties en ook het
afleren van oude gewoontes. Dialoog, samen oplossing zoeken is belangrijk voor de toekomst. Het vraagt ook
doorbraken in denken en aanpakken. Daarnaast is het belangrijk te erkennen dat niet alles oplosbaar is!
67
Bartiméus
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Bartiméus is specialist in leven met een visuele beperking. Bartiméus wil de kwaliteit van leven voor mensen die slechtziend of blind zijn verbeteren. Met persoonlijk
advies, hulpmiddelen, ondersteuning en kennisoverdracht.
Jopie Nooren
Jopie Nooren is sinds 1 januari 2013 voorzitter van de Raad van Bestuur van Bartiméus.
Van 2008 tot 2012 was Jopie Nooren voorzitter van de Raad van Bestuur van Lunetzorg.
Kenmerkend voor de strategie van Bartiméus is dat de cliënt echt gezien wordt als
partner die meebepaalt. Het bestaansrecht van Bartiméus zit in de jarenlange opgebouwde expertise op alle gebieden en in alle levensfasen van mensen met een visuele beperking. Jopie wil graag
dat Bartiméus zich onderscheid in de manier waarop die dienstbaar wordt gemaakt aan mensen met een visuele
beperking.
Jopie: “We willen de kennis (of ervaringsdeskundigheid) van de cliënt en zijn naasten verbinden met kennis en jarenlange ervaring van ons op het gebied van (het leven met) een visuele beperking.”
Jopie vertelt van haar ervaring tijdens een intake gesprek: “Op een keer komt een mevrouw samen met haar zus
binnen met twee tassen met hulpmiddelen. Op advies van verschillende adviseurs en leveranciers heeft zij die aangeschaft sinds zij steeds minder is gaan zien omdat haar netvlies loslaat. Deze mevrouw wil niet onnodig gebruik maken van de zorg en heeft zelf naar oplossingen gezocht. De stap naar ons heeft ze gemaakt toen de vereenzaming toenam met als druppel dat ze na een goedbedoelde hulp van een buurjongen haar computer niet meer kon gebruiken.
Ik ben onder de indruk van de manier waarop onze mensen dan het gesprek met deze mevrouw aangaan. Haar in haar
eigenwaarde laten, deskundig vaststellen wat ze wel en niet waarneemt, welke omgeving het prettigst voor haar is
bijvoorbeeld qua lichtsterkte en inval en met een beperkt aantal vragen haar een oplossing kunnen bieden waardoor zij
68
de computer weer kan gebruiken. Ze ging opgelucht en stralend de deur uit. Ze zei: was ik maar eerder gekomen, en zo
kan ik toch weer doen wat ik leuk vind zonder afhankelijk te zijn. Het is belangrijk dat we mensen met een beperking ook
ondersteunen om oplossingen zo op maat te maken dat ze ook echt werken. Dat vraagt aandacht en kennis en ervaring.”
Bartiméus heeft haar ervaring met visuele beperkingen vertaald in uitstekende werkwijzen. De zorgvraagverduidelijking is tot op een hoog niveau ontwikkeld.
Jongeren met een intensieve begeleidingsvraag
Op de locatie van Bartiméus in Zeist wonen kinderen en jongeren die intensiever begeleid worden en deels
daar naar school gaan. Daar is de balans van zelfregie weer net anders. Daar hebben we als professional ook een
opvoedende taak. Zij geven kaders en grenzen aan maar ook ruimte om te leren en levenservaring op te doen.
Dat leidt tot andere afwegingen in de mate en de wijze waarop zelfregie wordt ingevuld. Opvoeden en grenzen
stellen autonomie ontwikkelen zijn dan soms concurrerende waarden!
Een van de medewerkers gaf als voorbeeld over hoe dat gaat: “We doen samen met de jongeren boodschappen.
Zodat we aansluitend kunnen koken. Onderweg hebben de jongeren het dan over de hoeveelheid bier en chips die ze
gaan inslaan. Dan is het mijn uitdaging om thuis te komen met een tas met boodschappen die ze zelf hebben gekocht.
En waarmee we een goede maaltijd kunnen bereiden. Zonder dat ik iets heb verboden of voorgeschreven. Dat geeft mij
een kick.”
Bartiméus heeft haar ervaring met visuele beperkingen vertaald in goed doorontwikkelde methodieken en
werkwijzen. De zorgvraagverduidelijking is een evidence based methodiek die sectorbreed wordt ingevoerd.
We verdiepen en ontwikkelen expertise voor alle problemen die zich voordoen bij een visuele beperking. In iedere
levensfase. Voor mensen die vanaf hun geboorte visueel beperkt zijn; en bij mensen die tijdens hun leven zo’n
beperking ontwikkelen.
Ondersteuning aan mensen met een visuele beperking richt zich op alle levensgebieden. Anders dan de zorg voor
mensen met een verstandelijke beperking opereren we op het snijvlak van cure en care, onderwijs, werken en
vrije tijd. We doen samen met verschillende ziekenhuizen en universiteiten wetenschappelijk onderzoek. Door de
inzet op wetenschappelijk onderzoek kunnen nu 120 verschillende diagnoses gesteld worden als er sprake is van
een visuele beperking. Bij ieder van die diagnoses ontwikkelen en borgen we ook kennis over de manier bij een
specifieke diagnose gewerkt kan worden aan herstel of aan het hanteerbaar maken van de beperking. We hebben
een specifiek diagnostisch centrum in Zeist dat zich richt op diagnostiek bij kinderen, mensen met visuele en
verstandelijke beperkingen en visuele beperkingen gecombineerd met onbegrepen klachten. We benutten daar
69
ook technologische ontwikkelingen op het gebied van ICT en multimedia bij. Een goede diagnose blijft toch het
halve werk. Zo hebben we samen met de Radboud universiteit klinisch aangetoond dat er twee soorten van nachtblindheid zijn. Die sterk verschillen in de manier waarop zij beperkend werken met name in de schemer en de
overgang van licht naar donker. Dat maakt dan nog al uit als je ’s avonds wilt fietsen.
We ontwikkelen zelf, en samen met derden, methodieken en hulpmiddelen. Daarbij investeren we in de wetenschappelijke onderbouwing, werken we steeds meer evidence based. Juist omdat veel van onze cliënten heel goed
kunnen aangeven wat wel en wat niet helpt, zijn we steeds effectiever met het inzetten van instrumenten, hulpmiddelen en vormen van behandeling. We voelen ook de verantwoordelijkheid om beschikbare kennis en ervaring
breed beschikbaar te stellen als maatschappelijke organisatie die gefinancierd is met vooral publieke middelen.
Zo organiseren we een groot congres voor oogheelkundigen en paramedici over diagnostiek en het omgaan met
problemen met het zien bij mensen met niet aangeboren hersenletsels.
Met de omvorming van de AWBZ na de wet langdurige zorg valt een groot deel van de extramurale dienstverlening van Bartiméus straks onder de zorgverzekeringswet. Dat betekent kortweg: indicaties worden voor kortere
tijd afgegeven, binnen die tijd moet een aantoonbaar resultaat worden bereikt. Is dat er niet, dan stopt de vergoeding door de zorgverzekeraar. De financiële middelen die beschikbaar worden gesteld stijgen niet. Internationaal
onderzoek laat zien dat met het toenemen van het aantal ouderen het aantal mensen met een visuele beperking
meestijgt (tot 400.000 in 2020). Dat betekent prioriteiten stellen en werken aan doelmatigheid: meer kwaliteit leveren met minder geld is dan het adagium. Dat gaat enerzijds om slim organiseren. Daarnaast gaan we er vanuit
dat de ervaring met wetenschappelijk onderzoek, de samenwerking met ziekenhuizen en collega-instellingen in
de visuele sector ons enorm gaat helpen om binnen de ZVW goede dienstverlening te kunnen bieden. We zullen
ons de komende jaren ook zelf steeds blijven afvragen: voegt een behandeling of hulpmiddel aan waarde toe om
de kosten daarvan te verantwoorden? Die verantwoordelijkheid moeten we ook nemen.
Onze aanpak is er op gericht om het leven van mensen met een visuele beperking zo te helpen inrichten door
omgevingsaanpassing, behandeling en begeleiding dat de visuele beperking als het ware geen belemmering is
om het leven te leiden dat je wilt. Je ziet dat hier op het terrein bijvoorbeeld goed in en om de woningen. Er wordt
bijvoorbeeld gewerkt met herkenningstekens, bewust kleur- en lichtgebruik en de wijze van inrichting. Alles is zo
ingericht dat zelf mensen veilig hun weg kunnen vinden. Afgelopen jaar zijn enkele honderden bewoners verhuisd
naar nieuwe woningen. “De weg vinden in een nieuwe woonomgeving is voor iemand bij blind of ernstig slechtziend
is nog lastiger van voor u en mij. We hebben een specifiek verhuisboek gemaakt om dit proces goed te laten verlopen.
Bij sommige mensen is 9 maanden training nodig voordat zij zelf de weg in huis kunnen vinden. Maar als het dan lukt,
zijn niet alleen wij maar vooral de cliënt en zijn familie trots en blij.”
70
Onmiskenbaar geeft het mensen meer eigenwaarde als ze hun eigen keuzes kunnen maken en meer zelfstandig
zijn. Dit vergt voor de medewerkers dat er veel energie zit in het “met de handen op de rug” ondersteunen, de
voortdurende zoektocht aangaan om oplossingen op maat te vinden maar ook voldoende structuur en duidelijkheid bieden.
Over onderwijs
Bartiméus begeleidt zo’n 900 kinderen die deelnemen aan het regulier onderwijs. We bieden zo ongeveer 200
kinderen speciaal onderwijs. Bij jongeren met een visuele beperking is de vraag naar speciaal onderwijs stabiel.
We krijgen wel meer kinderen die na een reguliere basisschool bij ons voortgezet onderwijs volgen. Dat komt
mogelijk door zaken als: De grootte van de scholen; aantal leerlingen en het gebouw; de hoeveelheid wisselingen
en verplaatsingen die door de dag heen noodzakelijk zijn. Docenten die iedere 50 minuten wisselen, en onvoldoende tijd hebben om op de specifieke leerbehoefte en leerstijl van leerlingen met een visuele beperking in te
spelen. Toch is het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs juist in onze sector laag doordat we alles in het werk
stellen om met ambulante begeleiding en ondersteuning van docenten in het regulier onderwijs kinderen in hun
natuurlijke omgeving op te laten groeien. We zijn wel aan het verkennen of we met behulp van ICT nieuwe vormen
van onderwijs op afstand vorm kunnen geven zodat we het beste uit twee werelden (op beperking afgestemd
onderwijs en leven in je eigen sociale omgeving) bij elkaar kunnen brengen.
Doelgroepen
Zelfregie en eigen kracht is volgens Jopie wisselend per doelgroep. Veel dienstverlening van Bartiméus is ambulant van aard. Dat heeft ook invloed op de machtsverdeling. In het huis van de klant gelden de regels van de klant.
Een andere doelgroep binnen Bartiméus zijn kinderen die intensiever begeleid worden en naar school gaan. Daar
is de balans van zelfregie weer net anders en hebben we als professional ook een opvoedende taak. Daar geven we
kaders en grenzen aan en onderhouden die. Dat leidt tot andere afwegingen in de mate en de wijze waarop zelfregie wordt ingevuld. Opvoeden en grenzen stellen autonomie ontwikkelen zijn dan soms concurrerende waarden!
De inzet in de komende jaren blijft gericht op:
- Dat doen wat waarde toevoegt voor mensen met een visuele beperking
- Evidence based werken
- Co creatie tussen mensen met een visuele beperking en individuele professionals. Daar ligt de afweging wat past binnen de kaders van wet- en regelgeving. Daar ligt ook de verantwoordelijkheid voor de
afweging: is het wel of niet nuttig? Voegt de volgende stap voldoende waarde toe? 71
Makers en doeners
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Wonen
Werken
Marianne van Ginneken en Frits de Vries zijn initiators in
het netwerk van Makers en Doeners.
Marianne is als burger, als initiator actief in de wijk
Alexanderpolder. Frits werkt op een andere plek in de
stad. Ze delen dezelfde visie en ambitie en opereren
onder de naam van Makers en Doeners.
Marianne van Ginneken
Frits de Vries
Al aan het begin van het gesprek wordt duidelijk dat
Makers en Doeners geen organisatie is. Het is eerder een
netwerk van gelijkgestemde burgers, die mogelijkheden
zien om met elkaar de kwaliteit van leven te verbeteren, door samen initiatief te nemen.
Marianne beschrijft hoe zij een netwerk van meer dan 800 contactpersonen onderhoudt. Met ieder van hen heeft
ze persoonlijk contact gehad. Ze weet wie het zijn, waar ze mee bezig zijn, waar ze voor wakker gemaakt mogen
worden. Dat netwerk strekt zich uit over heel Nederland en heeft natuurlijk een concentratie in de regio Rotterdam.
Ze heeft van iedere contactpersoon een kaartje met de voornaamste informatie.
Marianne: ”Door dat netwerk kan ik heel snel schakelen op vragen die mensen stellen. Even scannen in mijn netwerk.
En ik kan direct weer twee mensen met elkaar in contact brengen. Zij lossen het samen verder wel op.”
Frits vertelt op dezelfde manier te werken. Hij zit in allerlei netwerken in de stad Rotterdam. Groepen met elkaar
verbinden en iedereen bij de samenleving betrekken dat is zijn drive. Sporttoernooien waar iedereen uit de wijk
aan deel neemt. ongeacht herkomst, aard of beperking. In het gesprek benadrukt Frits doorlopend dat we vragen
integraal moeten benaderen. Dat het uitgangspunt is dat iedereen mee kan doen.
72
Wat is Makers en Doeners nu precies? Het is een vraag die tijdens het gesprek een aantal keren terugkomt.
Makers en Doeners is ontstaan uit noodzaak geven Frits en Marianne aan. Alles wordt in ons land in systemen en
professionele regels gevangen en vastgezet.
In de kern is Makers en Doeners een netwerk van gelijkgestemde en gemotiveerde mensen. Met de inzet om
samen met buren, inwoners het leven samen een stuk makkelijker en aangenamer te maken. Heel vaak zijn daar
geen professionele systemen voor nodig. Die hinderen en vertragen juist.
Grote instellingen zoals het SW-bedrijf en Pameijer zorgen in Rotterdam voor hoge concentraties van problematiek
in een wijk. Volgens Marianne en Frits zijn deze instellingen in hun aanpak meer met zichzelf bezig dan met de wijk
en de vraag hoe we het samen oplossen. Als er minder concentratie is van problematiek en kiezen voor kleinschaliger werken, dan lossen we samen veel meer knelpunten op volgens Marianne.
Om te kunnen communiceren met de lokale overheid is de stichting Makers en Doeners opgericht. Zonder rechtspersoon kun je met de gemeente geen afspraak maken. Dat heeft als gevolg dat de gemeente, en door de gemeente betaalde instanties, ons zien als een instelling, een instituut. Een van hen, zullen we maar zeggen.
Marianne: “We moeten ontzettend opletten dat we niet meegenomen worden in die ontwikkeling. Dat we ook een instelling worden. Pas was er een bijeenkomst waar ook mensen uit het netwerk van Makers en Doeners aan deelnamen.
Een van hen is een filmer. Iemand van de gemeente wilde niet dat er gefilmd werd, en kwam naar mij toe en zei: Wil je
tegen je medewerker zeggen dat hier niet gefilmd mag worden!. Dan kost het toch moeite om hem uit te leggen dat
iedereen in ons netwerk zelfstandig is; elk bepaald wat hij of zij doet.”
Peers en peernetwerken
De term “peer” en “peer leader” komt in het gesprek regelmatig naar voren. Ook het begrip “trust” wordt een aantal
keer gebruikt. Makers en Doeners halen inspiratie uit de aanpak in Engeland, waar de gemeenten het eerste recht
om een maatschappelijke taak op te pakken neer leggen bij een trust. Een trust is een organisatie van en voor
inwoners van die gemeente. Die ontwikkeling wordt gestimuleerd door Makers en Doeners.
Marianne en Frits opereren in een netwerk van peers. Gelijkgestemden die elkaar op zoeken en bijpraten.
Die elkaar feedback geven en ideeën uitwisselen. Er wordt ook gesproken over peer leaders. Mensen uit dit
netwerk die op persoonlijke kracht, vanuit hun eigen overtuiging dingen voor elkaar krijgen. Deze mensen zetten
ideeën om in actie en resultaat. Mensen inspireren en verbinden is hierbij van groot belang.
Een voorbeeld is het filosofiecafé. Stadsboer Jan kwam met idee om een filosofie café op te zetten. Dat idee werd
gedeeld en besproken. Inmiddels is het filosofie café actief. Een ander voorbeeld betreft een speelveld in de
73
buurt dat veel te nat was om op te kunnen spelen. Dit wordt gezamenlijk opgepakt met betrokkenen in de wijk.
Om snelheid te kunnen maken wordt volop gebruik gemaakt van sociale media. Facebook, twitter en de website. Alles wordt gebruikt om persoonlijk, snel en goed te verbinden en te communiceren. Daarnaast wordt actief
verbinding gemaakt met landelijke netwerken. Zoals Kracht in NL en Movisie.
Concrete voorbeelden waar momenteel aan gewerkt wordt zijn: voetbal als medicijn, repair café’s, stadstuinen en
bruispunt Alexanderpolder. Marianne vertelt over de parade die kort geleden in de wijk Alexanderpolder is georganiseerd. Overal in de wijk hebben inwoners initiatieven opgezet. Tijdens de zelf georganiseerde parade werden
de toppers onder deze initiatieven bezocht. Dat was een groot succes.
Als Makers en Doeners initiatief nemen in een wijk roept dat ook reacties op. In een van de Rotterdamse wijken
is een bewonersorganisatie actief. De peerleaders van Makers en Doeners ontwikkelen met mensen in deze wijk
activiteiten. Nu heeft het bestuur van de bewonersorganisatie aangegeven dat Makers en Doeners hun activiteiten
met hun moet afstemmen, moet overleggen. Op die momenten is het moeilijk uit te leggen dat Maker en Doeners
geen organisatie is.
Marianne: “We zijn een netwerk. We delen geen ideologie, wel idealen. De ideologie zet vast en maakt onvrij. Dat willen
we niet.”
Gemeenten en maatschappelijke organisaties zetten top down in op een wijkgerichte aanpak. Vaak gaan dergelijke initiatieven gepaard met projecten waarin vrijwilligers worden geworven en opgeleid. Makers en Doeners zijn
er van overtuigd dat zo’n aanpak niet werkt. Als de inwoners, de peerleaders in zo’n wijk niet zelf met ideeën en
plannen komen gaat het fout. Volg de logica van de inwoners, de initiatiefnemers. Dan wordt vanzelf duidelijk op
welke schaal iets werkt en of het op andere plekken in de stad ook kan werken.
Marianne en Frits noemen de professionele maatschappelijke organisaties die (welzijns)opdrachten uitvoeren voor
de gemeente ‘de tussenhandel’. Hun overtuiging is dat het beter werkt als de tussenhandel er tussenuit gehaald
wordt. Dan komen gemeenten rechtstreeks tot afspraken met inwoners. In het verlengde daarvan kan bepaald
worden of er professionele ondersteuning gewenst is, en wie deze aanstuurt. Een aanpak waarbij de tussenhandel
wordt doorbroken past ook bij de eerder genoemde trusts waar in Engeland mee wordt gewerkt.
Marianne en Frits maken onderscheid tussen wijkgerichtheid en wijkbetrokkenheid. Wijkgericht is de aanpak van
instituten en het systeem. Wijkbetrokkenheid is veel meer de directe betrokkenheid van burgers, waarbij respect is
voor de wijkeigenaars en de ideehouders. Wijkbetrokkenheid sluit aan bij de aanpak van Makers en Doeners.
74
Wat hebben Makers en Doeners gemeenschappelijk?
- We wonen in de wijk
- We kennen mensen in de wijk
- We gaan erop uit en kijken naar de verbinders in de wijk
- We herkennen natuurlijke leiders en maken daar verbinding mee
- Ieder talent is welkom en kan benut worden
- Er is sprake van een natuurlijke ontwikkeling, dienend leiderschap. Ze doen het niet voor zichzelf.
Weten gemeenten Makers en Doeners te vinden?
Marianne geeft aan dat zij regelmatig gebeld wordt door ambtenaren. De ene keer hebben ze informatie nodig
over initiatieven die bewoners ondernemen en die bij de gemeente niet bekend zijn. De andere keer benaderen
mensen van de gemeente Makers en Doeners om ideeën of plannen van de gemeente voor de wijk te toetsen.
Dat leidt wel tot lastige situaties.
Marianne: “Het is fijn dat ze ons kennen en ons werk serieus nemen. Tegelijkertijd; als we als Makers en Doeners
plannen van de gemeente gaan toetsen dan nemen we het van de inwoners over en gedragen we ons als instituut.
Dat willen we allebei niet. Dat vraagt dan weer om creativiteit in de aanpak.
De insteek die we kiezen bij zulke vragen is kijken hoe we inwoners aan het woord kunnen brengen. Hoe we de
gemeente in contact kunnen brengen met een andere manier van werken, een andere aanpak bij het nemen van
initiatieven. Meer vanuit de leefwereld gedachte. Zonder systemen op voorhand. Zonder de inzet van de tussenhandel ook. Als dat lukt zetten we weer een stap in de goede richting.”
75
Wooninitiatieven
Leefgebieden
Wonen
Zorg en welzijn
Zelfregie en eigen kracht bij wonen met een beperking
Ad van den Brand is sinds 2001 betrokken bij het adviseren over en het opzetten van
kleinschalige wooninitiatieven voor mensen met een verstandelijke beperking en/of
een vorm van autisme. Tot eind 2011 als senior consulent van MEE Zuidoost Brabant
en vanaf 2012 als zelfstandig adviseur en coach. Ad van den Brand is nu oprichter en
eigenaar van Woonregie Consulting uit Boxtel.
Ad van den Brand
De thema’s zelfregie in wonen en zorg zijn de rode draden in de carrière van Ad.
Zijn roots liggen bij de zorg voor verstandelijk gehandicapten, waar hij ruim 12 jaar
werkzaam was als pedagogisch begeleider en coördinator. In een volgende periode
van ruim 12 jaar werkte Ad voor een woningcorporatie. Daar was een van zijn opdrachten het opzetten en realiseren van huisvesting voor bijzondere doelgroepen. Veelal mensen met één of meer beperkingen. Na zijn overstap
naar MEE Zuidoost Brabant realiseerde Ad met ouders en kun gehandicapte kinderen zo’n 25 kleinschalige wooninitiatieven. Sinds 2012 werkt Ad als zelfstandig adviseur en coach voor een aantal gerealiseerde projecten.
Hij geeft ook advies aan groepen medioren en senioren, woningcorporaties, gemeenten en zorgaanbieders op
het terrein van kleinschalige woonzorg projecten. Daarbij put hij uit zijn gecombineerde kennis en ervaring op het
terrein van bouwkunde, pedagogiek, maatschappelijk werk en strategisch zorgvastgoedbeheer, en brede netwerk
van contacten.
Waar ligt de koppeling tussen zelfregie en wonen?
Ad geeft aan dat wonen een van de basisvoorzieningen is voor iedereen. Ieder mens wil zijn eigen woonplek,
die naar zijn eigen smaak inrichten. Kunnen komen en gaan wanneer je zelf wilt. Dat geldt ook voor jonge mensen
met een beperking.
De praktijk leert dat het succes van zelfstandig wonen bepaald wordt door een tweetal factoren. Volgens Ad gaat
76
het met name om schaalgrootte en de biotoop. Beide licht hij nader toe.
Bij schaalgrootte gaat het in de praktijk vooral om kleinschaligheid. Je moet het individueel en samen kunnen
overzien. Elkaar regelmatig ontmoeten en leren kennen. De term biotoop verwijst naar zaken als inrichting van
de woonomgeving, vormgeving van voorzieningen, de mensen waar je samen mee woont in een kleinschalige voorziening. Sfeer, onderlinge verhoudingen, elkaar sociale veiligheid bieden. Een belangrijke factor voor de
kwaliteit van de biotoop is keuzevrijheid ten aanzien van wie, waar en onder welke voorwaarden mensen met een
beperking gaan samen wonen. Die keuzevrijheid is volgens Ad in de praktijk alleen te realiseren als de betrokkenen, ouders en toekomstige bewoner zelf het heft in handen nemen. De uitkomst van die regie in handen nemen
is dat ouders en hun kinderen samen en op eigen kracht een kleinschalige woonvoorziening realiseren die in alle
opzichten passende huisvesting en passende zorg oplevert.
Dat bieden zorginstellingen toch ook?
We vragen Ad waarom het nodig is dat ouders dit initiatief nemen. De praktijk is dat zo’n ouderinitiatief een hele
klus is. Ouders zijn er regelmatig 5 jaar of langer mee bezig van eerste idee tot realisatie. Waarom niet gewoon
samen met een zorgaanbieder in de buurt? Ad: “Vanuit de intramurale zorg is jarenlang goede zorg en ondersteuning
gegeven aan mensen met een beperking. De eigen regie van de cliënt en de inbreng van ouders en verwanten is de laatste jaren meer onder de aandacht gekomen binnen de intramurale zorg. Toch blijkt dat zaken als de grootschaligheid, en
de eisen die vanuit beheer en beheersing binnen een grote zorginstelling gelden het al snel moeilijk maken om maatwerk
te bieden. Om de vereiste biotoop echt op maat te ontwikkelen. Ook de juiste personele inzet vinden en behouden is in
een grote instelling lastig, zo is ons gebleken.”
Hoe is de ontwikkeling van deze initiatieven?
Kleinschalige particuliere wooninitiatieven praktiseren sinds de ’80-er en ’90-er jaren van de vorige eeuw het
principe van scheiden van wonen en zorg. Vooral in de pionierstijd was er veel weerstand van gevestigde zorgaanbieders die door het kleinschalige initiatief een terugloop van aanmeldingen ondervonden. Daarnaast werd
getwijfeld aan de kwaliteit en de continuïteit van de kleinschalige woonprojecten. Deze twijfel blijkt in de praktijk
geen stand te houden aldus Ad. De opmars van kleinschalige wooninitiatieven voor mensen met een beperking is
echter niet te stuiten, momenteel zijn er meer dan 400 particuliere wooninitiatieven in Nederland.
In Nederland is er inmiddels een goed georganiseerd landelijk netwerk (LSW) voor wooninitiatieven. Recent is het
LSW gefuseerd met Per Saldo, de landelijke vereniging van mensen met een persoonsgebonden budget. (zie ook
het interview met Aline Saers in deze publicatie). Er zit een forse overlap tussen mensen die gebruik maken van een
kleinschalig wooninitiatief en mensen die gebruik maken van een persoonsgebonden budget. Deze mensen, en
hun ondersteuning, zoeken op alle levensdomeinen de mogelijkheden om zoveel mogelijk regie te houden over
het eigen leven. En zo veel mogelijk deel te kunnen nemen aan het samenleven.
77
Waar krijgt zelfregie zijn betekenis in wooninitiatieven?
Tijdens het interview bevragen we Ad op hoe hij de koppeling ziet tussen zelfregie en eigen kracht en de wooninitiatieven waar hij bij betrokken is. Hierna volgt de samenvatting van zijn antwoord: “ Het kleinschalig particulier
wooninitiatief heeft zelfregie en eigen kracht als vertrekpunt”, zo betoogt Ad. Juist door consequent vanuit dit punt
te ontwikkelen draagt het wooninitiatief bij aan het maken van eigen keuzes. Ad illustreert dit aan de hand van
een voorbeeld. “Door zelf de huisvesting te ontwerpen en te realiseren zijn ouders en hun kinderen vrij in het kiezen van
een zorgaanbieder. De consequentie van deze werkwijze is dat ouders, initiatiefnemers en bewoners de positie van cliënt
verwisselen voor die van opdrachtgever. De afhankelijke positie van de cliënt wordt verruild voor de positie van inspraak,
zeggenschap, uiteindelijke beslisser. Dat is zelfregie en eigen kracht in de praktijk.”
Regelmatig is de geselecteerde zorgaanbieder een partij die vooral intramurale zorg levert. Dat leidt bij de start
van de dienstverlening regelmatig tot discussie en noodzakelijke aanpassingen. De kern hiervan is: Niet de zorgaanbieder maar de bewoners en hun ouders bepaalden de wijze van zorgen en wonen, de begeleiding is meer
ondersteunend aan het verwerkelijken van de eigen regie van de bewoners. Niet het systeem van de aanbieder is
bepalend maar de leefwereld, de biotoop van het wooninitiatief. En alle maatwerkkeuzes die daar gemaakt zijn.
Waaruit blijkt het succes van wooninitiatieven?
Ad; Er is veel meer vraaggestuurde zorg en begeleiding ontstaan. Die maakt het mogelijk dat er veel meer recht
wordt gedaan aan de behoefte van de individuele bewoner in zijn streven naar eigen regie. Zo blijkt uit onderzoek
dat de kwaliteit van de zorg binnen kleinschalige particuliere wooninitiatieven aanzienlijk hoger wordt gewaardeerd dan in vergelijkbare intramurale settingen. Dat komt ook omdat de ouders en verwanten rechtstreeks toezien op de geleverde zorg en ondersteuning en direct kunnen ingrijpen als dat noodzakelijk is. De cliënt de familie
zijn veel meer in control! De mogelijkheid om snel van zorgaanbieder te kunnen wisselen bij ontevredenheid geeft
ook ruimte en kracht bij de initiatiefnemer.
Zijn wooninitiatieven voor de financiers interessant?
Ad benoemt een aantal lijnen bij het beantwoorden van deze vraag. Allereerst komt een recent onderzoek aan de
orde. Dit onderzoek, uitgevoerd door EY in opdracht van MEE Zuidoost Brabant toont aan dat de totale kosten per
bewoner per jaar bij een kleinschalig particulier project ruim € 12.000,- lager liggen dan bij vergelijkbare intramurale voorzieningen. Zo wordt duidelijk dat het realiseren van eigen regie bij wonen en zorg ook economisch gezien
aantrekkelijk is. In het kader van de decentralisatie is dit en niet te verwaarlozen factor. Het blijkt namelijk dat met
minder middelen en meer zeggenschap van cliënten en hun systeem ook verantwoorde zorg en begeleiding prima
georganiseerd kan worden. Overheid en Gemeenten kunnen hierop inspelen via de WMO en de WLZ.
De aanpak van zelfregie en eigen kracht bij kleinschalige wooninitiatieven kan ook op het terrein van andere
leefdomeinen van nut zijn. Aldus Ad. Het uitgangspunt is beginnen bij de cliënt, het respecteren van zijn wensen
78
met betrekking tot eigen regie en het samen afspreken hoe de ondersteuning en begeleiding eruit moet zien.
Samen, op basis van zoveel mogelijk gelijkwaardigheid komen tot een plan van uitvoering. Hierdoor ontstaat een
meer bestendige relatie die recht doet aan zowel de hulpvrager als de hulpverlener. Eigen verantwoordelijkheid
van de cliënt is van groot belang, uitgaan van eigen kracht is ook: aangeven wat je zelf wel kan, wat je zelf wilt doen.
Ook al kan iemand anders dat sneller of efficiënter. Empowerment realiseer je niet door ongevraagd taken over te
nemen.
Staan gemeenten nu te springen om wooninitiatieven?
Dit lijkt te mooi om waar te zijn. Staan gemeenten nu in de rij om voor de nieuwe doelgroepen in de WMO en de
Jeugdwet kleinschalige wooninitiatieven te realiseren? Ad is daar nog niet heel zeker over. Zijn visie is als volgt.
“De hervorming van de AWBZ zal de ontwikkeling van wooninitiatieven zeker in een stroomversnelling brengen.
Deels komt dat door het doorvoeren van het scheiden van wonen en zorg. Dat raakt jongeren met een verstandelijke
beperking, maar ook ouderen en mensen met een psychiatrische beperking. De afscheiding van wonen van de zorg
brengt mensen terug in hun eigen woon- en leefomgeving en doet direct een beroep op verwanten en mantelzorgers.”
“Als je wooninitiatieven toetst aan de inhoudelijke doelstelling van de decentralisaties dan wordt je erg enthousiast”, geeft Ad aan. “Toch merken we op dit moment ook wel aarzeling of zelf een terughoudende opstelling. Zowel bij
gemeenten als bij woningcorporaties. De laatste zijn door structurele bezuinigingen vaak bezig met kerntaken discussies. Daarbij is een van de vragen of zorgvastgoed nog wel tot de kerntaak van de corporatie hoort. Een beetje een vreemde discussie natuurlijk, als de zorg juist het wonen afscheidt van de zorg. Maar het gesprek wordt wel gevoerd.”
Gemeenten zijn vaak wel enthousiast over de wooninitiatieven. Tegelijkertijd lijken gemeenten de condities voor een
goed persoonsgebonden budget te willen inperken in de WMO. Terwijl een pgb in combinatie met kleinschalig samen
wonen de sleutel tot het succes van een wooninitiatief is. Zowel op het punt van meer regie en eigen kracht, op het terrein
van minder zorg en meer maatwerk. En structureel lagere uitvoeringskosten. Ad is stellig: “Als de stof van de decentralisaties is neergedaald is de formule van kleinschalige wooninitiatieven voor veel partijen een aantrekkelijke oplossing.
Daarin liep dit fenomeen vooruit op de huidige wet en regelgeving.”
79
BUURbook
Leefgebieden
Wonen
Zorg en welzijn
Opeens verandert er iets in uw buurt waar u niets van wist?
Maarten van der Velde
Maarten van der Velde, oprichter van BUURbook, werd schriftelijk geïnformeerd over
de bouwplannen van een skatebaan naast zijn huis. Maarten, die zelf werkzaam was
als architect stedenbouwkundige, bekeek de plannen en beoordeelde de plannen als
“lelijk” en niet passend binnen zijn wijk. Als architect stedenbouwkundige was Maarten op de hoogte van andere mogelijkheden voor het realiseren van een skatebaan.
Als actieve inwoner zocht Maarten overleg met de gemeente. Hij legde zijn ontwerp
voor, een mooi ontwerp én de helft goedkoper!
Helaas lagen de gemeentelijke plannen vast en werd hij niet serieus genomen. Dit frustreerde hem.
In deze zelfde periode kreeg Maarten als architect de opdracht een integrale visie te ontwikkelen voor een wijk in
Noordwijk. Terwijl hij hieraan werkte vroeg hij zich af “wat vinden de bewoners van de ontwikkelingen binnen hun
wijk?”, “Hoort de opvatting van de inwoners niet bij een integrale visie?” Het voelde bij hem niet goed om zonder
betrokkenheid van de wijkbewoners een visie te ontwikkelen. Meerwaarde creëer je volgens Maarten juist door
de burgers te betrekken bij de plannen voor hun wijk. Deze twee gebeurtenissen waren voor Maarten aanleiding
voor het oprichten van BUURbook.
BUURbook is een onafhankelijk internetplatform waarmee bewoners en kleine ondernemers meer invloed krijgen
op hun buurt door slim gebruik te maken van de kracht van sociale media. Ook kunnen professionele partijen in
een vroeg stadium hun ideeën kenbaar maken om te ontdekken wat bewoners er van vinden. Zo kan van begin af
aan gezamenlijk opgetrokken worden bij de uitvoering van nieuwe ideeën en projecten.
BUURbook maakt het bewoners gemakkelijk op de hoogte te blijven van plannen en initiatieven in de buurt.
Nieuwe plannen verschijnen op een kaart en er kan naar wens een email alert worden ingesteld. Zo is het eenvou-
80
dig op de hoogte te blijven van veranderingen in je buurt, hierop te reageren of hierover te discussiëren. Ook wordt
het met BUURbook gemakkelijk om zelf een initiatief te nemen en je met je buurtgenoten te organiseren. Zo stimuleert BUURbook zelforganisatie onder bewoners én wordt het duidelijk wat het draagvlak is voor een initiatief.
Omdat op BUURbook transparant zichtbaar is wat bewoners wensen en vinden en omdat bewoners met elkaar
in discussie gaan wordt geleidelijk duidelijk wat de gemeenschappelijke vraag is in een buurt. Professionals kunnen hun plannen hierop afstemmen of aanpassen of met alternatieven komen en deelnemen aan discussies.
Zo ontstaat als het ware een marktplaats voor vraag en aanbod in gebiedsontwikkeling. BUURbook zorgt er voor
dat het aanbod van professionals beter aansluit bij de werkelijke vraag uit de buurt.
Juist omdat de ideale leefomgeving voor iedereen anders is, is het voor bewoners belangrijk dat zij hier invloed op
kunnen uitoefenen. Meer invloed op je leefomgeving vergroot het gevoel van leefbaarheid. BUURbook zorgt er zo
voor dat mensen meer betrokken zijn bij hun omgeving én elkaar beter leren kennen.
BUURbook maakt op een makkelijke manier mogelijk dat mensen reageren en meedenken op plannen uit de
gemeente. Maarten benadrukt dat positieve energie belangrijk is!
Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt: Niet redden, maar helpen! Nooit het probleem van de ander overnemen.
Dan vergroot je de zelfredzaamheid niet, maar hou je een systeem in stand dat je juist wilt ombuigen. Het beoogde
effect van helpen is dat je jezelf overbodig maakt. Als dat gelukt is moet je ook weer doorstappen, iets anders gaan
doen.
Na de oprichting van BUURbook in 2007 ontstaat al snel de verbinding met werk, zorg en economie. Het hangt
allemaal sterk met elkaar samen. Je moet jezelf volgens Maarten niet te beperken tot 1 beleidsveld. De vraag of
wens van een inwoner is geen koker, het is een cirkel. Juist door de verbinding te zoeken en niet in hokjes te denken is de kans op win-win situaties groot. Verbinding is van belang om te groeien naar een ‘smart city’, naar meer
efficiency en sociaal en economisch rijker te worden.
Kansen liggen om de hoek, alleen weet je het vaak niet.
BUURbook vraagt vooral een andere manier van werken van professionals, tegelijkertijd is het belangrijk dat
ook burgers anders leren communiceren. Een positieve manier van ideeën en voorstellen delen. Opbouwend,
toekomstgericht en samen. Dit is een proces. Voor gemeenten is het spannend als het inwoners echt lukt om op
deze manier te werken. Bij succesvolle bottom up initiatieven is de gemeente vaak bang de regie te verliezen.
81
Angst en korte termijn oriëntatie zijn de twee meest belemmerende factoren op weg naar een optimale samenwerking.
BUURbook steekt in op de vraag en brengt geen dwingende structuur aan. Regels belemmeren en staan in de weg,
anderzijds geeft Maarten aan dat je wel degelijk wetten nodig hebt. Onderling vertrouwen is van belang om een
brug te kunnen slaan. Belangrijk is dat mensen het gevoel krijgen dat er serieus naar ze geluisterd wordt. Transparantie en integriteit is hierbij van groot belang. Het vertrouwen moet groeien.
Voor de toekomst van inwoners samen, en voor het benutten van BUURbook noemt Maarten het een uitdaging
om manieren te ontwikkelen waarmee je rode draden, patronen kunt onderkennen in de veelheid van bijdragen
van inwoners. Het belang hiervan is dat beter, sneller inzicht ontstaat in de gemeenschappelijke vraag die mensen
in een wijk, dorp of stad bezig houdt. Dat is de innovatievraag voor de komende jaren. Hoe analyseren we de big
data uit de wijk?
BUURbook bestaat inmiddels 1 jaar en heeft zich het afgelopen jaar met name gericht op ruimtelijke vraagstukken.
BUURbook is volop in ontwikkeling. De categorie zorg is onlangs toegevoegd en daarnaast benut BUURbook een
ontvangen financiering voor verbeteringen in de website.
BUURbook kan in de toekomst een toegevoegde waarde hebben voor het zorg domein. Kennis uitwisseling
professionals en matching zorgvraag en aanbod. Samenwerken en mantelzorg wordt mogelijk, waardoor een
lagere zorgvraag kan ontstaan. Voor de korte termijn wordt BUURbook doorontwikkeld tot een portal.
Waarop informatie over en voor de wijk, afkomstig van andere websites, wordt geïntegreerd in BUURbook. Als die
ontwikkeling doorzet gaan zorg- en hulpvragen uiteindelijk mee in deze ontwikkeling.
82
Wijkcentrum ONS
Leefgebieden
Wonen
Zorg en welzijn
AlleeWonen is een wooncorporatie in Breda en Roosendaal. Samen met bewoners en
partners werkt AlleeWonen aan wonen en wijken. De corporatie geeft extra aandacht
aan wijken die dat nodig hebben en aan meer kwetsbare doelgroepen. Op de website
van AlleeWonen lezen we: “We zorgen, met onze partners, medewerkers en bewoners,
voor een schone, hele en veilige woning en woonomgeving. Een omgeving waar ruimte is
voor ontmoeting en ontwikkeling.”
Monique van Winkel (l)
en Mariëlle de Groot
We spreken met Mariëlle de Groot, adviseur Markt en Innovatie bij AlleeWonen,
en Monique van Winkel, projectleider bij AlleeWonen. De bespreking vindt plaats in
het wijkcentrum ONS, in de Wijk Geeren-Zuid in Breda. Vertrekpunt van het gesprek is
de ontwikkeling van deze wijk, Geeren Zuid, sinds 2007-2008. Zoals al gezegd een arme wijk, waarvoor onder de
toenmalige minister Vogelaar een plan is gemaakt om uit te groeien tot een prachtwijk. Een deel van de plannen
is uitgevoerd. Niet alles, de uitvoering is doorkruist door de crisis. Ook de beoogde nieuwbouw van een MFA is
gesneuveld. Achteraf is dat een geluk bij een ongeluk.
Sinds de crisis is er gekozen voor een nieuwe aanpak. Daarin stond en staat de sociaal economische aanpak
centraal. Direct in het verlengde daarvan is de keuze gemaakt om de inwoners van de wijk direct bij de aanpak te
betrekken. Argumenten daarvoor zijn:
- De noodzaak om aan participatie te werken
- Groepen die onderling veel contact hebben, maar over de grenzen van hun eigen groep heen nauwelijks contact hebben
- Hoge werkloosheid
- Vrouwen vaak achter de voordeur
- Programma om jeugdwerkloosheid te bestrijden
83
- Schoon, heel en veilig als basis; een basis die we samen realiseren
- Doorbreken van de harde sfeer tussen groepen onderling; dat vraagt vanaf de basisschool aandacht
De aanpak levert diverse initiatieven op. Zo kennen we inmiddels een vrouwenstudio, wordt er actief aan taal
gewerkt en leren inwoners uit de wijk fietsen. Bewoners worden daarmee een stuk mobieler.
“Voor alle initiatieven geldt: uitgangpunt is zelfregie. Wil je iets, dan neem je initiatief. Ondersteuning is mogelijk, overnemen niet.”
Grote broers en grote zussen
De veiligheid en de voorbeeldfunctie in de wijk zijn aangepakt via het project van Grote Broers en Grote Zussen.
Zij geven nu het voorbeeld. Zijn het rolmodel in de wijk. In de praktijk zijn het zelf uitvallers, vastlopers die een
nieuwe weg zijn ingeslagen. De Grote Broers en Grote Zussen volgen een traject bij KICK en manifesteren zich nu
positief in de wijk. Aan hun inzet in het project koppelen de betrokken organisaties weer stages en diploma’s op
LBO en MBO niveau. Alles wordt ingezet op zelfregie, perspectief maken en win-win situaties creëren.
Samen met het Start college van het ROC in Breda, met netwerken in de wijk, en diverse partijen zoals Stichting
KICK, de club Voorwaarts worden allerlei verbindingen gelegd in de wijk. Naar stageplekken, leerwerkplekken en
banen bij bedrijven in de buurt. Start college; ROC, netwerken in de wijk, Stichting KICK, club Voorwaarts, maatwerk. Verbindingen met stages bij bedrijven in de buurt.
Ook het buurthuis ONS past in deze aanpak. De nieuwbouw is er niet gekomen. De betrokken organisaties in de
wijk hebben het bestaande buurthuis gekocht en herontwikkeld met alle stakeholders uit de wijk. Met een architect uit de buurt is er aansluitend snel verbouwd. Vanaf de start wordt er geëxperimenteerd met exploitatie en
beheer van het buurtcentrum door de deelnemers. Dat ging en gaat goed. Deze werkwijze biedt veel rijke leerervaringen. De hele locatie, alle catering, verhuur, schoonmaak wordt gerund door een ondernemerscoöperatie.
De coöperatie van ondernemers
De coöperatie van ondernemers is een bewoners coöperatief. Alle deelnemers zijn afkomstig uit de wijk. Van de
gemeente hebben ze toestemming gekregen om in te stappen met behoud van uitkering. Het coöperatief heeft
op dit moment dertien leden. Twaalf leden werken minimaal 16 uur per maand in hun bedrijf. Het dertiende lid
werkt vrijwel full time. Het buurtcentrum draait goed. In het weekeinde is er veel belangstelling voor de zalen en
accommodaties. Voor de leden van de coöperatie is het dan hard werken. Vroeg uit bed, aan de schoonmaak, de
zalen klaarzetten voor de volgende groepen. Ook de horeca en het restaurant vragen veel aandacht.
84
Ze kunnen sparen binnen de coöperatie voor hun eigen opleiding. Een van de volgende ambities is dat leden van
de coöperatie ook vanuit hun werk en omzet kunnen sparen voor vervanging van huishoudelijke apparaten in de
gezinssituatie. Daar is van de sociale dienst nog geen toestemming voor. De deelnemers in de coöperatie zitten
vaak al langere tijd in de bijstand. Sommigen al tien tot vijftien jaar.
De coöperatie streeft naar verbreding van haar activiteiten. Zo zijn ze nu bezig met een kleding atelier. Een leuk
voorbeeld is dat zij gebruikte trouwjurken in de verhuur hebben. Zo kan iedere bruid er mooi uit zien. Het concept
van de coöperatie slaat aan in Breda. De stadslandbouw wordt ook een coöperatief. Net als de nieuwe aanpak van
de witte werkster.
Zelfregie en crowdfunding
Een van de experimenten uit Geeren-Zuid is werken met crowdfunding. Het verwerven van financiën door breed
in het veld financiële steun te vragen. Bij burgers en bij instanties. Dat is goed gelukt. De afgelopen jaren is door
ONS meer dan 5 ton via crowdfunding verworven. Het verhaal van ONS slaat aan en leidt tot bijdragen van onder
andere Wonen Breburg, ESF, oranjefonds, de provincie en het ROC. Particulieren en bedrijven bieden hun capaciteit
in nature aan. Ze komen gratis meewerken of een klus opknappen. Dat stimuleert enorm.
Mariëlle en Monique benoemen wat de kern is van zelfregie binnen AlleeWonen”
- Herken en pak de energie die er is bij mensen en geef die ruimte
- Ondersteun op maat; begin waar zij beginnen
- Loslaten; het is niet ons initiatief. Geef ruimte en vertrouwen en doe dit consequent
- Durf experimenten in te zetten
- Stap uit je beleidsrol; het lukt alleen als je als mens aan tafel zit
- Durf vertizontaal te schakelen; probeer de gemeente daarin ook mee te nemen
Meer weten over ONS in Geeren Zuid? Neem dan een kijkje op de website: www.onsingeerenzuid.nl
Sinds kort zijn Mariëlle en Monique de oprichters van Stock5; een klein coöperatief dat gespecialiseerd is in het opzetten van coöperatieve bewonersbedrijven en herontwikkelen van bestaand (publiek) vastgoed. Daarnaast doet
Stock5 aan fondsenwerving en crowdfunding, sociaal marktonderzoek en conceptontwikkeling.
85
Sité Wonen
Leefgebieden
Wonen
Zorg en welzijn
Na een aantal jaren voor Sité Woondiensten te hebben gewerkt als manager Wonen
is Hans nu verantwoordelijk voor het programma management van de wijkaanpak.
Tevens geeft hij invulling aan het projectbureau van het Naoberfonds. Tijdens het
interview onderzoeken we hoe Sité Wonen en de regio invulling geven aan zelfregie
en eigen kracht.
Site, de wijkaanpak en het naoberfonds
Al in het begin van het interview maakt Hans de koppeling tussen de keuze voor de
wijkaanpak en zelfregie en eigen kracht. Hans geeft aan dat de stad Doetinchem in
de achterhoek koploper is bij het invoeren van de wijkaanpak. De gemeente heeft de
filosofie van Jos van der Lans geadopteerd. En kiest nadrukkelijk voor een proactieve aanpak. In termen van Jos
van der Lans: er op af!
Waarom is men in Doetinchem met de wijkaanpak begonnen? Hans geeft een tweetal argumenten voor deze
keuze. Allereerst is er sprake van ontevredenheid over de prestatie van het welzijnswerk en de klassieke manier van
werken in de wijk. Hans noemt onder andere het gebrek aan coördinatie rond multiprobleem gezinnen. Ook hier
is sprake van 16 hulpverleners op één gezin zonder dat iemand de coördinatie pakt.
Als tweede argument voor de invoering van een nieuwe manier van wijkwerk noemt Hans de noodzaak om te
bezuinigen. Er is gewoon minder geld beschikbaar. Dat maakt andere aanpakken noodzakelijk. Die constatering
past volgens Hans ook bij de omslag die plaats vindt van de verzorgingsstaat naar de participatiestaat. In die
omslag is het noodzakelijk dat burgers meer zelf gaan doen.
Hans van Es
Hoe pakken jullie het aan in deze regio?
Uit de toelichting van Hans komt naar voren dat de gemeente Doetinchem, het stadsbestuur, krachtig de leiding
heeft genomen bij het ontwikkelen van de wijkaanpak nieuwe stijl. In die nieuwe aanpak nemen begrippen als
86
zelfredzaamheid en eigen kracht een belangrijke plaats in. Vanaf de start zijn professionele organisaties, die werkzaam
zijn in Doetinchem, betrokken bij de ontwikkeling en de uitwerking van het dit initiatief. De planontwikkeling en de
besluitvorming zijn in vrij korte tijd doorlopen.
Vervolgens wordt de aanpak neergezet in de stad. Dat gaat niet vanzelf, zo blijkt. Het wordt door de burgers niet
of onvoldoende opgepakt. Die aansluiting maken kost tijd. Er is, zo begin 2014, echt sprake van een stiltemoment.
Hans: “dat voelt echt als een dip in het proces. Een stiltemoment.” Het gevolg is dat de processen niet meer synchroon
lopen. De financiële maatregelen, de bezuinigingen, worden wel doorgevoerd. De acties die van burgers verwacht
worden komen niet of onvoldoende op gang. En dan loop je het risico dat er gaten vallen.
Het Naoberfonds
Een van de maatregelen die de gemeente Doetinchem en de professionele organisaties met elkaar hebben getroffen
is het oprichten van het Naoberfonds. In April 2013 heeft de gemeenteraad Doetinchem unaniem ingestemd met
de oprichting van het Naoberfonds en het beheer daarvan neer te leggen bij Stichting de Doetinchemse Uitdaging.
Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 heeft de raad besloten uitvoering te geven aan het concept “civility, Work,
care (cWc)”, oftewel burgerschap, werk en zorg. Het uitgangspunt van het cWc is ‘burgers zelf weer meer te betrekken
in hun leefomgeving in de ruimste zin van het woord’ In dit fonds zijn gelden ondergebracht waar burgers met een
project of initiatief een beroep op kunnen doen. Het idee achter het fonds is dat burgers op deze wijze, met financiële
ondersteuning, initiatieven kunnen ontwikkelen waarmee taken van de gemeente en professionele organisaties door
burgers zelf kunnen worden opgepakt. Burgers, en particuliere instanties, weten de weg naar het Naoberfonds goed te
vinden. Wat daarbij opvalt is dat veel aanvragen gedaan worden door kerkgenootschappen. Groepen met een duidelijke
religieuze identiteit. Hans koppelt aan deze constatering de conclusie dat door het terugtreden van de lokale overheid
de oude sociale structuren vanuit de kerk weer op komen. Weer initiatief gaan nemen. Het tempo van bezuinigen ligt
best hoog. En kerken zijn heel actief om met nieuwe initiatieven het gat dat ontstaat te dichten.
Congruentie
Tijdens het interview spreken we kort over de spanning die zichtbaar wordt. Aan de ene kant zet de gemeente
met professionele organisaties in op meer eigen kracht, meer zelfredzaamheid. En wordt van de burgers gevraagd
om taken over te nemen, en nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Aan de andere kant worden burgers nergens
bij betrokken. Bij het hele traject tot en met de besluitvorming staan ze buiten spel. Anders dan via de gekozen
gemeenteraad hebben zij geen invloed. Ook plannen op het gebied van stadstuinen en pluktuinen zijn op zich
aansprekend. Maar nergens blijkt uit dat burgers het opzetten van deze tuinen als eerste initiatief zien in een tijd
van structurele bezuinigingen in wijk en welzijnswerk. De indruk die ontstaat is: de professionals bepalen wat er
moet gebeuren. En van burgers wordt verwacht dat ze het loyaal uitvoeren. Hans: “We herkennen de spanning die
hier in zit. Hebben dit ook zelf onderkend. Daarom zijn we nu ook aan het werk om de aanpak aan te passen.”
87
Waar zit de doorbraak, waar ben je enthousiast over?
Hans: ” Burgers, onze huurders, hebben het druk, ze werken,hebben gezinnen en kinderen vragen aandacht. Veel mensen doen al een vorm van vrijwilligerswerk. Een andere groep heeft zijn handen vol aan zijn eigen problemen
en heeft gewoon geen ruimte om er iets bij te doen.”
Hans geeft aan dat bovengenoemde constateringen voor Sité als woningcorporatie reden is geweest om de oude participatievormen overboord
te zetten. Dat is te veel praten over en te weinig samen concreet aan de
slag. Er is lang gewerkt het klankbordgroepen vanuit de wijk. Daarmee
loop je het risico dat je een soort wijkgemeenteraad wordt of dat zo’n
groep zich als raad van toezicht van de wijk gaat gedragen. We zetten nu al enige tijd in nieuwe werkvormen.
Deze hebben als kenmerk dat het gaat om kortstondige aanpakken en praktische afspraken. Voor Sité is participatie steeds meer samen doen! Sité maakt daarbij ook gebruik van innovaties die via Platform 31, het innovatieplatform voor de volkshuisvesting, worden ontwikkeld.
Voorbeelden van nieuwe werkvormen die we introduceren zijn het organiseren van kampvuur overleggen en het
werken met klantenpanels. Hans:”onze keuze is duidelijk. We willen geen belangenbehartiging via de participatie.
Om die reden hebben het participatieproces binnenste buiten gekeerd. We hebben nu rechtstreeks contact met burgers.
We zijn nu ook veel directer in onze afwegingen. Voorbeelden? Als huurders ergens nee tegen zeggen stoppen we er direct
mee. Nee zeggen, ergens mee stoppen.”
Hoe ziet jullie aanpak er in de praktijk uit?
We verkennen een aantal lijnen waarlangs binnen Sité wordt gewerkt.
Hans onderscheidt een individuele, een collectieve en een economische
lijn. Alle drie komen ze hieronder kort aan bod.
De individuele lijn richt zich op afzonderlijke huurders. Als we vanuit Sité
bij een van onze huurders op bezoek gaan omdat daar aanleiding toe is,
dan nemen bij zo’n gesprek achter de voordeur alle problematiek die in
beeld komt mee. Dan zetten we in op een integrale aanpak.
De collectieve lijn leidt tot een verschuiving van de opdracht van de wijkregisseur. Vroeger was die regisseur verantwoordelijk voor het maken
van de jaarplanning voor het wijknetwerk. Die werkwijze had een sterk
aanbod karakter, een push dynamiek. Daar zijn we mee gestopt. De lijnen zijn duidelijk; Als er één vraag is pakken
we die collectief op. Is er geen vraag, dan is ook geen aanbod en geen plan. Geld voor “leuk en lollig” is er niet
88
meer. Het gaat echt om zaken die er toe doen. We focussen ook nadrukkelijk op bewoners met problemen helpen.
Dan schakelt het terug naar de individuele lijn.
De economische lijn
Werk en participatie zijn ook voor huurders van Sité belangrijk. Er liggen allerlei mogelijkheden in de publieke
ruimte om daar samen aan te werken. De opkomst van social return of investment biedt ook voor ons als corporatie
volop mogelijkheden. Als wij van al onze opdrachtnemers vragen om 5% van de omzet die zij via ons krijgen om
te zetten in werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dan ontstaat er best volume. Zeker als andere
maatschappelijke organisaties en de gemeente dat ook doen. Deze aanpak wordt op dit moment in Doetinchem
verder uitgewerkt. Inmiddels zijn er 5 projectplannen op deze manier opgezet. Dat doen we in partnership met
Wedeo, het Graafschapscollege, Bouwmensen Gelderland, de afdeling Werk & inkomen. Het regiobureau Achterhoek en het Opleidingsbedrijf Doetinchem voor de bouw en de stukadoors.
Wijkbedrijven en bewonersinitiatieven
In Doetinchem is een wijkbedrijf; dat is gelieerd aan het openbare werken van de gemeente. Gaat om beheer van
de openbare ruimte. Dat wijkbedrijf moest fors in budget terug. Dan ontstaan er nieuwe initiatieven. Ideeën om
een wijkbedrijf aanzetten tegen het bureau handhaving. En daarbij een koppeling te maken met bewonersinitiatieven. De gedachte is dat we op die manier voldoende kwaliteit behouden bij oplopende bezuinigingen. Dat zijn
leuke en nieuwe initiatieven. Aldus Hans.
Stadsbedrijf Doetinchem
Het Stadsbedrijf is ook zo’n voorbeeld. De inzet is dat dit bedrijf op afstand komt te staan van de gemeente.
Het wordt een sociale onderneming. Activiteiten die in dit stadsbedrijf worden ontwikkeld zijn: Het creëren van
een kringloop van voedsel en groenten; het opzetten en exploiteren van stadstuinen op pauzelandschappen.
Stukken grond die tijdelijk niet gebruikt of bebouwd worden, en het inzetten van mensen met een beperking
inzetten op activiteiten in de openbare ruimte.
Dynamiek in de kleine kernen
Hans wijst op de eigen dynamiek in de kleine kernen rond Doetinchem. Wat opvalt is dat In deze kleine kernen de
dorpsraden zich sterk ontwikkelen. Gaanderen en Wehl zijn daar een voorbeeld van. Zij nemen het initiatief om
hun eigen dorpsvisie te ontwikkelen. Dat loopt goed. Er lijkt ook meer sociale samenhang te zitten in de kleine
kernen. Soms helpt het Calimero effect hen ook. “We zijn klein en we moeten ons best doen om gehoord te
worden. “ Dat besef maakt dat er vanuit de kleine kernen nadrukkelijk aan de weg wordt getimmerd.
89
Eigen initiatieven van burgers
Er ontstaan ook nieuwe initiatieven die door individuele burgers worden opgezet. Een voorbeeld is De Villa Eigen
bedreivigheid. Mevrouw Iens Puls is de initiatief nemer. Inmiddels is Hans als bestuurslid ook betrokken bij de Villa.
Iens Puls is begonnen met de opvang van allerlei mensen die op veel plekken niet welkom zijn, voor wie participeren moeilijk is. Bij de Villa Eigen Bedreivigheid mag iedereen binnen lopen. Daar kan iedere bezoeker zijn eigen
ding doen. alleen of samen met anderen.
Een ander voorbeeld is Mijn school; gelieerd aan het Graafschapcollege. Bij mijn school wordt onderwijs ontwikkelt
voor drop outs uit het onderwijs systeem. Scholing voor drop outs. Het onderwijs wordt aangepast op wie ze zijn,
op wat ze wel kunnen. Op de manier waarop zij wel kunnen en willen leren. Dat resulteert in een uniek scholingsaanbod.
Op een kleinere schaal zijn er nog meer voorbeelden van initiatieven van burgers in de wijk. Om een paar voorbeelden te noemen: Een mevrouw die op eigen initiatief mensen taxiet in de wijk. Er is een speeltuin vereniging die al
heel lang bestaat en die zelfstandig opereert samen met een actieve wijkvereniging.
De mini mannen markt in Doetinchem is ook het vermelden waard. Een inwoner uit Doetinchem kreeg hartproblemen en kwam thuis te zitten. Vanuit zijn christelijke levensovertuiging wilde hij van betekenis zijn voor andere
mensen. Daarom begon hi met het verzamelen van levensmiddelen die bijna over de houdbaarheidsdatum zijn.
Hij krijgt ze gratis of met korting. En biedt deze producten vervolgens te koop aan voor mensen met een kleine
beurs. In zijn winkel, de mini mannen markt combineert hij het aanbod van levensmiddelen met kringloop activiteiten. Inmiddels werken er 30 mensen met allerlei vormen van dagbesteding. En 200 mensen in de stad hebben
een pasje om daar goedkoop boodschappen ter doen. Feitelijk fungeert het als een voorliggende voorziening voor
de voedselbank.
Positioneren van een woningcorporatie
In alle ontwikkelingen hierboven baant Sité haar eigen koers. Er is een noodzaak om terug te trekken op de eigen
kerntaak. Er wordt op een zakelijk pragmatische manier versoberd. Duidelijk is dat er minder zekerheden zijn.
Voor burgers, maar ook voor medewerkers van een woningcorporatie. Dat geeft een andere energie. De opdracht
voor de komende tijd is om vanuit de kerntaak te komen tot praktische, concrete aanpakken en oplossingen.
Nieuwe antwoorden op de hoe vraag. Samen met huurders, burgers. In het verlengde daarvan is het ook van
belang om te kijken naar de partners met wie je samen werkt. Wie zit er op de zelfde golflengte? Kunnen we samen
meer voor burgers betekenen, ook in tijden van soberheid? Het is een boeiende tijd. Er worden echt nieuwe wegen
gebaand.
90
ZINZIZ
Leefgebieden
Werken en leren
werken
“Het is geen trucje, maar een way of life”
Femke Bennenbroek
ZINZIZ draagt graag een steentje bij aan een effectievere uitvoering van de sociale
zekerheid. Optimale participatie van zoveel mogelijk mensen is daarbij het einddoel.
We spreken Dr. Femke Bennenbroek in het nieuwe kantoor van ZINZIZ waarvan zij
medeoprichter en directeur is. Daarvoor werkte Femke als directeur bij Dariuz en als
onderzoeker en adviseur bij TNO Arbeid.
ZINZIZ wil de eigen kracht van mensen versterken. Deze visie is duidelijk een onderdeel van de bedrijfsvoering van de organisatie. Zelfsturend vermogen van mensen is
het doel waar naar toe wordt gewerkt. Hierbij is van belang:
- Toonzetting richting de cliënt
- Vertrouwen/wantrouwen
- Eigen kracht betekent niet “zoek het maar uit”
Mensen worden in hun kracht gezet door concrete handvatten te bieden. Professionals worden gestimuleerd op
een andere manier te denken over hun doelgroep, “het kwartje laten vallen”.
Veel organisaties zijn duidelijk nog niet zo ver volgens Femke Bennenbroek. Financiële motieven kunnen een rol
spelen of mensen denken dat deze “nieuwe” denkwijze tijd en geld kost. Daarnaast zien veel sociale werkvoorzieningen mensen nog als cliënten. Ook wordt “eigen kracht” gezien als soft gedoe. Mensen moeten gewoon aan het werk!
ZINZIZ probeert organisaties de meerwaarde te laten zien van het versterken van eigen kracht. Het is echt een
misvatting dat cliënten in hun kracht zetten en eigen kracht versterken tijd kost zegt Femke. Het is een hardnekkig
systeem, waarbij de verbinding tussen het doel en het middel kwijt is.
91
Femke: “Organisaties moeten bereid zijn de consequenties door te voeren”
Professionals moeten ook de ruimte krijgen om zelfsturend te zijn. Management moet daarop aansturen.
Deze werkwijze werkt namelijk niet als de organisatie volledig hiërarchisch ingericht is. Daarnaast moeten
medewerkers fouten kunnen maken. Het vraagt echt op een paradigma shift. De organisatie moet de medewerkers
faciliteren. Probleem is dat organisatie niet de middelen hiervoor hebben i.v.m. de bezuinigingen. Professionals
moeten proberen cliënten mee te nemen in hun denkproces. Een coach laat de ander werken. We moeten niet
meer voor de cliënt denken. Prikkelende vragen zijn:
“Waarom vraag je het niet aan de cliënt als je er zelf niet meer uitkomt?”
“Wat probeer je precies te bereiken, wat is je doel?”
De focus moet liggen op gedragsverandering, dat is je doel en niet die cliënt uit de uitkering helpen.
Mensen moeten leren op een andere manier te denken over obstakels. Professionals moeten hier vaak nog aan
wennen. Ze moeten een ander het werk laten doen en hebben dan het idee dat ze overbodig zijn. Cliënten moeten
gestimuleerd worden om actief te gaan leren. Zelf oplossingen vinden en antwoorden zoeken op vragen die je
hebt. Het is jouw vraag, dus jouw verantwoordelijkheid om een antwoord te vinden. Je bent als professional ook
niet perfect. Je moet de afstand verkleinen tussen jou en de cliënt.
Femke: “Het zorgt er regelmatig voor dat professionals hun werk weer leuk gaan vinden. Mensen zijn dit werk niet gaan
doen omdat ze politieagent willen spelen.”
92
Prins heerlijk
Leefgebieden
Leren en werken
Wonen
Ella Buijze is sociaal ondernemer. Zij is oprichter en directeur van Prins Heerlijk en de
Stichting Buitengewoon Leren en Werken in Tilburg.
In overleg met Ella Buijze is hieronder de tekst opgenomen van een recent
interview met haar. De tekst is van journalist Michiel Zonneveld.
Het begon allemaal toen de pleegzoon van Ella Buijze zich een keer liet ontvallen in
de horeca te willen werken. Ze realiseerde zich meteen dat er voor hun toen 12-jarige
Ella Buijze
zoon niet zo makkelijk een geschikte opleiding en werkplek gevonden zou kunnen
worden. Hij heeft namelijk veel moeite met leren. Maar sociaal en behulpzaam is hij
wel en weet altijd wat je moet doen en zeggen om een ander op het gemak te stellen.
Hij is eigenlijk precies het soort ober dat je graag aan tafel wilt hebben. De wens van haar zoon was de aanleiding
om haar goed lopende trainings- en coachings-bedrijf vaarwel te zeggen en zelf een werk- en opleidingsbedrijf
voor kinderen als haar pleegzoon op te zetten. Het bleek een schot in de roos. In een paar jaar tijd groeide het
initiatief uit tot een instituut in Tilburg en omgeving. Het begon in 2008 met het lunchcafé Prins Heerlijk Eten &
Drinken, waar jongeren met leerproblemen, waardoor ze in het regulier onderwijs buiten de boot vallen, begeleid
konden leren en werken. Wat volgde was een steeds beter samenwerking met het beroepsonderwijs, het openen van een kaas & delicatessenwinkel (in combinatie met de ontwikkeling van en MBO-opleiding detailhandel),
het openen van ‘Leescafé De Kleine Prins’, lunchrestaurant en vergaderlocatie Villa Royal en steeds meer cateringactiviteiten. Daarnaast is gestart met ontwikkelingsgerichte woonbegeleiding voor jongeren die bij Prins Heerlijk
leren en werken en heeft HKM koningin Máxima op 18 maart 2014 de Prins Heerlijk winkel geopend in Servicecentrum Het Laar. Prins Heerlijk heeft drie leslocaties, waar jongeren speciaal MBO onderwijs volgen, in de Horeca, de
detailhandel of de zorg.
93
Op het eerste gezicht leek de toekomst van haar zoon verzekerd. Hij zou zich kunnen voegen bij al die jongeren
die inmiddels dankzij de Stichting Buitengewoon leren en werken – Prins Heerlijk een diploma haalden en werk
vonden. Maar het liep toch wat anders. “Onze zoon is nu 21 jaar en in de tussenliggende heeft hij een beter idee
gekregen wat hij wil. Na een stage in een zorgcentrum kwam hij tot de conclusie dat de horeca geweldig was, maar
dat hij nóg liever in de ouderenzorg wilde werken.” Een andere ouder zou daar wellicht moedeloos van worden.
Ella Buijze niet: “Ik zag meteen mogelijkheden. Want jongeren als mijn zoon passen inderdaad uitstekend in de
ouderenzorg.”
Samenwerking met ouderenzorg
Prins Heerlijk zocht vervolgens contact met de instellingen die in de omgeving van Tilburg verantwoordelijk zijn
voor de ouderenzorg. Buijze: “Want je kan wel zelf een restaurant beginnen, maar niet een verzorgingstehuis voor
ouderen.” De kunst was om binnen de ouderenzorg een aantal voortrekkers te vinden. Die vond ze in Marion van
Beurden, locatiemanager van Zandley, van de Stichting Schakelring, Ingrid van Huijkelom, directeur-bestuurder
van Servicecentrum Het Laar en Kees Theeuwes, directeur van woonzorgcentra Padua, Bijsterstede en Den Herdgang van De Wever. “Er was in de sector veel sympathie van het project. Maar je hebt in het begin altijd mensen
nodig met wie je aan de slag gaat,” vertelt Ella Buijze.
Ingrid Huijkelom vertelt dat ze, net als haar twee collega’s, meteen overtuigd was van het belang van het project.
“Ik herinner me nog goed dat ik haar voor het eerst zag. We hadden hier een bijeenkomst waar Ella en haar jongeren de catering verzorgden en zij in een korte toespraak over haar initiatief vertelde. Ik was niet alleen getroffen
door de persoonlijke betrokkenheid van Ella, maar had al meteen het gevoel dat dit een groep is waar de zorg iets
mee moet. Je denkt bij die jongeren toch al snel: wat als het mijn kind zou zijn? Dan wil je toch dat ze een diploma
halen en leuk werk vinden? Maar als werkgever vind ik ook dat ze ons iets te bieden hebben. Dat merk je meteen
als je ze ontmoet. Ik zit bij sollicitatiegesprekken van de jongeren die zich voor de opleiding aanmelden. Dan zie
je hoe gemotiveerd en enthousiast ze zijn om in de zorg te mogen werken. Ze stralen allemaal uit: dit is de kans
van ons leven. Ik denk wel eens stiekem: ik zou willen dat alle jongeren die zich via de reguliere onderwijs bij ons
melden zo gemotiveerd waren.”
Rekening houden met wensen werkgevers
Van Huijkelom benadrukt dat er in de toekomst behoefte zal zijn aan de jongeren die Prins Heerlijk aflevert.
“Het zijn jongeren op MBO 1, MBO 2, hooguit MBO 3 niveau. Dat lijkt tegen een ontwikkeling in te gaan waarbij
aan medewerkers in de zorg steeds hogere kwalificatie-eisen worden gesteld. “Maar ik weet zeker dat er een grote
behoefte blijft bestaan aan mensen die bijvoorbeeld dagactiviteiten doen, helpen met aankleden, helpen in de
94
keuken, koffie en thee brengen, mee gaan wandelen of klaar staan voor een praatje. Ik ben onder de indruk van
de passie waarmee de leerlingen van Prins Heerlijk dat doen. Je merkt ook dat de ouderen ze waarderen.” Volgens
Van Huijkelom speel je zo hoger opgeleid personeel vrij om meer gespecialiseerde taken op zich te nemen.” Verder
denkt ze dat deze groep een heel goede rol kan spelen in de kleinschalige ouderenzorg. “Die maakt een enorme
groei door.”
Buijze: “Voor ons is het meedenken en meewerken van mensen als Kees Theeuwes, Marion van Beurden en Ingrid
van Huijkelom niet alleen belangrijk omdat ze naar andere werkgevers een voorbeeldfunctie hebben en onze
jongeren werkplekken bezorgen. Zij helpen ons ook de opleiding zo te ontwikkelen dat die past op de toekomstige
vraag in de zorg. Op hun aandringen leggen we bijvoorbeeld veel nadruk op het verder ontwikkelen van sociale
vaardigheden. Een ander onderdeel is dat de opleiding heel praktisch is. De leerlingen leren heel concreet hoe
ze taken moeten vervullen. Een van hun klachten was dat daar in het reguliere onderwijs de nadruk teveel op de
theorie ligt en te weinig op de praktische vaardigheden en het leren werken.”
Samenwerking met onderwijs
Dit wil niet zeggen dat Ella Buijze negatief is over de MBO-scholen. Sterker nog, net als bij het horeca-onderwijs
werkt ze daar intensief mee samen. In dit geval met het Koning Willem 1 college in Den Bosch. “Het goede van Prins
Heerlijk is dat haar onderwijs heel precies aansluit bij de mogelijkheden en de kwaliteit van de jongeren,” vertelt
directeur van de opleiding Verpleging en Verzorging Guus de Jong van het Koning Willem 1 college op zijn werkkamer. “Bij Prins Heerlijk zeggen ze dat hun opleiding van elastiek is en dat klopt als een bus. Bovendien hebben ze
een heel warme benadering. Dat is iets wat juist voor deze groep werkt, omdat ze op school al heel vaak hun neus
hebben gestoten. Begrijp me goed: wij zijn ook warm hoor. Maar bij ons is het lesprogramma meer leidend. De begeleiding is ook wat minder individueel. Bij Prins Heerlijk heb je op een groep van 15 leerlingen twee begeleiders.
Dan kun je veel beter met een individuele leerling aan de slag. Bij ons heb je één docent op een groep van 25.”
Het Koning Willem 1 college heeft ook een toegevoegde waarde. “Het begint er al mee dat wij een officieel diploma
mogen geven,” zegt De Jong. “En het halen van een diploma is voor deze groep heel belangrijk. Het geeft ze het
gevoel dat ze echt iets gepresteerd hebben.” Daarnaast zorgt het Koning Willem 1 voor docenten voor vakken als
rekenen en taal. Ze werken daarbij intensief samen met de docenten en begeleiders van Prins Heerlijk. De Jong is
onder de indruk van de resultaten die hij tot nu toe heeft gezien. “De jongeren leren in een jaar heel veel. Wat ook
veel indruk maakt is het slagingspercentage. Van de 13 leerlingen die gestart zijn, mogen we na een jaar aan 11 van
hen een diploma uitreiken. Twee leerlingen gaan verder in het tweede leerjaar van de niveau 2 opleiding. Ik kan u
verzekeren dat dit voor de categorie MBO 1 tot en met MBO 3 een heel laag percentage uitvallers is.”
95
Olievlek
Wat hij ook heel knap vindt is dat Prins Heerlijk erin slaagt voldoende leerwerkplekken te vinden. “Wij merken dat
bij het zoeken van werkplekken voor de leerlingen dat dit niet zo eenvoudig is. Er wordt immers bezuinigd in de
zorg.” Dit lukt Prins Heerlijk wel door potentiele werkgevers persoonlijk aan te spreken, vertelt Buijze. “Je ziet nu een
olievlekwerking. Werkgevers zien dat het werkt en willen ook meedoen.” Inmiddels hebben de Brabantse zorginstellingen Amaliazorg, Hapertse Kluis, Joriszorg, Maasduinen, Rivierstromenland en Thebe zich ook al aangesloten
en is de tweede en derde groep gestart.”
Werkgevers worden geholpen zo goed mogelijk gebruik te maken van alle regelingen. De enthousiaste medewerking van het UWV helpt daarbij. “We hebben geholpen alles in kaart te brengen,” vertelt arbeidsdeskundige
Martin van Deursen van het UWV-werkbedrijf Tilburg. Samen met de werkgevers wordt gekeken welke regeling het
best past. Er kan gebruik worden gemaakt van een loondispensatie-regeling, waardoor jongeren met een Wajong
regeling voor de werkgever minder kosten. Soms wordt gebruik gemaakt van een loonkostensubsidie via de
WSW-regeling Begeleid Werken. Verder zijn er belastingvoordelen en een regeling waarbij de kosten van ziekte
niet voor rekening van de werkgever komen. Van Deursen: “Het goede van Prins Heerlijk is dat ze niet alleen heel
betrokken zijn bij de leerlingen die ze begeleiden, maar er ook blijk van geven zich in de positie van de werkgever
en de markt te verdiepen.”
Het geheim van Prins Heerlijk
Is die combinatie van betrokkenheid en zakelijkheid dan het geheim van Prins Heerlijk? Ella Buijze aarzelt als haar
deze vraag wordt gesteld. Er zijn veel factoren die het succes bepalen. Werkgevers zeggen bijvoorbeeld dat het
inzetten van deze groep iets met hun organisatie doet. De collega’s realiseren zich nog beter dat niet iedereen
hetzelfde is, en je ruimte moet bieden aan deze groep. Ze zien ook dat de jongeren van Prins Heerlijk in staat zijn
op een heel gewone directe manier contact te leggen. Soms nog beter dan de professionals die er voor hebben
doorgeleerd.”
Een andere factor is de zeer intensieve persoonlijke begeleiding. “Daarin zijn onze coaches en begeleiders heel
belangrijk”, zegt Buijze. Dit is iets dat Dick Sier, coach en projectleider van Prins Heerlijk in de Ouderenzorg,
volmondig beaamt. “Elke jongere heeft andere problemen en vraagt een andere aanpak. Je hebt soms te maken
met jongeren die op hun zeventiende meer hebben meegemaakt, dan een ander op zijn zeventigste. Soms is er
sprake van een licht verstandelijke beperking. Bij anderen is sprake van psychische of sociale problemen. Bij weer
anderen zijn de leerproblemen het gevolg van fysieke problemen. Veel belangrijker voor mij is dat de jongeren
heel verschillende kwaliteiten en mogelijkheden hebben en die je met veel persoonlijke aandacht tot hun recht
kan laten komen.” Die begeleiding houdt bovendien niet op als ze een diploma hebben gehaald. “De bedoeling is
96
dat ze aan het werk blijven,” zegt Sier. “Dat betekent dat je werkgevers steeds probeert te verleiden deze jongeren
in dienst te nemen. Daarna houden we deze groep in beeld en helpen we ze met eventuele problemen waar ze
tegen aanlopen of kijken we hoe ze nog weer een stapje verder kunnen komen.”
Ella Buijze: “Als ik nóg een geheim mag noemen: wij proberen met werkelijk alle niveaus binnen een organisatie
contact te hebben. Je kunt onze jongeren alleen duurzaam aan de slag helpen als je met alle mensen in de organisatie contact hebt en zij er achter staan: van de individuele werkbegeleider tot de Raad van bestuur. Want allemaal
hebben ze een rol als je deze groep een kans wil geven.”
Of ze trots is? “Op alle jongeren van Prins Heerlijk. En natuurlijk op onze pleegzoon. Want hij heeft zijn diploma
gehaald en heeft een baan in de zorg”.
97
WSD Werkacademie
Leefgebieden
Werken
Zorg en welzijn
We spreken met Edith Bakker, directeur Trajecten en Detacheringen bij WSD.
Edith kwam via de Start organisatie in het veld van uitzenden en detacheren terecht.
Na diverse banen in de regio Zuid Nederland werkte Edith een aantal jaren als lid van
het directieteam van Ergon, de uitvoerder van de Wsw voor de regio Eindhoven en omstreken. Binnen Ergon was Edith verantwoordelijk voor re-integratie opdrachten van
gemeenten, gericht op mensen die een WWB uitkering ontvangen en de ontwikkeling
van nieuwe dienstverlening
Edith Bakker
Sinds ruim 2 jaar is Edith werkzaam bij de WSD in Boxtel als directeur Trajecten en
Detachering. De WSD voert de Wsw uit voor 11 kleinere gemeenten in het gebied dat
wordt gevormd door de driehoek ’s Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg. Bij WSD geeft
zij leiding aan allerlei innovaties die nodig zijn als de nieuwe Participatiewet vanaf 1 januari 2015 zijn intrede doet.
De drive en het ondernemerschap die Uitzendbureau Start typeren passen bij Edith. In de jaren ’70 van de vorige eeuw namen vakbonden in Nederland het initiatief om mensen die al langere tijd actief konden zijn op de
arbeidsmarkt via uitzendwerk een nieuwe kans te bieden op werk. Via tijdelijk werk, werkervaring, voldoende
werkritme en werknemersvaardigheden bouwden mensen een goed CV op. En maakten geleidelijk de overstap van
tijdelijk werk naar een baan voor onbepaalde tijd. In het logo was heel lang een kruiwagen nadrukkelijk zichtbaar.
Ook de pay off: What’s in it for me? zijn lange tijd blijven hangen. Het lijkt er op dat we in de huidige tijd ook weer
een concept al Start nodig hebben. Ook aan het maatschappelijk ondernemerschap dat Start typeerde is weer
grote behoefte.
Het veld waarin we als uitvoerder van de Sociale werkvoorziening, en als re-integratiebedrijf voor mensen die een
WWB uitkering ontvangen van gemeenten, opereren is enorm aan het veranderen. De Wsw gaat met de komst
van de Participatiewet verdwijnen, zij het geleidelijk. En de re-integratie van mensen met een WWB of Wajong
98
uitkering krijgt een heel andere aanpak. Met de gemeenten in de hoofdrol. Als regievoerder, beleidsbepaler, als
opdrachtgever. Duidelijk is dat er aanzienlijk minder geld beschikbaar is voor onze bijdrage. Dat vraagt een forse
ontwikkeling van nieuwe concepten. In het verlengde daarvan ligt natuurlijk ook de vraag of, en op welke wijze,
werkzoekenden met een afstand te arbeidsmarkt zelf actief een bijdrage kunnen leveren aan het (opnieuw) vinden
van passend werk.
Edith: “Er zijn volop mogelijkheden om op dit terrein stappen te zetten. Voor de gemeente Eindhoven hebben we, in de
tijd dat ik bij Ergon werkte, een apart programma opgezet voor re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering.
Trabajo, het Spaanse woord voor werk. In het programma van Trabajo experimenteerden we al met aanpakken op het
terrein van zelfredzaamheid, meer eigen initiatief. Waar mogelijk ook met kortere trajecten.”
“Bij WSD hebben we deze lijn doorgetrokken. Binnen onze organisatie hebben we al sinds een jaar of 10 de WSD academie. Via onze academie volgen alle werknemers,ook de leiding, opleidingen die van belang zijn voor hun taak, hun werk
binnen onze organisatie.
Deze aanpak hebben we de afgelopen twee jaar als inspiratie genomen om de WSD werk academie te ontwikkelen.
De doelstelling van de WSD Werkacademie is dat mensen met een WWB uitkering en voldoende potentieel voor betaald
werk elkaar coachen bij het vinden van betaald werk. Daarbij zetten we maximaal in op het benutten en versterken van
zelfregie van iedere deelnemer afzonderlijk en van de deelnemersgroep als geheel”.
In de praktijk werkt dat als volgt: gemeenten melden mensen met een WWB uitkering aan voor deelname aan de
werkacademie. Iedereen die door onze selectie komt start vervolgens in een groep met medestudenten aan de
academie. Iedere groep doorloopt een vast programma met een looptijd van 10 weken. Aan iedere groep wordt
een begeleider/ coach toegevoegd. Bij veel onderdelen van het academie programma moeten de deelnemers zelf
aan de slag. Niet alleen voor zichzelf. Maar ook voor, en met elkaar. Feitelijk is de opdracht van de coach om zo
weinig mogelijk werk van de deelnemers over te nemen. De coach schept de randvoorwaarden en is beschikbaar
voor vragen en ondersteuning. De coach neemt niets over. Soms worden door de coach, of op verzoek van de
coach door derden een aanpak of methode toegelicht. Daarna moeten de deelnemers weer zelf aan de slag.
Edith: “In het begin was dat best spannend. Al snel werd duidelijk dat het heel goed werkt. De werkacademie is er op
gericht om op eigen kracht op korte termijn betaald werk te vinden. Zodat deelnemers weer in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Ter voorbereiding op sollicitatiegesprekken worden rollenspellen geoefend waarbij de deelnemers alle rollen vervullen in het rollenspel. En elkaar daarna feed back geven op wat ze gezien hebben. Dat leidt tot heel
interessante ervaringen. De deelnemers aan de werkacademie vormen al snel een groep. Een peergroep van gelijkwaardige deelnemers die allemaal het zelfde doel nastreven: vinden van een geschikte betaalde baan. Wij ontdekken dat zij
elkaar heel concrete en directe feed back geven. Op een manier die raakt, die aankomt. In een taal ook die hun eigen taal
is. Diverse coaches van een werkacademie groep geven aan: zo gericht en direct feed back geven zou van ons zeker niet
99
geaccepteerd worden, zeker niet door iedereen.”
Een voorbeeld: Tijdens een rollenspel voerde een deelnemer als kandidaat een sollicitatiegesprek met de directeur van het bedrijf, ook een deelnemer. Na afloop gaven de collega’s als feed back: “Met deze kleren aan ,en met
je overhemd uit je broek, kun je toch geen gesprek met een directeur voeren. Zeker niet als je die baan echt wilt
hebben!”. Iemand anders gaf aan: “je zat tijdens het gesprek zowat op je rug. Je gaat toch niet onderuit in een stoel
liggen bij een sollicitatiegesprek. Dan denken ze dat je heel lui bent.” De ervaring leert dat deze boodschappen
onderling goed overkomen. Zolang ze eerlijk zijn en vrij van oordeel. Het is de rol van de coach om de hygiëne van
de omgang met elkaar te onderhouden. Het is maar weinig nodig om hier op in te grijpen. De deelnemers voelen
zelf ook aan dat dit belangrijk is, en ze zorgen er zelf ook voor.
De benadering van potentiële werkgever doen de deelnemers zelf. Zij worden via oefeningen, rollenspel voorbereid op het solliciteren. Stellen hun eigen CV op en gaan aansluitend de boer op. Ze leren om in hun eigen netwerk
op zoek te gaan naar werkgevers die personeel zoeken. Vaak gaat het om de baas van familie, vrienden en kennissen in de directe omgeving. Soms gaat het om vacatures die langs een andere weg bij WSD binnenkomen en die
geschikt zijn voor deelnemers aan de werkacademie.
Resultaten
Edith: “We boeken goede resultaten met deze nieuwe werkwijze. Sinds de start, 2 jaar geleden volgen we de ontwikkeling
van groepen deelnemers. Ook nadat zij een reguliere baan hebben gevonden. In de periode tijdens de werkacademie
en kort daarna vindt ruim 65% van de deelnemers betaald werk. De groep die aan het werk gaat volgen we ook nog
een periode. Want voor gemeenten is duurzaamheid van uitstroom uit de WWB heel belangrijk. Aan draaideurklanten
hebben ze niets. Uit onze cijfers blijkt dat er bij 75% van de deelnemers die betaald werk vindt sprake is van een duurzaam resultaat. Zij zijn langer dan 6 maanden onafgebroken bij een werkgever aan de slag.”
Triple A
START zit Edith in het bloed. Dat blijkt bij de afronding van het interview. “we zijn ver gevorderd met het
opnieuw uitvinden van de formule van uitzendbureau Start. Samen met de SW bedrijven uit Den Bosch en de regio
Tilburg, de Weener Groep, de Diamant Groep en Baanbrekers, hebben we het afgelopen jaar Triple A ontwikkeld.
Een formule waarmee we een uitzendbureau kunnen beginnen voor mensen uit de doelgroep van de Participatiewet. De formule sluit helemaal aan op de doelstellingen van de nieuwe wet, bij de prioriteiten van de gemeenten.
En op de wetgeving rond flexibiliteit en zekerheid voor werknemers. Als we straks de Werkacademie en Triple A
met elkaar kunnen combineren dan is de cirkel rond. Dan kunnen we opnieuw van Start. Met een werkwijze die
optimaal gebruik maakt van de talenten van de mensen waarvoor we het doen: mensen die een steuntje in de rug
nodig hebben bij het vinden en behouden van een gewone werkplek bij een gewone werkgever.” 100
Het zelfregiecentrum
Leefgebieden
Zorg en welzijn
Werken
Het zelfregiecentrum
Vlak bij de Waal en een aantal historische locaties in het hart van Nijmegen is het Zelfregiecentrum gehuisvest. Bij binnenkomst is het een vrolijke entree. Diverse mensen
achter de balie reageren direct behulpzaam. Terwijl anderen nog nagenieten van de
lol die ze hadden voor ik binnenkwam.
Dorien te Pas
Als ik de naam noem van mijn gesprekspartner wordt ik op de begane grond naar een
vleugel van het gebouw verwezen. “daar is ze ergens” was de instructie die ik meekreeg. In de betreffende vleugel zijn links en rechts kantoren, lege ruimten. In een van
de zalen zijn twee mensen aan het werk. Op de grond met een heleboel formulieren die zij aan het sorteren zijn.
Ik loop door tot het eind van de gang. Daar zit iemand aan een bureau te werken. “Dat moet mijn gesprekspartner
zijn” is het eerste wat ik denk. Dat blijkt toch niet het geval. Ik krijg dezelfde instructie als aan de balie voorin.
Ik loop terug, open de deur van de ruimte waarin twee dames op de grond aan het ordenen zijn. En ja, één van
hen blijkt Dorien. In de gang zoeken we een ruimte. Pakken links twee stoelen, gaan rechts een nog lege kamer in.
Koffie, thee en we zijn aan de slag. Hoe tastbaar kan zelfregie zijn?
Over het Zelfregiecentrum
In Nijmegen is al 35 jaar sprake van actieve belangenbehartiging door cliënten met een zorgvraag. Vaak gespreid
over diverse organisaties die voor hun eigen ‘doelgroep’ werken: mensen met een psychische, lichamelijke of verstandelijke beperking. Sinds begin 2013 hebben deze organisaties elkaar gevonden op het thema Zelfregie en
hebben ze samen vorm gegeven aan het Zelfregiecentrum dat in april 2013 opende. Inwoners van Nijmegen met
uiteenlopende beperkingen komen naar het centrum. Voor gezelligheid, om met anderen te leren of te werken.
101
Die ontwikkeling past bij de stad. Er zijn in Nijmegen veel initiatieven van onderop. Er worden “durf te vragen”
sessies georganiseerd. Er zijn open sessies ‘Gave Dingen Doen’. En, er mogen ook dingen mis gaan!
Over Dorien zelf
Dorien werkt als freelance trainer voor het Zelfregiecentrum. Daarnaast is zij ondernemer, spreker en trainer.
Zij werkt veel op het terrein van co-creatie en empowerment. En zet deze instrumenten in op uiteenlopende vraagstukken. Binnen MVO bedrijven, binnen gemeenten waar de overheid en maatschappelijke organisaties op een
andere manier willen samenwerken. En voor mensen met een ondersteuningsvraag.
Tijdens haar mdgo opleiding voor activiteitenbegeleiding heeft Dorien een ongeluk gehad en daarbij het
gebruik van haar rechterarm deels kwijtgeraakt. Ze leerde schrijven met links. Ontdekte dat typen dan makkelijker is.
Deed om een nieuw perspectief te ontwikkelen nog twee andere HBO opleidingen. Inrichtingswerk, tegenwoordig
Sociaal Pedagogische Hulpverlening en een kopstudie maatschappelijk werk en dienstverlening. Ze vertrok kort
daarna met haar partner naar de VS en werkte daar een jaar of 8. In jeugdkampen. Op het snijvlak van opbouwwerk, creativiteit en zakelijke aanpak. Het typeert Dorien ten volle. Van de Amerikanen heeft ze het optimistische het pragmatische. Het aanpakken. Nu, al weer jaren terug in Nederland. Verbaast ze zich nog steeds over de
hoeveelheid vergadertijd die nodig is om iets te doen. Dat haalt de snelheid eruit, de sfeer eruit vindt ze. Een goed
initiatief lacht, bruist. Gaat vooruit. Ze maakte er haar bedrijf en haar lijfspreuk van: Van ToDo naar TaDa!
Hoe komen het Zelfregiecentrum en Dorien bij elkaar?
Tijdens een expertbijeenkomst van de VrijBaan Empowerment methodiek kwam Dorien in gesprek de directeur
van het toen nog te starten Zelfregiecentrum. Ze wilde graag een bijdrage leveren. Haar ervaring ook hier nuttig
maken. Kort daarna is ze gestart met het verzorgen van trainingen en cursussen rond het thema Empowerment.
Onder het motto “Durven doen” begeleidt ze deelnemers van het Zelfregiecentrum. Daarbij maakt ze gebruik
van de Vrijbaan empowerment methode. Afkomstig uit de hoek van de arbeidsre-integratie van mensen met een
handicap, inmiddels zijn de vragen algemeen inzetbaar. De kernvragen zijn telkens: Wat zijn je interesses, wat zijn
je talenten? Hoe kun die ontwikkelen en inzetten?
De toonzetting in het hele gesprek is empowerment. De benadering van mensen. lage instap drempel, praktisch
en dicht bij mensen. In de titels en namen van trainingen en bijeenkomsten klinkt de ambitie en de focus op het
positieve door. Durven doen is een voorbeeld. Bijeenkomsten onder de titel “presenteer jezelf” is er ook zo een, die
wordt voor&door de deelnemers van het ZRC verzorgd. Dan is er nog GaveDingenDoen – in meer dan 15 steden
zijn er inspirerende cocreatie sessies en Dorien faciliteert ze in Nijmegen, in het ZRC.
102
Dorien is intensief betrokken geraakt bij de verdere ontwikkeling van een spel, een interactiespel voor mensen met
een psychiatrische beperking. Humor hoort daarbij. Het spel heet: “ Een Steekje Los?” En biedt handvatten om
over allerlei thema’s in gesprek te komen. De inzet van Dorien zit sterk op het koppelen van inzichten aan acties.
Stappen zetten. Je ziet daar de ondernemer, de marketeer in terug. Aan ieder nieuw inzicht, bij iedere stap die je
zet in je ontwikkeling past een oproep tot actie. “wat ga je doen met dit nieuwe inzicht, met deze winst? Wat is de
volgende stap in je ontwikkeling?”
Rode draden in de aanpak
Accenten in de aanpak van zelfregie en eigen kracht komen ook hier direct naar voren. Het accent op het
positieve, het opbouwende; de volgende stap zetten bij voorbeeld. En ook: “Wij maken op persoonlijk niveau verbinding, contact met de mensen die hier komen. Ze zijn welkom, we treden ze consequent zonder oordeel tegemoet.
Ze mogen er zijn, ze mogen hier zijn zoals ze zijn.” Een derde accent is de benadering waarbij nooit de regie van
iemand wordt overgenomen. Jij, de deelnemer bepaalt wat je er mee doet, hoe en wanneer. Ook tijdens trainingen en cursussen wordt het voor en door principe hard gemaakt. Het voor jullie, het wordt gedragen door jullie.
De ondersteuning biedt wat minimaal noodzakelijk is. Empowerment leidt er toe dat mensen in hun kracht komen.
En mee gaan dragen aan elkaar steunen en inspireren om te blijven groeien.
Dorien te Pas. Van ToDo naar TaDa. Gespecialiseerd in cocreatie en empowerment.
vantodonaartada.nl
103
Glenn van der Vleuten
Leefgebieden
Wonen,welzijn
en zorg
Wie is Glenn van der Vleuten als ondernemer. als professional?
Om een ander te quoten: “Als maatschappelijk ondernemer beheers ik de vaardigheid
van het werken aan bestuurlijk-strategische opgaves. Tegelijkertijd blijf ik tussen mensen
staan. Maatschappelijke relevantie is voor mij een belangrijke drijfveer. Om dit te kunnen
realiseren, beschik ik over een stevig netwerk waarbij vertrouwen, respect en humor de boventoon voeren.”
Ik ben zelfstandig ondernemer. Mijn bureau 360Ëšrond adviseert over, organiseert en
Glenn van der Vleuten
implementeert oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken. VoorbeelFotograaf: Herman van de Ven den zijn procesbegeleiding in de totstandkoming van multifunctionele accommodaties of de implementatie van projectmatige samenwerking tussen woningcorporaties,
zorg- of welzijnsorganisaties.
Ik richt me op de waarom en hoe vragen. Daarbij kijk ik niet enkelvoudig maar houdt alle relevante aspecten in
beeld. Mijn streven is om niet over te nemen maar ‘mee te lopen’, zodat opdrachtgevers en hun medewerkers of
gebruikers het straks zelf kunnen. Cocreatie, participatie en sociale innovatie zijn leidende thema’s in mijn aanpak.
360Ëšrond verstaat de kunst van het implementeren en met als uitgangspunt: burgers kunnen meer dan professionals
(be)denken.
Wat is je connectie met het thema: Zelfregie en eigen kracht? Waarom spreekt het je aan, waarom pakt het je?
We staan als samenleving op een ‘kantelpunt’. De verzorgingsstaat van weleer houdt in de huidige vorm op te
bestaan. Ik verwacht dat het principe (‘voor elkaar zorgen’) overeind blijft maar de gedaante zal veranderen. Kardinale vraag is en wordt: hoe regisseer je een ‘zelfzorgsamenleving’ of hoe regisseert deze zichzelf? Ik kan me niet aan
de gedachte ontrekken dat zelfs de term ‘participatiesamenleving’ eigenlijk een product is van de systeemwereld:
“het geld is op, nu mogen jullie het zelf doen”. Ik blijf het desondanks als geweldige mogelijkheid zien voor hoe we
met elkaar Nederland opnieuw kunnen organiseren. Ik spreek soms van ‘een nieuw geloof’. We hebben de samen¹ Ik gebruik in mijn bijdrage de term ‘burgerinitiatieven’ als equivalent.
104
leving namelijk met elkaar zo moeilijk en zwaar gemaakt dat meedoen per definitie een opgave wordt en sturen
een positie. Ik geloof niet dat het de burger maar ook de professional daar om te doen is. Waar voorheen roeping
en betrokkenheid nog lading hadden is dat gaandeweg de rit beleidstaal en een ‘ambtelijke opdracht’ geworden.
Er wordt ‘maatschappelijk betrokken’ opschreven in jaarstukken terwijl geen klant het in de dienstverlening ervaart.
Er wordt te vaak geredeneerd zonder enige affiniteit of ervaring met het vraagstuk of de doelgroep. ‘Ik begrijp het
niet’, ‘vind het moeilijk’, ‘ben bang’ of ‘heb een fout gemaakt’ zijn taboe geworden. Geduld, leren en de lange termijn
komen niet meer voor in ons vocabulaire. Ik heb veel zorg over deze vorm van ‘opportunisme’ met de Nederlandse
samenleving, de ‘angst’ en het ‘wantrouwen’ dat het met zich meebrengt. Gelukkig zie ik ook een ‘tegenbeweging’.
Er gebeurd geweldig veel om ons heen dat we niet altijd (meer) opmerken. Dat uniek is in zijn kleinschaligheid en
kracht. Er wordt gelukkig nog of weer spontaan hulp aangeboden wanneer iemand een leuk idee heeft. Soms is
dat in de vorm van handjes, tegenwoordig ook in geld (crowdfunding).Daar waar mensen zelf het initiatief nemen,
is passie (en niet geld) de drijvende kracht. Dat ‘raakt’ anderen en stimuleert ze om mee te doen. Er ontstaat als het
ware een ‘nieuwe hygiëne’ waarbij mensen die kunnen en willen bijdragen zich onmiddellijk uitgenodigd voelen.
Hier put ik hoop uit voor de toekomst en dat wil ik op alle manier helpen ondersteunen.
Op welke manieren heb je er tot nu toe mee gewerkt?
Persoonlijk eigenlijk sinds mijn eerste baan bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Toen al vroeg ik mij af
hoe je iets kunt bepalen of verzinnen zonder (de wensen en mogelijkheden van) de klant of doelgroep te kennen.
En hoe politieke belangen en individuele belangen elkaar dwars kunnen zitten.
Mijn eerste daadwerkelijke aanraking was via mijn betrokkenheid bij het Waalwijkse verenigingsleven, en meer
bijzonder bij het opzetten van de Beursvloer in Waalwijk (2007). Toen stelde ik vast hoeveel hulpbronnen met
passie lokaal eigenlijk aanwezig zijn, en wanneer je deze combineert met betrokken ondernemers en maatschappelijke partners, wat voor soort creativiteit en energie dat kan genereren. Helaas moest ik ook vaststellen dat via
reguliere weg deze partijen elkaar nauwelijks kunnen vinden door alle ‘obstakels’ die worden opgeworpen.
Sindsdien heeft me dit niet meer losgelaten en is dat ook steeds verder in mijn werk ‘geslopen’.
Ik beschreef al de situatie die ik bij BaLaDe ‘onder handen’ had. In mijn eigen bedrijf werk ik doorlopend voor
opdrachtgevers waarbij de expliciete opgave is om de ‘samenleving’ te betrekken bij de oplossing van het vraagstuk. Zo heb ik als projectleider van Ruimte voor Ideeën (www.ruimtevoorideeen.org) gezocht naar burgerinitiatieven die invulling willen geven aan 2 panden van de Rabobank. Dit concept wordt overigens nu landelijk uitgerold
en ook toegepast op leegstand vastgoed van gemeenten en woningcorporaties. Ik ben via mijn netwerk Pioniers
Maatschappelijk Vastgoed bezig om te kijken hoe enkele gevangeniscomplexen in Nederland een zinvolle herbestemming kunnen krijgen. Centrale vraag in al deze projecten is de vraag: ‘wat leeft en speelt in samenleving?’, en
hoe kunnen we dit gebruiken bij de invulling van het initiatief?
105
Welke betekenis heeft het voor jou, waar staat het voor?
Nederland beschikt over geweldig veel ‘hulpbronnen’; mensen die betekenisvol willen zijn, talent hebben en dat
vanuit passie willen inzetten. Dit veld aan talenten wordt de komende jaren aangesproken en ontgonnen. De grote
opgave voor professionals zal zijn hierin de juiste rol en balans te vinden. Luisteren, faciliteren en vertrouwen zijn
daarin van cruciaal belang.
Hoe zie je de toepassing van zelfregie en eigen kracht op het domein Wonen?
Het domein Wonen is sterk gehouden aan eigen spelregels, netwerken en verhoudingen. Inbreng van klanten of
burgers is vooral nog langs de weg van inspraak. En, for the record, inspraak heeft niets met participatie te maken!
Juist in dit domein staat men voor enorme opgaven, zowel in financiële als morele zin. Een beroep doen op burgerinitiatieven kan kosten reduceren maar is ook de manier om het imago op te poetsen. Wat de crisis toch wel
heeft bewezen is dat het denken vanuit zekerheden niet heeft gewerkt. Vastgoedpartijen die burgerinitiatieven inzetten vanuit hun kracht en passie zullen aanmerkelijk succesvoller blijken in het bereiken van hun doelstellingen.
Dat betekent dat kritisch gekeken gaat worden naar andere ‘vangrails’ waarbinnen dat mogelijk kan worden gemaakt.
Waar zie je het in de praktijk terug?
Ik merk dat sterk bij leegstaand vastgoed. In een tijd van crisis zijn er nauwelijks
professionele partijen te vinden die invulling kunnen of willen geven aan een
pand. Tel daar bij op dat een groot deel van dit vastgoed er ‘ongevraagd’ is neergezet, plaatst gemeente of woningcorporaties voor een dilemma: afboeken (wat
uiteindelijk eindig is), doorinvesteren (terwijl er geen geld voor is) of een alternatief vinden? Zeker wanneer je ‘uit de vastgoedmethodiek’ blijft redeneren zal
niets mogelijk blijken. Wanneer men bereid is naar de markt ‘te luisteren en een
langere termijn horizon voor ogen te houden, blijkt echter veel meer mogelijk.
Ik heb dit ervaren bij Ruimte voor Ideeën. Waar de focus aanvankelijk lag op
exploitatie en investeringen, is deze langzaam verschoven naar businesssupport
en faciliteren. Met als gevolg dat een geweldige marktkans voor Rabobank ontstaat omdat zij toegang krijgt tot mensen die overwegen te gaan starten en producten nodig hebben om dit start te faciliteren. En laat dat nu juist doelgroepen
zijn die door de jaren heen naar concurrenten zijn vertrokken…
Wat wordt er mee gedaan? Wat doe jij er mee?
Uiteraard probeer ik deze observaties te delen en, waar nodig met partners,
te bekijken op welke wijze ik ze kan ondersteunen. Niet elke manager of mede-
106
foto van finale Ruimte voor Ideeën
in Waspik (Ingrid Holman,
foto: Studio Piet Pulles)
werkers is in staat om burgerinitiatieven te faciliteren. Het ‘vastdenken’ moet eerst los worden gemaakt alvorens
men open kan staan voor alternatieven. Workshops en trainingen kunnen daarbij behulpzaam zijn. Ervaringsdeskundigen die ambassadeurs worden zijn echter veel effectiever. En dan ontstaan interessante combinaties. Mensen
van de Rabobank waarmee we Ruimte voor Ideeën hebben opgezet blijken enthousiast en bereid om de Rabobank
te bellen in de kern waar ik met een woningcorporatie bezig ben om een plint op participatieve wijze te herbestemmen.
Welke resultaten zie je, wat levert het op?
Ik zie, nadat men over de koudwatervrees heen is, een enorme bereidwilligheid om initiatieven te helpen. Anderzijds zie ik bij initiatieven ook enthousiasme ontstaan om het tot een succes te maken. De dingen komen ‘bij elkaar’.
Wat ik daarin belangrijk vind is de ontwikkeling die mensen daarin doormaken. Waar je eerst nog gehouden wordt
aan budget, en praat in onmogelijkheden. Ontstaat ruimte wanneer mensen met elkaar in contact komen en de
‘vonk van passie’ over slaat. En soms denk ik dan te observeren; dat komt omdat veel professionals dat ‘onderweg’
zijn verloren.
Je bent vanuit je achtergrond en inspiratie ook betrokken bij het LSA. Wat is, wat doet het LSA?
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners een vereniging van en voor vrijwilligers die zich sterk
maken voor hun buurt. Leden zijn bewonersgroepen uit stadswijken. Het LSA stimuleert en verbindt vrijwilligers en
helpt bewoners kennis en deskundigheid met elkaar en met anderen te delen. Het LSA ondersteunt bewoners die
hun wijk leuker en leefbaarder willen maken. Dit doen ze door bijeenkomsten te organiseren, projecten uit te voeren en publicaties uit te brengen. Ik heb het LSA leren kennen via mijn netwerk Pioniers Maatschappelijk Vastgoed.
PMV heeft de ambitie om vastgoed eigenaren te helpen bij het succesvoller maken van publiek vastgoed. Wij zien
een groeiende trend en veel mogelijkheden in het betrekken en faciliteren van burgerinitiatief en hebben daarom
contact gezocht met LSA. LSA bleek gelijktijdig bezig met het organiseren van de pilot ‘beheer je buurthuis’.
Het LSA ondersteunt bewoners die hun wijk leuker en leefbaarder willen maken. Veel bewonersgroepen zijn
bezig met het overnemen van buurthuizen en wijkaccommodaties. Vaak omdat deze belangrijke ontmoetingsplekken anders wegbezuinigd worden. Het LSA gelooft in een toekomst waarin bewoners zelf buurthuizen runnen en
beheren. Voor een kansrijke toekomst zijn er Buurthuizen Nieuwe stijl nodig die nauw aansluiten op de behoeftes
uit de wijk, publieke functies combineren en meer ingericht zijn als ondernemingen. LSA gaat bewonersgroepen
helpen om een buurthuis Nieuwe Stijl te creëren en te beheren.
Aan welke concrete thema’s en initiatieven werk je bij LSA?
Op verzoek van LSA heb ik een workshop geleid rond ‘identiteit en merk’ voor bewonersgroepen die bezig zijn of
overwegen hun buurthuis over te nemen. Als ‘spin-off’ heb ik het bestuur van een buurthuis en het bewonersplatform geholpen bij de inrichting van hun rol en manier van participeren in een nieuw multifunctioneel centrum.
107
Wat zie je er in de praktijk van terug; wat levert het op, wat maakt het de moeite waard?
Er zijn op dit moment geweldig veel initiatieven die ‘hun buurthuis’ voor de toekomst willen veilig stellen. Dat doen
ze met zeer beperkte middelen. Sommige lopen vreselijk vast in de ambtelijke molen van gemeente en corporatie.
Het inbrengen van kennis en ervaring, of liever ‘hoe speel je het spel’, kan initiatiefnemers weer op de juiste weg en
‘in hun kracht’ zetten. En ook bij de instanties de ‘spiegel voorhouden’ waar zij ‘de plank misslaan’.
Kruisbestuiving tussen leefgebieden
Wat kunnen initiatieven op het terrein van werken, welzijn en zorg leren van zelfregie en eigen kracht op
het domein van wonen?
Ik veralgemeniseer het even. In de maatschappelijke dienstverlening ligt de focus sterk op de ‘geoormerkte’ klant;
de sociaal zwakkere doelgroep of mensen met een ‘probleem’. Daar wordt het netwerk en de dienstverlening ook
op ingericht. Wat burgerinitiatieven uniek maakt is dat zij juist verbindingen proberen te leggen met iedereen in
de wijk, ongeacht gezindte, leeftijd of beperking. Juist deze inclusiviteit zorgt er voor dat er voor iedereen ‘iets te
halen’ kan zijn maar ook ‘iets te doen’. ‘Zorg voor elkaar’, ‘dagbesteding’ en ‘meedoen’ zijn eigenlijk standaard onderdeel van de ‘formule’. Ik dank ook dat de factor ‘leuk’ veel dominanter is bij burgerinitiatieven. Om het als vrijwilliger
‘leuk’ te houden moeten de activiteiten toegevoegde waarde hebben en moet er waardering voor zijn. Maar dat
geldt ook voor de bezoekers, de deelnemer en klant. Juist de vraag ‘is het nog leuk?’ zorgt voor de juiste ‘hygiëne’.
Daar ontbreekt het in de wereld van instellingen vaak aan. En dat is volgens mij ook de reden dat niet altijd het
maximale uit medewerkers wordt gehaald.
Zie je voorbeelden van meer integrale aanpakken? Zo ja welke? Wat maakt deze voorbeelden interessant?
Ik ben al een paar jaar lid van de Raad van Advies van een woongroep voor zelfstandig gehandicapten. Dit initiatief is
al één van de eersten in Noord-Brabant begonnen, en was ook de eerste die stilstond bij de vraag: ‘hoe zorgen we voor
continuïteit wanneer de ouders er niet meer zijn?’. Na 10 jaar is de nieuwe huisvesting en zorg ‘op orde’, en wordt de
blik naar buiten gericht. Hoe kunnen onze bewoners iets betekenen voor de wijk? En hoe kan de wijk iets betekenen
voor onze bewoners? Het idee is nu om in een leegstaande school dagopvang voor ouderen in de wijk te organiseren.
Een ander voorbeeld is een gezinshuis waar ik sinds kort bij betrokken ben. Een echtpaar is begonnen met de
opvang van jongeren met een psychische beperking. Dit blijkt zo’n succes dat inmiddels, met dank aan financiële
hulp van lokale ondernemers, een 2de huis is aangekocht. Waar aanvankelijk weerstand bestond in de buurt is dit
omgeslagen in hulp en ondersteuning.
Wat deze voorbeelden interessant maakt is dat de initiatieven kleinschalig zijn begonnen, vaak vanuit persoonlijk
motief, maar uiteindelijk zo succesvol zijn uitgepakt dat ook anderen erdoor geraakt worden. Bewoners hebben
soms een baan in de wijk. Buurtbewoners vallen binnen, eten mee of doen klusjes. Er is een wachtlijst aan stagiaires
die graag juist daar stage zouden willen lopen.
108
De toekomst van Zelfregie en eigen kracht
Hoe kijk je naar de toekomst van zelfregie en eigen kracht?
Zoals gezegd denk ik dat we als samenleving op een kantelpunt staan. We zullen om meer dan 1 reden ‘terug naar
de basis’ moeten. Die basis ligt in wijken, bij bewoners, in wat daar speelt, leeft en mogelijk is. Ik verwacht dat het
thema participatie de komende jaren dominant zal blijven bij beleidsmakers. Ik verwacht dat burgerinitiatieven de
‘status’ krijgen die ze verdienen, als serieuze speler in het maatschappelijk domein. En daar ligt ook gelijk mijn zorg.
Verwachten we niet teveel? Of liever: stellen we er niet gelijk té hoge eisen aan? Veel burgerinitiatieven drijven
op passie en betrokkenheid. Die is er vaak al jaren. De kwetsbaarheid zit hem vooral in het gebrek aan middelen
en de continuïteit. Zo is het de vraag of ‘de volgende generatie’ eenzelfde betrokkenheid kan en wil opbrengen.
Daar moeten we nu met elkaar aan werken, niet alleen in wijken maar ook in bijvoorbeeld onderwijs. Ik denk dat we
moeten voorkomen dat we direct de andere kant opslaan; alles op basis van participatie. Dat zie je nu een beetje
bij gemeenten ontstaan. Of op participatieve oplossing dezelfde kwaliteitseisen loslaten als professionele oplossingen (denk alleen al aan de horeca). Waar tot voor kort sprake was van bore-out (ik heb geen vertrouwen meer
in de systeemwereld) ligt nu burn-out (ik word overvraagd) op de loer. Ik verwacht dat het faciliteren van burgerinitiatieven, het fingerspitzengefühl om mensen praktisch en gedoseerd te helpen, een belangrijk vak gaat worden.
Welke perspectieven zijn reëel, wat kunnen we nog verwachten?
Ik denk dat burgerinitiatieven veel beter in staat zullen blijken om aansprekende concepten te ontwikkelen dan
professionele organisaties. Enerzijds omdat zij vanuit lokale sentimenten beter aanvoelen waar de behoefte ligt en
wat wel of niet mogelijk kan zijn. Anderzijds omdat zij vanuit passie en bevlogenheid een veel krachtiger netwerk
kunnen organiseren dat daarbij behulpzaam wil zijn. Vertrouwen is daarin het sleutelbegrip. Burgerinitiatieven zijn
nabij, hebben een gezicht en voelen ook de verantwoordelijkheid om van hun activiteiten een succes te maken.
Ik verwacht dat daardoor dynamische broedplaatsen ontstaan waar ook professionele organisatie bij willen horen
omdat er ‘de loop in zit’. De mogelijkheden van digitale informatievoorziening en –uitwisseling dragen niet alleen
bij aan een breder bereik en creativiteit, maar ook aan effectief gebruik van data. Waar maatschappelijke organisaties nu niet of nauwelijks gebruik maken van commerciële gegevens, is dit voor bewonersinitiatieven een goedkope en vindbare bron bij het ontwikkelen van nieuwe concepten. 109
8
Conclusie en aanbevelingen
8.1
De lijnen samen brengen
Deze publicatie is het resultaat van een zoektocht die voortkomt uit nieuwsgierigheid, uit de behoefte om te doorgronden waar zelfregie en eigen kracht voor staat. En welke ontwikkeling het denken over en handelen op basis
van zelfregie en eigen kracht doormaakt.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten van het onderzoek en de gevoerde gesprekken gepresenteerd.
Nu wordt het tijd om de lijnen samen te brengen. Om te benoemen waar we nu staan, en om vooruit te kijken.
De agenda te benoemen. Mogelijk zelfs een koers uit te zetten. Of in ieder geval aanbevelingen hiervoor te formuleren.
8.2
De essentie van zelfregie en eigen kracht
In de kern gaat het om het recht op zelfbeschikking. Op de principiële ruimte om je eigen leven zo te kunnen
inrichten dat je als individu een goed leven kunt leiden. Het leven waar je zelf voor kiest. Dat kan een heel individueel traject zijn. Het is ook mogelijk om dat met een groep mensen samen te doen. Om op die manier de gezamenlijke leefwereld zo vorm te geven dat die optimaal voldoet aan de waarden en normen van waaruit je als individu
wilt leven. Zelfregie en zelfvervulling liggen zo dicht bij elkaar. Het realiseren van zelfregie vereist veelal dat de invloed, de grenzen van systemen teruggedrongen moet worden. Bij mensen met complexe problematiek gaat het
dan om de grenzen van medische en zorgsystemen. Bij groepen burgers die zelf zorg willen organiseren, energie
willen opwekken en voedsel willen produceren gaat het om de grenzen van overheidssystemen. In alle gevallen
gaat het om systemen die geen of een negatieve bijdrage leveren aan de mogelijkheid tot zelfbeschikking en zelfregie.
Kernwoorden die naar voren komen als we proberen vat te krijgen op zelfregie en eigen kracht als begrip, als concept, zijn: menslievendheid, emancipatie, empowerment en aanspreken. Het startpunt ligt voor ons bij het begrip
menslievendheid. Houden van en vertrouwen hebben in mensen. En hun mogelijkheden. De termen emancipatie
en empowerment maken duidelijk dat ook de betrokkenen zelf een ontwikkeling doormaken. Zij ontwikkelen
kracht en vaardigheid om zelf regie te voeren en verantwoordelijkheid te nemen. Hoe sterker de kracht die zij ontwikkelen hoe beter het lukt om de belemmerende grenzen van systemen terug te dringen. De weg naar zelfregie
en eigen kracht is echt een praktijk opleiding. Daar past coaching als werkvorm bij. En soms ook confrontatie. Je
kunt niet sterk zijn als je in de klaagstand staat. De stelligheid van Aline Saers van Per Saldo, ook op dit punt, spreekt aan.
110
8.3
Koersplannen voor kapiteins
Het lijkt gepast om hier terug te pakken naar de metafoor van het schip ‘Zelfregie en eigen kracht’, het beeld van
de scheepsschroef met drie bladen; sociale verbindingen, budgettaire krapte en menslievendheid. En de vier kapiteins die het schip van zelfregie en eigen kracht besturen. In deze paragraaf wordt voor ieder van de onderscheiden
kapiteins een aantal aanbevelingen geformuleerd. Die mogelijk gebruikt kunnen worden om de koers voor de
komende jaren uit te zetten. We beginnen bij de burger.
8.3.1 Aanbevelingen aan burgers
• Geef aan hoe wil je leven? Welke keuzes kun je zelf maken bij het vormgeven daarvan?
• Organiseer jezelf; met wie wil je het samen doen?
• Sluit je aan bij coöperatieven in je omgeving?
• Wat is er al, waar kun je nu al gebruik van maken?
• Focus op je eigen talenten, en hoe die productief te maken
• Welke risico’s wil je afgedekt zien, welke acties zijn daarin mogelijk
• Deel zoveel mogelijk kansen, oplossingen, successen
• Onderzoek de mogelijkheden van nieuwe technologie
8.3.2 Aanbevelingen aan de overheid
• Betrek op lokaal niveau burgers bij de vormgeving van beleid en de uitvoering ervan; zorg, welzijn,
begeleiding, werk en participatie, wijk en gebiedsontwikkeling
• Geef consequent vorm en inhoud aan het meedenken van burgers, dat leidt tot zelf doen
• Doe duidelijke uitspraken over hoe je als gemeente omgaat met stuwende krachten als menslievendheid, sociale verbindingen en budgettaire krapte. Benoem waar je wilt saneren en waarom. Benoem ook op welke terreinen menslievendheid en nieuwe sociale verbindingen als basis worden genomen voor nieuw beleid.
• Leidt de geldstroom waar mogelijk van de gemeente via de burger(s) naar de uitvoerders.
Van de leefwereld naar de systeemwereld en niet omgekeerd.
111
• Doorbreek het subsidiecriterium bij het beoordelen van de vraag of een initiatief maatschappelijk relevant is.
• Stimuleer het ontstaan van particuliere initiatieven, zeker als het coöperatieven van burgers zijn.
• Maak duidelijk waar de overheid leidend moet blijven omdat er sprake is vraagstukken op het terrein van veiligheid, openbare gezondheid en handhaving.
• Werk een consistente opvatting uit over de rolverdeling tussen burgers, professionals, uitvoeringsorganisaties en een terugtredende overheid
8.3.3 Aanbevelingen aan professionals
• Benoem je eigen waarden en passie in leven en werk zo concreet mogelijk. Verbindt je alleen aan
organisaties die je de ruimte geven om vanuit de passie die te werken.
• Bepaal voor je zelf hoe zelfregie en werken vanuit eigen kracht er voor jou uitziet, wat jij nodig hebt om je voor 100% te geven. Verbindt je met gelijkgestemden
• Begin zo nodig voor je zelf; liever een onzeker gemak als een zeker ongemak!
• Neem telkens de burger, degene die hulp of ondersteuning vraagt, als vertrekpunt bij het vormgeven van de aanpak. Ook als je met diverse collega’s van andere organisaties samenwerkt om het doel van de vrager
te realiseren
• Definieer de toegevoegde waarde van je rol als professional in het maatschappelijk middenveld opnieuw; als het gaat om je bijdrage aan individuen en hun bijdrage aan groepsinitiatieven
• Werk concreet en specifiek uit wat je bijdrage is bij hulp en ondersteuningsvragen waarin versterken van zelfregie en leven vanuit eigen kracht centraal staan
• Ontwikkel en versterk kritische competenties die horen bij de begeleidende en coachende rol van de nieuwe
professional
• Werk mee aan concrete oplossingen voor de manier waarop je huidige uitvoerende taken door derden
kunnen worden uitgevoerd
• Ontwikkel en organiseer leervormen zoals intervisie om een snelle verdieping te realiseren bij de nieuwe manier van werken
• Organiseer jezelf in netwerken en wissel zo veel mogelijk leerervaringen uit.
112
8.3.4 Aanbevelingen aan uitvoeringsorganisaties
• Stel het belang van burgers, je klanten, centraal in alles wat je doet. Ook als je fors moet aanpassen door de gevolgen van nieuwe wet en regelgeving
• Benoem het effect van de schroef van zelfregie voor de opdracht van jouw organisatie. Spreek uit hoe je omgaat met de keuzes die publieke opdrachtgevers maken met nieuwe waarden en krimpende middelen
• Werk vanuit de overtuiging dat de inzet op zelfregie en eigen kracht, op werken vanuit menslievendheid leidt tot betere kwaliteit en nieuwe manieren van werken
• Investeer in het gebruik van sociale en technologische innovaties die zelfregie en eigen kracht versterken en de kosten van administratieve processen verminderen
• Creëer ruimte voor de professional; investeer in een mentaliteit van “high trust en low tolerance”
• Faciliteer de ontwikkeling van de professionals in je organisatie zodanig dat zij zich van harte identificeren met de visie en de aanpak die gezamenlijk ontwikkeld wordt
• Zoek actief samenwerking met particuliere initiatieven en coöperatieven. En onderzoek hoe zij uitvoerende
taken kunnen overnemen of mee kunnen organiseren
• Zie de krimp van de organisatie als een positieve ontwikkeling. En ontwikkel een nieuw businessmodel dat is gebaseerd op het principe: Naarmate we onze bijdrage beter leveren, hoeven we minder zelf te doen.
113
9Bronnen
9.1Literatuur
Baumeister, R. F. (1991). New York: The Guilford Press.Meanings of life.
Jorn Bruining & Tom de Haas: Het vooruitvinderskompas voor leiders van maatschappelijke innovatie. Juli 2014.
Digitale publicatie via www.avontuurvandeheld.nl
Een beroep op de burger, Sociaal cultureel rapport, 2012
Tom de Haas en Hans Hendriks: De cliënt in regie; concepten, modellen en praktijk. 20102. Tom de Haas Consultancy BV
Tom de Haas: De zorgende gemeente; decentralisaties in de sociale zekerheid. Een leidraad voor integraal beleid.
2013. Y-publicaties. Amsterdam
De cliënt in regie: een programmatische aanpak. Een reflectie op de keuzes en de aanpak van Archipel Zorggroep.
Pameijer, Pluryn en SDW. 2013. Uitgever: Tom de Haas Consultancy
Huygen, A., E. van Marissing & J.C.J. Boutellier (2012). Condities voor zelforganisatie. Utrecht,
Verwey-Jonker Instituut.
Jos van der Lans 1 maart 2014 Dossier de affectieve burger
Jan Jonker (redactie) werken aan de We-conomy. Duurzaamheid, coöperatief organiseren. 2013. Kluwer. Deventer
MOVISIE, Anouk Poll (2012), Werken vanuit zelfregie, hoe pak ik dat aan?
Putnam, R.S. (1995). Bowling alone: America’s declining social capital. Journal of democracy. Vol 6 (1), pp 65-78.
Ryan, R.M. & Deci, E.L. (2000). Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation,
114
Social Development, and Well-Being. American Psychologist 55 (1), 68-7.
Verkooijen, L. (2010). Van inspraak naar invloed. Lectorale rede aan Health School Almere.
Almere: Health School.
Verloop, Willemijn & Hillen, Mark (2013): Verbeter de wereld; Begin een bedrijf. Hoe social enterprises winst voor
iedereen creëren. Business contact. Amsterdam
W.F. Wertheim, De lange mars der emancipatie. Van Gennep, Amsterdam 1977
Zelfregie in de Praktijk, Een kwalitatief onderzoek naar eigen regievoering van kwetsbaren in de zelfredzame samenleving
9.2Websites
www.avontuurvandeheld.nl
www.socialevraagstukken.nl
www.movisie.nl
www.invoorzorg.nl
www.tomdehaas-consultancy.nl
www.zelfregiecentrum.nl
115
Profielen auteurs
Profiel Inge Broere
Inge Broere is werkzaam als beleidsadviseur bij SDW. SDW begeleidt, ondersteunt
en behandelt kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking.
Ondersteuning thuis als het kan en specialistisch op een locatie wanneer noodzakelijk. Altijd vanuit het principe één cliënt, één plan.
Ze leverde binnen SDW onder andere haar bijdrage aan het project “Klantwaardig
Werken”, waarbij de “cliënt in regie” een belangrijk uitgangspunt is.
Naast haar werkzaamheden binnen SDW werkt Inge als zelfstandig adviseur binnen
de beleidsterreinen Human Resources en Zorg en Welzijn. In 2013 deed ze samen
met Tom de Haas de eindredactie van de publicatie “De cliënt in regie: een programmatische aanpak.”
Profiel Tom de Haas
Tom de Haas (1956) is sinds 1989 werkzaam als strategie en organisatieadviseur.
Sinds 2009 werkt hij als zelfstandig adviseur en schrijver onder de naam Tom de
Haas Consultancy BV. Zijn werkgebied is het lokale publieke domein. Hij heeft veel
ervaring op het terrein van de zorg, Sw en re-integratie, volkshuisvesting en welzijn.
Recente publicaties van Tom de Haas gaan over het vraagstuk van regie over hun
eigen leven door burgers met een ondersteuningsvraag. Over de veranderende
positie van gemeenten. En over het realiseren van ingrijpende veranderingen in
maatschappelijke organisaties.
116
Bedrijfsgegevens Tom de Haas Consultancy BV
Zelfstandig adviseur en schrijver
06-22214474
www.tomdehaas-consultancy.nl
[email protected]
Venkant 2
5271 SP Sint-Michielsgestel
ISBN nummer publicatie
978-90-821193-1-2
117
“Burgerkracht”
“Burgerkracht”
is hét modewoord
is hét
modewoord
deze
tijd; dé
vanoplossing
dezedeze
tijd;voor
dé oplossing
alleoplossing
kwaden.
voor‘De
allezelfredzaamheid
kwaden.
‘De zelfredzaamheid
vanzelfredzaamheid
de
van de
“Burgerkracht”
is van
hét
modewoord
van
tijd;
dé
voor
alle kwaden.
‘De
burger vergroten,
burger
de de
participatiemaatschappij,
vergroten,
de participatiemaatschappij,
de burger als de
co-creator’
burger als
…
, burger
een woordenbrij
, eenbedacht
woordenbrij
bedacht door
van
burger vergroten,
de participatiemaatschappij,
deco-creator’
als…co-creator’
… ,door
een woordenbrij
mensen die blaken
mensen
van
die
de
burgerkracht.
blaken
van
de
burgerkracht.
bedacht door mensen die blaken van de burgerkracht.
Ik maak me grote
Ik Ik
maak
zorgen
meom
grote
de
zorgen
mensen
om
diede
niet
mensen
zo makkelijk
die niet
burgerkracht
zoniet
makkelijk
aan
burgerkracht
de dag
leggen.
aan de
Dedag
tweedeling
tweedeling
maak
me
grote
zorgen
om
de
mensen
die
zo makkelijk
burgerkracht
aanleggen.
de dagDeleggen.
De
neemt steeds grotere
neemt
steeds
vormengrotere
aan. Mensen
vormen
aan.deMensen
andere
aan
kant
devan
andere
de streep
kant
van
de streep
niet kant
zokunnen
maar
niet
onsje
zo maar
een onsje
tweedeling
neemt
steeds aan
grotere
vormen
aan.
Mensen
aankunnen
de andere
van een
de
streep
kunnen
niet
burgerkracht inzetten;
burgerkracht
terwijl
inzetten;
juist
zij terwijl
royaal
de
juistgevolgen
zij royaal
van
de de
gevolgen
bezuinigingen
van zij
de royaal
bezuinigingen
ervaren.
ervaren.
is eerlijk,
Eerlijk
ook
is eerlijk, ook ik
zo maar
een
onsje
burgerkracht
inzetten;
terwijl
juist
deEerlijk
gevolgen
van
de ik
bezuinigingen
bediende me van
bediende
de burgerkrachterminologie
me
van deis burgerkrachterminologie
als ik
mebediende
dat uitkwam.
alsme
me van
dat uitkwam.
ervaren.
Eerlijk
eerlijk, ook
de burgerkrachterminologie als me dat uitkwam.
zijn talenten heeft. Ook al zijn ze her en der ietwat lullig verstopt, weggestopt of langdurig onbenut.
Ik wens u veel burgerkracht
Ik wens u veeltoe
burgerkracht
met dit boekje,
toe met
doe dit
hetboekje,
vooral doe
menslievend.
het vooral menslievend.
Ik wens u veel burgerkracht toe met dit boekje, doe het vooral menslievend.
Ralf Embrechts; Ralf
mede-initiatiefnemer
Embrechts; mede-initiatiefnemer
van dorpscoöperatie
van dorpscoöperatie
Wij-Wel in Diessen
Wij-Wel
(Hilvarenbeek),
in Diessen armoedeglossy
(Hilvarenbeek), armoedeglossy
Quiet 500
Quiet 500
Ralf
Embrechts;
mede-initiatiefnemer
van
dorpscoöperatie
Wij-Wel
in
Diessen
(Hilvarenbeek),
en directeur vanen
dedirecteur
MOM in Tilburg.
van de MOM in Tilburg.
armoedeglossy Quiet 500 en directeur van de MOM in Tilburg.
ISBN 978-90-821193-1-2 NUR 807
TOM DE HAAS
TOM
c o n s u l t a c no c n y s
120
120
Venkant 2, 5271 SPVenkant
Sint-Michielsgestel
2, 5271 SP Sint-Michielsgestel
Telefoon 06-22214474
Telefoon 06-22214474
[email protected]
[email protected]
HAAS
u l www.tomdehaas-consultancy.nl
t a n c y
www.tomdehaas-consultancy.nl
maatschappelijke
maatschappelijke
waarde; organiserend
waarde; organiserend
vermogen vermogen
Zelfregie en eigen kracht
Toch wil ik de inhoud
Toch
wil
van
ik deze
de
van van
deze
bij udeze
publicatie
aanbevelen.
bijUu treft
aanbevelen.
diverse
U voorbeelden
treft er
invoorbeelden
aan, goed
doorgrond.
in aan, goed
doorgrond.
Toch
wil
ik inhoud
depublicatie
inhoud
publicatie
bij ueraanbevelen.
U diverse
treft er
diverse
voorbeelden
in aan,
goed
Geschoeid op een
Geschoeid
goede leest.
op een
Zijgoede
kunnen
leest.
opnieuw
Zij kunnen
inspireren.
opnieuw
Ze spelen
inspireren.
in opZe
het
spelen
ritmein
van
opde
hetmens
ritmeenvan
niet
deop
mens en niet op
doorgrond. Geschoeid op een goede leest. Zij kunnen opnieuw inspireren. Ze spelen in op het ritme
het ritme van de
hetsysteemwereld.
ritme van de systeemwereld.
Net als de auteurs
Netgeloof
als de auteurs
ik dat ieder
geloof
mens
ik dat
zijnieder
talenten
mens
heeft.
zijn talenten
Ook al zijn
heeft.
ze her
Ook al zijn ze her
van de mens en niet op het ritme van de systeemwereld. Net als de auteurs geloof ik dat ieder mens
en der ietwat lullig
en der
verstopt,
ietwat weggestopt
lullig verstopt,
of weggestopt
langdurig onbenut.
of langdurig onbenut.
Tom de Haas • Inge Broere
De
grenzen
van burgerkracht
De grenzen van
Deburgerkracht
grenzen
van burgerkracht
Tom de Haas • Inge Broere
Zelfregie
en eigen kracht
De burger in regie op de leefgebieden
wonen, werken, welzijn en zorg
Download