Zo maak je een werkstuk! Stap 1: Kies een onderwerp Voordat je kunt beginnen met het maken van een werkstuk, moet je natuurlijk een onderwerp kiezen. Het is handig als je een onderwerp kiest dat je interesseert. Je mag al wel iets over het onderwerp weten, maar niet te veel. De bedoeling is juist dat je meer over het onderwerp leert door het maken van dit werkstuk. Kijk eerst of je genoeg informatie kunt vinden over het door jou gekozen onderwerp. Ga dan pas verder met stap 2. Overleg ook even met je juf of meester of je een goed onderwerp gekozen hebt! Stap 2: Verzamel informatie Je hebt een onderwerp gekozen waar je meer over te weten wilt komen. Hiervoor heb je informatie nodig. Je kunt op verschillende manier informatie opzoeken: Boeken van jezelf Boeken uit de bibliotheek Krant, radio, tv Internet (let er goed op of de informatie ook echt klopt! Op Wikipedia staat vaak informatie die niet klopt!!!) Lees al deze informatie eerst goed door. Je kunt niet alle informatie voor je werkstuk gebruiken dus bedenk goed wat je wilt gebruiken voor je werkstuk. Stap 3: Schrijf de inleiding Vertel hierin: waarom je het onderwerp gekozen hebt wat je er al van weet wat je nog te weten wilt komen Stap 4: Hoofdstukken maken Bedenk de hoofdstukken voor je werkstuk en zet ze in een logische volgorde. Het is misschien handig om op een kladblaadje eerst woordwebben te maken van elk hoofdstuk zodat je goed weet wat je per hoofdstuk wilt gaan typen. Stap 5: Typ je werkstuk Je werkstuk krijgt een bepaalde volgorde: Titelblad dit is de voorkant van je werkstuk. Typ de titel van je werkstuk en zoek er een leuk plaatje bij. Zet onderaan het blad je naam en je groep. Inhoudsopgave deze maak je op het laatst. Hier zet je wat je op welke bladzijde kunt vinden. Het is dus belangrijk om je pagina’s te nummeren! Inleiding Vertel hierin: Waarom je het onderwerp gekozen hebt Wat je er al van weet Wat je nog te weten wilt komen De hoofdstukken nu komen de echte hoofdstukken van je werkstuk. Zet ze in een logische volgorde! Elk hoofdstuk begint op een nieuwe bladzijde. Nawoord hierin vertel je kort hoe je het vond om dit werkstuk te maken. Vertel ook hoe je het hebt aangepakt, hoe lang je er ongeveer aan bezig bent geweest en of iemand je geholpen heeft (dit mag natuurlijk altijd). Bronnen dit zijn de boeken en internetpagina’s die je hebt gebruikt. Als je vertelt welk boek je hebt gebruikt noteer je de titel, de schrijver en de uitgever. Als je een internetpagina hebt gebruikt vermeld je de website. Stap 6: Controleer je werkstuk Pak de checklist erbij en kijk of je niets vergeten bent en of alles in de goede volgorde staat. Check daarna je werkstuk op spelfouten. Iemand anders kan je hier misschien bij helpen! Stap 7: Maak je werkstuk mooi Gebruik in je werkstuk steeds hetzelfde lettertype. Je mag kiezen uit: Arial, Times New Roman, Verdana en Calibri. De lettergrootte is: bij de titels van de hoofdstukken: 14, vet gedrukt. Bij de gewone tekst: 11 of 12. Begin elk nieuw hoofdstuk op een nieuw blad. De bladzijdennummering komt onderaan de bladzijde. Afbeeldingen: foto’s, plaatjes, tekeningen van internet kun je via kopiëren en plakken in je werkstuk plaatsen. Je mag ze ook netjes uitknippen en met lijm opplakken. Tip: de plaatjes moeten passen bij wat je in dat hoofdstuk hebt geschreven!!! Tot slot: Schrijf niet alles letterlijk uit het boek over maar maak nieuwe zinnen in je eigen woorden. Het moet jouw werkstuk worden! Heel veel succes met het maken van je werkstuk!!! Hieronder zie je waar de juf/meester op gaat letten: Beoordeling werkstuk Naam: ………………………………………………….. Cijfer: Datum: ………………………………………………….. Onderwerp: ………………………………………... Algemeen: Je werkstuk ziet er verzorgd uit. Je hebt een mooie voorkant. De pagina’s zijn genummerd. De indeling is goed: inhoudsopgave, inleiding, hoofdstukken, nawoord, bronvermelding. Inhoudsopgave: Titels van de hoofdstukken met paginanummering. Inleiding: Je legt uit waarom je voor het onderwerp gekozen hebt. Hoofdstukken: Je hebt voldoende hoofdstukken. De hoofdstukken staan in een logische volgorde. De plaatjes passen bij de tekst. Je hebt het werkstuk in je eigen woorden geschreven. Je geeft voldoende informatie over het onderwerp. Nawoord: Wat vond je van het maken van dit werkstuk? Bronnen: Boeken: titel, schrijver, uitgever. Websites: naam van de website. G V O 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Opmerking: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………