LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS Vak: TV Toegepaste informatica SPECIFIEK GEDEELTE Studierichting: Informaticabeheer Studiegebied: Handel Onderwijsvorm: TSO Graad: derde graad Leerjaar: eerste en tweede leerjaar Leerplannummer: 2011/043 (vervangt 2007/070) Nummer inspectie: 2011/436/1//D (vervangt 2007 / 30 // 1 / G / SG / 1 / III / / D/) Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel 13/11 lt/w TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 1 INHOUD Visie....................................................................................................................................... 2 Beginsituatie......................................................................................................................... 3 Algemene doelstellingen ..................................................................................................... 4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden ............................................................................... 6 Pc-technieken en netwerken ....................................................................................................................6 Webdesign ..............................................................................................................................................11 Databanken ............................................................................................................................................14 Programmaontwikkeling .........................................................................................................................16 Tekstverwerking .....................................................................................................................................22 Rekenblad...............................................................................................................................................23 Projectontwikkeling .................................................................................................................................25 Pedagogisch-didactische wenken .................................................................................... 28 Algemene pedagogisch-didactische wenken .........................................................................................28 Specifieke pedagogisch-didactische wenken .........................................................................................31 Minimale materiële vereisten ............................................................................................. 35 Evaluatie ............................................................................................................................. 36 Bibliografie ......................................................................................................................... 38 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 2 VISIE EIGENHEID VAN DE STUDIERICHTING De leerlingen die de richting Informaticabeheer kiezen zijn meestal al goed vertrouwd met eenvoudige toepassingen op PC of zijn gefascineerd door de uitdagingen van de informatiemaatschappij. Deze richting bereidt voor op de arbeidsmarkt, maar is ook gericht op het verder studeren. De eerste doelstelling wordt gerealiseerd met de leerinhouden die verband houden met de praktische kennis van de PC, de toepassingspakketten en de typische PC-programmeertalen, terwijl de tweede wordt gerealiseerd met de algemene vakken als wiskunde als economie en met de probleemoplossende vaardigheden. Veel vaardigheden zijn overdraagbaar naar nieuwe situaties (bijv. analysetechnieken die bij de ontwikkeling van programmatuur van de ene taal naar de andere overdraagbaar zijn). Volgende algemene doelstellingen worden beoogd: deskundigheid op het vlak van PC (hard- en software), installatie en onderhoud van pakketten, kennis van programmatuur (zowel de overdraagbare basistechnieken als de praktische ontwikkeling van toepassingen), analysevaardigheden, kennis van moderne technieken (netwerken, internet, webdesign), basiskennis van wiskunde en wetenschappen, kennis van de beginselen van de bedrijfseconomie. TEWERKSTELLING EN VERDERE STUDIES Volgende beroepen en functies komen in aanmerking: netwerkbeheerder, PC-deskundige, onderhoud van PC hard- en software, verzorgen van interne PC opleidingen, aankoopverantwoordelijke (van informaticamateriaal), ontwikkeling van routinetoepassingen en eenvoudige programma‟s, onderhoud van programma‟s, adviseur bij de verkoop van PC‟s, helpdesk verantwoordelijke, ontwikkeling van kleinschalige communicatienetwerken. De verantwoordelijkheid op het werkveld kan beperkt zijn tot het eigen takenpakket, maar in veel gevallen (bijvoorbeeld in een KMO) zal de informaticus de enige zijn die instaat voor het geheel van de informatica in het bedrijf, zodat in dat laatste geval de verantwoordelijkheid gekoppeld is aan controle, begeleiding en managementtaken. Verder studeren in de richting informatica kan in het hoger onderwijs zowel buiten als binnen de universiteit. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 3 BEGINSITUATIE Alle leerlingen die de tweede graad ASO, TSO of KSO met goed gevolg beëindigd hebben, komen voor deze studierichting in aanmerking. De leerlingen beschikken over basisvaardigheden i.v.m. ICT. Ze kunnen omgaan met de voornaamste toepassingspakketten, kunnen systeemsoftware hanteren en zijn vaardig met het Internet. Vele leerlingen zijn bovendien vertrouwd met de beginselen van ontwerp en implementatie en kunnen eventueel zelfstandig eenvoudige programma‟s ontwikkelen. Bovendien bezitten sommigen (afhankelijk van de studierichting) ook dactylografische vaardigheden. Deze leerlingen kunnen ook inzichtelijk werken met een tekstverwerkingspakket. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN De algemene doelstellingen worden hierna geformuleerd met behulp van competenties die de leerling van de studierichting Informaticabeheer kan verwerven. Het begrip competentie verwijst naar de cluster van vaardigheden, kennis en attitudes die iemand in staat stellen om zijn professionele taken succesvol uit te voeren. De wijze waarop de leraar met deze lijst kan omgaan, wordt verder bij de pedagogisch-didactische wenken toegelicht. PERSOONLIJKE COMPETENTIES 1 2 Zelfstandig (onder begeleiding) verantwoordelijk en gepast kunnen handelen. Dit houdt o.a. in: taakgericht handelen; aandachtig zijn; flexibel zijn; nauwkeurig werken; initiatief nemen; opbouwend kritisch zijn; sociaal omgaan. Actief kunnen luisteren tijdens teammomenten. D.w.z. 3 4 5 6 taak- en probleemgericht luisteren; contacten maken. Zich helder, constructief en respectvol uitdrukken bij werk- en studietaken. Dit betekent o.a. belangen afwegen; bemiddelen; argumenteren voor of tegen; overleggen en afspraken maken; gebruik lichaamstaal; functionele taalvaardigheid (Nederlands en Engels). Op een respectvolle manier schriftelijk en mondeling kunnen communiceren wat o.a. inhoudt dat de communicatietechnieken moeten aangepast worden naargelang de sociale omgeving (klant, stageplaats, medeleerlingen, klas …) Een realistische werk- en tijdsplanning kunnen maken. Kunnen werken in groepsverband. BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES Deze worden hierna algemeen geformuleerd (de specifieke vakgebonden competenties worden in de verschillende subvakken van het leerplan verder gedetailleerd). 1 Zelfstandig of in groep taken, projecten kunnen organiseren. D.w.z. 2 3 opdrachten opsplitsen in (deel)taken, planningen opstellen, kostprijsberekeningen opstellen, individueel werken, in team werken. Kunnen streven naar kwaliteitsvolle taakuitvoering zodat het resultaat steeds voldoet aan de, eventueel wijzigende, gestelde eisen. performant en functioneel handelen, gebruiksvriendelijke oplossingen die flexibel zijn afleveren, handelen conform de wetgeving. Gegevens kunnen verzamelen, opslaan en ter beschikking stellen, zodanig dat deze op een correcte en gebruiksvriendelijke manier kunnen worden opgevraagd. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 4 5 6 Zelfstandig of onder begeleiding en eventueel in teamverband, de informatiebehoeften van een organisatie kunnen detecteren en gestructureerd weergeven. Daartoe kan gebruik gemaakt worden van analysetechnieken. Via een gefaseerde aanpak een project kunnen ontwikkelen vanaf het basisidee tot en met het gebruiksvriendelijk programma. Nieuwe IT-oplossingen kunnen uitwerken, conform de eisen van de opdrachtgever. Daartoe kunnen oplossingen uitgewerkt worden bijv.: een volledig computersysteem al dan niet verbonden in een netwerk samenstellen, installeren, configureren en beveiligen; een dynamische website maken, onderhouden en op het web plaatsen; een relationele databank implementeren en beheren vanuit een (web)applicatie. 7 5 een geïntegreerd programma ontwikkelen rekening houdend met de basisprincipes van ontwerp en implementatie. Op een gepaste manier kunnen schriftelijk rapporteren. Dit houdt o.a. in: schriftelijke taalvaardigheid, kennis van Bin-normen, vaardig kunnen omgaan met kantoorsoftware. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 6 LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid door een (U) na de doelstelling en zijn cursief gedrukt PC-TECHNIEKEN EN NETWERKEN Competenties Een PC volledig kunnen monteren en demonteren, optimaliseren en beveiligen. Hard- en softwareproblemen kunnen detecteren en oplossen. Lokale netwerken op het vlak van hard- en software kunnen installeren, configureren en beveiligen. Een advies kunnen geven over de bruikbaarheid van hard- en software. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 LEERINHOUDEN 1 verklaren hoe een programma wordt uitgevoerd gebruikmakend van de Von Neu- 1.1 man-architectuur. de onderdelen van een processor benoemen en de globale werking ervan uitleg- 1.2 gen. de bussen schematisch weergeven, de soorten opsommen en hun functie opge- 1.3 ven. 1.4 de rol van het interne geheugen duiden en het belang van de grootte verklaren. 1.5 het doel en nut van cachegeheugens verklaren. 1.6 de functie van ROM en RAM geheugens uitleggen. 1.7 het nut van het binaire en hexadecimale stelsel inzien en in functie van het gebruik ervan beperkte omzettingen tussen beide stelsels maken. De opbouw van computers Uitvoering van een programma, de Von Neumannopdrachtencyclus Processoren: onderdelen, recente evolutie, parallelle verwerking Busstructuur: soorten en eigenschappen Het intern geheugen Cachegeheugen RAM- en ROM-geheugens Binair en hexadecimaal talstelsel TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 4 4.1 4.2 4.3 de recente soorten schijven classificeren naar gebruik, snelheid en type. organisatie van de data op de schijven verklaren. de functie van besturingsbevelen, clusters, de directory structuur verklaren, het verschil tussen en nut van de FAT en NTFS indeling duiden en de meest voorkomende opdrachten gebruiken. een keuze maken uit de backup eenheden en deze uitvoeren. de soorten schermen toelichten en de samenhang tussen scherm en schermbesturing verklaren. de componenten en functies van een multimediasysteem bespreken. het doel en gebruik van andere randapparaten in reële situaties bespreken. 7 LEERINHOUDEN 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3.5 3.6 3.7 3.8 Datacommunicatie Fysische toegang tot WAN zoals telefoonnet (U), DCS, ADSL-net, Telenet, videoconferentie Datatransmissie: digitale en analoge transmissie, modulatietechnieken (U) Transmissiemedia zoals: coaxkabel (U), twisted pair, glasvezel, infrarood/laser, LOS/Satelliet Transmissie: types asynchrone en synchrone verbindingen (U) Communicatiestandaarden: OSI-, TCP/IP model. Interne en externe modems, standaarden en protocollen Draadloze communicatie, bijv. Bluetooth en Wifi Recente technieken, bijv. Cloud-technologie, VoIP 4 het gebruik van verschillende typologieën verklaren en deze schematisch weer4.1 geven. 4.2 de protocollen voor communicatie, routering en adressering van de diverse apparaten uitleggen (U). 4.3 de hardwareonderdelen opsommen en hun voornaamste kenmerken opgeven. Netwerken Basistypologieën: gemaasd en ster netwerk Basisprotocollen: CSMA/CD, Token passing ring, Token passing bus (U) Hardware: netwerkkaart, connectoren, bekabeling, switches, routers, bridges, gateways de toegang tot de verschillende telecommunicatie netwerken bepalen en de eigenschappen verklaren. de verschillende kenmerken van datatransmissie (aard, modulatie, medium, type, methode, snelheid en foutdetectie) weergeven (U). het verloop van datatransmissie verklaren (via welke media en met welke methodes). de verschillende transmissietypes en -methodes en het gebruik ervan verklaren (U). het TCP/IP- en het OSI – model toelichten. een modem installeren, de werking, standaarden en protocollen toelichten. draadloze communicatie installeren en beveiligen. recente technieken toepassen. 3 3.1 Randapparatuur Soorten schijven, bijv. SATA-schijf, PATA-schijf, Solid State De organisatie van data op een schijf Bevelen voor het beheer van schijven Back-up eenheden Beeldschermen: soorten (bijv. TFT, LED,LCD) en besturing Multimediacomponenten Andere randapparaten bijv. scanner, barcode-lezer, mobile HD 3.2 3.3 3.4 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 de werking en eigenschappen van de verschillende soorten netwerken toelichten. verschillende soorten server en hun specifieke toepassingen opsommen en verklaren. het nut van virtuele servers verklaren. de verschillende adressen, routering methodes bepalen en de functie inzien van de symbolische machinenaam en het browser protocol (http). de functie en het gebruik van de Internetdiensten bespreken. de delen en werking van een intranet toelichten. 8 LEERINHOUDEN 4.4 Soorten netwerken: point-to-point, client-server peer-topeer 4.5 Soorten server: file- en printservers, mailservers, proxyserver, client-server Virtuele servers Internet: IP-routering, IP-adres, symbolische machinenaam (DNS), URL, http-protocol, Active-Directory. Diensten: e-mail, nieuwsgroepen, bestandenoverdracht, remote login, chatten, navigatie, sociale netwerken Intranet: gebruik en configuratie 4.6 4.7 4.8 4.9 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 de onderdelen van het moederbord en de aansluitingen ervan aanduiden. de functie van de verschillende poorttypes en uitbreidingspoorten beschrijven. de interne hardwareonderdelen en PC-sleuven herkennen en de werking ervan verklaren. voedingsaansluitingen volgens hun gebruik onderscheiden. de verschillende externe geheugens en opslagmedia onderscheiden. de types kabelaansluitingen voor de hardwarecomponenten onderscheiden en de verbindingen maken. vertrekkend van het moederbord een PC volledig (de)monteren. aan de hand van hardware jumpers de instellingen van het moederbord bepalen. de verschillende onderdelen aansluiten. de verschillende types van randapparatuur (via de juiste externe poorten) aansluiten. de aansluitingen voor de netwerken bepalen en uitvoeren. mogelijke gevaren inzien bij het monteren van de PC. 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 PC hardware Moederbord met aansluitingen Poorten Hardwareonderdelen: de processor-slot, de BIOS, de batterij, de voeding Voedingsaansluitingen voor moederbord, diskettestation, harde schijf, CD/DVD … Harde schijf, CD/DVD-station … Kabelaansluitingen PC montage Montage en demontage Instellingen van jumpers Onderdelen zoals LED‟s, processorventilator, luidspreker … Randapparatuur Koppeling met netwerken Beveiligingsaspecten TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 defecte hardware onderdelen opsporen, een diagnose stellen, vervangen of evt. herstellen. vreemde werkingsgeluiden vergelijken met de beschrijving ervan en deze interpreteren. de spanningen op voedingsdraden meten en interpreteren (U). fouten in de kabelaansluitingen detecteren en aanpassen. het onderhoud van sleuven, sloten, bekabeling, ventilator… uitvoeren. 9 LEERINHOUDEN 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 Hardware diagnose en herstelling Opsporing en herstelling Interpretatie van vreemde geluiden Meten en interpreteren van de spanning (U) Aansluiting van interne kabels Onderhoud 8 8.1 8.2 8.3 PC software de essentiële functies van veel voorkomende besturingssystemen gebruiken. Besturingssystemen de begrippen virtueel geheugen, paginering en segmentering verklaren. Geheugenbeheer bestanden en programma‟s comprimeren. Compressie van data voor communicatie en backupdoeleinden de belangrijkste opdrachten van een besturingssysteem uitvoeren. 8.4 Besturingsbevelen een virtuele server installeren. 8.5 installatie van een virtuele server een besturingssysteem installeren en updaten op een nieuwe of bestaande PCconfiguratie. 8.6 Installatie van (een update van) een besturingssysteem 8.7 softwarepakketten zoals antivirussoftware, buroticapakket … installeren en up-to- 8.7 Installatie van applicatiesoftware date houden. 8.8 Patches en plug-ins 8.8 patches, plug-ins … integreren in geïnstalleerde programmatuur. 8.9 BIOS-onderdelen: betekenis en functies, optimalisatie 8.9 de belangrijkste onderdelen van de BIOS verklaren en de BIOS-instellingen optien instellingen maliseren en aanpassen. 8.10 Stuurprogramma‟s 8.10 via internet of andere kanalen stuurprogramma‟s terugvinden en downloaden. 8.11 Foutmeldingen 8.11 de meest voorkomende foutmeldingen herkennen. 8.12 Werkingsmodi van het besturingssysteem 8.12 de verschillende modi waarin het besturingssysteem kan functioneren, onderscheiden en hun werking begrijpen. 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 9 9.1 9.2 9.3 een volwaardige back-up of reservekopie nemen van de belangrijkste data. het nut en de samenstelling van een opstart CD bepalen en deze creëren. een inventaris opmaken van elke PC. 9 9.1 9.2 9.3 EHBO-kit Back-up: methodes en reservekopieën Opstart CD: nut en creatie Inventaris van systeemonderdelen en software TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 10 LEERINHOUDEN 10 10.1 een netwerk installeren en configureren. 10.2 een netwerk instellen voor het delen van bronnen, internettoegang, data en programma‟s. 10.3 een netwerk beheren: netwerksoftware installeren, configureren en klaarmaken voor gebruik. 10 Netwerkbesturingssysteem 10.1 Installatie en configuratie 10.2 Delen van bronnen, internettoegang, data- en programmabestanden 10.3 Netwerkbeheer: installatie van netwerksoftware, configuratie en gebruik 11 11.1 de kenmerken en de gevaren van de verschillende soorten malware (virus, worm, Trojaans paard, hoax, spyware, adware, spam …) opgeven. 11.2 beveiliging- en antivirus software gebruiken. 11.3 een firewall hardware- en softwarematig installeren en configureren. 11.4 preventieve maatregelen nemen om veilig te mailen en te surfen. 11.5 een back-up uitvoeren. 11.6 een systeemherstel uitvoeren. 11.7 een volledige netwerkbeveiliging uitvoeren door bijv. wachtwoorden, encryptie en elektronische handtekening. 11 Beveiliging 11.1 Soorten malware (kwaadaardige software) 11.2 Beveiliging: antivirus programma. 11.3 Firewall 11.4 Preventie bij het mailen en surfen 11.5 Back-up systemen 11.6 Systeemherstel 11.7 Netwerkbeveiliging: hackers, encryptie, file-locking en recordlocking, beveiliging van de fileserver 12 12.1 een bestaande PC-configuratie beoordelen. 12.2 de mogelijkheden tot uitbreiding van de PC-configuratie analyseren. 12.3 uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen een efficiënt aankoopbeleid adviseren. 12 Computeradvies 12.1 PC-beoordeling op basis van prestatie, kwaliteit, leeftijd en actuele waarde 12.2 Uitbreidingsanalyse van een PC m.b.t. geheugen, harde schijf … 12.3 Aankoopbeleid TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 11 WEBDESIGN Competenties Webpagina‟s kunnen aanmaken aan de hand van HTML-code. Toepassingen kunnen maken in een scriptingtaal en integreren in webpagina‟s. De opmaak van webpagina‟s kunnen definiëren in CSS en deze koppelen. Beveiligde, dynamische websites en webservices kunnen bouwen en onderhouden. Een databank kunnen aanspreken via een webpagina. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 de verschillende onderdelen en karakteristieken van een webpagina duiden. een hyperlink omschrijven en gebruiken. een website organiseren en de informatie over de verschillende schermen verdelen. het begrip XHTML omschrijven. een eenvoudige pagina ontwerpen. lijsten integreren. specifieke grafische elementen aan een webpagina toevoegen. werken met tabellen. frames en toepassen (U). audio en video inlassen. een website maken, bijwerken en onderhouden. de ontwikkelde website beschikbaar stellen op de webserver. LEERINHOUDEN 1 1.1 1.2 1.3 Organisatie van een website Kenmerken van een webpagina Kenmerken van hyperlinks Architectuur: structuur, verbanden, lay-out, navigatie … 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 (X)HTML Begrip Ontwerp Lijsten Grafische elementen Tabellen Frames (U) Audio en video Opmaak en onderhoud van een website Website op de webserver TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 12 LEERINHOUDEN het begrip en het nut van CSS omschrijven. CSS bestanden aanmaken. elementen via classes, attributes en id‟s van opmaak voorzien. CSS bestanden koppelen aan webpagina‟s en websites. 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Cascading Style Sheets Begrip Opmaak voor de basiselementen Opmaak voor de specifieke elementen Koppeling aan webpagina‟s 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 de verschillende elementen van de taal beheersen. enkele elementaire toepassingen ontwikkelen waarbij gebeurtenissen optreden. scripttaal in XHTML opnemen. gebruik maken van data uit formulieren. de identificatie van browser en plug-ins verklaren. 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 WebScript Objecten, eigenschappen en methode Gebeurtenissen Scripttaal in XHTML Formulieren Besturing en identificatie van de browser en plug-ins 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 een dynamische website opzetten. controlestructuren voor scripts maken. functies aanmaken en gebruiken. XHTML formulieren opmaken en koppelen aan dynamische data. gegevens in sessions onthouden. een databank integreren in een website. de communicatie tussen browser en webserver beveiligen. de data in een webtoepassing beveiligen. 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 Webprogrammatie Dynamische website Controlestructuren Functies (X)HTML-invulformulieren Sessions Integratie van een databank Beveiliging via SSL Integriteit van data 6 6.1 6.2 6.3 6.4 het begrip webservices omschrijven (U). de functie van standaardprotocollen verklaren (U). weergeven hoe een webservice is opgebouwd (U). het lagenmodel van een webservice weergeven (U). 6 6.1 6.2 6.3 6.4 Webservices Begrip (U) Standaardprotocollen (U) Opbouw (U) Lagenmodel (U) 3 3.1 3.2 3.3 3.4 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 13 LEERINHOUDEN 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 objecten tekenen en bewerken (symbolen en buttons aanmaken) (U). animaties aanmaken (U). acties uitvoeren met een timeline (U). geluid in een button integreren (U). een applicatie in een webpagina integreren (U). 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 Webanimatie Objecten (U) Animaties (U) Timeline en tweening (U) Geluid Integratie 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 het begrip omschrijven (U). “well formed” XML documenten ontwikkelen (U). xml documenten opmaken via xlst (U). gegevens zoeken in XML documenten via XPath (U). enkele professionele toepassingen van XML uitvoeren (U). 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 XML – XSL Begrip (U) “Well formed” xml documenten (U) XSL: XSLT en XPath (U) Opmaak van XML via XSLT (U) Navigeren in XML via XPath (U) 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 1 begrip omschrijven (U). een CMS installatie uitvoeren (U). gegevens via de adminstratiemodule invoeren, aanpassen en verwijderen (U). gegevens in een CMS databank beheren (U). presentatiesjablonen instellen (U). 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 CMS Begrip (U) Installatie (U) Adminstratiemodule (U) CMS databank (U) Sjablonen (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 14 DATABANKEN Competenties Een relationele databank kunnen implementeren en beheren gebruik makend van de objecten en methoden van een professioneel DBMS-pakket. Gegevens uit een databank kunnen opvragen en beheren, alsook de databankstructuur kunnen wijzigen met behulp van SQL instructies. Applicaties kunnen ontwikkelen in een geïntegreerde pakketgebonden omgeving ofwel een databank kunnen beheren vanuit een host language via “embedded SQL”. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 3.2 3.3 3.4 tabellen creëren met hun eigenschappen en validatie. tabelstructuren opslaan, afbeelden en wijzigen. records afbeelden, wijzigen, opsporen, toevoegen en verwijderen. de analogie aantonen tussen de logische begrippen entiteit, attributen en relaties en hun technische realisaties in tabellen, velden en foreign keys. regels hanteren om entiteiten, attributen en relaties te bepalen. een conceptueel gegevensmodel opstellen. de normalisatieregels toepassen. een technisch ontwerp (definitie tabellen, sleutels en relaties) visualiseren en implementeren in de eigen databankomgeving. het verschil duiden tussen embedded SQL en het interpretatief gebruik ervan. via SQL tabellen opstellen en raadplegen, gegevens muteren, optimaliseren en beveiligen. de begrippen DML toepassen. de begrippen DDL toepassen. 1 1.1 1.2 1.3 Ontwerp en beheer van een tabel Namen, eigenschappen en validatie op veld- en tabelniveau Tabelstructuur Beheer van records 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Relationele databanken Begrippen entiteit, sleutel, attribuut en soorten relaties Bepaling van entiteiten, attributen en relaties Conceptueel gegevensmodel Normalisatie Technisch ontwerp 3 3.1 3.2 SQL Algemene begrippen Componenten van de select-instructie met en zonder gebruik van statistische functies DML: Select - Insert into - Delete - Update DDL: Create table/index - Drop table/index - Alter table 3.3 3.4 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 15 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 (*) een formulier ontwerpen met behulp van objecten en hun eigenschappen bepalen. een rapport ontwerpen (met en zonder groepen) met behulp van objecten en hun eigenschappen bepalen data opsporen met behulp van een wizard op basis van vaste en parametercriteria, al of niet met gebruik van statistische functies. acties ondernemen op een gegevensverzameling. verschillende objecten in een databank koppelen (via macro‟s, VB of VBA). SQL hanteren in de broncode van een zelf gekozen host language. een gegevensverzameling in een host language verwerken. 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 Pakketgebonden databank (*) Formulieren: ontwerp, objecten en eigenschappen Rapporten: ontwerp, objecten en eigenschappen Query‟s: selectiequery, totaalquery, parameterquery, actiequery Acties op gegevensverzamelingen Koppelen van de objecten SQL in broncode Gegevensverzameling (*) De vakgroep bepaalt welke databank gekozen wordt: ofwel ontwikkeld men applicaties in een geïntegreerde pakketgebonden omgeving (zoals MS Access) of gebruikt men “embedded SQL” om de databank te beheren vanuit een host language (zoals VB.Net). De doelen van deze rubriek kunnen dus verwezenlijkt worden hetzij in het subvak databanken hetzij in de subvakken programmaontwikkeling of webdesign. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 16 PROGRAMMAONTWIKKELING Het leerplanonderdeel “programmaontwikkeling” is opgebouwd uit 2 onderdelen: ontwerp en implementatie. Het ontwerpgedeelte bevat een gemeenschappelijk deel (dat in beide opties aan bod komt); optie 1: procedureel ontwerp; optie 2: object-georiënteerd ontwerp. Dit houdt in dat de vakgroep een keuze kan maken tussen de 2 opties. Uiteraard mogen ook beide aan bod komen. Dat hangt samen met de keuze van de programmeertaal (zie verder bij de pedagogisch-didactische wenken). Competenties Complexe problemen kunnen oplossen door gebruik te maken van een gestructureerd ontwerp, incl. gegevensstructuren en controlestructuren. “Event-driven”, “procedureel” en/of “objectgeoriënteerd” kunnen programmeren, d.w.z. de gepaste taalgebonden elementen kunnen toepassen om het ontwerp te kunnen implementeren in een geschikte programmeertaal. Overdraagbaarheid van oplossingsmethodes en technieken kunnen nastreven. ONDERDEEL 1: ONTWERP Gemeenschappelijk deel m.b.t. ontwerp LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 verklaren wat de top-down methode inhoudt. een stappenplan toepassen bij het oplossen van problemen. 1 1.1 1.2 Methodologie Top-down methode Te volgen stappen bij het oplossen van een probleem: Oplossingsscenario Gegevensstructuur Controlestructuur Implementatie Testen Verdere Verfijning TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 17 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 in functie van de toepassing de nodige datatypes gebruiken. het onderscheid maken tussen enkelvoudige en samengestelde types en deze toepassen. zelf een type definiëren. het onderscheid maken tussen constanten en variabelen. bepalen welke controlestructuren in een specifiek probleem moeten gebruikt worden. de controlestructuren voorstellen (d.m.v. een schema of andere techniek). 2 2.1 2.2 2.3 2.4 Datastructuren Enkelvoudige datastructuren Samengestelde datastructuren Zelfgedefinieerde types Constanten 3 3.1 3.2 Controlestructuren Soorten: sequentie, selectie, iteratie Voorstelling Optie 1: procedureel ontwerp LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 inzien dat heel wat problemen varianten zijn van eenzelfde basisprobleem. de kenmerken van een goed deelprobleem aangeven. het onderscheid tussen een procedure en een functie, en wanneer beide moeten gebruikt worden, maken. het parametermechanisme toepassen. een bibliotheekmodule herkennen. 2 2.1 2.2 op een rij sorteren (U). een element in een rij opzoeken (U) 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Deelproblemen Herbruikbaarheid Kenmerken Procedures en functies Parametermechanisme Bibliotheken 2 2.1 2.2 Algoritmen Sorteeralgoritmen (U) Zoekalgoritmen (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 18 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 3 3.1 3.2 het nut van recursie verklaren (U). eenvoudige recursieve problemen oplossen (U). 3 3.1 3.2 Recursie Doel (U) Voorbeelden (U) Optie 2: object-georiënteerd ontwerp LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 3.2 3.3 aan de hand van een voorbeeld de gelijkenissen en verschillen herkennen tussen een object-georiënteerde taal en een procedureel gerichte taal. het begrip „garbage collection‟ uitleggen. de begrippen object, klasse en methode uit elkaar houden en toepassen. een object en zijn attributen definiëren. een klasse declareren en gebruik maken van een standaardklassebibliotheek. het onderscheid tussen accessor, mutator en constructor toelichten aan de hand van een voorbeeld en interne oproepen toepassen. gebruik maken van een interface (U). de begrippen inkapseling, overloading, overerving en overriding toelichten aan de hand van een concrete toepassing. polymorfisme verklaren in een concreet voorbeeld (U). eenvoudige klassen- en objectendiagrammen lezen, interpreteren en opstellen. 1 1.1 1.2 Algemeenheden Objectgericht versus procedureel Garbage collection 2 2.1 2.2 2.3 2.5 Bouwstenen Onderscheid Object en zijn attributen Klasse: declaratie en gebruik (public, private), standaardklassebibliotheek Methodes: accessor, mutator, constructor, externe en interne oproep Interface (U) 3 3.1 3.2 3.3 Basisprincipes Inkapseling – Overloading – Overerving – Overriding Polymorfisme (U) UML-klassendiagram 2.4 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 19 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 4 4.1 4.2 4.3 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 de verschillende datatypes bepalen en toepassen. de ontworpen datatypes vastleggen met behulp van programmeercode. variabelen declareren, gebruiken en bewerken met operatoren. de rol van een accessor inzien en het gebruik ervan toepassen. de rol van een mutator inzien en het gebruik ervan toepassen. de rol van een constructor inzien en het gebruik ervan toepassen. een geschikte klassenstructuur ontwerpen. de nodige attributen en methoden bepalen. klassen toepassen waarvan enkel de specificatie gekend is. interfaces implementeren los van een hoofdprogramma. de typische toepassingsdomeinen van klassenvariabelen en klassenmethodes bepalen. een programmaonderdeel debuggen en testen. 4 4.1 Datatypes Soorten: Primitieve datatypes: gehele getallen, kommagetallen, tekens, logische waarde … Klassetypes: voorgedefinieerde en zelfgedefinieerde 4.2 4.3 Array-type Codering Variabelen: declaratie en bewerking 5 5.1 5.2 5.3 Methodes Accessor Mutator Constructor 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 Klassen Onderverdeling van programma‟s in klassen Opbouw (attributen, constructoren, methodes …) Ontwerp Interfaces Klassenvariabelen en klassenmethodes Debugging en exceptions TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 20 ONDERDEEL 2: IMPLEMENTATIE LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 de ontwikkelingsomgeving op deskundige wijze gebruiken. 1.2 toepassingen/projecten aanmaken, openen, uitvoeren en bewaren. 2 2.1 variabelen en constanten gebruiken. 2.2 het bereik van variabelen en constanten bepalen. 2.3 de verschillende operatoren onderscheiden. 2.4 standaardprefixen gebruiken bij de naamgeving van variabelen en constanten. 2.5 de betekenis van het begrip gebeurtenis inzien en de geschikte soort gebruiken. 2.6 zowel eendimensionale als tweedimensionale aanmaken en verwerken. 3 1 1.1 1.2 Algemene principes Ontwikkelingsomgeving Toepassingen/projecten 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Taalelementen Variabelen en constanten Bereik van variabelen en constanten Operatoren: rekenkundige, voor tekenreeksen, relationele, logische Naamgeving Gebeurtenissen: soorten Eendimensionale en meerdimensionale arrays 3 3.1 Controlestructuren Soorten: sequentie – selectie – iteratie 3.1 een sequentie, selectie en iteratie implementeren in concrete toepassingen. 4 4.5 4 4.1 het onderscheid maken tussen de verschillende soorten dialogen. 4.2 invoer, uitvoer en selectie uitvoeren d.m.v. dialogen. 4.3 waarden uit besturingselementen overbrengen naar variabelen en de inhoud terug4.4 plaatsen. 4.5 een menu opbouwen. 4.6 menu-items operationeel maken. 4.6 meerdere formulieren aanmaken (U). 4.1 4.2 4.3 4.4 Dialogen Onderscheid Invoer, uitvoer en selectie Overbrenging van waarden Menu Programmacode voor een menu-item Formulieren (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 21 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 5 5.1 voorgedefinieerde functies en procedures gebruiken. 5.2 zelf functies en procedures aanmaken. 5.3 weten hoe variabelen moeten worden doorgegeven en parameters gebruiken. 6 6.1 een databank of bestand integreren en verwerken in een programma. 6.2 data uit een databank of bestand ophalen en tonen in een toepassing. 6.3 gewijzigde data van de toepassing in de databank of bestand verwerken. 6.4 de data in een toepassing beveiligen. 6.5 de integriteit van data waarborgen door waakzaam te zijn voor SQL-injection en Data concurrency. 6.6 databanken in een netwerk beheren en beveiligen. 7 7.1 de verschillende soorten fouten inzien. 7.2 de fouten opsporen en deze opvangen via programmacode. 8 8.1 de betekenis van het concept „thread‟ inzien en het nut ervan begrijpen (U) 8.2 de werking inzien van toepassingen gemaakt op basis van threads (U). 5 5.1 5.2 5.3 Procedures en functies Voorgedefinieerde functies en procedures Zelfgedefinieerde functies en procedures Werken met parameters 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 Databanken en bestanden Integratie in een programma Ophalen van data Wijzigen van data Beveiliging van data Integriteit van data Integratie in een netwerkomgeving 7 7.1 7.2 Fouten opsporen Soorten fouten Foutmeldingen opvangen via het programma 8 8.1 8.2 Threads Concept en nut (U) Gebruik (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 22 TEKSTVERWERKING Competenties Een tekst (brief, rapport, verslag …) kunnen opmaken gebruik makend van professionele hulpmiddelen. De Bin-normen spontaan kunnen toepassen. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 2 2.1 2.2 2.3 een opmaakprofiel toekennen en wijzigen. de afstand vóór en/of na een alinea instellen. een tabulatorstop correct instellen, wijzigen en verwijderen. eenvoudige opsommingen toepassen. automatische nummering met meerdere niveaus instellen. een kop- en/of voettekst invoegen met een paginanummer. gebruik maken van bouwstenen (U). gepaste secties aanbrengen. voetnoten invoegen. eindnoten invoegen (U). spontaan de BIN-normen toepassen. een inhoudsopgave maken. eenvoudige sjablonen gebruiken. eenvoudige sjablonen ontwerpen. de geschikte veldcodes zelf invoegen (U). 1 1.1 1.2 1.3 Opmaak Opmaakprofielen Alineaopmaak Alineawit Tabulator Opsommingen Automatische nummering Paginaopmaak Kop- en voettekst met paginanummering Bouwstenen (U) Secties Voetnoten 1.4 1.5 Eindnoten (U) Bin-normen Inhoudsopgave 2 2.1 2.2 2.3 Sjablonen Gebruik Ontwerp Veldcodes (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 23 REKENBLAD Competenties Een complex rekenblad kunnen opmaken en bewerken gebruik makend van professionele hulpmiddelen. Het resultaat van een rekenblad kunnen voorspellen. Gegevens kunnen vergelijken, patronen en relaties opsporen en trends analyseren. Veel voorkomende taken kunnen automatiseren. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 een werkblad beveiligen. verschillende werkbladen koppelen. titels, kolommen en rijen tijdens het schuiven zichtbaar houden. vensters splitsen. een pagina instellen en klaarmaken voor afdruk. 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Werkblad Beveiliging Koppeling van werkbladen Blokkering Vensters splitsen Pagina-instelling 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 standaard- en zelfgedefinieerde reeksen doorvoeren. aan een cel of bereik een geschikte naam toekennen. voorwaardelijke opmaak toepassen op tekstgegevens en formules. de voornaamste formules met absolute en relatieve celadressering gebruiken. een werkblad, cel of bereik vergrendelen. 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Bewerkingen Reeksen Naamgeving Voorwaardelijke opmaak Formules Vergrendeling 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 de voornaamste standaardfuncties gebruiken. voorwaardelijke (al dan niet geneste) functies gebruiken. de functies horizontaal en verticaal zoeken gebruiken. eenvoudige filter –en sorteertechnieken toepassen. in functie van de toepassing financiële en economische functies gebruiken (U). 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 Functies Standaardfuncties Voorwaardelijke functies Horizontaal en verticaal zoeken Filteren en sorteren Financiële en economische functies (U) TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN 24 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen 4 4.1 4.2 zoektechnieken toepassen. een “wat als” analyse en een scenario uitvoeren. 4 4.1 4.2 Gegevensanalyse Doelgericht zoeken “Wat als” analyse en scenario 5 5.1 5.2 5.3 5.4 een verantwoorde keuze maken uit de diverse grafieksoorten. een complexe grafiek ontwerpen. de opmaak verfraaien met schaalverdeling, legende, titels …. een trendlijn opstellen (U). 5 5.1 5.2 5.3 5.4 Grafieken Soorten Ontwerp Gevorderde lay-out Trendlijn (U) het doel van draaitabellen inzien. een draaitabel ontwerpen. 6 6.1 6.2 Draaitabellen Doel Ontwerp 7 7.1 7.2 eenvoudige macro‟s opstellen. macro‟s uitvoeren. 7 7.1 7.2 Macro’s Ontwerp Uitvoering 8 8.1 8.2 8.3 de databankfunctie van een rekenblad gebruiken (U). opzoekingen uitvoeren met behulp van filters (U). gegevens sorteren (U). 8 8.1 8.2 8.3 Databank Gebruik (U) Zoeken en filteren (U) Sorteren (U) 6 6.1 6.2 TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 25 PROJECTONTWIKKELING Competenties Via een gefaseerde aanpak een volledig informatiesysteem kunnen ontwikkelen. De voor elke fase aangepaste technieken kunnen gebruiken, incl. de documentatie. Aandacht kunnen opbrengen voor specifieke aspecten zoals invoeringsproblemen, aanvaarding door de gebruiker, mogelijke storingen tijdens het gebruik, bruikbaarheid van de handleiding. Mondelinge, schriftelijke presentatie- en communicatietechnieken kunnen gebruiken. LEERPLANDOELSTELLING EN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen in functie van een praktijksituatie bijv. onder vorm van GIP of stage 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 omschrijven wat een project is. deelnemers aan een project onderscheiden. de fasen in de ontwikkeling ervan onderscheiden. de noodzaak van een gefaseerde aanpak inzien. de voortgang en inhouden van het project kunnen rapporteren. het beheer van een project omschrijven. hulpbronnen voor een project herkennen, benoemen en beheren. onderschrijven dat er verschillende methodes kunnen aangewend worden om een project te ontwikkelen. een planning lezen, opmaken, opvolgen en indien nodig wijzigen. voorwaarden in een project herkennen en bewaken. de realisaties van een project opvolgen en indien nodig het project bijsturen. de juiste tools selecteren om het project te beheren. 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Projecten Begrip Projectteams Fasen van de projectontwikkeling Noodzaak van fasering Rapportering 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 Projectbeheer Begrip Hulpbronnen Projectmethoden Planning Voorwaarden Opvolging Tools TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLING EN 26 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen in functie van een praktijksituatie bijv. onder vorm van GIP of stage 3 3.1 3.2 3.3 3.4 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 6.3 6.4 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Analyse Formulering van de opdracht Probleemanalyse Systeemvereisten Aanpak 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 Ontwerp Functionaliteiten bepalen Architectuur van de toepassing Gegevensanalyse Activiteitenanalyse Databankontwerp Object-analyse (U) Schermen, formulieren en rapporten Communicatie met andere systemen Tools het ontworpen datamodel uitwerken tot een effectieve databank. de programmeertechnieken toepassen bij elk van de te ontwerpen modules. alle nodige stappen uitvoeren om de ontwikkelde toepassing in productie te zetten. 5 5.1 5.2 5.3 Realisatie Databank Programmeren Invoering de fases van testen onderscheiden. tijdens de ontwikkeling de losse onderdelen (units) testen. een geautomatiseerde unit-testing tool gebruiken (U). een testplan voor een systeem- of acceptatietest opstellen. 6 6.1 6.2 6.3 6.4 Testen Fasering Unit test Test Driven Development (U) Testplan de opdracht van de opdrachtgever herformuleren. de problemen in een huidig systeem detecteren. de vereisten van nieuwe systemen of uitbreidingen duidelijk omschrijven. weten hoe het project moet aangepakt worden en een planning opstellen. een gedetailleerde omschrijving maken van de te ontwikkelen oplossingen voor problemen/vereisten uit de analyse. voorgestelde oplossingen onderbouwen via schema‟s. een analyse maken van de data. een activiteitenanalyse maken. een datamodel opstellen. een objectmodel opstellen (U). een prototype van de te ontwikkelen schermen, formulieren en rapporten opstellen. import- en exportmogelijkheden voor het systeem bepalen. de juiste tools selecteren om het ontwerp te kunnen realiseren. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLING EN 27 LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen in functie van een praktijksituatie bijv. onder vorm van GIP of stage 6.5 6.6 een globale systeemtest uitvoeren gebruik makend van realistische gegevens. een door de eindgebruiker(s) uitgevoerde acceptatietest ondersteunen. 6.5 6.6 Systeemtest Acceptatietest TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 28 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen. Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee om te gaan. Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving. Het open leercentrum als krachtige leeromgeving Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen. Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen, ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten, uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning. In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de leemtes in te vullen. Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter nuttig om over een OLC te beschikken? Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken … Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk. Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van een OLC gebruik kunnen maken. Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden: ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bijv. eilandjes om in groep te werken); ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons … digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben; TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 29 materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in een openkastsysteem; kranten en tijdschriften (digitaal of op papier). In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICT-mogelijkheden) die zowel kan gebruikt worden als „stille‟ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk (discussiemogelijkheid). Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden: het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal kunnen gerealiseerd worden; het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook „van op afstand‟ door middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …; het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde periode voor en/of na de lesuren). Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten. Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken. ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het leren. ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren: Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie. Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning. Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma‟s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie, een website, een folder … Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog … TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 30 Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken uit een scala van programma‟s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma‟s, applicaties …). Op basis hiervan kunnen ze hun keuzes bijsturen. VOET Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelen die, in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen, niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door meerdere vakken en/of vakoverschrijdende onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET geven scholen de opdracht om jongeren te vormen tot de actieve burgers van morgen! Zij moeten jongeren in staat stellen om die sleutelcompetenties te verwerven die een zinvolle bijdrage leveren aan het uitbouwen van een persoonlijk leven en aan de opbouw van de samenleving. Het ordeningskader van de VOET bestaat uit een samenhangend geheel dat deels globaal en deels per graad geformuleerd wordt. Globaal: een gemeenschappelijke stam met 27 sleutelvaardigheden Deze gemeenschappelijke stam is een opsomming van vrij algemeen geformuleerde eindtermen, los van elke context. Ze zijn toepasbaar in alle opvoedings- en onderwijsactiviteiten van de school. Ze kunnen, afhankelijk van de keuze van de school, in samenhang met alle andere vakgebonden of vakoverschrijdende eindtermen worden toegepast; zeven maatschappelijk relevante toepassingsgebieden of contexten: lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid, sociorelationele ontwikkeling, omgeving en duurzame ontwikkeling, politiek-juridische samenleving, socio-economische samenleving, Per graad: socioculturele samenleving. leren leren, ICT in de eerste graad, technisch-technologische vorming in de tweede en derde graad ASO. De VOET vormen een belangrijk onderdeel van de basisvorming van de leerlingen in het secundair onderwijs. Om een brede en harmonische basisvorming te waarborgen moeten de eindtermen van de gemeenschappelijke stam, contexten, leren leren, ICT en technisch-technologische vorming in hun samenhang behandeld worden. Het is de taak van het team om - vanuit een visie en een planning vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen te combineren tot zinvolle gehelen voor de leerlingen. Door de globale formulering krijgen scholen meer autonomie bij het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor de school meer mogelijkheden krijgt om het eigen pedagogisch project vorm te geven. Het team zal keuzes en afspraken moeten maken over de VOET. De globale formulering over de graden heen betekent niet dat alle eindtermen in alle graden moeten aan bod komen, dit zou een onbedoelde verzwaring van de inspanningsverplichting tot gevolg hebben. Bij het maken van de keuzes wordt verwacht dat elke graad in elke school een redelijke inspanning doet ten opzichte van het geheel van de VOET, rekening houdend met wat in de andere graden aan bod komt. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 31 Doordat de VOET niet louter graadgebonden zijn, krijgt de school/scholengemeenschap de mogelijkheid om een leerlijn over de graden heen uit te werken. VOET in het vak Toegepaste informatica Sommige VOET worden impliciet binnen zo goed als elke les Informatica nagestreefd en hoeven in principe niet telkens in de jaarplannen of agenda te worden opgenomen (een eenmalige opsomming volstaat). Andere VOET kunnen eventueel aan bod komen wanneer de leraar onderwerpen behandelt die met een of meer VOET te maken hebben. Teksten, rekenbladen of websites kunnen immers betrekking hebben op een of meer VOET. De leraar moet dan wel wat tijd besteden aan de inhoudelijke bespreking ervan. In deze gevallen is het aan te bevelen om de behandelde VOET expliciet in de hierboven genoemde planningsdocumenten op te nemen. SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Verdeling van de beschikbare lestijden De opleiding steunt op 4 grote pijlers: PC-techieken (incl. netwerken) Webdesign Programmaontwikkeling Databanken De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal lestijden dat bij voorkeur minimaal aan elk subvak kan besteed worden (samen 21 lestijden). Er zijn dus 3 vrij te kiezen lestijden. De tabel bevat een voorstel om deze over beide jaren te verdelen. Ook de bijkomende onderdelen rekenblad, tekstverwerking en projectontwikkeling opgenomen. De tabel is te beschouwen als een richtlijn (d.w.z. dat de vakgroep hiervan kan afwijken). De verdeling van de lestijden is nl. afhankelijk van een aantal randvoorwaarden en opties die het lerarenteam vooraf moet bepalen, o.a. de voorkennis van de leerlingen, in het bijzonder de mate waarin zij al voldoende kennis hebben van bijv. tekstverwerking en rekenblad en of de mogelijke tekorten niet in andere lesuren kunnen behandeld worden (dus zonder er een apart subvak van te maken); de mate waarin de databanken geïntegreerd worden in de programmaontwikkeling, meer bepaald het belang dat gehecht wordt aan de behandeling van een losstaand pakket (zoals Access); de projectontwikkeling kan beschouwd worden als een apart vak maar er kan ook geopteerd worden om dat niet te doen en de leerlingen te helpen met hun project binnen de andere vakken; de keuzes i.v.m. de het aantal en de aard van de programmeertalen; indien geen complementaire uren ter beschikking zijn, moet de vakgroep goed nagaan of in functie van de instroom van de leerlingen het opportuun is om meer dan één taal aan te leren en of het OO-aspect wel ten volle kan aan bod komen; het is ook mogelijk te opteren voor een omgeving waarin beide ontwerpmethodes aan bod komen (bijv. starten met de procedurele aspecten van de OO-taal, gevolgd door de OO-aspecten van dezelfde taal ); in bepaalde gevallen kan ook direct met het OO-ontwerp gestart worden; bovendien speelt ook de grootte van de klas een rol. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) Aantal uur per week Voorstel Voorstel (minimum) eerste jaar tweede jaar PC-technieken en NW 5 3 3 Webdesign 4 3 2 Databanken 3 2 of 3 (*) 1 Programmaontwikkeling 7 4 of 3 (*) 4 Tekstverwerking en rekenblad 1 1 Projectontwikkeling (**) 1 Onderdeel 21 (*) 32 1 13 11 Dit hangt samen met de keuze die de vakgroep bepaalt om binnen het subvak databanken al dan niet een geïntegreerd pakketgebonden databank te behandelen. (**) Er wordt sterk geadviseerd om de lestijden projectontwikkeling te concentreren in het tweede halfjaar (op basis van twee aansluitende lestijden per week) – gedurende het eerste halfjaar kan bijv. het vak databanken gedurende twee lestijden per week aan bod komen (dan zijn de leerlingen maximaal voorbereid om hun eindwerk aan te vatten). Indien de uren uit het CG ook voor Toegepaste informatica gebruikt worden, kunnen extra lestijden voorzien worden voor een of meer subvakken: om bepaalde doelstellingen verder uit te diepen; om de uitbreidingsdoelstellingen te laten aan bod komen; om een bijkomende taal aan te leren. Het staat de vakgroep vrij om bepaalde subvakken te concentreren over een kortere periode (bijv. in een halfjaar) of om de twee weken te geven (dat is bijv. aan te raden voor alle subvakken die op jaarbasis maar één lestijd in beslag nemen). Gelet op het feit dat het leerplan een graadleerplan is en dat enige vrijheidsgraden werden ingebouwd op het vlak van het aantal lestijden dat aan elk van de subvakken besteed wordt, zal de leraar nauwkeurig het jaarplan dienen op te stellen. De afwerking van het leerplan wordt vergemakkelijkt indien de leerlingen in grote mate aan zelfstudie doen (zelfwerkzaamheid van de leerlingen moet absoluut gestimuleerd worden); huiswerk voldoende aan bod komt. Voor de uren PC-technieken is het noodzakelijk dat er met aansluitende uren gewerkt wordt en dat de groepen niet te groot zijn (max. 16 leerlingen). Ingeval er niet meer dan 13 + 11 uur ter beschikking is, is het niet de bedoeling dat meer dan 1 uur op jaarbasis besteed wordt aan tekstverwerking en rekenblad. PC- technieken en netwerken De actualiteit en recente ontwikkelingen kunnen worden opgevolgd via een documentatiemap. Het is aan te bevelen om het aantal onderwerpen beperkt te houden. Per onderwerp kan de leraar de meest bruikbare artikels selecteren en voor iedereen kopiëren. Om na te gaan of de artikels werkelijk worden gelezen, is wenselijk om een vragenlijst op te stellen en om tevens een aangepaste evaluatie door te voeren. De leerkracht zorgt ervoor dat het globale overzicht niet vervalt in detailbesprekingen. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 33 Wat het besturingssysteem betreft kunnen bepaalde aspecten geïntegreerd worden in andere subvakken. Tevens kunnen ook minder voorkomende systemen (bijv. Linux) besproken (en bij voorkeur ook toegepast) worden. Binnen het vak kan voor een deel van de lesuren een soort reparatiedienst gecreëerd worden (waarbij PC‟s van thuis, van bedrijven of van de scholengroep worden nagezien en hersteld). Het is van het hoogste belang dat de leraar de netwerken op een hoog niveau behandelt en zo veel mogelijk praktisch te werk gaat. Alle theoretische aspecten moeten gerelateerd worden aan praktische realisaties van netwerken in scholen en KMO‟s. Minder praktische aspecten (zoals communicatiestandaarden, protocollen en transmissiemethodes) kunnen minder diepgaand aan de orde komen. De leerlingen moeten wel voldoende inzicht verkrijgen in een besturingssysteem voor netwerken. Het PC-labo moet daarom uitgerust worden met een experimenteel netwerk. Webdesign Voldoende aandacht moet besteed worden aan de analyse en de structuur van een website. Er kunnen voorbeelden getoond worden van goede en minder goede sites. Webanimatie hoort eerder thuis in de studierichting Multimediatechnieken en wordt dus maar in IB behandeld indien extra lestijden (via het CG) ter beschikking zijn. In webpagina‟s wordt er grotendeels gebruik gemaakt van dynamische pagina‟s. Dit kan o.a. verwezenlijkt worden met PHP, ASP … Programmaontwikkeling Het leerplanonderdeel “programmaontwikkeling” is opgebouwd uit twee onderdelen: ontwerp en implementatie. Het ontwerpgedeelte bevat een gemeenschappelijk deel (dat in elk geval behandeld wordt); optie 1: procedureel ontwerp; optie 2: object-georiënteerd (OO) ontwerp. Dit houdt in dat de vakgroep een keuze kan maken tussen de 2 opties. Uiteraard kunnen ook beide opties aan bod komen (zie hoger bij de rubriek “verdeling van de beschikbare lestijden”). Het onderdeel implementatie (de zgn. front-end design) is taalonafhankelijk opgesteld zodat het kan gebruikt worden om zowel het procedureel als het object-georiënteerd ontwerp te implementeren. De klemtoon ligt op de probleemoplossende vaardigheid (en niet op het aanleren van de programmeertaal) die vnl. tot uiting komt in het ontwerp en de beschrijving van datastructuren en algoritmen. De implementatie van zoek- en sorteeralgoritmen is optioneel (bijv. verwisselen van twee elementen van een rij, een rij omkeren, sorteren met bubble sort of swap sort, minimum en maximum van een rij bepalen, sequentieel zoeken, binair zoeken). Alle aspecten van het leerplan worden geïntroduceerd aan de hand van goedgekozen voorbeelden (probleemgevallen, cases) waarbij de relatie met de praktijk bewaakt wordt. Louter taalgerichte abstracte oefeningen worden bijgevolg vermeden. Vanaf de aanvang wordt gebruik gemaakt van deelproblemen en modules die, met het oog op de herbruikbaarheid ervan, zo algemeen mogelijk worden ontwikkeld. Databanken Er wordt gekozen voor een professioneel DBMS-pakket dat objecten en methoden ter beschikking stelt om een relationele databank te implementeren en te beheren. In veel gevallen komen afgestudeerden terecht in kleine ondernemingen of diensten waar met een geïntegreerd pakket (zoal MS Access) gewerkt wordt. Het is dan ook aangewezen om zo‟n pakket binnen het vak databanken aan te leren. De leerlingen moeten zelfstandig SQL instructies kunnen opstellen en het verschil kennen tussen interactief en embedded gebruik van SQL. De vakgroep kan keuzes maken: om applicaties te ontwikkelen in een geïntegreerde databankomgeving (zoals Access) of “embedded SQL” te gebruiken om de databank te beheren vanuit een andere host language (zoals VB.Net). TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 34 Er wordt aangetoond hoe een databank functioneert in een netwerk en hoe de verschillende gebruikers de databank kunnen gebruiken (incl. de beveiligingsaspecten). Tekstverwerking en rekenblad Voor tekstverwerking is het belangrijk dat de leerlingen de juiste methodiek volgen i.v.m. het gebruik van opmaakprofielen en sjablonen. Andere aspecten zoals tabellen en integratie van afbeeldingen kunnen via zelfstudie worden verworven. Het is belangrijk dat de Bin-normen in voldoende mate aan bod komen en dat leerlingen die ook daadwerkelijk toepassen (bijv. in programmadocumentatie, rapportering, GIP en stageverslagen). Bij het rekenblad ligt de nadruk op het leren oplossen van problemen eerder dan op het aanleren van alle opties van het pakket zelf. De oplossingsmethodiek uit het onderdeel algoritmisch denken moet ook hier gevolgd worden. Dit betekent dat van elk probleem minimaal een grondige analyse dient gemaakt te worden, vooraleer de invoering op computer wordt aangevat. Er moet erover gewaakt worden dat ook de creativiteit van de leerling wordt aangescherpt (opdrachten die moeten “nagemaakt” worden, kunnen best vermeden worden). Eerst komen eenvoudige problemen aan bod, later gevolgd door meer complexe bedrijfsgerichte projecten. De verdere mogelijkheden van het pakket worden slechts besproken wanneer de toepassing dit verantwoordt. Projectontwikkeling De in het leerplan opgenomen leerstof moet toegepast worden in functie van de GIP of de stage. Dit houdt in dat de theoretische behandeling ervan beperkt wordt tot enkele lessen. De leerling kan trouwens maar ten volle de draagwijdte van elke fase begrijpen indien hij deze daadwerkelijk binnen GIP of stage toepast. Naargelang de methode van systeemontwikkeling worden in de literatuur andere benamingen gebruikt. Het staat de leraar vrij af te wijken van de terminologie van het leerplan en een andere methode (met andere benamingen) te introduceren. Het grootste deel van de lestijden wordt besteed aan het individueel helpen van de leerlingen met hun project. Er wordt naargelang het onderwerp voortgebouwd op de kennis van de programmeertalen, van webdesign en van de databanken zodat de leerlingen op zelfstandige basis (afzonderlijk of per twee) komen tot de ontwikkeling van een volwaardige en voldoende grootschalige toepassing. Persoonlijke en beroepsgerichte competenties Enkele beroepsgerichte competenties hebben betrekking op de doelstellingen van het leerplan en worden in de verschillende subvakken omgezet in doelstellingen en leerinhouden. Dit is het geval voor de competenties rond de gegevensverwerking, het analyseren van de informatiebehoefte, de projectontwikkeling, het uitwerken van oplossingen en de kantoorsoftware (dat zijn in de lijst beroepscompetenties de competenties 3 t.e.m. 7). De persoonlijke competenties en de resterende beroepsgerichte competenties vormen samen een lange lijst competenties. Het is dus duidelijk dat het onmogelijk is om op 2 jaar tijd rond al deze competenties te werken, laat staan om voor al deze competenties een voldoende hoog niveau te halen. De vermelde lijst competenties is dus op te vatten als een open lijst waarin de vakgroep keuzes zal maken. De vakgroep kan bij het begin van elk jaar een beperkt aantal competenties kiezen waarrond zij zal werken (de wijze waarop wordt verder toegelicht bij de rubriek evaluatie). Dankbare keuzes zijn bijv. communicatie, plannen en organiseren, zelfredzaamheid, samenwerken, initiatief nemen, doorzettingsvermogen. Het voordeel van deze competenties is dat ze perfect te combineren en realiseren zijn binnen de subvakken uit het leerplan (voornamelijk, maar niet exclusief, binnen het subvak projectontwikkeling). TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 35 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN1 Het basisprincipe houdt in dat elk lesuur één computer per leerling aanwezig is. In de richting Informaticabeheer is het noodzakelijk dat de leerlingen toegang hebben tot het internet. De computer moet in staat zijn om zonder problemen niet enkel de traditionele pakketten maar ook de gekozen ontwikkelomgeving te kunnen draaien. De school beschikt over de legale versies van de te gebruiken software. Vanuit louter didactisch standpunt is de keuze van de versie van het pakket niet zo belangrijk (maar alle items van het leerplan moeten wel kunnen aan bod komen). De toestellen moeten bij voorkeur zo opgesteld staan dat er naast de computer nog voldoende ruimte is voor een boek of schrift. Tevens moeten volgende ergonomische eisen vervuld zijn: het scherm moet van goede kwaliteit (stabiel beeld zonder reflecties) en verstelbaar zijn, voor het toetsenbord moet er voldoende ruimte zijn voor de polsen. Het is aangewezen dat in de mediatheek een aantal basiswerken over informatica en vaktijdschriften aanwezig is. Het gebruik van een computer thuis is noodzakelijk. Leerlingen die thuis geen toegang hebben tot een computer, moeten maximale faciliteiten krijgen om op school (buiten de normale lestijden) te kunnen oefenen. Experimenteren met netwerken gebeurt bij voorkeur met voor dit doel gereserveerde systemen (en dus niet met gebruikerstoestellen). Een klein experimenteel netwerk is bijgevolg noodzakelijk bestaande uit 1 PC per 3 leerlingen (met een minimaal één cliënt en één server). Voor het onderdeel PC-technieken zijn een aantal (niet al te oude) computers noodzakelijk die kunnen gedemonteerd worden en die dus enkel voor dat doel bruikbaar zijn. Een apart PC-labo is dus wenselijk (met internetaansluiting en met moderne software). Niet meer dan 2 leerlingen kunnen per PC aan het werk zijn. De vakgroep zal zich regelmatig beraden over de keuze en het gebruik van cursussen en handboeken. 1 Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: - Codex ARAB AREI Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: - de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat: - duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden; - de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 36 EVALUATIE DOELSTELLING Evaluatie wordt beschouwd als de waardering van het werk waarmee leraar en leerlingen samen bezig zijn. Het is de bedoeling dat zowel de leraar als de leerling informatie krijgen over het bereiken van de doelstellingen en over het leerproces. Daarenboven is evaluatie – de evaluatie- en rapporteringspraktijk – een belangrijke pijler binnen de kwaliteitszorg van de school en als dusdanig spoort de evaluatie met de schoolvisie op leren. Omdat evaluatie naar de leerlingen toe eenvormigheid moet vertonen over de vakken en de leerjaren heen, is het logisch dat: de school hierover een visie ontwikkelt; de betrokken leerkrachten deze visie concretiseren voor hun vak in de vakgroepwerking. De leerling en zijn ouders vinden in de rapportering (score, commentaar, remediëring) bruikbare informatie over de doelmatigheid van de gevolgde studiemethode. PROCES- EN PRODUCTEVALUATIE Procesevaluatie Dit luik van evaluatie heeft tot doel de leerling en zijn ouders tussentijds in te lichten over de vorderingen in de realisatie van de kennis- en vaardigheidsdoelen van het vak, de vakgebonden attitudes en leerattitudes om op basis hiervan het leertraject bij te sturen. In deze evaluatie staat het leerproces dat de leerlingen doorlopen dus centraal. De evaluatie moet aan de leerkracht de nodige feedback geven over zijn gehanteerde aanpak. De leerkracht beschikt daarvoor over de volgende middelen: observatie in de klas; reflectiegesprekken; zelf-, peer-, co-evaluatie; oefeningen en opdrachten die in de klas worden uitgevoerd, individueel of in groep; mondelinge en schriftelijke overhoringen; huistaken; … Het opvolgen van de attitudes hoort ook onder dit aspect van de evaluatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vak- en leerattitudes. De vakgebonden attitudes staan expliciet in de leerplannen vermeld. De leerattitudes worden op schoolniveau bepaald en vormen de randvoorwaarden om te leren. Attitudes kunnen nauwelijks in cijfers worden uitgedrukt. Er kan best gewerkt worden met rubrieken (SAM-schalen) die de attitudes omzetten in waarneembaar gedrag. Bij de weging wordt dan niet zozeer het gedrag dan wel de evolutie in rekening gebracht. Productevaluatie Producten, zoals herhalingstoetsen en examens, gaan na in welke mate de leerling de doelstellingen van het vak beheerst. De verschillende vaardigheden en de onderliggende kenniselementen komen aan bod. De attitudes komen niet aan bod bij de productevaluatie. PERMANENTE EVALUATIE2 Bij permanente evaluatie ligt de nadruk op procesevaluatie. Deze evaluatie wordt voornamelijk gebruikt om het leerproces van de leerling en het aanleerproces van de leraar bij te sturen. Door op deze manier te evalueren, krijgen de leerwinst en het zelfbeeld van de leerling meer aandacht op een positieve manier. 2 Voorbeelden van documenten die kunnen gebruikt worden bij de permanente evaluatie zijn te vinden in de virtuele klas Informatica binnen de Smartschoolomgeving van het GO! . TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) 37 De leraar of vakgroep kan uitgaande van de doelstellingen van het leerplan een hanteerbare lijst opmaken van de te evalueren criteria (op niveau van kennis, vaardigheden en attitudes). Er kan gewerkt worden met een fiche per klas of per leerling, waarop de leraar gedurende een rapportperiode of korter (bijv. de duur van een thema of project) zijn observaties noteert (dat is de registratiefase). De mate waarin een criterium bereikt werd, kan op de fiche genoteerd worden door middel van een schaal: bijv. + bereikt, + niet helemaal bereikt, – niet bereikt; ZG (zeer goed), G (goed), V (voldoende), ZW (zwak), ZZW (zeer zwak); cijfercode bijv. 1 tot 3. Het gebruik van schalen met meer dan vijf indelingen moet absoluut vermeden worden, omdat het niet mogelijk is om waargenomen observaties zo sterk te nuanceren. RAPPORTERING De geregelde rapportering heeft tot doel de leerling en zijn ouders tussentijds in te lichten over de vordering in het realiseren van de doelstellingen. De rapportering moet ook aandacht schenken aan remediëren. De school bepaalt de vorm en de frequentie van rapporteren. WAT EVALUEREN? In elk onderdeel van het leerplan kan het volgende worden geëvalueerd: de kennis maar vooral de vaardigheden (waarop de doelstellingen van het leerplan betrekking hebben); lay-out: het consequent toepassen van de Bin-normen en de typografische afspraken en het vorm geven aan documenten en andere eindproducten; creativiteit: de oefeningen mogen zo weinig mogelijk van het “namaak”-type zijn zodat de eigen creativiteit een belangrijke plaats kan krijgen; attitudes: vakgerichte attitudes (uit het leerplan) en de leerattitudes. COMPETENTIES3 Het evalueren van de persoonlijke en de algemene beroepsgerichte competenties neemt een bijzondere plaats in. De klassenraad kan bepalen welke van die competenties prioritair zijn (alle competenties – hoe belangrijk ook – proberen na te streven en te evalueren is dus uitgesloten) en wat de rol is van de individuele leraar in de procedure van opvolging en evaluatie. Op basis van concrete observaties tijdens lessen en gebruik makend van een lijst met indicatoren (SAM schaal) kan de leraar voor elke leerling het niveau van de gekozen competenties bepalen. Daarnaast kan de leerling dat ook voor zichzelf doen (zelfevaluatie). Beide resultaten kunnen in een persoonlijk ontwikkelingsgesprek met de leerling naast elkaar gelegd en besproken worden zodat beide partijen tot aanvaardbaar niveau komen. Tijdens dit gesprek kan ook vastgelegd worden voor welke competentie (bijv. max. twee per gesprek) er een concreet werkpunt is waarrond kan gewerkt worden om deze competentie verder te ontwikkelen. Een dergelijk gesprek kan enkele keren per jaar gevoerd worden waarbij een evaluatie wordt gemaakt van de werkpunten. Op die manier komt de groei in beeld. 3 Indicatoren, vragenlijsten, voorbeelden van evaluatiedocumenten en ondersteunende teksten zijn te vinden in de virtuele klas in de Smartschoolomgeving van het GO!. TSO – derde graad – Specifiek gedeelte Informaticabeer TV Toegepaste informatica (eerste jaar: 13 lestijden/week, tweede jaar: 11 lestijden/week) BIBLIOGRAFIE Hiervoor wordt verwezen naar de virtuele klas Informatica binnen de Smartschoolomgeving van het GO!. 38