EMERITIFORUM KU LEUVEN p.a. “Eygen Heerd” Minderbroedersstraat 5 B-3000 Leuven KU LEUVEN ONS KENMERK Het muziektheater van Jean-Philippe Rameau (16831764) en het Franse hofleven onder Lodewijk XV UW KENMERK LEUVEN, Forumgesprek nr. 94 Spreker: - prof. Hans Cools, Onderzoeksgroep Nieuwe Tijd, KU Leuven - prof. Ignace Bossuyt, auteur van het boek Jean-Philippe Rameau, een kennismaking Inleider-moderator: em. prof. Camiel De Ranter Plaats: Convent van Chièvres, Groot Begijnhof Datum: donderdag 18 december 2014 _____ Ter beschikking gestelde documentatie: - Inleiding, tekst van em. prof. A. Van de Putte - PowerPoint-presentatie ‘De Franse samenleving en cultuur ten tijde van Jean-Philippe Rameau (1683-1764)’ (15 dia’s), prof. Cools - Curriculum vitae van Hans Cools - PowerPoint-presentatie ‘Jean-Philippe Rameau (1683-1764) - organist, muziektheoreticus, componist’ (109 dia’s), prof. Bossuyt - Tekst over de mens, de theoreticus en de componist Jean-Philippe Rameau, en toelichting bij een aantal fragmenten, prof.Bossuyt Aanbevolen lectuur: het bovengenoemde boek van prof. Bossuyt, uitgegeven bij Leuven University Press, 2013, 256 pp. _____ Secretariaat : tel. 016/32 07 77 - Fax 016/32 37 38 e-mail : [email protected] BLAD NR. 2 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Volgens de voorzitter koos het Emeritiforum voor een forumgesprek over kunst dit jaar voor Rameau: 250 jaar geleden overleden, niet algemeen bekend, en met emeritus Bossuyt onder ons, die zich in diens leven en werk verdiepte. Rameau leefde en werkte in de bewogen en complexe 18de eeuw, die van de Verlichting en de rede. Alhoewel de 17de eigenlijk die van het rationalisme is, en de 18de die van het empirisme (cfr. John Locke in Engeland) en ook die van de eerste kritieken op de moderniteit zoals later geformuleerd in de romantiek (Jean-Jacques Rousseau). Em. prof. Van de Putte stelt de beide sprekers voor met hun cv. Rameau heeft tijdens zijn lange leven slechts twee koningen gekend, Lodewijk XIV en Lodewijk XV (PPt-presentatie prof. Cools, dia’s 4 en 10-11). Lodewijk XIV, die het absolutisme gestalte gaf, regeerde eerst met kardinaal Mazarin en bestuurde nadien zeer autocratisch want ‘hij kreeg alle gezag van God’. Hij verplaatste het hof naar Versailles en ontwikkelde de neiging om zich uit de samenleving terug te trekken (in het intiemere slot in Marly). Hij voerde een bijzonder agressieve buitenlandse politiek door een reeks oorlogen, zoals tegenover de Nederlandse republiek en in verband met de Spaanse successie. Op binnenlands gebied was er zijn streven naar religieuze conformiteit: actie tegenover de protestanten (herroeping in 1685 van het Edict van Nantes van 1598, het ontstaan van ‘La République des Lettres’, en het Frans dat mede daardoor een cultuurtaal werd) en de Jansenisten (afbraak van het klooster van Port-Royal) - wat de interne oppositie in de parlementen uiteraard aanwakkerde. Hij gaf wel Frankrijk ongeveer zijn huidige vorm (Vrede van Utrecht, 1713), maar het land was virtueel failliet en veel rijdom en intellect vluchtten weg. Lodewijk XV was een weinig besluitvaardige koning. Hij bestuurde aanvankelijk met kardinaal de Fleury als (een zeer goede) eerste minister, en het hof verhuisde terug naar Parijs en deze stad werd opnieuw het centrum van cultuur. Nadien werd het een drama. Het hof keerde terug naar Versailles [waar ‘La Princesse de Navarre’ van Rameau, een ‘comédie-ballet’ met libretto van Voltaire op bestelling van het hof, in 1745 voor het eerst werd opgevoerd], madame de Pompadour’s invloed werd groter en de koning zelf werd een speelbal van adviseurs. De clerus nam afstand van hem, zijn gezag erodeerde, er volgden militaire en politieke nederlagen en de staatsschulden bleven stijgen. De koning werd bespot en liet een puinhoop achter, een opstap naar de revolutie… Prof. Bossuyt bespreekt de mens en de musicus Rameau, een tijdgenoot van Bach en Haendel, in de chronologische volgorde van de verschillende fases van zijn leven en brengt daarop aansluitende muziekfragmenten ten gehore. Voor de intellectuele en maatschappelijke context waarin dit leven verliep, verwijst hij naar Philipp Blom’s ‘Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting’, 2011 (Eng. ‘The wicked company’). Op p. 2 van zijn bovenvermelde tekst is ook een uitgebreide discografie vermeld. 2 BLAD NR. 3 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Rameau beschouwde zich overigens niet alleen als componist, maar vooral als een theoreticus (zie zijn ‘Traité de l’Harmonie reduite à ses Principes naturels’, 1722, uit de periode van zijn eerste jaren in Parijs), en hij verdedigde het primaat van de muziek als wetenschap. De meeste van zijn composities waren bedoeld voor het theater. Het uitgangspunt van deze theatermuziek is het libretto, de tekst die de componist op muziek zet. De teksten zijn dus belangrijk, vermits de Franse opera van die tijd beschouwd werd als een muzikaal verlengstuk van de gesproken tragedie, zie zijn ‘tragédies lyriques’ (operas) als ‘Hippolyte et Aricie’ (1733) - met belangrijke orkestrale kleur, ‘Castor et Pollux’ (1737) en ‘Dardanus’ (1739) en zijn latere soortgelijke werken ‘Zoroastre’ (1749) en het nooit uitgevoerde ‘Abaris ou les Boréades’ (1760-1763, handschrift). Het komt in de eerste plaats aan op de tekst, het verhaal staat centraal en dit in tegenstelling met de Italiaanse muziekvorm waarin de aria een lyrische ontplooiing is en blijk moet geven van virtuositeit. Rameau is dus al 50 jaar als hij zijn eerste opera componeert. Opera stond in dienst van de koning (zie bv. al ‘Cadmus et Hermione’, een ‘tragédie en musique’ van Jean-Baptiste Lully, 1673). Thema’s kwamen vooral uit de klassieke mythologie met haar heldenverering. Het ballet speelde ook een rol, als voorloper van de opera en op het einde van elk bedrijf, het ‘divertissement’. Ook typisch voor Frankrijk hierbij was ‘le merveilleux’, d.i. de spektakel-machinerie, en ook het koor - dat in Italië de overgang naar de solistenopera met zijn castraten inluidde - blijft zeer belangrijk. Een uitstekend orkest was eveneens aanwezig, in Italië was dat veel beperkter en verdween het uiteindelijk. Als zijn eerste opéra-ballet weze het instrumentale hoogtepunt ‘Les Indes Galantes’ (1735/36) [les Indes = in feite Peru of zelfs alles buiten Europa] vermeld, en nadien ook zijn eerste en meteen grandioze ‘comédie lyrique Platée’ (1745), en ‘Les Surprises de l’Amour ‘(1748) waaraan de ‘acte de ballet Anacréon’ met zijn zeer mooie ‘sommeil’ nadien werd toegevoegd. Zijn ‘pastorale héroïque Zaïs’ dateert van hetzelfde jaar, en zijn tweede ‘comédie lyrique Les Paladins’ van 1760. Pygmalion was zijn eerste ‘acte de ballet’ (1748). Tijdens zijn laatste jaren werd Rameau verwikkeld in de zogenaamde Buffonistenstrijd (‘la Querelle des bouffons’) die draaide om de prioriteit van de Franse op de Italiaanse opera. Zij werd ingezet met ‘Elémens de musique théorique et pratique suivans les principes M.Rameau’ van Jean le Rond d’Alembert (1752) en gaf o.m. aanleiding tot de uitgifte van pamfletten van Rousseau (‘les Français n’ont point de musique’) en Rameau en diens ‘Erreurs sur la musique’ van 1755 en 1756 als reactie op de ‘Encyclopédie’ van Denis Didérot en d’Alembert van 1751. Volgens prof. Bossuyt zijn drie elementen essentieel om toegang tot de muziek van Rameau te krijgen: de tekst, het ballet en het orkest (elk beschreven op p. 2 en 3 van zijn tekst, met ook aandacht voor de gebruikte muziekinstrumenten en hun functie). Zijn ‘tragédies lyriques’ stonden op de voorgrond, maar hij evolueerde naar de lichtere ‘actes de ballet’ en de ‘comédies lyriques’. Hij kende een prominente plaats toe aan het orkest. Bij hem was er niet het conflict ‘science-sentiment’, het karakter van de personages vond ook zijn weerslag in het orkest, zijn theorie over harmonie was baanbrekend. _____ 3 BLAD NR. 4 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Bestaat er geen muziekstuk van Rameau ‘La Poule’ en waaruit komt dat? A. Het komt uit de klavecimbelbundel - dus zijn eerste periode. Het is één van de meest sterke, dramatische stukken en dat los van zijn simplistische titel. Het is al veel georkestreerd geweest. De context ervan is niet zo direct duidelijk. V. In de eerste helft van de 18de eeuw waren er nog andere componisten, zoals François Couperin met meer spontaneïteit? A. Inzake spontaneïteit moet men toch niet overdrijven. Couperin maakte vooral klavecimbelmuziek en beheerste veel meer de finesse van het instrument, Rameau van zijn kant is veel Italiaanser (cfr. Domenico Scarlatti) en ging veel meer op zoek naar het harmonische. V. Had Bach reden om zich voor Rameau zo te interesseren? A. Bach was geen Ramist, maar via Melchior Grimm was de theorie van Rameau wel in Duitsland doorgedrongen. In Rameau was Bach feitelijk niet geïnteresseerd. V. Er is een verband tussen muziek, wetenschap en emoties. Hoe kwam dit samen tot emoties? A. Dat verband is er inderdaad. Aan de verschillende tonaliteiten werd een bepaalde affectwaarde toegekend. V. De Salische wet zou dus geen wet zijn met als doel een gebied als geheel te laten vererven. A. De Salische wet - al in de 14de eeuw - moest een oplossing bieden in opvolgingscrises, zoals om de Engelsen van de Franse troon te houden. V. De onderwerpen in de muziek en ook in het toneel kwamen uit de (kleine kantjes van de) mythologie. Was de algemene cultuur zodanig ontwikkeld dat de toehoorders en toeschouwers dat voldoende kenden? Of kregen zij een tekstboekje met uitleg bij het binnentreden in het theater? A. Dat laatste gebeurde wel, en de teksten werden op voorhand gepubliceerd. Het waren tenslotte themata die in die tijd in intellectuele kringen voldoende bekend waren... bij mensen die meestal onderwijs bij de jezuïeten gevolgd hadden. Er werd ook zeer duidelijk gedeclameerd in de Franse opera. V. De Vrede van Utrecht werd ruim herdacht, maar waarom niet in België? A. De zuidgrens van België werd er inderdaad in vastgelegd, maar wij zaten niet aan de onderhandelingstafel. 4