bijlagen - Nederlandse vrouwenraad

advertisement
Bridging the Gaps
Paneldiscussie
Ter gelegenheid van het
Wereld Water Forum
Den Haag
17 maart 2000
Nederlandse Vrouwen Raad
Den Haag, juni 2000
Een publicatie van de Nederlandse Vrouwen Raad
Louise de Colignystraat 44
2595 SR Den Haag
tel.: 070 3469304
fax: 070 3459346
email: [email protected]
internet: www.vrouwen.net/nvr/
Sponsors:
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (DCE)
NOVIB
Internationale Agrarische Hogeschool
Print Studio
INHOUD
bladzijde
___________________________________________________________________________
Inleiding................................ . ............................................................................................. 3
A. Verslag van de NVR-paneldiscussie Bridging the Gaps ................................................ . 4
1. Sprekers en panelleden ... .............................................................................................. . 5
2. Inleidende verklaringen .. . ............................................................................................. . 6
3. Paneldiscussie ................. .............................................................................................. . 9
4. Samenvatting .................. .............................................................................................. 17
5. Prioritering van de aanbevelingen ................................................................................. 17
B. Water en Gender ............. .............................................................................................. 18
C. De Ministersverklaring van Den Haag betreffende een veilige watervoorziening in
21ste eeuw........................ .............................................................................................. 20
D. De Nederlandse toezeggingen m.b.t. de ministersverklaring van Den Haag ................ 21
E. NGO vervolgactiviteiten . .............................................................................................. 22
BIJLAGEN: 6
Inleiding
Dit rapport geeft de inhoud weer van de paneldiscussie, die de Commissie Duurzame
Ontwikkeling van de Nederlandse Vrouwen Raad heeft georganiseerd als onderdeel van het
tweede Wereld Water Forum in Den Haag in maart 2000. Meer dan 400 vrouwen en mannen
uit diverse delen van de wereld woonden deze bijeenkomst bij, waarin een panel van
belangrijke actoren op het terrein van waterbeheer, gender en duurzame ontwikkeling zijn
visie gaf op de benodigde maatregelen om te komen tot ‘gender mainstreaming’ en
participatie van belanghebbenden in het duurzame beheer van de mondiale watervoorraad.
Aan deze sessie ging een uitgebreid voorbereidingstraject vooraf, dat geleid heeft tot concrete
aanbevelingen, die zijn opgesteld in intensief overleg met de 54 lidorganisaties van de NVR die 1,5 miljoen Nederlandse vrouwen vertegenwoordigen - en met haar nationale en
internationale netwerken. “Bridging the Gaps” vormde het afsluitende hoogtepunt van dit
‘Gender en Water’-project.
Het NVR-project ‘Gender en Water’ is gefinancierd door het ministerie van Verkeer en
Waterstaat, de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame
Ontwikkeling (NCDO). Het ministerie van Buitenlandse Zaken was medefinancier van de
paneldiscussie en maakte samen met NOVIB de participatie mogelijk van vrouwen uit Oost
Europa, Kenia en Jemen.
Ons voornaamste doel met deze paneldiscussie was overeenstemming te bereiken over
concrete maatregelen, waarmee de aanbevelingen kunnen worden verwezenlijkt. De
vergadering kwam tot een heldere identificatie van prioriteiten, waar het gaat om de vraag:
hoe bevorderen wij gender mainstreaming en hoe kunnen wij bijdragen aan een participatieve
aanpak in duurzaam waterbeheer?
De paneldiscussie werd voorafgegaan door een toespraak van Monique de Vries, plv. minister van Verkeer en
Waterstaat, en een korte verklaring van Annelies Verstand, staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

Bijlage 1: lijst van NVR lidorganisaties
De discussie was buitengewoon stimulerend en gedegen. Wij hopen dat dit verslag voor de
lezer net zo inspirerend zal zijn. Onze hartelijke dank aan de sprekers, de panelleden en de
deelnemers uit het publiek. De dagvoorzitter, Anne Lize van der Stoel, zijn wij zeer
erkentelijk voor de stimulerende manier waarop ze de discussie leidde.
De ‘Bridging the Gaps’-sessie maakte deel uit van het genderprogramma van het Forum. Dit
verslag bevat informatie over de uitkomst van het genderprogramma en de verklaring die de
NVR tijdens de slotsessie van het genderprogramma aflegde. Verder bevat het rapport een
paragraaf over de ministeriële verklaring, alsmede informatie over vervolgactiviteiten. Wij
hebben het volste vertrouwen dat nog veel activiteiten zullen volgen.
Nederlandse Vrouwen Raad
Den Haag
juni 2000
Plv. Minister mw de Vries in discussie met mw Elisabeth Matipei,” chief Borehole” van de Masaï
A.
Verslag van de NVR-paneldiscussie BRIDGING THE
GAPS (Kloven overbruggen)
Voorzitter: Anne Lize van der Stoel
1. Sprekers
en panelleden
Deelnemers staan vermeld in alfabetische volgorde.
Max van den Berg
Lid van het Europese Parlement en Vice Voorzitter van de Ontwikkelingscommissie van het
Europese Parlement.
Lucy Njagi
Coördinator project “Water voor de Masaï” voor AMREF/Flying Doctors, Kenia
Anna Onisimova
Directeur van mama86, Kiev, Woordvoerster van Vrouwen uit Oost Europa
Marion Pfeiffer
Voorzitter Nederlandse Vrouwen Raad
Barbara Schreiner
Hoofddirecteur Watergebruik en Waterbescherming, Ministerie van Water en Bosbouw, Zuid
Afrika
Ismail Serageldin
Voorzitter, Wereld Commissie voor Water voor de 21ste Eeuw en vice-president van de
Wereld Bank
Anne Lize van der Stoel (dagvoorzitter)
Voormalig Tweede-Kamerlid en voormalig Amsterdams gemeenteraadslid, voorzitter van de
Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)
Annelies Verstand
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Monique de Vries (Keynote Spreker)
Plaatsvervangend minister van het ministerie van Verkeer en Waterstaat
2. INLEIDENDE VERKLARINGEN
Vruchtbare samenwerking tussen overheid en burgers
-
Marion Pfeiffer
Voorzitter Nederlandse Vrouwen Raad
In haar openingswoord wees NVR-voorzitter Marion Pfeiffer op reeds bereikte resultaten in
de samenwerking tussen de Nederlandse regering en de burgermaatschappij op het gebied van
gender en water. De discussie van vandaag, zei zij, was het resultaat van het besluit van het
ministerie van Sociale Zaken om de Nederlandse Vrouwen Raad, als een in de samenleving
gewortelde organisatie, de middelen te verschaffen om te kunnen bijdragen aan het Wereld
Water Forum en aan de Bijzondere Zitting van de Verenigde Naties 'Beijing plus Vijf', in juni
2000.
“Door ons project ‘Gender en Water’ te ondersteunen,” merkte mevrouw Pfeiffer op, “hebben
staatssecretaris Verstand en haar ministerie de waarde erkend van de NVR-aanpak van
duurzame ontwikkeling en gender. Die benadering stoelt op actieve participatie van
maatschappelijke groepen en samenwerking op alle niveaus.”
Mevrouw Pfeiffer complimenteerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat met zijn inzet
om de deelname van vrouwen in de watersector te vergroten en het feit, dat men zich
daadwerkelijk bereid heeft getoond de NVR en andere organisaties in relevante aspecten van
het werk van het ministerie te laten participeren
“U bent de laatste maanden als het ware de verpersoonlijking van de Principes van Dublin
geworden”, zei mevrouw Pfeiffer tegen staatssecretaris Monique de Vries. “U heeft onze
expertise ten volle aangewend.”
Maar een participatieve aanpak ware onmogelijk geweest, zo stelde zij, zonder de
betrokkenheid van honderden vrouwen en mannen uit alle sectoren van de Nederlandse
samenleving. Diverse nieuwe initiatieven zijn voortgekomen uit de actieve deelname van juist
die mensen. De NVR sprak de verwachting uit dat nog veel van zulke initiatieven zullen
volgen, en dat de ministersconferentie zal voortbouwen op de samenwerking met actoren uit
de maatschappij en de voortzetting ervan tot in de verre toekomst mogelijk zal maken.

Bijlage 3: tekst van de openingstoespraak van de NVR voorzitter
“Geen woorden, maar daden”
-Monique de Vries
Plaatsvervangend minister van Verkeer en Waterstaat
Het is tijd om het discussiestadium achter ons te laten.
Dat was de kern van de prikkelende toespraak van de plv. minister van Verkeer en Waterstaat
en Nederlands Delegatieleider naar de Ministersconferentie, Monique de Vries.
“De tijd is gekomen om in internationaal verband alle goede bedoelingen in praktijk te
brengen. Nu zijn geen woorden nodig, maar daden. Wij moeten stoppen met praten over
oplossingen en beginnen met de implementatie. Keer op keer zijn we gewezen op de
zogenoemde ‘waterkloof’. Nu is het moment om die kloof te overbruggen. Wat we nu het
meest nodig hebben is dat landen hun politieke wil tot verandering tonen.”
Mevrouw de Vries riep op tot de introductie van een sociale dimensie in het waterbeleid. Aan
de hand van enkele voorbeelden illustreerde zij hoe kleine veranderingen in het systeem van
watervoorziening en waterbeheer aanzienlijke sociale en economische gevolgen kunnen
hebben, met name wanneer vrouwen meer voet aan de grond krijgen in de besluitvorming en
tijd kunnen vrijmaken voor andere sociaal en economisch waardevolle activiteiten.
“Na alle inspanningen voor vrouwenemancipatie van de laatste paar eeuwen, zou het
ondenkbaar moeten zijn”, meende mevrouw De Vries, “dat vrouwen in de 21ste eeuw
uitgesloten zijn van zeggenschap in welke sociale aangelegenheden dan ook. En water is
zeker een cruciaal thema.”
Eerste Stappen – concrete doelen, middelen, gender-training
-Annelies Verstand
Staatssecretaris, Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Concrete doelen vaststellen, financiële en personele middelen vinden en gendertraining op
gang brengen, zijn de eerst stappen naar daadwerkelijke vooruitgang, stelde Annelies
Verstand, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Mevrouw Verstand vestigde de aandacht op de conclusies van een internationale conferentie,
die in februari 2000 door haar ministerie in Rotterdam werd georganiseerd met als thema:
Duurzame ontwikkeling en water in internationaal genderperspectief. Zij presenteerde drie
aanbevelingen van die conferentie:

Bijlage 4: tekst van de toespraak van mevrouw drs. J.M. de Vries, plv minister van Verkeer en Waterstaat,
Nederland
1. Regeringen, nutsbedrijven, particuliere ondernemingen en internationale organisaties in de
watersector zouden streefcijfers voor de korte en lange termijn moeten vaststellen om de
deelname van vrouwen in besluitvormende organen te stimuleren. Ook zouden zij
zichzelf moeten verplichten tot publicatie van voortgangsrapportages in de
vaktijdschriften van de watersector.
2. Particuliere ondernemingen, nutsbedrijven en internationale organisaties in de watersector
zouden financiële en personele middelen moeten reserveren om het bewustzijn te
vergroten van de relatie tussen gender en water, en om de participatie van vrouwen in de
besluitvorming te versterken.
3. Regeringen, donororganisaties en (inter)nationale NGO’s zouden de participatie van
vrouwen in lokale vredesprocessen moeten stimuleren en faciliteren. Ook zouden zij de
ontwikkeling moeten ondersteunen van gender-sensitieve trainingen en instrumenten voor
conflictpreventie en conflictoplossing in situaties van meervoudig watergebruik.
3. PANELDISCUSSIE
Breng de Principes van Dublin in de praktijk
-Anne Lize van der Stoel (dagvoorzitter)
Voormalig Tweede-Kamerlid en voormalig lid van de Amsterdamse gemeenteraad
Voorzitter van de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame
Ontwikkeling (NCDO)
De vraag voor deze bijeenkomst was niet of gender een belangrijk element in waterbeheer
moet zijn, stelde voorzitter Anne Lize van der Stoel in haar inleidende opmerkingen. De vraag
was hoe dit doel te bereiken. Zij stelde voor methodes te verkennen om twee van de principes
van Dublin in praktijk te brengen.
Principe 1:
Ontwikkelingen op het gebied van water en het waterbeheer zouden op een participatieve
aanpak gebaseerd moeten zijn, met betrokkenheid van gebruikers, planners en beslissers op
alle niveaus. De participatieve aanpak houdt onder meer in, dat beleidsmakers en het brede
publiek bewust worden gemaakt van het belang van water. De aanpak betekent ook dat
beslissingen worden genomen op een zo laag mogelijk niveau, met volledige inspraak van de
bevolking en de betrokkenheid van gebruikers in de planning en implementatie van
waterprojecten.
Principe 2:
Vrouwen spelen een centrale rol in de voorziening, het beheer en de bescherming van water.
Deze centrale rol van vrouwen als verschaffers en gebruikers van water en als beschermers
van de leefomgeving vindt zelden zijn weerslag in institutionele regelingen voor de
ontwikkeling en het beheer van water. De acceptatie en implementatie van dit principe vereist
beleid dat positief gericht is op de specifieke behoeften van vrouwen en dat hen in staat stelt
op alle niveaus en op hun eigen wijze te participeren in water-programma’s, zowel op
beslissingsniveau als in de uitvoering ervan.
Voorzitter Anne Lize van der Stoel spreekt het panel en het publiek toe
Richt het Europese ontwikkelingsbeleid op armoedebestrijding
-Max van den Berg
Vice-voorzitter van de Ontwikkelingscommissie van het Europees Parlement
- Barbara Schreiner
Centraal directeur Watergebruik en Waterbescherming, Zuid-Afrika
Financiering zou geen probleem moeten zijn meende Europarlementariër Max van den
Berg. Hij wees erop dat de Europese Unie twintig procent van alle ontwikkelingshulp ter
wereld voor haar rekening neemt. Voor zo’n cruciaal thema als water zou geldgebrek dus
geen rol mogen spelen. Maar het probleem, zo zei hij, is dat de Europese hulp niet adequaat
wordt besteed.
Van den Berg: “Ruwweg kan men stellen dat 70 procent van alle armen vrouw is en dat een
vijfde van de wereldbevolking geen toegang heeft tot schoon drinkwater. Het is dus duidelijk
dat hulp juist in die richting moet worden gestuurd. Maar gebeurt dat? Nee. Waarom niet?
Omdat de Europese Unie, net zoals elders en in de afzonderlijke lidstaten gebeurt, vooral de
eigen economische belangen in het oog houdt wanneer geld wordt uitgetrokken voor
projecten.”
Veel van de Europese hulp wordt besteed aan wegenbouw, onthulde de heer Van den Berg, en
uitgevoerd door Europese wegenbouwers in Afrika. Met vrouwen wordt bij het ontwikkelen
van hulpprojecten nauwelijks rekening gehouden, met name als het gaat om het management
van deze projecten.
“Is dat nu duurzame ontwikkeling?” vroeg hij zich af. “Soms heb je wegen nodig, maar soms
heb je ook andere behoeften.”
Echter, zo wist de heer Van den Berg te melden, de Wereld Bank heeft zich nu aangesloten bij
het NGO-pleidooi om de hulp opnieuw op armoedebestrijding te richten. Dit kan dus ook
binnen het Europees Parlement bepleit worden. De nadruk zal bij deze strijd komen te liggen
op het betrekken van de lokale bevolking – met name vrouwen - bij het ontwerpen, leiden en
uitvoeren van ontwikkelingsprojecten.
De huidige discussie over water zou, naar zijn idee, het debat over de besteding van de
Europese hulp in de goede richting kunnen helpen sturen. Er is al brede steun voor gender
zaken binnen het Parlement. Een flinke zet in de goede richting zou daarom behoorlijk
succesvol moeten kunnen zijn.
Ook het Zuid-Afrikaanse panellid, Barbara Schreiner benadrukte later in de discussie de
noodzaak van deze koersverandering richting armoedebestrijding. Mevrouw Schreiner,
hoofddirecteur voor Waterbeheer en Watergebruik in haar land, drong aan op programma’s
om te waarborgen dat vrouwen over water kunnen beschikken, niet alleen voor huishoudelijk
gebruik, maar ook voor economische doelen.
“Ik vind het cruciaal dat wij trachten de kloof te overbruggen tussen de beperkte benadering
van water puur als drinkwater en het integrale concept van water als algemene hulpbron. Want
dat is onmiskenbaar onze ervaring in Zuid Afrika: Wij hebben een groot programma voor
drinkwatervoorziening aan de hele bevolking: 25 liter per persoon per dag. Dat is weliswaar
van eminent belang, maar we hebben het drinkwaterbeleid niet geïntegreerd met de kwestie
van armoede, opleiding, en de watervoorziening voor productiedoeleinden. Wanneer we de
positie van vrouwen als de armsten der armen in de ontwikkelingslanden bekijken, dan
kunnen we er niet omheen die kloof te overbruggen en een integrale benadering te kiezen.”
Gender ontbreekt in het Europese beleid
Europarlementariër van den Berg wees er op dat binnen Europa zelf het woord gender totaal
ontbreekt in nieuwe richtlijnen. Hij vertelde dat binnen het Europese Parlement belangrijke
discussies gaande zijn over rivierbeheer dat gebaseerd is op hele stroomgebieden. Er ligt al
een “Richtlijn Water Kader” met onder meer een intensief programma van kwaliteitsmetingen, dat voor de lidstaten bindend is en concrete streefdata bevat.
Maar het woord ‘gender’ is in deze beleidsinitiatieven nergens te vinden. “Ik zou zeggen dat
het bewustzijn over de ideeën die in arme landen met verve worden uitgedragen binnen
Europa zelf nog erg zwak ontwikkeld is”, merkte de heer Van den Berg op.
Onder de arme landen vallen volgens de heer Van den Berg ook de Oosteuropese landen. De
watervervuiling daar is zorgwekkend. De inspanning om Oosteuropese landen binnen the EU
te halen moet ook gepaard gaan met nieuwe maatregelen om de standaard van de
waterkwaliteit te verhogen.
“Natuurlijk rekenen wij het tot onze verantwoordelijkheid als partners om aan een oplossing
te werken”, zei hij.
Vrouwen NGO’s in Oost Europa centraal
-Anna Onisimova
Directeur van mama86, Kiev
-T. Sjour
NGO leider, Rusland
-E. Suleimanova
Voorzitter Azerbaijan regio Vrouwen en Ontwikkelingscentrum
Als reaktie hierop stelde een aantal deelnemers uit Oost-Europa, dat nieuwe maatregelen in
Oost Europa alleen effect kunnen sorteren wanneer gerichte pogingen worden gedaan om
vrouwen NGO’s te ondersteunen. Zij wezen erop dat deze NGO’s zich van oudsher met deze
problematiek bezighouden.
Anna Onisimova uit Kiev merkte op, dat vrouwenorganisaties in verschillende Oost-Europese
landen de diverse belanghebbenden in de watersector bijeen hebben gebracht. Als
intermediair voeden zij het besef dat watervoorraden een gemeenschappelijk goed zijn, en
trachten zij deelname te waarborgen van al die belanghebbenden in de planning,
implementatie en controle van het waterbeleid. Mevrouw Onisimova benadrukte dat
deskundigheidsbevordering binnen vrouwenorganisaties en goede communicatie tussen lokale
en nationale beleidsontwikkeling in Oost-Europa essentieel zijn voor duurzaam waterbeheer.
T. Sjour, uit Rusland, gaf een voorbeeld. Het Alla Bougam meer, zei zij, is zwaar
verontreinigd door nucleaire installaties, en zit vol vervuilde vis, die op de basisscholen in de
regio aan de kinderen te eten wordt gegeven.
“Vrouwen uit de regio hebben het risico genomen om hier tegen in het geweer te komen.
Vrouwen die lid zijn van NGO’s. Maar onze klachten bereiken nooit de oren van de Russische
regering. Zij worden allemaal terug verwezen naar het regionale niveau.”
Recente en tot nu toe voortdurende oorlogen vormen nog een extra belasting voor deze
vrouwenorganisaties, vulde E. Suleimanova uit Azerbaijan aan. “Bij de gigantische
verwoesting van gebouwen, zijn ook alle waterleidingen beschadigd. Wij hebben nu te lijden
onder watergebrek en watervervuiling als gevolg van de oorlog zelf. Ook de enorme stromen
vluchtelingen en ontheemden die op gang zijn gekomen zorgen voor waterproblemen. Die
mensen wonen meer dan tien jaar lang in de opvangkampen. We kunnen politiek grenzen
trekken, maar dat zijn niet dezelfde als ecologische grenzen.
In deze landen zijn vrouwen volkomen buitengesloten bij processen van waterbeheer.”
Vergroting van inbreng van vrouwen zou voorop moeten staan in
beleidsmaatregelen
-Ismail Serageldin
Voorzitter van de Wereld Commissie voor Water voor de 21ste Eeuw, en Vice President, van
de Wereld Bank
Deze uitsluiting van vrouwen kan overwonnen worden, meende Wereld Bank Vice-President
Ismail Serageldin, wanneer beleidsmakers bewust worden gemaakt van het feit, dat
participatie op gemeenschapsniveau essentieel is voor het succes van maatregelen in het
waterbeheer, en dat van echte participatie geen sprake kan zijn zonder de betrokkenheid van
vrouwen.
“Praten over participatie en praten over meer invloed voor vrouwen, feitelijk maakt dat geen
verschil”, was zijn stelling. “Effectieve participatie is onmogelijk wanneer de invloed van
vrouwen daarin niet werkelijk tot uiting komt.”
Alleen al uit eigenbelang moeten beleidsmakers volgens hem dit punt serieus nemen: zonder
maatregelen die de status van vrouwen verhogen, is hun beleid gedoemd te falen.
“Volgens mij moeten wij voortdurend de boodschap bekrachtigen, dat de mannelijke eliten,
die grote delen van de wereld besturen, door te veranderen een eigenbelang dienen. Dat hun
eigen eventuele onwil om te veranderen schade toebrengt aan alle doelen waaraan zij zichzelf
committeren.”
Opleiding van meisjes doorslaggevend
-Lucy Njagi
Coördinator project “Water voor de Masaï”, AMREF/Flying Doctors, Kenia
Lucy Njagi uit Kenia haakte daarop in met de constatering, dat rationele besluitvorming vaak
ondermijnd wordt door traditionele culturele gewoonten. Bij haar werk als coördinator voor
het project “Water voor de Masaï” in Kenia is zij vaak geconfronteerd met het feit dat de
traditionele Masaicultuur geen grotere invloed van vrouwen toestaat.
“De realiteit bij projecten is, dat vrouwen worden gemarginaliseerd bij de beheer- en
beleidsprocedures,” vertelde zij. “Onze mannen willen de belangrijke banen hebben. Vrouwen
moeten het zware werk doen. De vrouwen weten alles over water, maar worden niet
betrokken bij de implementatie en het management van projecten. We moeten ons echt uit alle
macht inspannen om vrouwen te ondersteunen.”
De sleutel tot een koersverandering op weg naar effectief waterbeheer is volgens Njagi de
opleiding van meisjes. Echte participatie van de lokale gemeenschap, inclusief vrouwen, kan
pas plaatsvinden als vrouwen voldoende zijn toegerust voor deze taak en het zelfvertrouwen
hebben om leidende taken op zich te nemen.
Als een vrouw zich inzet voor de gemeenschap, zo betoogde mevrouw Njagi, doorbreekt zij
het geijkte cultuurpatroon en moedigt daarmee andere vrouwen aan tot actieve betrokkenheid.
Maar wil het zover komen, dan moeten vrouwen wel het opleidingsniveau hebben om functies
als die van coördinator op zich te kunnen nemen. In dat geval zie je dat gemeenschappen het
thema van gendergelijkheid serieus nemen, met blijvende veranderingen als resultaat.
Herscholing middenkader nodig
-Barbara Schreiner
Hoofddirecteur Watergebruik en -Conservatie, Zuid Afrika
Barbara Schreiner was het daarmee eens. In haar werk heeft zij gemerkt hoe culturele barrières de vertaalslag
van papieren beleid naar praktijk verhinderen. Ze legde uit, dat de Zuid-Afrikaanse regering een geweldig stuk
wetgeving heeft geïntroduceerd, dat de inbreng van vrouwen op alle niveaus van het waterbeheer verplicht stelt.
“Maar de ambtenaren, die de wetten moeten uitvoeren, zijn dezelfde mensen die voorheen een
heel conventionele ‘aanbod-gestuurde’ regelgeving uitvoerden. Meestal zijn het blanke,
mannelijke ingenieurs.”
“Wij
hebben een land waar 40 % van de bevolking arm is”, ging zij verder. “Ondanks onze
status als midden-inkomenland, heeft 40 % van onze mensen niet genoeg te eten. Op het
platteland staat bij de grote meerderheid van huishoudens een vrouw aan het hoofd, en dat zijn
de allerarmste gezinnen. Het hele vraagstuk van waterlevering aan die huishoudens moet nog
worden aangepakt. En dan niet alleen drinkwater, maar ook water voor productiedoeleinden,
zoals voor de teelt van voedsel en andere economische activiteiten.”
“Maar de mensen die wij vragen om dat te realiseren, hebben een totaal andere denkwereld.
De ambtenaren van ons eigen ministerie en ook de door ons ingehuurde consultants, die wij
het veld in sturen met de opdracht de problematiek op lokaal niveau aan te pakken, zijn
weliswaar vakkundig, maar niet deskundig in het begeleiden van de processen op
gemeenschapsniveau.”
Mevrouw Schreiner riep op tot ontwikkeling van (her)scholingsprogramma’s voor personeel
met uitvoerende verantwoordelijkheden bij programma’s en projecten. Deze mensen moeten
zich het benodigde instrumentarium eigen maken om beleid in de praktijk te kunnen
omzetten, meende zij.
Monitoring onontbeerlijk om vooruitgang veilig te stellen
-Barbara Schreiner
-Lucy Njagi
Zowel mevrouw Schreiner als mevrouw Njagi waarschuwden dat de vereiste culturele
veranderingen tijd vergen.
“Zeker, er is, bijvoorbeeld in Zuid Afrika, een enorme inzet om het tempo op te voeren, ten
behoeve van degenen, die geen toegang hebben tot veilig drinkwater,” stelde mevrouw
Schreiner. “Vanuit de top is geweldige druk om die toegang zo snel mogelijk te verzekeren.
Dit kan echter betekenen, dat de gemeenschap onvoldoende tijd krijgt om zich op de
veranderingen in te stellen.”
“Wij moeten manieren bedenken om beide aspecten in evenwicht te brengen,” vulde zij aan.
“Dat betekent nieuwe, concrete instrumenten ontwikkelen. Volgens mij moeten wij veel
strenger ‘gender impact monitoring’ gebruiken, op alle niveaus. En dan niet alleen kijken
hoeveel vrouwen in comités zitten, maar steeds de feitelijke invloed van onze strategieën op
het leven van vrouwen in de gemeenschap bepalen.”
Zet IT in om successen breed bekend te maken
-Ismail Serageldin
De heer Serageldin van de Wereld Bank bracht naar voren dat implementatie wellicht sneller
gerealiseerd zou kunnen worden, wanneer de effectiviteit van ‘gender-sensitief water
management’ bij iedereen bekend zou zijn.
“Mijn ervaringen in de omgang met vele ministers, regeringsleiders en besluitvormers in
diverse landen, hebben mij geleerd dat overtuigend bewijs het meest indrukwekkende
argument is,” vertelde hij de toehoorders. “Enkele jaren geleden is een studie verricht door
een collega bij de Wereld Bank. Hij onderzocht 121 door de Bank gefinancierde
waterprojecten in verschillende delen van de wereld. Die studie laat duidelijk zien dat de
minst succesvolle projecten diegene waren met weinig of geen inbreng van plaatselijke
gemeenschappen in het ontwerp of de uitvoering. De projecten waar wel betrokkenheid in de
uitvoering bestond presteerden beter.”
“Het project dat het hoogst scoorde, was oorspronkelijk niet eens een waterproject! Het was
een vrouwenproject. De projectleiders gingen naar vrouwenorganisaties om te vragen wat zij
nodig hadden. Gezondheidszorg voor de kinderen? Scholen? Wegen? Straatverlichting?
Microkredieten? ‘Water!’ zeiden de vrouwen. Dat project bleek het meest succesvolle van alle
121 onderzochte projecten te zijn.”
“Ik leg dit aan ministers voor en zeg: Dit is niet iets dat we u uit ideologische overwegingen
opdringen. Sommigen onder ons vinden dit misschien een mensenrechtenzaak. Maar bekijkt u
het eens vanuit uw eigen belang. U wilt geld lenen voor uitvoering van projecten. Ik wil u dat
geld lenen. Het is dus in ons beider belang om het project zo succesvol mogelijk te maken. En
wij hebben het overtuigende bewijs dat volledige participatie van gemeenschappen essentieel
is.”
De Vice-President van de Wereld Bank riep op tot intensiever gebruik van informatie en communicatie
technologie om dit soort feitenkennis te verspreiden. “IT maakt het ons mogelijk om lokale
gemeenschappen in de hele wereld te bereiken”, zo zei hij: “NGO's, vakmensen en anderen,
kunnen langs deze weg bekend maken wat zij leren en hebben gedaan.
Dat is onmisbaar, als je wilt laten zien welke methoden effect sorteren.”
“Hoe meer dit soort succesverhalen over het voetlicht komen, des te nadrukkelijker zal een
veranderde houding gebaseerd zijn op datgene wat werkt in plaats van op semantische
discussies over de tekst van mooie verklaringen.”
Bouw van onderop aan een nieuw soort Globalisering
-Alle Deelnemers
Max van den Berg was het helemaal eens met dat betoog. Duidelijkheid over de effectiviteit
van de genderaanpak zou volgens hem van onschatbare waarde zijn om bij het Europarlement
een verandering in het Europese hulpbeleid te bepleiten.
“Men zegt, ‘Laten wij eerlijk zijn - al die hulp is weggegooid geld. Het werkt niet. Het helpt
niet. Waarom zouden wij het doen? Laat die mensen het daar zelf doen.’ Aandacht alleen is
niet goed genoeg. Je moet resultaten boeken. Je hebt effectief partnership nodig.”
Een deelnemer uit de zaal, de heer Museb uit Namibia, merkte op dat ook meer solidariteit
van vrouwen onderling noodzakelijk was. Dr. Wally N’Dow, Secretary General van the 2nd
Conference on Human Settlements (HABITAT II) ging hier verder op in. Volgens hem was
meer solidariteit nodig tussen diverse sociale groepen. Partnerships zijn een cruciaal element,
zei hij. Hij riep op tot ontwikkeling van een nieuw soort globalisering van onderop, een
transnationale sociale beweging op watergebied.
“Die beweging moet uitdagen en demonstreren, lobbyen en procederen. Daarbij moet ze
zowel over de grenzen heen actief zijn, als op lokaal niveau”, zei N’Dow. Hij drong verder
aan op de instelling van ‘waakhond-commissies’, vergelijkbaar met eerder door de VN
opgezette waakhondinstellingen.
En betrek de jeugd erbij, was de aanbeveling van een bewoner van Jemen, mevrouw
Meerburg. “Het is hun zaak”, zo benadrukte zij. “Zij zullen het van ons over moeten nemen.”
Het publiek
4. Samenvatting
Belangrijkste prioriteiten waar het gaat om de huidige kloven te overbruggen
tussen beleid en praktijk in ‘mainstreaming gender’ in waterbeheer:
Op internationaal niveau




Het ontwikkelingsbeleid op armoedebestrijding richten, met aandacht voor de inbreng
van lokale gemeenschappen en deskundigheidsbevordering van vrouwen;
Vasthouden aan de Dublin Principes;
Breed verspreiden van gegevens die laten zien dat een gender-sensitieve aanpak essentieel
is voor succesvol waterbeheer;
Opbouwen van samenwerkingsverbanden tussen actoren op alle niveaus;
Op nationaal niveau





Verbetering van de opleiding van meisjes in het algemeen;
Opbouwen van de capaciteiten van vrouwen om zich bezig te houden met de technische,
sociale, management en besluitvormings-aspecten in de watersector;
Herscholing van technisch personeel en ‘middle-management’ in gender-gerichte
benaderingen;
Beleid en programma’s zodanig opzetten dat voorzien wordt in de waterbehoeften van
vrouwen, zowel voor huishoudelijke - als productiedoeleinden;
Ondersteuning van vrouwen NGO’s bij hun leidende rol in de strijd voor doeltreffend
waterbeheer.
5. Prioritering van de aanbevelingen
Tijdens de openingsdag van het Wereld Water Forum zijn bijna 1.500 exemplaren van de
NVR-aanbevelingen verspreid. Voorafgaand aan de NVR-sessie werd een vragenlijst aan de
aanwezigen uitgedeeld, met het verzoek om de 15 aanbevelingen te rangschikken in volgorde
van belangrijkheid. Meer dan 100 deelnemers (25%) gaven het door hun ingevulde formulier
terug bij het einde van de bijeenkomst. Als hoogste prioriteiten gaven deze personen aan:
1. Waarborgen dat vrouwen en mannen gelijke rechten hebben, ook op het gebied van water
en sanitatie (aanbeveling A-1)
2. Ontwikkeling van nationale actieplannen, gebaseerd op volledige participatie van burgers
(aanbeveling B-1)
3. Betrekken van vrouwenorganisaties in de gehele projectcyclus voor integraal waterbeheer
(aanbeveling C-1) en
4. Reserveren van voldoende financiële middelen voor dat doel (aanbeveling A-3).

Bijlage 2: Nederlandse vertaling van het “Bridging the Gaps” document en aanbevelingen
B.
Water en Gender
De NVR-sessie “Bridging the Gaps” maakte deel uit van het genderprogramma op de
openingsdag van het Wereld Water Forum. Onderstaand volgt een korte samenvatting van de
overige aktiviteiten. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Forum-website
(www.worldwaterforum.org).
Tijdens vier parallelle workshops werd de genderproblematiek van verschillende kanten
belicht.
- In de workshop “From Bucket to Basin” (van emmer tot bassin) werd de link gelegd
tussen de waterbehoefte van degenen, die de emmers dragen en het grootschalige
waterbeheer op bassin-niveau. Good practices uit Zuid-Afrika en India illustreerden dit.
- Een tweede workshop ging in op de gevolgen van ontoereikende sanitaire voorzieningen
voor vrouwen en meisjes en presenteerde een programma voor sanitatie en hygiëne voor
scholen.
- In de workshops ‘Visie en Actie voor Gendergelijkheid in de 21ste Eeuw’ werd
gesproken over het institutionaliseren van gender na het Forum. De workshop ging in op
gender mainstreaming tijdens het Wereld Water Visie proces en structurele aandacht voor
gender in integraal waterbeheer.
- ‘Methodes en Instrumenten’ vormden het onderwerp van de vierde workshop.
Verschillende instrumenten werden in de workshop gedemonstreerd.
De uitkomsten van de workshops werden vervolgens in een panel  bediscussieerd. Het panel
stond positief tegenover de vorming van een gender alliantie als formele gender lobby, maar
drong aan op voldoende aandacht voor het lokale niveau. Het panel was geen voorstander van
specifieke op gender gerichte instrumenten, maar vond het beter om de genderdimensie in te
bouwen in algemene, op duurzaam waterbeheer gerichte instrumenten. Het institutionaliseren
van gender in de gehele watersector is cruciaal en moet de aandacht krijgen.
De NVR heeft tijdens de afsluiting van het genderprogramma een verklaring afgelegd. De
sessie van de NVR was op dat moment nog in volle gang, waardoor de uitkomsten niet in de
discussie konden worden ingebracht. Ze zijn na afloop aan de gendercoördinator aangeboden.
Naar aanleiding van het genderprogramma zijn de volgende activiteiten gepland:

In het panel hadden zitting: het Global Water Partnership, ITN uit de Philippijnen, IIDS/Universiteit van
Sussex, UNIFEM en Water Aid

Bijlage 5: Verklaring van mevrouw L. Overschie, voorzitter van de NVR Commissie Duurzame Ontwikkeling,
op de slotzitting van het WWF genderprogramma, 17 maart 2000
1. De vorming van een gender en water alliantie
2. Een vervolgworkshop over gender en water voor mensen, voedsel en natuur, waar
gezamenlijk zal worden ingevuld hoe tot daadwerkelijke implementatie van
actievoorstellen te komen. De Vision Unit in Parijs zal deze workshop faciliteren.
3. Middelen genereren om regionale kenniscentra in staat te stellen de aspecten gender en
armoede in hun praktijkgerichte trainingen te integreren en/of dergelijke instrumenten te
ontwikkelen.
Als actieve bijdrage aan gender mainstreaming hebben vertegenwoordigers uit het
genderprogramma aan zoveel mogelijk sessies van het Forum deelgenomen. Deze ‘gender
ambassadeurs’ hebben het genderaspect ingebracht in de onderwerpen, die in deze sessies aan
de orde waren. Ook heeft de ‘gender groep’ een verklaring afgelegd tijdens de
ministersconferentie.
De verklaring van de ‘gender groep’ ging in op drie punten, waarvan men vond dat ze
onvoldoende aandacht kregen:
- Watergebrek als armoedefactor en het feit dat watergebrek bijdraagt aan de toename van
armoede bij vrouwen;
- Het economische belang van voldoende water voor nijverheid, de gezondheid van het
gezin en betere educatie;
- Te weinig aandacht voor gender in programma’s.
De drie belangrijkste volgende stappen zijn:
- De implementatie van de wettelijke rechten van vrouwen en mannen
- Gender-specifieke kennis en informatie ontwikkelen en verspreiden;
- Het institutionaliseren van het genderperspectief in organisaties
deskundigheidsbevordering op alle niveaus.
en
Alle relevante ministers werden opgeroepen om:
- Hier voldoende financiële middelen voor vrij te maken;
- Een Interdepartementaal Subcomité voor Gender in te stellen;
- 33% vrouwen in alle uitvoerende organen van het Framework For Action te realiseren.

De ‘Gender en Water Alliantie’ begint nu vorm te krijgen. De NVR is uitgenodigd hieraan deel te nemen. De
vraag over deelname aan de alliantie zal aan de Algemene Leden Vergadering worden voorgelegd. Voorlopig
neemt de NVR deel als “waarnemer”

Bijlage 6: Verklaring van de Gender Ambassadeurs aan de Ministers Conferentie
in
C. De Ministersverklaring van Den Haag
betreffende een veilige watervoorziening
in de 21ste eeuw
Het veilig stellen van de watervoorziening in de 21ste eeuw was de gezamenlijke doelstelling
van de deelnemers aan de Ministersconferentie van Den Haag. Om dit doel te kunnen
bereiken werden de volgende vijf belangrijke voorwaarden gesteld:
- Aan de basisbehoeften voor water en sanitatie voldoen en de mensen, met name vrouwen,
zeggenschap geven via een participatief proces van waterbeheer
- De voedselvoorziening veilig stellen, vooral voor de armen en de kwetsbaren in de
samenleving, door een meer doelmatige en gelijkmatige toewijzing van water voor
voedselproductie
- De bescherming van ecosystemen door duurzaam beheer van de watervoorziening
- Risicomanagement van water gerelateerde rampen
- De economische, sociale, milieu en culturele waarde van water in de prijs tot uiting laten
komen, waarbij rekening gehouden moet worden met de behoefte aan gelijkheid en de
basale behoeften van de armen en kwetsbare groepen in de samenleving, en
- Het water wijs beheren door het publiek erbij te betrekken en het waterbeheer te baseren
op de behoeften van alle belanghebbenden.
Om veiligstelling van de watervoorziening te kunnen bereiken hebben regeringen zich bereid
verklaard tot het vormen van samenwerkingsverbanden en gezamenlijke actie op alle niveaus.
Om het samenwerkingsproces te bevorderen en de overeengekomen beginselen in actie om te
zetten zijn de regeringen overeengekomen concrete doelen en strategieën op te stellen voor
het veiligstellen van de watervoorziening en om dit proces te bewaken. Zij hebben zich verder
bereid verklaard om met belanghebbenden te werken aan bewustwording, kennisoverdracht,
deskundigheidsbevordering en het terugdringen van de vervuiling.
De ministersverklaring herbevestigt en versterkt de rol van de VN bij het bevorderen van integraal waterbeheer,
met inbegrip van monitoring en verslaglegging; bij het versterken van beleid en programma’s met betrekking tot
water; en de ondersteuning van landen bij hun inspanningen om de in de ministersverklaring genoemde
uitdagingen het hoofd te bieden. Men streeft hierbij naar samenhang en coördinatie binnen het VN-systeem en
een consistente opstelling binnen haar respectievelijke bestuursorganen. De Raad van de ‘Global Environmental
Facility’ (GEF) wordt opgeroepen om de GEF-activiteiten in de richting van de zoetwaterproblematiek uit te
breiden. De ministersconferentie erkent de uitkomsten van het Forum en is erkentelijk voor de
bijdrage van de World Water Council (Wereld Water Visie), de Global Water Partnership
(Framework For Action) en de verklaringen, die zijn afgelegd ten behoeve van de ‘Major
Groups’ van het Forum.

Dit heeft betrekking op de verworvenheden van eerdere conferenties, zoals Dublin 1992, die in hoofdstuk 18
van Agenda 21 zijn vastgelegd en herbevestigd zijn in Parijs in 1998, de zesde ziting van de Commission on
Sustainable Development (CSD-6) en het tweede Wereld Water Forum en de Ministers Conferentie van maart
2000 in Den Haag

Gender; NGO’s; jongeren; ondernemers; wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen; International Trade
Union
D.
De Nederlandse toezeggingen m.b.t. de ministersverklaring
van Den Haag
Tijdens de ministersconferentie heeft de Nederlandse delegatie beloofd financiële en
personele middelen te zullen reserveren voor de implementatie van integraal water beheer
volgens de resultaten van het tweede Wereld Water Forum en met gender gelijkheid als
uitgangspunt.
Nederland heeft de volgende toezeggingen gedaan:
-
De principes van integraal waterbeheer zullen in concrete actie worden omgezet, onder
andere op het niveau van de stroomgebieden van rivieren. In deze context is specifiek
melding gemaakt van de noodzaak tot een meer gelijke vertegenwoordiging van mannen
en vrouwen.
-
Naar aanleiding van de aanbeveling betreffende gender, die tijdens de thematische sessie
“Governing Water Wisely” is opgesteld, zal Nederland het initiatief nemen tot een
informele ministeriële bijeenkomst over het gender vraagstuk.
-
Het Programma Buitenlandse Waterinzet, “Partners voor Water” zal een centrale rol
spelen in het vervolg op het tweede Wereld Water Forum en de voorbereiding van het
derde Wereld Water Forum in 2003.
-
Het totale budget voor water-gerelateerde activiteiten in ontwikkelingslanden zal worden
verdubbeld (van ongeveer 100 miljoen gulden naar ongeveer 200 miljoen gulden) over
een periode van vier jaar.
-
Op nationaal niveau zal water als ordenend principe worden gebruikt. De aandacht gaat
verder uit naar risicomanagement, integraal kustbeheer en de handhaving van de hoge
kwaliteit van de zoetwatervoorziening en sanitaire voorzieningen.

De vergadering beveelt aan, dat “De belangrijke rol van vrouwen in waterbeheer erkend wordt en dat een
interdepartementaal comité wordt gevormd om practische voorstellen te ontwikkelen om gender vraagstukken
tijdens het derde Wereld Water Forum in 2003 te behandelen
E.
NGO vervolgactiviteiten
In aanvulling op de ‘good practices’, die in de loop van het NVR-project ‘Gender en Water’
in de on-line database zijn opgenomen, worden hieronder nog een aantal vervolgactiviteiten
op het Forum genoemd.

Gender en Water Alliantie
“Een van de resultaten van het Forum is de vorming van een internationale Gender en
Water Alliantie, die voor blijvende samenwerking moet zorgen bij het bevorderen van
gender mainstreaming binnen de watersector. Reeds 124 organisaties en individuen
werken gezamenlijk aan de ontwikkeling van dit platform, dat zich zal richten op
pleitbezorging en de uitwisseling van informatie. Alle groepen en individuen, die zich
binnen de sector met gendergelijkheid bezig houden kunnen aan de Alliantie deelnemen.
De Alliantie is goed ontvangen door internationale organisaties zoals UNESCO, die er
ook haar steun aan verleent. Vele toonaangevende nationale, regionale en internationale
organisaties zijn van plan hun expertise te bundelen om kruisbestuiving van ideeën,
ervaringen, onderzoeks-resultaten en strategieën te bewerkstelligen. Sommige van deze
groepen zijn werkzaam op het gebied van educatie en training, andere op het gebied van
landbouw; weer andere houden zich bezig met vrouwenzaken, ontwikkelingszaken of
ecologische problematiek. Op dit moment zijn discussies gaande met de Global Water
Partnership over mogelijke inbedding van de Alliantie en worden de structuur en het
werkprogramma van de Alliantie ontwikkeld.
Contactpersoon: Mevrouw Niala Maharaj; e-mail [email protected]

M Sc. Beurzen voor vrouwen uit het Zuiden, die werkzaam zijn in het waterbeheer
Om het aantal en het aanzicht van vrouwelijke professionals in de watersector te vergroten
hebben de Global Water Partnership en de Universiteit van Wageningen een gericht
programma ontwikkeld, dat beurzen verstrekt aan vrouwen uit ontwikkelingslanden, die
een loopbaan in het waterbeheer ambiëren. De Zweedse ontwikkelingsorganisatie SIDA
sponsort dit programma.
Voor verdere informatie kan men contact opnemen met de programmadirecteur, Ir.
W.B.M. Genet; tel. +31 (317) 483706/484190; e-mail [email protected]

Project “Water Wereldwijd” van Passage, Nederland
De christelijk-maatschappelijke vrouwenbeweging Passage moedigt vrouwen in
Nederland en in ontwikkelingslanden aan om een actieve rol in de gemeenschap te spelen.
Passage zet zich actief in voor de bevordering van duurzame ontwikkeling wereldwijd en
werkt daarbij samen met vrouwenorganisaties in Costa Rica, Sierra Leone en de
Philippijnen. In september 2000 start een nieuw project ‘Water Wereldwijd’, dat vrouwen
bewust wil maken van de dreigende watercrisis. Ook worden fondsen geworven voor
waterprojecten in de voornoemde landen.

www.vrouwen.net/nvr/
Voor meer informatie kan men contact opnemen met Passage; Postbus 2164, 3800 CD
Amersfoort; tel. +33 (422) 0730; e-mail [email protected]

Stichting Milieukwartet, een vrouwencentrum voor deskundigheidsbevordering op het
gebied van duurzame ontwikkeling in Nederland, ontwikkelt een uitgebreid programma
om vrouwen te ondersteunen bij hun streven naar duurzaam watergebruik en waterbeheer
op lokaal niveau. Het project gaat in 2001 van start.
Contactgegevens: Stichting Milieukwartet, Predikherenkerkhof 13, 3512 TJ
Utrecht; e-mail [email protected]

‘Waterbeheer, ook een vrouwenzaak’, Provinciale Vrouwen Raad Zuid-Holland
Op 3 april 2000, net na het Wereld Water Forum, kwamen ongeveer 80 vrouwen in Den
Haag bij elkaar om de uitkomsten van het Forum te bespreken en hoe de genderdimensie
in het waterbeheer in hun provincie gestalte zou moeten krijgen. Een verslag van de dag
kan worden opgevraagd.
Contactgegevens: Provinciale Vrouwen Raad Zuid-Holland, c/o Phoenixstraat 66, 2611
AM Delft; tel 015- 2140536; fax 015-2157496; e-mail [email protected]

‘Water en ander water’, LKV-Kring Consumentenstudies
De eerste thematische bijeenkomst van de Kring Consumentenstudies van het LKV was
gewijd aan water. De diverse aspecten van duurzaam waterbeheer werden beschouwd
vanuit het perspectief van de consument. Een thematische nieuwsbrief over water was
voor die gelegenheid samengesteld. Er komt een verslag.
Contactgegevens: KLV-Kring Consumentenstudies; Postbus 8060, 6700 DA Wageningen;
fax. 0317-482 593; e-mail [email protected]

‘De Waterlelie’, Netwerk van vrouwen in waterschapsbesturen, Nederland
Waterlelie brengt vrouwen uit waterschapsbesturen bij elkaar. Hoofddoelen zijn
deskundigheidsbevordering, netwerken en de uitwisseling en verspreiding van informatie.
Contactgegevens: Mevrouw Th. De Roos-van Rooden; Dijkgraaf ‘t Lange Rond; Postbus
127, 1800 AC Alkmaar; tel. 072-541 0202
BIJLAGEN
1.
Lijst van NVR-lidorganisaties
2.
Nederlandse vertaling van het “Bridging the Gaps” document en
aanbevelingen
3.
Tekst openingstoespraak van NVR voorzitter mevrouw M. Pfeiffer
4.
Tekst speech van keynote spreker mevrouw drs. J.M. de Vries,
plv. minister van Verkeer en Waterstaat, Nederland
5.
Verklaring van mevrouw L. Overschie, voorzitter van de NVR
Commissie Duurzame Ontwikkeling, uitgesproken tijdens de
slotzitting van het WWF-genderprogramma, 17 maart 2000
6.
Verklaring van de Gender Ambassadeurs tijdens de Ministers
Conferentie
BIJLAGE 1: Lidorganisaties van de Nederlandse Vrouwen Raad

PvdA, ROSA-vrouwen

WECF

Business and Professional Women In The
Netherlands (BPW)

St. Land. Org. Surinaamse Vrouwen (LOSV)

Vrouwenbond FNV

GroenLinks Vrouwenoverleg

VNVA

Land. Overlegorg. Vrouwenhuizen

GAIA

Ned. Ver. voor Vrouwenbelangen

ICJW NL

St. Milieukwartet

Fed.v.Lib. Joodse Vrouwen in Nl.

Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen

WIZO-Nederland

St. Landelijk Contact VAC

WILPF

Young Women's Christian Assoc. NL.

Ned. Vereniging voor Vrouwengeschiedenis
(VVG)

IIAV

VVAO

Unie v.Soroptimist Clubs in Nl. Sur.en de Nl.
Antillen

Nederlands Genootschap Vrouwenstudies

Vrouwenpartij

Kath. Vrouwen Gilde Nederland (KVG)

NOVA

Alg.Ned.Vrouwenver.Tesselschade-Arbeid
Adelt (TAA)

KNOV

Leger des Heils Vrouwenbonden

Gereformeerde Vrouwenbond

St. Landelijk Netwerk Prov.en Gr.stedelijke
Vr.raden

NVVH


NCJW-Nederland
Passage, christelijk maatschappelijke
vrouwenbeweging

Zonta International

St. Vrouwen Netwerk Ned. (SNV)

Bond van Oud-Katholieke Vrouwen in
Nederland

NOV


KVD
Delta Kappa Gamma Society Nederland

Stichting Zij/Hij in Beeld

ANDO Werkgroep Vrouwen


UVON
CDA Vrouwenberaad (CDAV)

St. Organisatie Vrouwen in de VVD

Hervormde Vrouwen Groep

St. Melania Ontwikkelingssamenwerking

Rebekkah Raad der IOOF

Ned. Ver. voor Sexuele Hervorming (NVSH)

WOUW Vlechtwerk

GAP Nederland

Vrijz. Hervormde Vrouwen Fed. in Ned.

KPN

Stichting Samenwerkende Nederlandse
Vrouwelijke Religieuzen

Training en Adviescentrum

Vereniging Huisartsen Achterwacht

Baha'i Gemeenschap Nederland
BIJLAGE 2
BRIDGING THE GAPS (KLOVEN OVERBRUGGEN)
Achtergrond
In februari 1999 heeft de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de Nederlandse Vrouwen Raad
(NVR) een begin gemaakt met het project Gender en Water. Hiermee beoogde de raad een gefundeerde en
evenwichtige bijdrage te leveren aan het Wereld Water Forum in maart 2000 in Den Haag. Gefundeerd,
omdat de NVR fungeert als podium waar vrouwen voor zichzelf kunnen spreken en gemeenschappelijke
standpunten kunnen formuleren. Evenwichtig in de zin dat de NVR een aanzienlijk deel van de
Nederlandse samenleving vertegenwoordigt en haar nationale en internationale netwerken erbij heeft
betrokken.
Gedurende dit project heeft de Nederlandse Vrouwen Raad een verscheidenheid aan bronnen geraadpleegd,
de reacties van haar achterban gepeild en, waar nodig, nader onderzoek verricht. Het voorbereidingstraject
voor het Wereld Water Forum omvatte onder andere een serie workshops bestemd voor
vertegenwoordigers van lidorganisaties van de NVR. Deelnemers waren onder meer waterschapsbestuurders, plaatselijke en provinciale beleidsmakers, deskundigen in de watersector, plattelandsvrouwen,
vrouwenadviescommissies voor woningbouw en milieuvoorlichters. De resultaten zijn vergeleken met die
van de internationale Larenstein-workshops voor middenkader uit ontwikkelingslanden en de WECFworkshop voor Oost-Europese vrouwen.
De uitkomsten zijn in de vorm van aanbevelingen gebundeld in dit document en zullen worden
gepresenteerd en besproken tijdens de NVR-sessie ‘Bridging the Gaps’ (Kloven overbruggen) op 17 maart
2000 als onderdeel van het genderprogramma van het Wereld Water Forum.
Het project Gender en Water wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het ministerie van Verkeer en
Waterstaat en wordt financieel ondersteund door de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijk
Ordening en Milieu en de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame
Ontwikkeling (NCDO).
Inleiding
Centrale thema’s: -Van visie naar actie
-Gender mainstreaming
Bridging the Gaps (Kloven overbruggen) was de uitdagende titel van de NVR-sessie.
Er zijn nog vele kloven te overbruggen.
De deelnemers aan de NVR-workshops vonden met name dat er nog een grote kloof is tussen visie en actie.
Men was van mening dat de noodzaak de dreigende watercrisis aan te pakken inmiddels voldoende is
bediscussieerd. De bereidheid van vrouwen om bij te dragen aan duurzaam waterbeheer is groot; men stuit
echter in de praktijk op belemmeringen omdat de voorwaarden voor concrete actie ontbreken.
Ook bestaat er in veel opzichten nog steeds een aanzienlijke kloof tussen vrouwen en mannen.
Dit zijn de uitgangspunten: aanbevelingen zouden gericht moeten zijn op gezamenlijke actie en zouden
gender gelijkheid als vertrekpunt moeten hebben.
Water is géén vrouwenzaak; het is òòk een vrouwenzaak.
De grondbeginselen van Dublin (‘Dublin Principles’)
Dat integraal duurzaam waterbeheer noodzakelijk is stond niet ter discussie tijdens de consultaties; de
erkenning dat duurzaam waterbeheer verschillende betekenissen in verschillende (lokale) situaties heeft,
zowel binnen Nederland als op internationaal niveau, evenmin. Deelnemers waren het er ook over eens dat
vrouwen partij zouden moeten zijn in
alle ontwikkelingsprocessen, van besluitvorming en
beleidsontwikkeling tot project/programma ontwerp en de uiteindelijke implementatie. Niet alleen omdat
het hun democratisch recht is, maar vooral ook omdat dit de enige manier is om een duurzamere manier
van leven tot stand te brengen. Mannen en vrouwen vullen elkaar aan in het leven. Hun specifieke
belangen, vaardigheden en opvattingen zijn van gelijk belang voor een evenwichtige samenleving en
zouden gelijkelijk gewaardeerd moeten worden.
Bij nadere beschouwing blijken de richtlijnen van Dublin de discussies en conclusies van de NVRworkshops goed weer te geven.
De ‘Dublin Principles’ bevatten de grondbeginselen voor integraal duurzaam waterbeheer. De uitdaging is
alle belanghebbenden te betrekken bij het vertalen van deze principes in effectieve actie, die op het juiste,
zo laag mogelijke niveau moet plaatsvinden. De overheid speelt hierbij een belangrijke rol als katalysator.
Door NGO's te voorzien van de nodige financiële en andere middelen kan hun volledige en gelijkwaardige
participatie op een passend niveau gewaarborgd worden.
Aanbevelingen
De aanbevelingen in het onderhavige document zijn gebaseerd op uitvoerige ruggenspraak met de NVRachterban en netwerken. De grote verscheidenheid aan deelnemers en het feit dat hun meningen stroken
met de resultaten van de conferentie van Dublin rechtvaardigen een zekere mate van generalisatie.
De aanbevelingen zijn actiegericht en hebben betrekking op de genderdimensie van duurzame ontwikkeling
en op de voorwaarden voor een participatieve aanpak.
A. Gendergelijkheid
Alle belangrijke VN-conferenties van de jaren negentig hebben gendergelijkheid als voorwaarde voor
duurzame ontwikkeling erkend. Gendergelijkheid is dan ook geen discussiepunt; het is het uitgangspunt.
Mensen hebben recht op adequate toegang tot zoet water. Zoet water is immers een primaire
levensbehoefte. Daar waar een veilige watervoorziening niet verzekerd is, komen de kwetsbaarste groepen
in de samenleving in het nauw: kinderen, ouderen, en vooral vrouwen, omdat deze naast het vervullen van
hun eigen behoeften meestal ook zorg dragen voor kinderen en ouderen.
Het spreekt vanzelf dat:
1. de internationale gemeenschap en nationale overheden hun inspanningen zouden moeten
voortzetten en waar nodig intensiveren om gelijke rechten voor vrouwen en mannen te waarborgen,
inclusief het recht op voldoende schoon water en adequate sanitatie. Om ervoor te zorgen dat de
specifieke behoeften van vrouwen passende aandacht krijgen is vaak extra inspanning vereist.
Het verdelen van beschikbare hulpbronnen tussen mannen en vrouwen zal de watercrisis echter niet
oplossen. Vrouwen en mannen hebben gelijke verantwoordelijkheden waar het gaat om het beschermen
van hun milieu en het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De
bekend dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn, zowel in beleids- en besluitvorming als op professioneel
niveau.
Gehoor gevend aan het derde Principe van Dublin en aan Agenda 21, waarin gendergelijkheid als een
voorwaarde voor duurzame ontwikkeling wordt beschouwd en regeringen worden aangespoord de
afspraken gemaakt tijdens de vrouwenconferentie van Nairobi na te komen, en de volledige participatie van
vrouwen zowel in duurzame ontwikkeling als in het openbare leven te waarborgen, wordt aanbevolen dat:
2. in alle verklaringen, aanbevelingen, strategieën, enz. inzake duurzaam waterbeheer specifiek
melding wordt gemaakt van de betrokkenheid en participatie van vrouwen totdat de facto
gendergelijkheid is bereikt;
3. regeringen en donoren in elk programma of project fondsen oormerken om adequate
vertegenwoordiging van vrouwen en vrouwengroepen in het gehele proces te waarborgen, van
ontwikkeling tot en met implementatie, inclusief monitoring.
Voorts,
4. worden regeringen opgeroepen tot implementatie van hetgeen tijdens de 43e zitting van de
Commission on the Status of Women van de Verenigde Naties is overeengekomen inzake
Institutionele Mechanismen, met name m.b.t. de integratie van een genderperspectief in alle
activiteiten van ministeries of overheidsdiensten en effectieve monitoring daarvan.
Daarnaast wordt het als cruciaal beschouwd dat vrouwen-NGO's deel uitmaken van zo’n
monitoringsysteem;
5. zouden ‘gender units’ en ‘gender focal points’ binnen regeringen en (inter)nationale instellingen
zich actief moeten inzetten voor gender mainstreaming in duurzaam waterbeheer op alle niveaus en
relevante vrouwenorganisaties hierbij moeten betrekken.
Het is essentieel dat betrokken instanties hiervoor de nodige financiële en personele middelen
krijgen.
Naast de beleidsmaatregelen, die noodzakelijk zijn om gender mainstreaming te bevorderen, is het van
cruciaal belang dat vrouwen deel gaan uitmaken van de ‘mainstream’ als gelijkwaardige aanvulling op de
opvattingen en vaardigheden van mannen en zonder de genderdimensie te verloochenen.
Good practices
* Vrouwen in Waterschapsbesturen
Een deel van de discussies bij de Nederlandse workshops draaide om de toegenomen participatie van
vrouwen in waterschapsbesturen. Het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat stelt zich daarin
actief op. Tijdens de laatste waterschapsverkiezingen hebben de samenwerking tussen waterschappen en
emancipatiebureaus en diverse andere initiatieven geresulteerd in toenemende aantallen vrouwelijke
kandidaten en in een hoger percentage vrouwelijke bestuursleden.
* Het genderbewust maken van middenkader
De Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein in Nederland organiseert cursussen van tien
maanden bestemd voor professionals uit ontwikkelingslanden. Elk jaar volgen vrouwen en mannen uit meer
dan twintig landen in Afrika, Azië en Latijns Amerika deze cursussen.
Als professionals, werkend op middenkaderniveau, hebben de Larenstein-studenten de belangrijke taak om
problemen die mensen aan de basis ervaren, onder de aandacht van beleidsmakers te brengen. Aldus
dragen zij ertoe bij de kloof te overbruggen tussen de overheid en de burgermaatschappij. Een
genderbewuste benadering op dit niveau wordt beschouwd als cruciaal.
In de aanloop naar het tweede Wereld Water Forum heeft de afdeling internationaal onderwijs van
Larenstein in december 1999 een workshop gehouden voor de buitenlandse studenten met als thema
‘gender en water’ Met het lokale watervoorzieningssysteem in hun streek van herkomst als uitgangspunt
werd de technische, sociale en institutionele dimensie van duurzaamheid vanuit een genderperspectief
geanalyseerd. Het eindrapport is beschikbaar via de Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein in
Deventer.
* Het GAIA/Zijstroom-netwerk van vrouwelijke professionals
GAIA en Zijstroom, netwerken van vrouwelijke professionals in aardwetenschappen respectievelijk de
drinkwatersector, bevorderen gelijke participatie van vrouwen in het beroepsleven en streven naar een
genderbewuste bedrijfscultuur. In de aanloop naar het Wereld Water Forum en de ministerconferentie
besloten zij een onderzoek in te stellen naar de geschatte participatie van vrouwen in de watersector. De
resultaten zijn gepresenteerd tijdens de rondetafelsessie getiteld ‘Vrouwen in de westerse watersector’. De
resultaten van het volledige onderzoek zijn gepubliceerd op de website van GAIA (www. vrouwen.net/gaia).
B. Voorwaarden scheppen voor een participatieve aanpak
Volgens het tweede Principe van Dublin zou “waterontwikkeling en watermanagement gebaseerd moeten
zijn op een participatieve aanpak, met betrokkenheid van gebruikers, planners en beleidsmakers op alle
niveaus”. Een participatieve aanpak betekent dat “besluiten genomen worden op het juiste, zo laag
mogelijke niveau, met volledige inspraak en betrokkenheid van gebruikers in de planning en uitvoering van
waterprojecten”.
Dit principe is verder uitgewerkt in hoofdstuk 18 van Agenda 21: “Bescherming van de kwaliteit en
kwantiteit van zoetwaterreserves; toepassing van geïntegreerde benaderingen voor de ontwikkeling, het
beheer en het gebruik van waterreserves”.
Een van de vier voor integraal waterbeheer geïdentificeerde beginselen is (par. 18.9.c): “Het ontwerpen,
uitvoeren en beoordelen van projecten en programma's die zowel economisch doelmatig als
maatschappelijk relevant zijn binnen duidelijk omschreven strategieën, uitgaande van een benadering van
volledige deelname van het publiek, met inbegrip van de deelname van vrouwen, jongeren, inheemse
bevolkingsgroepen en plaatselijke gemeenschappen, aan de beleids- en besluitvorming inzake
waterbeheer.”
Om een participatieve aanpak en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te waarborgen, vooral op
lokaal niveau, moeten twee belangrijke kloven overbrugd worden:
- de ontwikkeling van nationale uitvoeringsstrategieën gebaseerd op het internationaal
overeengekomen raamwerk en
- de vertaling van landelijk beleid naar actie op lokaal niveau.
In overeenstemming met hoofdstuk 18 van Agenda 21:
1. worden regeringen die dit nog niet gedaan hebben, aangespoord landelijke actieplannen te
ontwikkelen voor geïntegreerd duurzaam waterbeheer, uitgaande van een benadering van volledige
deelname van het publiek, met inbegrip van de deelname van vrouwen, jongeren, inheemse
bevolkingsgroepen en lokale gemeenschappen, aan de beleids- en besluitvorming inzake waterbeheer.
2. zouden regeringen duidelijke doelen moeten formuleren voor de uitvoering van hun
actieprogramma's en passende financiering toekennen volgens de voorwaarden voor gendergelijkheid zoals voorgesteld in aanbeveling A-2.
Om een succesvolle vertaling van landelijk beleid naar lokale actie te verzekeren:
3. zouden regeringen, nutsbedrijven, donororganisaties en de particuliere sector moeten investeren in
de ontwikkeling en versterking van mechanismen voor samenwerking. De nadruk zou moeten liggen
op het ondersteunen, financieel en anderszins, van bestaande netwerken en instellingen, met gebleken
inzet en expertise op het terrein van duurzaam waterbeheer, met inbegrip van relevante vrouwenorganisaties en vrouwennetwerken;
4. zouden relevante regeringsorganen lokale beleidsmakers en besluitvormers in de gelegenheid
moeten stellen zich te bekwamen op de terreinen van interactieve beleidsvorming , duurzaam
waterbeheer en gender mainstreaming;
5. zouden regerings- en donororganisaties NGO's, inclusief vrouwen-NGO's, moeten voorzien van de
benodigde middelen, financieel en anderszins, om als katalysator en intermediair op te treden op de
terreinen van bewustmaking, interactieve beleidsvorming en actieve participatie van de basis;
6. zouden ‘top-down’-programmering en projectontwerpen moeten worden losgelaten ten gunste van
een interactieve aanpak uitgaande van bestaande (‘bottom-up’) initiatieven, die optimaal op elkaar
afgestemd zouden moeten worden. In deze context zouden regerings- en donororganisaties
doeltreffender gebruik moeten maken van bestaande instellingen en netwerken en hun intrinsieke
kennis en deskundigheid benutten.
Good practice
Water voor de Masaï
...is een samenwerkingsproject van de gelijknamige vereniging en AMREF Flying Doctors. Het project
betreft het herstel van de watervoorziening in een groot aantal Masaï-gemeenschappen in het Kajidogebied in Kenia. Dit omvat de restauratie van waterputten en deskundigheids-bevordering bij de Masaï-
gemeenschappen teneinde hen zelfvoorziend te maken. Onderwijs, onder meer in sociale en
genderaspecten, is een intrinsiek onderdeel van dit project.
In de gemeenschappen worden organisaties opgericht voor duurzaam beheer van de waterputten. Op een
van deze locaties is, voor het eerst in de geschiedenis van de Masaï, een vrouw aangesteld als leider, met
als titel ‘Chief Borehole’. Zij is actief in de Keniaanse vrouwenbeweging en leidt een meisjesschool. Zij is
er trots op een Masaï te zijn maar is tevens gekant tegen bepaalde aspecten van de traditionele Masaïcultuur zoals seksuele verminking van vrouwen en het trouwen van meisjes op zeer jeugdige leeftijd.
C. Initiatieven van vrouwen voor duurzaam waterbeheer
Tijdens de milieuconferentie van Rio de Janeiro in 1992 hebben vrouwen blijk gegeven van hun bereidheid
en vastberadenheid om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het welzijn van onze planeet, nu en
in de toekomst. In de Vrouwen Actie Agenda 21, die is opgesteld tijdens de Conferentie van Miami een
jaar eerder, krijgen de economische en sociale oorzaken van milieubederf de benodigde aandacht. De
Nederlandse Vrouwenraad sluit zich bij deze integrale benadering van duurzame ontwikkeling aan. Via de
Commissie voor Duurzame Ontwikkeling geeft de NVR invulling aan een participatieve aanpak, door de
vaardigheden van vrouwen in te zetten voor de verwezenlijking van een duurzamere ontwikkeling.
Als onderdeel van het project Gender en water heeft de NVR een databank samengesteld van good
practices (goede voorbeelden), veelbelovende initiatieven en bijdragen van vrouwen aan duurzaam
waterbeheer en watergebruik.
Vrouwen blijken creatief, bereid tot samenwerking en tot delen, en in staat om met weinig middelen toch
opmerkelijke en blijvende resultaten te behalen. Vrouwen denken mondiaal en handelen lokaal. Zij zijn
goed toegerust voor duurzame ontwikkeling. Vergelijkbare conclusies werden getrokken tijdens de
workshops bij het bespreken van de toegevoegde waarde die deelname van vrouwen aan duurzaam
waterbeheer biedt.
Het wordt daarom aanbevolen dat:
1. regeringen en instellingen die betrokken zijn bij integraal beheer van waterreserves structureel
gebruik maken van vrouwenorganisaties voor de gezamenlijke planning, ontwikkeling, uitvoering en
monitoring van programma’s en projecten die integraal beheer van waterreserves beogen;
2. aan good practices en lokale initiatieven ruime bekendheid wordt gegeven zodat informatie en
ervaringen gedeeld en netwerken en samenwerkingsverbanden gevormd kunnen worden;
3. er bij het opzetten en uitbreiden van een informatiebank voortgebouwd wordt op bestaande
initiatieven en structuren (zoals het IIAV-initiatief de NVR-databank voor water en gender en het
voorgestelde INSTRAW-GAINS-project op VN-niveau).

IIAV: Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging
A. Bouman-Dentener (1999). Algemene Vergadering van de Verenigde Naties; een impressie. Verslag van de
vrouwenvertegenwoordiger in de regeringsdelegatie naar de 54ste AVVN in New York.

Informatiebanken met betrekking tot gender zouden gekoppeld moeten worden aan bestaande
informatiesystemen inzake water zodat gegevens, uitgesplitst naar gender, optimaal beschikbaar
komen en gebruikt kunnen worden;
4. moderne communicatie- en informatietechnologie optimaal ingezet worden voor het
bewerkstelligen van gender-mainstreaming en duurzame ontwikkeling.
Regerings- en donororganisaties zouden substantieel moeten investeren in infrastructuur en
deskundigheidsbevordering op basisniveau om optimaal gebruik van in het veld beschikbare kennis
te verzekeren.
Good practice:
Meisjes in Sana'a, Jemen, proberen hun water te redden
The Girls World Language School in Sana'a, Jemen, streeft ernaar de onderwijsmogelijkheden voor
meisjes te verbeteren. Door Engels te leren zullen de meisjes wereldwijd kunnen communiceren en toegang
krijgen tot internationale informatie die voor hen nuttig is. In het kader van het Wereld Water Forum heeft
de Girls World Language School een project ontwikkeld, getiteld ‘Geen water, geen leven’. Doel van dit
project is mensen bewust te maken van de hachelijke watersituatie in Sana’a. Een afvaardiging van de
school, bestaande uit leerlingen en leraren, was aanwezig op het Wereld Water Forum en droeg bij aan de
‘Future Vessel’.
BIJLAGE 3
Tekst openingsspeech NVR voorzitter mevrouw M.K. Pfeiffer
Excellenties, dames en heren,
Namens de Nederlandse Vrouwen Raad en haar Commissie Duurzame Ontwikkeling, die verantwoordelijk
is voor deze sessie, heet ik U hartelijk welkom bij deze paneldiscussie.
Een speciaal woord van welkom aan onze gewaardeerde panelleden:
- mevrouw de Vries, plv.minister van Verkeer en Waterstaat, hoofd van de Nederlandse delegatie naar
de ministerconferentie
- de heer Serageldin, voorzitter van de wereldcommissie Water voor de 21ste eeuw, vice voorzitter
Wereldbank
- mevrouw Verstand, staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- de heer van den Berg, Europarlementariër, vice voorzitter van het EP ontwikkelingscomité
- mevrouw Schreiner, directeur Watergebruik en beheer van het departement voor Waterzaken,
Zuid-Afrika
- mevrouw Njagi, verantwoordelijke gemeenschapszaken AMREF, Flying Doctors
- mevrouw Onisimova, directeur Mama86, Kiev
De NVR is ruim een jaar geleden benaderd door de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om deel te nemen aan de voorbereidingen van de
internationale Expertmeeting “Duurzame ontwikkeling en water in internationaal emancipatie perspectief”.
De NVR, als koepel van 54 nationale vrouwenorganisties en vertegenwoordiger van ongeveer 1,5 miljoen
vrouwen, heeft daarop een consultatie met de achterban georganiseerd inzake 'Gender en water' als bijdrage
aan het Wereld Water Forum en de op handen zijnde bijeenkomst van de VN in het kader van 'Beijing + 5'.
Door het Gender en Water project te subsidiëren hebben mevrouw Verstand en haar ministerie erkenning
gegeven voor de NVR aanpak inzake duurzame ontwikkeling en gender. Dit project heeft heel wat
losgemaakt. De NVR is de staatssecretaris dankbaar voor haar hulp.
De NVR ondersteunt de oproep tot samenwerking en samenhang, die mevrouw Verstand heeft geplaatst
tijdens haar eigen conferentie in februari in Rotterdam. Om dit te bereiken moeten nog veel kloven
overbrugd worden
Mevrouw de Vries,
U en Uw ministerie is de NVR meer dan dankbaar. U bent de laatste maanden als het ware de personificatie
geworden van de Dublin principes. Niet alleen heeft U blijk gegeven van Uw bereidheid het aantal
vrouwen in de watersector te vergroten, maar U heeft ons ook betrokken bij een echt participatief proces.
Uw departement heeft de NVR en andere organisaties in staat gesteld in relevante aspecten van het werk
van het ministerie te participeren. U heeft onze expertise ten volle aangewend. Dank voor Uw vertrouwen.
Maar een participatieve aanpak zou onmogelijk zijn geweest zonder de betrokkenheid van honderden
vrouwen en mannen. Het was een echt participatief proces, dat blijk gaf van toewijding en uithoudingsvermogen van de kant van water professionals en vertegenwoordigers uit diverse sectoren van de
samenleving.
Verschillende nieuwe initiatieven zijn hieruit voortgekomen. Daar zijn wij bijzonder trots op. We hopen dat
er nog vele zullen volgen. De NVR hoopt ook dat de ministersconferentie zal voortbouwen op de samenwerking met maatschappelijke actoren en de voortzetting ervan tot ver in de toekomst mogelijk zal maken
Namens de Nederlandse Vrouwen Raad wens ik u een vruchtbare discussie toe.
BIJLAGE 4
Water en Gender in een nieuwe eeuw
door mevrouw M. de Vries, plv. minister Verkeer en Waterstaat
Dames en heren,
Wereldwijd staan de winning, zuivering en distributie van drinkwater en de bescherming tegen zee- en
rivierwater onder druk. Zij zullen in deze eeuw dan ook hoog op de internationale prioriteitenlijst staan.
Het spreekt voor zich dat duurzaam waterbeheer een taak is van ons allemaal: van overheden, bedrijven en
burgers, van Noord en Zuid, Oost en West, en van mannen en vrouwen.
Hebt u enig idee in hoeverre en op welke wijze vrouwen in uw land betrokken zijn bij de water sector?
Vanaf vandaag zullen medewerkers van het Nederlandse vrouwennetwerk GAIA interviews hierover
afnemen. Volgende week vrijdag, aan het slot van het Wereld Water Forum, zullen we de uitkomst weten.
Ik roep u op om zeker aan deze interviews mee te werken. Zodat we een realistisch beeld krijgen van de
mate van vertegenwoordiging van vrouwen bij de waterwereld.
Wat betreft Nederland moet ik bekennen dat ook wij nog het nodige te doen hebben om gelijke deelname
op dit gebied te bewerkstelligen.
Water is in tegenstelling tot wat sommigen, vooral mannen, u willen doen geloven, geen exclusieve zaak
van civieltechnische ingenieurs en andere technici. Het heeft ook andere sociale aspecten. Zaken waarmee
bijvoorbeeld sociaal-geografen, psychologen en andere ‘menswetenschappers’ zich bezighouden. Gelukkig
realiseren we ons dat steeds meer. Het is daarom zaak dat we een sociale dimensie inbrengen in het
beleidsproces rondom water.
Die sociaal-culturele aspecten van water komen tot uiting in de ervaringen van vrouwen uit verschillende
delen van de wereld. Zo is de gang naar het badhuis, de hamam, een eeuwenlange traditie voor vrouwen in
een land als Egypte. Niet alleen voor lichamelijke verzorging, maar ook als gelegenheid om het huis uit te
komen, andere vrouwen te ontmoeten en de laatste nieuwtjes uit te wisselen. Een bezoek aan het badhuis
duurt dan ook vaak de hele middag.
Een ander voorbeeld is de traditionele verantwoordelijkheid van vrouwen voor water in grote delen van
Afrika. Hun tocht naar de dichtstbijzijnde bron, soms tientallen kilometers verderop, is niet alleen
functioneel - de familie van drinkwater voorzien - maar heeft ook nadrukkelijk een sociale functie. Alleen
al deze betrokkenheid van vrouwen bij water, die in vele landen bestaat, zou voldoende reden moeten zijn
om hen volledig mee te laten denken en praten. Op alle niveaus en over alle aspecten van water.
De Masaï, waar u in de voorgaande bijeenkomst twee vrouwelijke vertegenwoordigers over hoorde
vertellen, zijn een voorbeeld van een volk waar de taken van oudsher streng afgebakend zijn. De mannen
beschouwen zichzelf als door God uitverkoren om het vee te hoeden. De vrouwen besteden intussen
meerdere uren per dag, daarbij vele kilometers te voet afleggend, aan het halen van water.
Die tochten hebben een sociale functie. Maar de tijd die de vrouwen hieraan kwijt zijn, gaat ten koste van
hun andere maatschappelijke taken: de zorg voor de kinderen, hoeden van het kleinere vee - schapen en
geiten - en het huishouden. Bovendien blijft er minder tijd over om zich met andere belangrijke zaken bezig
te houden, zoals kleinschalige landbouw.
Aristoteles schreef al dat we pas in de confrontatie met een andere cultuur ontdekken wat voor onszelf
vanzelfsprekend is. In het contact tussen westerse onderzoekers en ontwikkelingswerkers en de Masaï
werkt dit axioma twee kanten op. Enerzijds merken de westerlingen dat wat in hun cultuur vanzelfsprekend
is, namelijk dat vrouwen meer en meer in besluitvormingsprocessen betrokken raken, in sommige andere
culturen niet direct voor de hand ligt. Zoals bij de Masaï. Want daar hebben de mannen het van oudsher
voor het zeggen. Ook op het gebied van water.
Anderzijds komen de Masaï steeds meer in aanraking met nieuwe manieren van denken en werken.
Manieren waarmee ze niet alleen onbekend waren, maar waar ze ook nooit de gelegenheid voor hebben
gehad om in de praktijk te brengen. En waar ze dus nooit de voordelen van hebben kunnen ontdekken.
Gelukkig lijken de eersten van hen overstag te gaan, en lijken de Masai-vrouwen voorzichtig te komen tot
een grotere participatie in het waterbeheer.
Een van de twee Masaï-vrouwen die hier aanwezig zijn, Elizabeth, vervult als eerste vrouw de functie van
‘chief borehole’. Als zodanig heeft zij het beheer over een borehole, een waterput binnen een Masaicommunity. Dus geen bron ver daarbuiten, zoals eerst het geval was.
Ook deze putten in de nederzettingen hebben een sociale functie: vrouwen ontmoeten elkaar er en kunnen
hun verhalen doen en ervaringen delen. Een grote verbetering is echter dat ze hiervoor geen lange afstand
hoeven af te leggen en dus veel tijd besparen. Bovendien is het water uit de put vele malen schoner dan het
vervuilde oppervlaktewater waar ze voorheen mee thuis kwamen, water waar ook de dieren uit drinken.
Dus ook uit het oogpunt van hygiëne is de nieuwe situatie te verkiezen boven de oude.
Tot zover de Masaï en de traditionele rol van vrouwen in het waterbeheer. Die rol is echter niet de
belangrijkste reden om een gelijk deel in de zeggenschap over water te eisen. Grondgedachte moet zijn dat
het, na alle inspanningen voor emancipatie van de laatste eeuwen, ondenkbaar is dat vrouwen in de 21-ste
eeuw uitgesloten zouden blijven van zeggenschap op welk belangrijk maatschappelijk terrein dan ook. En
water is zeker een belangrijk issue, dat maakt dit Forum wel duidelijk.
Tijdens internationale conferenties in het afgelopen decennium is het vraagstuk rond vrouwen en water
steeds duidelijker geworden en beter geformuleerd. Er zijn manden vol oplossingen aangedragen voor een
grotere rol van vrouwen. Alles lijkt al eens gezegd. De fase van praten moet nu dan maar eens voorbij zijn.
De tijd is aangebroken om in internationaal verband alle goede voornemens in de praktijk te brengen. Geen
woorden meer, maar daden. Niet langer praten over oplossingen, maar beginnen deze te implementeren.
Dat dit kan, bewijzen ‘good practices’. Voorbeelden van projecten uit de hele wereld waarin gedeelde
verantwoordelijkheid voor water prima blijkt te werken. Waarin mannen en vrouwen ieder hun eigen
expertise, hun eigen rol en hun eigen werk inbrengen om de aanstaande watercrises te bestrijden. Dat
verheugt mij, omdat we alle hulp, die we kunnen krijgen, nodig hebben.
Noodzakelijk is in de eerste plaats dat landen de politieke wil tot verandering tonen.
Ik besef dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan. Ieder land kent immers zijn eigen traditie en politieke
prioriteiten, en zijn eigen stadium van emancipatie. Maar het moment is er. Met zóveel regeringsvertegenwoordigers bijeen hier in Den Haag moet het toch mogelijk zijn in ieder geval een verklaring op te
stellen, waarin wij ons committeren aan inspanningen om de situatie te verbeteren.
Een eerste aanzet tot verbeteringen zou zijn het steunen van lokale, regionale en nationale initiatieven voor
gedeelde verantwoordelijkheid voor water. Ik ben ervan overtuigd dat dit een sleutel zal blijken om dit
'waterprobleem' op te lossen.
Bijlage 5
Verklaring afgelegd door de voorzitter van de NVR-Commissie Duurzame Ontwikkeling, mevrouw Lidy
Overschie-Bertels tijdens de slotzitting van het Gender programma van het Wereld Water Forum
Den Haag, vrijdag 17 maart 2000
Geachte voorzitter
Dank u voor de uitnodiging hier een verklaring af te leggen.
Ik ben vereerd, dat ik de vele honderden vrouwen mag vertegenwoordigen, die het afgelopen jaar hebben
bijgedragen aan de vijftien aanbevelingen over duurzame ontwikkeling vanuit een genderperspectief, die
vanochtend onder de deelnemers aan het Forum zijn verspreid en op dit moment worden besproken in de
NVR-sessie “Bridging the Gaps”.
Ik had graag aan uw verzoek voldaan u op dit moment de uitkomsten van deze sessie te presenteren, maar u
zult er begrip voor hebben, dat dit niet mogelijk is zolang de discussie in de Brahmaputrazaal nog niet is
afgesloten.
Ik zal derhalve volstaan met een samenvatting van het consultatieproces en de aanbevelingen.
De deelnemers aan de voorbereidende workshops waren het er snel over eens, dat zij de Principes van
Dublin niet opnieuw hoefden en wilden uitvinden. De kern van integraal en duurzaam waterbeheer is in het
rapport van de Dublin Conferentie over Water en Milieu vastgelegd en is verder uitgewerkt in hoofdstuk 18
van Agenda 21. Het vertalen van deze beginselen naar gezamenlijke actie heeft echter nog een lange weg te
gaan.
De bijdragen van een grote diversiteit aan vrouwen, waaronder lokale beleidsmakers en bestuurders, water
professionals, waterschapsbestuurders, en vertegenwoordigers van verschillende sectoren in de
samenleving, hebben geleid tot vijftien actiegerichte aanbevelingen, gebaseerd op een gender sensitieve en
participatieve benadering.
Deze vijftien aanbevelingen hebben betrekking op: (1) gender gelijkheid, (2) het scheppen van de
voorwaarden voor een participatieve benadering, en (3) initiatieven van vrouwen voor duurzaam
waterbeheer.
De 450 deelnemers aan de “Bridging the Gaps” sessie is gevraagd de aanbevelingen te rangschikken in
volgorde van belangrijkheid. De uitkomsten zullen zo spoedig mogelijk aan de gendercoördinator worden
doorgegeven ten behoeve van de ministersconferentie.
Onze belangrijkste aanbeveling aan de regeringsvertegenwoordigers is echter, om alle aanbevelingen
zorgvuldig te bestuderen en te bespreken, net zoals wij hun gezichtspunten zorgvuldig hebben bestudeerd
en besproken.
Dit zou de kloof tussen regeringen en de burgermaatschappij helpen dichten.
Namens de Nederlandse Vrouwen Raad dank ik u voor uw aandacht.
BIJLAGE 6
Verklaring van de gender ambassadeurs tijdens de ministersconferentie
Drie zaken, die nog onvoldoende worden erkend:
Watergebrek is een bepalende factor voor armoede en draagt bij aan de feminisering van armoede.
Er is nog steeds onvoldoende politieke erkenning voor het feit, dat gebrek aan water, zowel kwantitatief als
kwalitatief, voor huishoudelijk gebruik en voedselproductie, en het ontbreken van een schoon leefmilieu
bepalende factoren zijn voor armoede. Deze politieke nalatigheid heeft desastreuze gevolgen voor
miljoenen huishoudens in de agrarische gebieden en snelgroeiende steden van ontwikkelingslanden. Een
groot gedeelte van deze huishoudens wordt door vrouwen gerund. In miljoenen andere huishoudens
belemmert het ontbreken van water en afvalbeheer –zaken, waarvoor vrouwen primair verantwoordelijk
zijn- vrouwen de gezondheid van hun families veilig te stellen en hun productiviteit te vergroten.
Gebrek aan water en het ontbreken van een schone en veilige leefomgeving dragen bij aan de feminisering
van armoede, en aan stille armoede in het algemeen, omdat vrouwen een disproportioneel deel van de
armen vormen. Strategieën om armoede uit te bannen zullen pas succesvol zijn indien er veel meer waarde
wordt toegekend aan investeringen op het terrein van water en sanitatie. In het watergerelateerde
armoedebeleid moet meer respect worden getoond voor de rechten van vrouwen en kinderen, zoals
vastgelegd in het CEDAW-verdrag en het verdrag van de Rechten van het Kind.
Het economische belang van het veilig stellen van de watervoorziening voor productie doeleinden,
gezondheid van het gezin en educatieve vooruitgang.
Het veiligstellen van de watervoorziening op huishoud- en gemeenschapsniveau is even belangrijk voor
economische en productieve doelen, en om te zorgen dat kinderen continu naar school gaan, als om
gezondheidsredenen. Land- en tuinbouw, veeteelt, kleinschalige ondernemingen, nijverheid, bewassing en
de verkoop van water – activiteiten, waarmee miljoenen huishoudens in hun levensonderhoud voorzien en
waarin vrouwen een centrale rol vervullen-, vereisen een betrouwbare watervoorziening en een gezonde
leefomgeving. Waar dit ontbreekt lijden vrouwen, die primair verantwoordelijk zijn voor zorgtaken, aan
hierdoor veroorzaakte ziekten, waardoor ze tijd en inkomen verliezen.
Het recht op de toegang tot watervoorraden kan niet los gezien worden van het recht op gebruik en
eigendom van land. In agrarische gebieden zijn vrouwen boeren, en zorgen zij als zodanig voor de
voedselvoorziening van het gezin en verkopen zij hun oogst als aanvulling op het gezinsinkomen.
Bovendien voorziet de natuur in het levensonderhoud van miljoenen armen, zoals vissers en verzamelaars
van brandhout. Vrouwen hebben in deze gemeenschappen een specifieke rol en zij lijden disproportioneel
onder de degradatie van het milieu. Al deze ‘huishoud managers’, boeren, vissersvrouwen en vrouwelijke
ondernemers stimuleren de economie op manieren, die nog nauwelijks erkend worden in nationale en
internationale statistieken.
De aan- of afwezigheid van water en sanitaire voorzieningen in huishoudens en scholen bepaalt mede of
kinderen, in het bijzonder meisjes, in staat zijn naar school te gaan en hun opleiding af te maken. Als de
belasting van huishoudelijke taken te zwaar wordt, of als er geen sanitaire voorzieningen zijn in het
schoolcomplex, zal dit meisjes beletten naar school te gaan, vooral na de pubertijd. Deze belemmering in
de educatie van vrouwen heeft een negatief effect op nationale ontwikkelings vooruitzichten.
De genderdimensie krijgt niet de nodige aandacht in programma’s.
Uit oogpunt van vrouwenrechten kunnen vrouwen aanspraak maken op een evenredig aandeel in het beheer
van water in al zijn gebruiksvormen (huishoudelijk, agrarisch, ondernemerschap) en in de bescherming van
het milieu. Terwijl dit tot vervelens toe met de mond wordt beleden, is er nog steeds veel te weinig bewijs
aan de basis voor een genderperspectief – d.w.z. een eerlijke en evenwichtige mannelijke en vrouwelijke rol
en verdeling van de verantwoordelijkheden op alle leeftijden en in alle omstandigheden- in het waterbeleid,
in instellingen en in de ontwikkeling, planning, implementatie, monitoring en evaluatie van programma’s.
Terwijl gender met de mond wordt beleden, doet men te weinig moeite om ervoor te zorgen dat vrouwen en
de belangen van vrouwen ook daadwerkelijk zichtbaar en gelijkelijk vertegenwoordigd zijn in
besluitvormingsorganen, zowel op lokaal als op institutioneel en bestuursniveau. Onderzoek , zowel
kwalitatief als kwantitatief, heeft uitvoerig aangetoond, dat daar, waar mannen en vrouwen het water delen
en gezamenlijk de beslissingen nemen op watergebied, het water effectiever en duurzamer wordt beheerd.
Dit is alleen structureel mogelijk als vrouwen én mannen, vooral in leidinggevende posities, de relevantie
inzien van gender en gender strategieëen voor een effectievere en efficientere dienstverlening.
Inspanningen voor gender mainstreaming in alle water gerelateerde activiteiten vereisen veel grotere
investeringen van donoren, het bedrijfsleven en ook van de ontvangende instanties. Er is positieve actie
nodig ten behoeve van vrouwen zodat zij de kennis, technische vaardigheden en organisatorische expertise
kunnen verwerven om de ongelijkheid en achterstand te kunnen overwinnen, waarmee zij van oudsher
worden geconfronteerd. Daar, waar externe middelen, privaat en publiek, worden toegekend aan sociale en
gender gerelateerde activiteiten, moet een evenredig deel hiervan ten goede komen aan lokale organisaties
en staf.
Drie essentiële volgende stappen:
Wettelijk vastgelegde rechten en de implementatie ervan
Wetten en beleid op watergebied moeten, waar nodig, gereviseerd worden om mannen én vrouwen
onafhankelijke rechten te geven op land en water en op vertegenwoordiging in alle waterbeheersorganisaties op alle niveaus. Daar, waar de vertegenwoordiging nog niet in evenwicht is, is positieve actie
nodig om tot een gelijke man/vrouw verhouding (minimaal 50% vrouwen) te komen binnen een
afgesproken periode. Er zou aantoonbare vooruitgang geboekt moeten zijn bij de eerstvolgende
internationale waterbijeenkomst m.b.t. de erkenning van deze rechten en de realisatie ervan aan de basis.

Wereldwijde studies van de Wereld Bank en de IRC leveren het statistische bewijs dat een intrinsieke gender en
armoede dimensie de duurzaamheid van lokaal beheerde agrarische diensten significant verhoogt. Onderzoek toont aan
dat een gender sensitieve benadering de productiviteit bij irrigatie landbouw vergroot.
Vergaren en uitwisselen van gender-specifieke kennis
Bij de analyse van de effectiviteit en efficiëntie van water gerelateerde diensten en programma’s zou
separaat gerapporteerd moeten worden over de activiteiten van vrouwen en mannen in al hun
functies: als de ontvangers en beheerders van diensten, werknemers in de private en publieke sector,
technici en deskundigen op het gebied van gezondheidszorg, en allen die betrokken zijn bij het
waterbeheer. Gegevens betreffende water en milieubeheer zouden genderspecifiek moeten zijn, en in
alle toekomstige onderzoek, programma’s, praktijkanalyses en verslaglegging zou men de sterke
punten en de belangen van zowel mannen als vrouwen moeten identificeren en hierop moeten
inspelen. Praktijkvoorbeelden van een gendersensitieve benadering en ervaringen met water
programma’s, projecten en instellingen zouden zo breed mogelijk bekend moeten worden gemaakt.
Institutionaliseren van het gender perspectief in organisaties en deskundigheidsbevordering op alle niveaus
Gedurende de laatste tien jaar is een aanzienlijke deskundigheid opgebouwd betreffende de samenhang
tussen gender en armoede in water en milieuzaken. Alle landen beschikken nu over vrouwen en mannen,
die, op persoonlijke titel en binnen organisaties, deze kennis en expertise op lokaal niveau hebben toegepast
en op een ‘gender manier’ met water omgaan. Deze expertise zou nu gestructureerd en ten volle toegepast
moeten worden.
Alle uitvoerende organisaties met mandaat op het gebied van ontwikkeling en beheer van watervoorziening
zouden deze informatie binnen hun organisatie moeten beginnen te gebruiken. Aan de top van organisaties
in het waterbeheer en de dienstverlening, van organisaties, die werkzaam zijn aan de basis tot het hoogste
niveau, zou een genderbewuste staf benoemd moeten worden en de genderdeskundigheid zou meetbaar
moeten toenemen. De deskundigheidsbevordering van organisaties op lokaal niveau, met inbegrip van
vrouwenorganisaties, moet een extra impuls krijgen om hen in staat te stellen samen te werken met
instituten en overheden op andere niveaus.
In alle instanties, waar gedrag en vaardigheden m.b.t. water en milieu worden onderwezen, van
basisscholen tot technische en gezondheidsinstellingen, zou de noodzaak om lasten en kosten gelijkelijk te
verdelen en om gender normen te veranderen ter bevordering van gelijkwaardigheid en democratie, een
integraal onderdeel moeten vormen van het leerproces. Veranderingen in dezen, op het organisatorische en
onderwijskundige vlak, zouden gevolgd moeten worden via de analyse en evaluatie van educatie en
trainingscurricula.
Oproep tot Actie:
De Gender Ambassadeurs roepen alle ministers, die te maken hebben met water en milieu en de ministers,
die donorlanden vertegenwoordigen op om:
Financiële middelen te reserveren
Hun begroting voor milieubescherming en waterbeheer te analyseren en vast te stellen welk gedeelte
hiervan op dit moment besteed wordt aan sociale aspecten en activiteiten op lokaal niveau. Dit gedeelte, dat
momenteel gemiddeld 7,5% bedraagt in de meer vooruitstrevende water programma’s, zou in het jaar 2015
tot 15 % moeten zijn verhoogd.
Een Interdepartementaal Sub-Comité voor Gender in te stellen
Tijdens de onderhavige Conferentie een Interdepartementaal Sub-Comité voor Gender in te stellen, dat tot
taak krijgt de vooruitgang op voornoemde terreinen te evalueren en hierover aan de volgende
Ministersconferentie over water in 2003 te rapporteren.
Ervoor zorg te dragen dat het aantal vrouwen in organen, die het Framework For Action (FFA) moeten
implementeren 33% bedraagt
Zich ertoe te verplichten om ervoor te zorgen dat alle instanties, die betrokken zijn bij de verdere
ontwikkeling van het Framework For Action en de praktische invulling ervan aan de basis, een
vrouwen vertegenwoordiging van 33% hebben. Er voorts voor te zorgen dat de effecten van het FFA
op gendergebied op alle niveaus actief worden gevolgd en hierover nationaal en internationaal te
rapporteren volgens de criteria, overeengekomen door het Interdepartementale Sub-Comité voor
Gender.
Download