Interview Tom van Engelen - over Lichaamstaal Wie is Tom van Engelen en wat doe je maast het schrijven van boeken? Tom van Engelen is een 32-jarige inwoner van het Gelderse plaatsje Zaltbommel. Een nuchtere weloverwogen doener, die de voorkeur geeft aan ratio en heldere taal. Serieus als het moet, maar liever ontspannen en relativerend met humor. Momenteel gaat heel veel tijd zitten in het genieten van mijn lieve dochter Sasha, die op 4 januari is geboren. Zij is mijn lust en mijn leven en andere dingen staan daardoor wat op de achtergrond. Ik beleef heel veel plezier aan mijn werk als journalist/redacteur van het meest lokale medium dat er is: de huis-aanhuiskrant. Mooie gesprekken voeren met interessante mensen, de politiek volgen, foto’s selecteren om de krant smoel te geven, een spin in het web van de lokale gemeenschap zijn, en dat alles uitgewerkt in goed leesbare artikelen. Daarnaast zijn er nog enkele ontspannende hobby’s, zoals in verenigingsverband genieten van whisky en luisteren naar en lezen over mijn favoriete artiest David Bowie. Waar en wanneer schrijf je het liefst? Een specifieke voorkeur heb ik niet, soms barst een verhaal door de voegen van je geest naar buiten en dan moet je gewoon gaan zitten. Dat kan dus best op een willekeurige donderdag om twee uur in de middag zijn, achter je rommelige bureau. Als ik er echt voor ga zitten, dan is een goed glas whisky dicht bij de hand en speelt fijne muziek in de achtergrond, de temperatuur van de verwarming omhoog, de lamp gedimd. Alle gelegenheid om te staren, je te laten meevoeren door gedachten of de klanken van de muziek, om daarna furieus op het toetsenbord te rammen. Schrijven doe ik meestal (maar niet altijd) thuis. Wilde je altijd al schrijver worden? Het idee om schrijver te worden zat er al vroeg in. Als klein mannetje tekende ik al stripboekjes en dacht ik dat ik tekenaar ging worden, naar het voorbeeld van Hergé. Maar talent voor tekenen heb ik niet. Later dacht ik dat mijn talent voor ‘verzinnen’ ook niet zo geweldig was, omdat een poging om aan een roman te beginnen al na één A4’tje strandde. Maar puur het schrijven ging prima; daardoor koos ik voor de journalistiek. Wie zijn jouw drie favoriete schrijvers en waarom? Mijn favoriete schrijver is F. Springer, vanwege het talent waarmee hij een weemoedige, nostalgische sfeer creëert, het verlangen naar een tijd die nooit meer terugkeert. Zijn toon heeft iets gedecideerds, de stellige overtuiging dat elke zin doorwrocht is van de nut en noodzaak op papier te staan. Naast Springer heb ik een tijdlang geprobeerd Martin Bril te imiteren, zo goed vind ik zijn stijl. Die is altijd zo ‘raak’. Na deze twee schrijvers volgt een grote menigte waaruit is te kiezen, zo divers als Hella S. Haase en Herman Brusselmans. Wat hoop je dat er gebeurt met jouw boek in de toekomst? Dat Lichaamstaal een groot lezerspubliek bereikt zou al geweldig zijn. Ik ben op een dag immers maar gewoon gaan zitten, niet geremd door enige kennis van het vak, en ben gaan schrijven. Als lid van de televisiegeneratie van de jaren tachtig ben ik een beelddenker. In mijn hoofd zou ik wel weten hoe ik Lichaamstaal: The Movie zou maken. Als ik mag dromen, dan is het van een verfilming, een bewerking tot een script. Ben je al bezig met een nieuw boek? Ik heb me stellig voorgenomen 2014 te reserveren voor het schrijven van een volgende roman, maar zonder enige zelfopgelegde druk heb ik al wat concrete uitgangspunten op papier staan. Een eerste uitwerking van de drie karakters die de hoofdrol gaan spelen. Was de nominatie een verrassing of heb je je boek bewust voor 1 september uitgegeven? Het was een verrassing voor me, en een eer! Ik was me eigenlijk aan het voorbereiden op het accepteren van het feit dat Lichaamstaal misschien wel nooit zou uitkomen. Totdat ik Brave New Books op mijn pad vond. Mijn manuscript was op dat moment voor 99 procent klaar. Toen wilde ik alleen nog maar uitgeven, zo snel als ik kon. Begin augustus was Lichaamstaal zodoende beschikbaar. Waar heb je de inspiratie voor het boek vandaan? Het dagelijks leven is de grootste inspiratiebron. Voor mij was het vergaren van levenservaring sinds mijn tienerjaren essentieel om de bagage te verzamelen die nodig is om een roman te schrijven. De studietijd, het werkzame leven, de dynamiek van relaties met geliefden, familie, vrienden en collega’s. Door een gebeurtenis begin 2012 kwam er nog een dubbele dosis levenservaring bij, waardoor Lichaamstaal ineens met geen duizend man meer was tegen te houden. Op sommige momenten maakte een roes zich van me meester en ging alles vanzelf. Aan wie liet je jouw manuscript als eerste lezen? Mijn vrouw Angélique wist wel dat ik aan het schrijven was, maar niet dat het een daadwerkelijke roman zou gaan worden. Dat wist ik zelf ook pas laat. Zij is de eerste die het complete manuscript heeft gelezen. Buiten die intieme kring heeft een goede vriendin als eerste ‘buitenstaander’ Lichaamstaal gelezen en becommentarieerd. Dat heeft ze graag gedaan, zij en nog twee andere proeflezers waren van onschatbare waarde voor mij. Naast de flaptekst, waar gaat jouw boek nu eigenlijk écht over? Lichaamstaal gaat over het dragen van maskers. In het dagelijks leven zitten we stevig in het centrum van onze comfort zone, maar vroeg of laten willen we weg uit dat centrum, weg van alles dat vertrouwd is. Ergens anders even helemaal blanco zijn; niemand die weet hoe je werkelijk in elkaar steekt. Je hebt het gevoel dat je leeft, en beseft dan dat juist het gestructureerde leven een masker is. Maar wat is uiteindelijk nou je echte ik?