Overzicht geschiedenis Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren De eerste mensen leefden als jagers-verzamelaars. Ze trokken rond als nomade en leefde in tijdelijke hutten en tenten. Van daaruit gingen ze op zoek naar voedsel. Als het voedsel op een bepaalde plek op was, vertrokken de jagers-verzamelaars naar een ander gebied. We weten niet veel van de jagers-verzamelaars vanwege het ontbreken van geschreven bronnen. Rond 11.000 v.Chr. ontstond in Mesopotamië de landbouw. Dit had verstrekkende gevolgen voor de samenleving. Doordat er nu genoeg voedsel aanwezig was, hoefde mensen niet meer rond te trekken en gingen op een vaste plaats wonen. Door de overvloed aan voedsel groeide ook de bevolking en zo ontstonden de eerste dorpen en later ook steden. Boeren die steeds een goede oogst hadden, kregen meer aanzien en macht en werden de leiders van de steden. De priesters zorgde voor het vereren van de goden en omdat niet iedereen meer boer hoefde te zijn, vond er specialisatie in ambacht plaats. De concurrentie tussen steden onderling groeide en er ontstonden oorlogen. Politiek en maatschappelijke hiërarchie waren geboren. Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen Griekenland bestond aanvankelijk uit een groot aantal stadsstaten. In de stadstaat Athene was er na verloop van tijd sprake van een bijzondere staadsvorm voor die tijd: Een democratie. Burgers mochten meebeslissen in de politiek. Alleen voor vrije mannen was dit recht weggelegd. Verder bloeide de wetenschap, filosofie, de kunst en de architectuur enorm op. Men zocht verklaringen van natuurverschijnselen niet langer bij goden. Met de veroveringen van Alexander de Grote werden het hellenisme, de Griekse cultuur, over een groot deel van Zuidwest-Azië verspreid. De kennis is daar bewaard gebleven. Daarna was het de beurt aan de Romeinen. Eerst kwamen de Romeinen in aanraking met de Griekse koloniënen in Zuid-Italië. Hierdoor namen de Romeinen een deel van de Griekse kunst, architectuur en kennis over. Dit noemen we de Grieks-Romeinse vormentaal. Het Romeins imperium groeide enorm waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich over grote delen van Europa kon verspreiden. In Gallië liepen de Romeinen tegen de Germanen op, maar dit veroorzaakte geen grote problemen. Sterker nog, sommige Germanen Romaniseerde zich en konden zich flink omhoogwerken in de Romeinse maatschappij. Tijdens de Regeerperiode van keizer Augustus werd Jezus Christus geboren. Een nieuw geloof was door hem ontstaan: het christendom. De Christenen werden eerst hevig vervolgd door de Romeinen, maar keizer Constantijn gaf de Christenen vrijheid en uiteindelijk werd het christendom een belangrijke godsdienst van de Romeinen. Maar nadat het Romeinse rijk was verdeeld in oost en west, stortte door volksverhuizingen het westelijk deel als een kaartenhuis in elkaar en luidde in west-Europa een periode van choas in. Tijdvak 3: De tijd van Monniken en ridders Aanvankelijk was het in dit tijvak een grote puinhoop, maar de Franken, onder leiding van o.a Karel de Grote, brachten rust in de tent en stichtte een nieuw rijk. In dit rijk werd het zogenaamde feodalisme bedacht. De koning, de leenheer, gaf land te leen aan een onderdaan, de leenman. In ruil daarvoor moest de leenman de koning bijstaan in oorlogen en het gebied dat hij onder zijn gezag had besturen. Karel liet machtige paleizen in heel zijn rijk bouwen om er op toe te zien dat zijn leenmannen hun werk goed deden. Het voordeel was dat de koning genoeg strijdkrachten had en dat de voedselvoorziening niet in gevaar kwam. Het nadeel was dat hij door de benoeming van zogenaamde achterleenmannen macht kwijt kon raken. De samenleving werd autarkisch met zogenaamde hofstelsel. De meeste boeren waren in deze tijd horige die voor hun heer moesten werken. Ook was dit het tijdvak van de kerstening van grote delen van Europa door missionarissen, o.a Bonifatius en Willibrord. In 632 was er in Arabië door profeet Mohammed een nieuwe godsdienst ontstaan, de islam. De islam verspreidde zich over de gehele Arabische wereld en het Iberisch schiereiland. In Zuid-Frankrijk werd hun opmars gestuit. In dat gebied van de Islam kwam de oude Griekse kennis weer tot bloei en kwam er dus een wedergeboorten aldaar van kunst en wetenschap. Ook werden ze goede handelaren. Dat zou voor West-Europa geen onbelangrijke gevolgen hebben. Tijdvak 4: Tijd van steden en staten Door verbeteringen in de landbouw in West-Europa kwam er meer voedsel ter beschikking dus groeide ook de bevolking. Voorzichtig begonnen er weer steden te ontstaan. In die steden beoefende men een ambacht of gingen de handel in. Deze handelaren handelde met de steden in Noord-Italië en van daaruit werden allerlei luxe producten uit het midden oosten ingevoerd. Er kwam door de handel ook weer geld in omloop, zodat het feodalisme een achterhaald verschijnsel begon te worden dus kwamen kwamen steeds meer horige naar de stad. De boeren die zich daar vestigde, werden rijk en vormde een nieuwe klassen in de maatschappij, de burgerij. De steden kregen op ten duur allerlei privileges waardoor de invloed van de adel werd teruggedrongen. Wel was er wat gesteggel in de kerk. In 1054 waren de westelijke en oostelijke christelijke kerk van elkaar gescheiden door een conflict over het primaat, de hoogste macht. Het Oosters schisma noemen we dat. Later zou er ruzie onstaan over wie de bisschoppen mocht benoemen, de Investituurstrijd. De Paus vond namelijk dat hij dat alleen moest dat, terwijl de koningen vonden dat zij dat zelf moesten doen. Na een hoop geruzie werd er besloten dat de Paus voortaan de bisschoppen benoemt, maar dat de koning ze mag afwijzen als de bisschoppen hem niet aanstaan. Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers Er gebeurde in dit tijdvak vier belangrijke dingen. Het eerste betreft het begin van de Europese overzeese expansie. Nadat Columbus in 1492 Amerika had ontdekt, Vestigde de Spanjaarden en Portugezen daar hun koloniën. Daar waren economische, politieke en culturele redenen voor. De economische reden hiervoor was dat de Spanjaarden en Portugezen de kostbare grondstoffen wou hebben die middels hun handel veel geld in de schatkist zou brengen. De politieke reden was dat de vorsten hun macht over de wereld uit wouden breiden en de culturele reden hield in dat de kolonisators het christendom over de wereld wouden verspreiden. Voor de inheemse bevolking betekende dit echter uitbuiting, ziekte en sterfte. Het tweede belangrijke aspect uit dit tijdvak is de renaissance. In de renaissance beleefde de kennis uit de oudheid een wedergeboorte. Er werd weer wetenschappelijk gedacht en de kunst en architectuur herrees uit de oudheid. Ook stond het geloof niet meer centraal, maar de mens zelf. De bijbel werd vertaald uit het Latijn en er werd ontdekt dat sommige dingen uit de bijbel niet goed waren vertaald en dat er mogelijk onjuistheden in de bijbel zouden kunnen staan hierdoor. Hierdoor komen we automatisch bij het vierde aspect, de kerkhervorming. Wat er was wel meer mis in de kerk. De paus leefde in luxe en streefde naar macht en de bisschoppen en priesters wisten meestal zelf niet eens wat ze zeiden over de bijbel omdat ze gewoon domweg alles voorlazen en geen Latijn konden. Ook de verkoop van aflaten stond vooral Luther niet aan. Hij was het meer dan zat en publiceerde 95 stellingen tegen de kerk. Luthers volgelingen zouden protestanten genoemd worden. De Protestanten deden afstand van alle decoratie van de katholieke kerk. Luther was niet de enige. Calvijn was ook zo’n hervormer. Het verschil is dat Calvijn er vanuit ging dat al voor iemands geboorte vast stond of iemand in de hemel kwam. De Katholieke kerk en de katholieke vorsten, waaronder Karel V en Filips 2, bestreden de protestanten, hetgeen in de Nederlanden tot groot ongenoegen leidde. Maar er was meer aan de hand in de Nederlanden. De economische verschillen tussen het zuidwesten en het noordoosten waren groot en de centralisatie politiek van Karel en Filips viel ook niet in goede aarde, omdat steden dan hun privileges. Deze giftige cocktail was het recept voor een flinke opstand. Willem van Oranje, aanvankelijk goed bevriend met Filips stond aan het hoofd van de opstand. Het fatale jaar 1566 was daar. De Edelen verzochten Margaretha van Parma om de kettervervolging te stoppen, maar er werd geen gehoor aan gegeven. Vervolgens kwam in de nazomer de Beeldenstorm. Duizenden Katholieke kerken werden compleet vernield door de protestanten. De hertog van Alva, die naar de Nederlanden werd gestuurd om de orde te herstellen, richtte de raad van beroerten op. Duizenden beeldenstormers werden met de doodstraf gestraft. In 1568 begon bij Heiligerlee de 80-jarige oorlog.