Opdrachtgevers: Europese Unie Horizon 2020, DGRW Ministerie van IenM, Rijkswaterstaat-WVL, Hoogheemraadschap van Rijnland, Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Vallei en Veluwe, Waterschap Drents-Overijsselse Delta, Waterschap Vechtstromen, SO financiering Deltares, HKV Lijn en Water en STOWA IMPREX Integrale risicobenadering zoetwatervoorziening in Nederland Plan van Aanpak 2017, definitief maart 2017 maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Inhoud 1 Inleiding ................................................................................................... 1 1.1 Doel............................................................................................................................... 2 1.2 IMPREX en andere projecten en programma’s ..................................................................... 2 1.3 Opbouw van het onderzoek .............................................................................................. 4 2 Advies landelijke knelpuntanalyse en methode ontwikkeling ................... 7 3 Onderdeel 1: Studie t.b.v. waterbeschikbaarheid hoofdwatersysteem ..... 9 3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 9 3.2 Onderdeel modelonzekerheid ............................................................................................ 9 3.3 3.4 3.2.1 Resultaat 2016 ................................................................................................... 9 3.2.2 Doel 2017 ........................................................................................................ 10 3.2.3 Werkzaamheden 2017 ....................................................................................... 10 Onderdeel extreme omstandigheden ................................................................................ 11 3.3.1 Resultaten 2016 ................................................................................................ 11 3.3.2 Doel 2017 ........................................................................................................ 11 3.3.3 Werkzaamheden 2017 ....................................................................................... 11 Projectorganisatie: proces & afstemming in 2017 .............................................................. 13 4 Onderdeel 2: Casestudie Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal ..... 15 5 Onderdeel 3: Casestudie Berkel .............................................................. 19 5.1 Inleiding ....................................................................................................................... 19 5.2 Resultaat 2016 .............................................................................................................. 19 5.3 Doel 2017..................................................................................................................... 19 5.4 Concrete case ............................................................................................................... 20 5.5 Werkzaamheden 2017 ................................................................................................... 21 5.6 Projectorganisatie: proces & afstemming in 2017 .............................................................. 25 6 IMPREX deliverables ............................................................................... 27 7 Projectorganisatie .................................................................................. 28 7.1 Projectteam .................................................................................................................. 28 7.2 Samenwerking .............................................................................................................. 28 7.3 Aansturing .................................................................................................................... 28 7.4 Risico’s......................................................................................................................... 29 7.5 Rapportage ................................................................................................................... 30 7.6 Planning en tijdsbesteding .............................................................................................. 30 Deltares en HKV i maart 2017 1 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Inleiding De zoetwatervoorziening in Nederland staat regelmatig onder druk door het optreden van laagwater en droogte. In de toekomst kunnen vaker knelpunten op gebied van de zoetwatervoorziening optreden, doordat de vraag naar zoetwater toeneemt en het klimaat verandert. Het wordt daarom steeds belangrijker voor watergebruikers om te weten op welke hoeveelheid water (van welke kwaliteit) ze onder verschillende omstandigheden kunnen rekenen. Daarnaast is het belangrijk voor beleidsmakers om inzicht in de baten van zoetwatermaatregelen te hebben om goede beleidsafwegingen te kunnen maken. In het kader van het Deltaprogramma Zoetwater wordt in 2021 de nieuwe deltabeslissing zoetwater vastgesteld waarin afspraken over Waterbeschikbaarheid worden vastgelegd. Afspraken over de waterbeschikbaarheid maken duidelijk onder welke omstandigheden er een bepaalde hoeveelheid water beschikbaar is. Deze afspraken worden uitgewerkt door overheidspartijen in samenwerking met eindgebruikers van zoetwater, namelijk: - voor de regionale watersystemen worden door de provincies en waterbeheerders afspraken met de eindgebruikers van zoetwater (landbouw, industrie, etc.) voorbereid - voor het hoofdwatersysteem worden afspraken voorbereid door het Rijk. Naast afspraken over de waterbeschikbaarheid bestaat de deltabeslissing zoetwater uit een actualisatie van de voorkeursstrategie en een deltaplan zoetwater waarin een pakket van zoetwatermaatregelen kan worden opgenomen. Om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen over de financiering van deze maatregelen is meer informatie nodig over de kosten en baten. Eind 2015 is het Horizon2020 onderzoeksprogramma IMPREX - IMproving PRedictions and management of hydrological EXtremes - gestart. Een deel van het programma bestaat uit het uitvoeren van onderzoek om risicobenadering voor droogte in Nederland mogelijk te maken. Kern van de risicobenadering is de berekening van de kans op welvaartseffecten door droogte, oftewel het droogterisico. Met deze benadering kan het droogterisico in de huidige en toekomstige situatie worden ingeschat en kunnen de baten van maatregelen (uitgedrukt in droogterisicoreductie) worden bepaald als input voor een MKBA. In 2016 heeft IMPREX samen met het project KPP Instrumentarium Afwegingen de methode (door)ontwikkeld. Als hulpinstrument is in een droogterisicotool gemaakt. Deze tool is afgelopen jaar toegepast op twee regionale casestudies. Door gebrek aan passende watermodellen en kennis omtrent dosis-effectrelaties waren de uitkomsten van de tool nog niet geschikt voor het beleidsproces. In 2017 zal er meer aandacht zijn voor de toepassing van de benadering en de meerwaarde ervan. De ambitie is de praktische toepasbaarheid van de droogterisicobenadering en de plausibiliteit van de resultaten voor het beleidsproces te vergroten. In 2016 is tevens gestart met vragen over onzekerheid en extreme gebeurtenissen voor Wabes. Dit jaar komt hier een vervolg op. Deltares en HKV 1 IMPREX Zoetwatervoorziening 1.1 Plan van Aanpak maart 2017 Doel Binnen IMPREX werken Deltares en HKV samen aan een integrale risicobenadering voor droogte. Dit onderdeel van IMPREX beoogt (1) de ontwikkeling van een droogterisicobenadering, (2) de ontwikkeling van een tool om droogterisico’s te kwantificeren en te visualiseren, en (3) de toepassing ervan ter ondersteuning van afspraken over de Waterbeschikbaarheid en ter onderbouwing van afwegingen en besluitvorming omtrent droogtemaatregelen op verschillende schaalniveaus in Nederland. 1.2 IMPREX en andere projecten en programma’s IMPREX staat niet op zichzelf. De onderzoeksactiviteiten voor het Nederlandse droogtedeel staan in het teken van de zoetwatervoorzieningsvraagstukken in Nederland. Er is sprake van een veelvoud aan afgeronde en lopende projecten en programma’s rondom de zoetwatervoorziening. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het Rijks project waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem (WABES), het project Landelijke Knelpuntenanalyse Zoetwater (KPA) van het programmabureau Deltaprogramma Zoetwater en het project opschalen lokale agrarische zoetwatermaatregelen (samenwerking van o.m. het programmabureau Zoetwater en STOWA). De risicobenadering is opgebouwd uit een kansendeel en gevolgendeel. Met de risicobenadering wordt inzicht verkregen in de verwachtingswaarde van het welvaartseffect van droogte en/of zoetwatermaatregelen. De economische tijdreeks waaruit de kans op een welvaartseffect wordt afgeleid is meestal een doorvertaling van een hydrologische tijdreeks. De kans op bepaalde hydrologische condities is dus niet hetzelfde als de kans op het welvaartseffect, maar er is vaak wel een nauwe relatie tussen beide kansen. Het project Wabes focust o.a. op de statistiek van waterinlaat uit het hoofdwatersysteem naar de regio. Dit biedt informatie over de kans van optreden van droogte effecten in het watersysteem. De resultaten van de knelpuntenanalyse bevatten o.a. watervraag, wateraanbod en watertekort tijdreeksen per regio en in het hoofdwatersysteem. Beide projecten hebben dus een link met het kansendeel van de risicobenadering, daarnaast heeft de KPA ook een sterke link met het gevolgendeel (zie Figuur 1). 2 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening IMPREX betreft een onderzoeksproject met als doel kennisontwikkeling ten behoeve van zoetwatervraagstukken. De focus ligt bij de methodeontwikkeling en (ondersteuning van de) toepassing van een risicobenadering voor droogte om zo de methode verder door te kunnen ontwikkelen. Met IMPREX wordt niet beoogd om beleidsmakers direct te adviseren, maar om kennis en instrumenten te ontwikkelen, die het beleidsvormingsproces kunnen ondersteunen. Het uiteindelijke beleidsadvies zelf zal in andere programma’s en projecten worden voorbereid. Zo dragen de projecten Landelijke Knelpuntenanalyse Zoetwater en WABES bij aan het beleidsadvies voor de Deltabeslissing Zoetwater. IMPREX reikt aan deze projecten methoden en tools aan die ze kunnen gebruiken bij het opstellen van beleidsadvies. Voor de KPA geldt dat er plannen zijn om te experimenteren met een landelijke risicobenadering voor droogte. De opgedane kennis in IMPREX kan enerzijds ondersteuning bieden aan deze activiteit en anderzijds kunnen de ervaringen uit de knelpuntenanalyse worden gebruikt om de binnen Figuur 1: Werkwijze IMPREX inclusief relatie Wabes enhiervoor de KPAeen IMPREX ontwikkelderisicobenadering methode door te ontwikkelen. In dit plan van met aanpak wordt actie belegd. Ook in het project ‘lokale agrarische zoetwatermaatregelen’ wordt de binnen IMPREX ontwikkelde kennis toegepast. Hiervoor geldt dat de ervaringen uit dit project kunnen worden gebruikt om de methode verder te ontwikkelen. Binnen IMPREX wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande modellen, data en informatie. Er worden dus geen hydrologische modellen of dosis-effectmodules ontwikkeld. Eventueel benodigde (aanpassing van) hydrologische modellen moet dus buiten IMPREX gebeuren. Voor de ontwikkeling van dosis-effectmodules lopen aparte trajecten, zoals ontwikkeling van de Waterwijzers Natuur en Landbouw. Bij het ontbreken van dosis- Deltares en HKV 3 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 effectmodules worden om de methodiek te illustreren in enkele gevallen simpele dosiseffectrelaties afgeleid. 1.3 Opbouw van het onderzoek Het onderzoek in het kader van het Nederlandse droogtedeel van IMPREX wordt uitgevoerd door Deltares en HKV als gelijkwaardige partners. Financiering is afkomstig van Horizon2020, Strategische Onderzoeksmiddelen van Deltares, HKV lijn in water, RWS-WVL, Kernteam Deltaprogramma Zoetwater, Waterschappen1 en STOWA. De projectorganisatie en de financiering wordt verder beschreven in Hoofdstuk 6. IMPREX is gestart op 1 oktober 2015 en loopt vier jaar. Dit Plan van Aanpak geeft een meer gedetailleerde beschrijving voor de werkzaamheden in 2017. Eind 2017 wordt een gedetailleerd plan voor 2018 opgesteld. Voor een beschrijving op hoofdlijnen voor de gehele periode verwijzen we naar het plan van aanpak 2016. Het Plan van Aanpak voor 2017 is opgesteld op basis van de aanbevelingen uit de eindrapportage van 2016 en overleggen met de betrokkenen bij de verschillende onderdelen van IMPREX. Kort samengevat zijn in 2016 de volgende aanbevelingen gedaan: - Aanbeveling 1: Pas de risicotool op nationaal niveau toe. - Aanbeveling 2: Richt het regionaal waterinstrumentarium zo in dat het aan de minimale eisen voor een risicobenadering gaat voldoen (bijv. koppeling grondwater en oppervlaktewater). - Aanbeveling 3: Vergroot de (inhoudelijke) betrokkenheid bij allerlei aanverwante ontwikkelingen, zoals waterwijzer landbouw, waterwijzer natuur en BIVAS effectmodule en zorg ervoor dat ze straks goed aansluiten op het NWM en/of regionale modelinstrumentarium zodat ze straks ingezet kunnen worden voor de risicobenadering. - Aanbeveling 4: Besteed meer aandacht aan onzekerheid in de effectentrein en de doorwerking ervan in het droogterisico op landelijk en regionaal niveau. - Aanbeveling 5: Meer aandacht besteden aan de bruikbaarheid van de uitkomsten van een risicobeoordeling en de Droogte Risico Tool en hoe deze uitkomsten kunnen bijdragen aan besluitvorming omtrent afweging van specifieke maatregelen en afspraken over waterbeschikbaarheid. - Aanbeveling 6: Meer betrokkenheid van belanghebbenden, zodat samen missende dosis-effect relaties en kostenkentallen kunnen worden ingevuld. De aanbevelingen die passen binnen de scope van IMPREX worden in het plan van aanpak van 2017 of van 2018 of 2019 opgepakt. Zo valt bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe hydrologische modellen en effectmodules buiten de scope van IMPREX. Dit is de reden waarom aanbeveling 2 niet wordt opgepakt binnen IMPREX. Aangezien een hydrologische model met van een zeker basiskwaliteit wel een vereiste is om een risicoanalyse uit te voeren, zal in samenspraak met de betrokken partijen worden besproken op welke wijze (buiten IMPREX) de aanbeveling alsnog wordt opgepakt. 1 4 Hoogheemraadschap Rijnland en één of meerdere van de volgende waterschappen: WS Rijn en IJssel, WS Vallei en Veluwe, WS Vechtstromen, WS Drents Overijsselse Delta. Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening In de Landelijke Knelpuntenanalyse wordt de risicobenadering toegepast op nationaal niveau, hierdoor komt ook aanbeveling 1 niet terug in het plan. Wel zal er vanuit IMPREX advies worden gegeven aan de KPA over de toepassing van de risicobenadering, en zullen ervaringen en bevindingen benut worden bij de doorontwikkeling van de risicobenadering binnen IMPREX. Tot slot wordt in diverse trajecten gewerkt aan de ontwikkeling van de (nieuwe) dosiseffectmodules (o.a. waterwijzer landbouw, waterwijzer natuur, etc.) en de aansluiting ervan op het NWM. Hoewel de ontwikkeling hiervan buiten de scope van IMPREX valt, betreft het wel modules die binnen IMPREX gebruikt kunnen worden om de doorvertaling te maken van hydrologie naar fysische effecten. Daarom zal vanuit IMPREX aansluiting worden gezocht bij de ontwikkeling van de modules, zodat we aan de voorkant mee kunnen denken over de bruikbaarheid en toepasbaarheid in de droogterisicobenadering. We geven daarbij eventueel aan wat er nodig is om de (nieuwe) dosis-effectmodules bruikbaar en geschikt te maken. IMPREX vervult bij de ontwikkeling dus een adviserende rol. Aanbevelingen 4,5 en 6 betreffen aanbevelingen die direct op het bord van IMPREX liggen. In het onderdeel Waterbeschikbaarheid Hoofdwatersysteem wordt ten behoeve van aanbeveling 4, gewerkt aan een nadere kwantificering van de onzekerheid in waterbeschikbaarheid. De regionale casestudies watersysteem Amsterdam Rijnkanaal-Noordzeekanaal en Berkel zullen aandacht besteden aan de bruikbaarheid van de risicobenadering en de meerwaarde ervan. In alle onderzoeksonderelen zal afstemming met en betrokkenheid van belanghebbenden dit jaar meer aandacht krijgen. De werkzaamheden binnen IMPREX bestaan in 2017 uit de volgende onderdelen: - Advies Landelijke Knelpuntenanalyse en methode ontwikkeling - Waterbeschikbaarheid Hoogwatersysteem - Regionale casestudie Amsterdam Rijnkanaal-Noordzeekanaal - Regionale casestudie Berkel - Bijdrage aan IMPREX deliverables - Synthese In het onderdeel advies landelijke knelpuntenanalyse en toolontwikkeling wordt op basis van de ervaringen in 2016 advies gegeven aan de KPA over de toepassing van een risicobenadering. Ook zal de tool worden klaargezet, zodat deze eenvoudig kan worden toegepast binnen de landelijke analyse. De focus van het onderdeel waterbeschikbaarheid ligt op het kwantificeren van onzekerheid in de waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem. Daarbij wordt een nadere analyse gemaakt van de onzekerheid van het Nationaal Watermodel, waarmee de waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem op diverse locaties in het systeem en onder verschillende omstandigheden kan worden gekwantificeerd. De regionale casestudies zullen voortborduren op de ontwikkelde kennis in 2016. Dit jaar zal er meer aandacht zijn voor het meenemen van onzekerheid, de bruikbaarheid van de uitkomsten en de afstemming met en betrokkenheid van belanghebbenden. De IMPREX deliverables zijn verplichtingen die bij een HORIZON2020 project horen en zorgen voor een internationale en wetenschappelijke inkadering van het werk. Deltares en HKV 5 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 Tot slot worden in de vorm van een synthese de resultaten van bovengenoemde onderdelen samengebracht tot één geheel. 6 Deltares en HKV maart 2017 2 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Advies landelijke knelpuntanalyse en methode ontwikkeling In 2016 is veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de methode en de droogterisicotool. De risicobenadering is conceptueel uitgewerkt en toegepast in regionale casestudies. In 2017 wordt de risicobenadering toegepast op landelijk niveau en regionaal niveau. Op landelijk niveau wordt de benadering toegepast in de Landelijke Knelpuntenanalyse. Op regionaal niveau wordt de benadering toegepast op twee casestudies: het watersysteem Amsterdam RijnkanaalNoordzeekanaal en het watersysteem Berkel. Het uitvoeren van een droogterisicoanalyse op landelijk niveau gebeurt buiten de scope van IMPREX. Vanuit IMPREX wordt de toepassing wel begeleid en geven we advies. Dit advies bestaat uit het meegeven van belangrijke uitgangspunten en aandachtspunten, vastgelegd in de vorm een korte memo. Ook zal IMPREX meedenken over wat ervoor nodig is om de (nieuwe) dosis-effectmodellen te gebruiken en dosis-effectrelaties op te stellen binnen een risicobenadering. Dit zal IMPREX met RWS WVL afstemmen en indien nodig zullen we aanwezig zijn bij een ondersteunend overleg. Omgekeerd zullen in de KPA (nieuwe) ervaringen worden opgedaan met het toepassen van de risicobenadering op landelijk niveau waarvan IMPREX kan leren. IMPREX verwacht daarom vanuit de KPA een korte memo met de ‘lessons learned’. Deze memo wordt verwerkt in een synthesedocument dat de eindresultaten van IMPREX 2017 samenvat. De bevindingen vanuit de landelijke knelpuntanalyse kunnen zodoende worden gebruikt bij de doorontwikkeling van de risicobenadering. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op de werkzaamheden met betrekking tot de toepassing van de risicobenadering in de regionale casestudies. Bij de toepassing van de risicobenadering op landelijk en regionaal niveau wordt gebruik gemaakt van de droogterisicotool die in 2016 is ontwikkeld. De droogterisicotool wordt dit jaar niet verder ontwikkeld. Suggesties voor grote verbeterslagen worden bewaard, zodat deze bij een doorontwikkeling in een latere fase kunnen worden meegenomen. In 2016 is een aantal keuzes en aannamen gemaakt met betrekking tot uitgangspunten voor het toepassen van de risicobenadering. De keuzes en aannamen zijn in een snelle slag gemaakt, en moeren nader onderbouwd en afgestemd worden met de partijen die betrokken zijn bij IMPREX. Daarom wordt dit jaar een aparte werksessie georganiseerd over de te hanteren uitgangspunten voor het toepassen van de risicobenadering. Het betreft o.a. generieke uitgangspunten ten aanzien van de referentiesituatie, het schaalniveau waarop welvaartseffecten inzichtelijk worden gemaakt, de wijze waarop de welvaartseffecten met betrekking tot natuur worden uitgedrukt. Het is van belang dat de uitgangspunten aansluiten bij wensen van de betrokkenen bij de regionale casestudies en consistent zijn met de uitgangspunten van de landelijke knelpuntanalyse. De risicobenadering is een doorvertaling van hydrologische tijdreeksen naar welvaartseffect tijdreeksen. Op basis hiervan wordt het risico bepaald. KPA en Wabes leiden beide statistiek af. Deltares en HKV 7 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 KPA richt zich daarbij vooral op het niveau van watervraag, -aanbod en -tekorten van regio’s, terwijl Wabes zich in meer detail richt op de waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem doordat zij kijkt naar zo’n 150 inlaatpunten. . Dit is mogelijk relevante input voor de risicobenadering. In een werksessie wordt onderzocht in welke mate de Wabes en KPA resultaten aansluiten op de IMPREX risicobenadering en vice versa, en hoe de verschillende trajecten elkaar kunnen versterken. In de werksessie wordt ook expliciet aandacht besteed aan de relatie tussen de IMPREX tool en de statistiek tool die door het Rijk ontwikkeld wordt binnen het WABES project. Kort samengevat betekent dit de volgende acties in 2017: - Kort memo met aanbevelingen voor de toepassing van een risicobenadering op landelijk niveau binnen de KPA - Meedenken gebruik van nieuwe effectmodellen bij toepassing van de risicobenadering - Klaarzetten tool risicobenadering landelijk niveau - Werksessie generieke uitgangspunten toepassing risicobenadering - Werksessie aansluiting resultaten WABES en KPA in en de risicobenadering - Verwerken van bevindingen uit de landelijke en regionale toepassingen in een synthesedocument 8 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak 3 Onderdeel 1: Studie t.b.v. waterbeschikbaarheid hoofdwatersysteem 3.1 Inleiding IMPREX Zoetwatervoorziening Het project Wabes brengt de waterbeschikbaarheid in het HWS in beeld. Hiertoe werkt RWS een statistische tool uit om de kans op waterbeschikbaarheid op 150 locaties in het Hoofdwatersysteem te bepalen. RWS doet dit zowel voor de uitwerking van Waterbeschikbaarheid Hoofdwatersysteem (deltabeslissing zoetwater) als voor eigen beheertaken. Input voor deze tool zijn berekeningen van het Nationaal Water Model (NWM). Naast de statistische tool heeft project Wabes ook hydrologische reeksen van 100 jaar laten ontwikkelen voor het bepalen van de waterbeschikbaarheid. IMPREX levert een bijdrage aan de kennisontwikkeling van het project Wabes en heeft als doel de volgende vragen te beantwoorden 1) Wat is de nauwkeurigheid van het modelinstrumentarium (NWM) en 2) Hoe kan je meer extreme / minder vaak voorkomende situaties (met een kans van voorkomen van 1/30 tot 1/100 per jaar of mogelijk minder vaak) in beeld brengen. Om deze vragen te kunnen beantwoorden wordt binnen IMPREX een methode ontwikkeld. Deze methode wordt ieder jaar verder verfijnd om op die manier toe te werken naar een steeds betere beantwoording van de vraag. In 2016 is een eerste stap gezet en is een verkenning uitgevoerd naar de belangrijkste bronnen van onzekerheid in het NWM. Ook is de haalbaarheid van een aantal methoden onderzocht om de waterbeschikbaarheid in extreme omstandigheden te bepalen. In 2017 worden beide onderwerpen verder uitgewerkt. Dit plan van aanpak geeft inzicht in de resultaten uit 2016 en het doel en bijbehorende werkzaamheden voor 2017. 3.2 Onderdeel modelonzekerheid 3.2.1 Resultaat 2016 Het doel voor 2016 was om een eerste indicatie van de bandbreedte te geven van de modelresultaten en berekende herhalingstijden. Op basis van literatuuronderzoek en consultatie van modelexperts is een kwalitatief overzicht gecreëerd van onzekerheidsbronnen in het NWM. Het algemene beeld is dat de belangrijkste onzekerheid in het hydrologische model van Nederland de watervraag is, zoals berekend met het deelmodel Modflow/MetaSWAP (modellen voor de verzadigde en onverzadigde zone). Er is nog weinig kwantitatieve informatie beschikbaar over de omvang van onzekerheden en de doorwerking daarvan in de onzekerheid in waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem. Om de stap te kunnen zetten naar kwantificering van de onzekerheid zijn twee methodes geschetst: een aanpak vanuit een modelperspectief en een aanpak vanuit waterbalansperspectief. Bij kwantificering vanuit modelperspectief op basis van een beperkt aantal onzekerheidsbronnen wordt een modelstudie uitgevoerd naar onzekere parameters (bijvoorbeeld door toepassing van een Monte Carlo analyse). Bij kwantificering vanuit een waterbalansperspectief wordt het relatieve belang van onzekerheid in een balansterm van de waterbalans geschat en wordt aan de hand daarvan bepaald welke onzekerheidsbronnen het meest van belang zijn. Deltares en HKV 9 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 3.2.2 Doel 2017 Na de kwalitatieve analyse in 2016 is het doel om in 2017 op basis van de waterbalansbenadering een eerste kwantitatieve inschatting te maken van de modelonzekerheid van de waterbeschikbaarheid in het hoofdwatersysteem. Om dit doel te bereiken is het nodig om de onzekerheid in de verschillende balanstermen te kwantificeren. Om vervolgens de doorwerking van deze onzekerheden in de totaalonzekerheid te bepalen zal een waterbalansmodel worden toegepast. In 2017 wordt in een parallel spoor een waterbalansmodel ontwikkeld van het IJsselmeergebied, waarmee deze onzekerheidsanalyse kan worden uitgevoerd. Mogelijk kan hier in 2017 binnen IMPREX gebruik van worden gemaakt om inzicht te krijgen in de doorwerking van onzekerheden in de totaalonzekerheid van het NWM model. Dit jaar ligt de focus op de onzekerheid in de debieten in het hoofdwatersysteem en minder op de onzekerheid in waterstand, temperatuur of chloridegehalte in het hoofdwatersysteem. 3.2.3 Werkzaamheden 2017 · Allereerst worden waterbalansen opgesteld voor twee deelgebieden van het hoofdwatersysteem onder droge omstandigheden: in ieder geval het IJsselmeergebied en een in overleg te bepalen tweede en mogelijk derde gebied. Per deelgebied worden de belangrijkste balanstermen gekwantificeerd onder droge omstandigheden (zoals open water verdamping, regionale watervraag, wateraanvoer). Hierbij kan mogelijk gebruik worden gemaakt van modelresultaten van het NWM, de Quick Scan Tool (RTC-tools) of een literatuurstudie. De verhouding tussen balanstermen wordt inzichtelijk gemaakt. Het overzicht van de balanstermen kan als invoer dienen voor het waterbalansmodel dat in het NWO-onderzoek wordt ontwikkeld. (5d, maart-april) · Op basis van de waterbalansanalyse wordt geschat welke balansterm dominant is in de totaalonzekerheid van de waterbeschikbaarheid. Hierbij zal een orde-grootte inschatting van de onzekerheid worden gemaakt voor het betreffende deelgebied (bijv. 1%, 10%, 100%). (2d, april) · Hieruit volgt een plan van aanpak voor een onzekerheidsanalyse voor de voor droogtesituaties als meest dominant aangemerkte onzekerheidsbronnen (of anders gezegd waterbalanstermen) voor de betreffende deelgebieden. In overleg met RWS wordt besloten hoeveel bronnen we nader gaan kwantificeren en hoe het budget eventueel wordt verdeeld over meerdere onzekerheidsstudies. Zo kan er bijvoorbeeld een onzekerheidsanalyse worden uitgevoerd met het MetaSWAP model om de doorwerking van de onzekerheid in verschillende modelparameters van dat model en uiteindelijk het effect op de regionale watervraag inzichtelijk te krijgen. Het resultaat hiervan is een verfijning van de onder het vorige bolletje geschatte onzekerheid in onzekerheidsbanden. (15d, april-augustus) · Indien de ontwikkeling van het waterbalansmodel van het IJsselmeergebied volgens planning verloopt kan deze kwantificering van de onzekerheden worden toegepast in een onzekerheidsanalyse waarmee de onzekerheid in de verschillende balanstermen wordt doorvertaald naar de totaalonzekerheid in de waterbeschikbaarheid. (5d, septemberoktober) · De resultaten van de waterbalans- en modelanalyse worden op basis van expert judgement vertaald naar de rest van Nederland. Hieruit volgt een eerste schatting van welke balanstermen en onzekerheden dominant zijn in andere gebieden. Het is het wellicht niet mogelijk om op deze manier de totaalonzekerheid in de andere gebieden in te schatten, omdat deze mogelijk een heel andere waterbalans kennen en een andere onzekerheid in de 10 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening individuele balanstermen. Hieruit zal een aanpak volgen om dit in de hieropvolgende jaren voor heel Nederland uit te werken. (3d, oktober) · Afsluitende workshop en rapportage (3d, oktober) Totaal: 33 dagen in 2017 3.3 Onderdeel extreme omstandigheden 3.3.1 Resultaten 2016 Er is een overzicht gemaakt van verschillende methoden om extreme droogtegebeurtenissen voor Nederland af te leiden en te kwantificeren. Hieruit kwam het gebruik van het regionale klimaatmodel RACMO naar voren als meest haalbare optie om verder te verkennen. Als resultaat van eerdere berekeningen met het RACMO model is een 800-jarige reeks beschikbaar die het huidige klimaat representeert. Het grote voordeel van deze reeks is dat het gebeurtenissen bevat die fysisch plausibel zijn én dat de ruimtelijke correlatie tussen de meteorologische variabelen automatisch wordt meegenomen. 3.3.2 Doel 2017 In 2017 richten we ons op het inzicht krijgen in de gevolgen van extreme omstandigheden voor de waterbeschikbaarheid in Nederland. Hiervoor zal de geschiktheid van het RACMO model nader worden onderzocht. We richten ons dit jaar op identificatie van extreem droge situaties uit de 800-jarige RACMO reeks, op basis van de gecombineerde kans tussen neerslagtekort en afvoerdeficit van de Rijn. Voor een selectie van extreme droogtegebeurtenissen wordt het effect op de afvoer in het hoofdwatersysteem onderzocht met het NWM model. In 2017 zullen er geen herhalingstijden worden gekoppeld aan deze extreme situaties, omdat er geen langjarige berekening met de 800-jarige tijdreeks zal worden uitgevoerd. Wel worden de resulterende afvoeren in de selectie van extreem droge situaties vergeleken met Wabes resultaten uit de 100-jarige tijdreeks, om deze afvoeren in perspectief te plaatsen. Dit leidt tot inzicht of de droogte-omstandigheden tijdens extremen omvangrijker zijn dan we nu zien in de 100-jarige reeks. Hieruit volgen conclusies over de nut en noodzaak van het meenemen van extreme omstandigheden in de risicobenadering. 3.3.3 Werkzaamheden 2017 · Er wordt gestart met een literatuurstudie en interviews met deskundigen naar de geschiktheid van modelresultaten uit het RACMO-model voor droogte-analyses. (5d, maartapril) · Vervolgens wordt een 800-jarige reeks van Rijnafvoeren bij de grens met Nederland (instroomrand Nationaal Water Model) geschikt gemaakt voor droogtetoepassing door het uitvoeren van een bias-correctie. De 800-jarige reeks is namelijk gemaakt met het HBVmodel van de Rijn met de 800-jarige RACMO reeks als invoer. Dit HBV-model is echter afgeregeld op hoogwateromstandigheden en moet daarom worden nabewerkt om deze geschikt te maken voor droogtetoepassing. Er wordt een bias-correctie afgeleid om deze reeks aan te kunnen passen. We richten ons dit jaar op de Rijnafvoer. In een volgend jaar zou ook de Maasafvoer kunnen worden beschouwd. (3d, april) · Met de 800-jarige RACMO reeks wordt het neerslagtekort berekend voor De Bilt. Vervolgens wordt er een simultane kansverdeling afgeleid tussen neerslagtekort en afvoerdeficiet (methode Beersma). Dit kan inzicht geven in de eigenschappen van deze droogtegebeurtenissen. Zijn deze bijvoorbeeld anders samengesteld/extremer dan de gebeurtenissen uit de 100 jaar reeks? (5d, mei-juni) · Er worden 3 extreem droge gebeurtenissen geselecteerd om door te rekenen met het NWM (offline, dus niet op NMDC). In overleg wordt bepaald op basis van welke criteria we deze Deltares en HKV 11 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 gebeurtenissen selecteren. Een voorstel is bijvoorbeeld om drie gebeurtenissen te selecteren met een vergelijkbare gecombineerde kans, maar met andere eigenschappen (zoals één gebeurtenis met extreem lage afvoer, één met extreem hoog neerslagtekort en één met gelijktijdig optredend lage afvoer en hoog neerslagtekort). (3d, juni) · Er worden 3 berekeningen uitgevoerd met het NWM en vervolgens wordt op een aantal te bepalen locaties in het hoofdwatersysteem het afvoergedrag geanalyseerd. (5d, juliaugustus) · De resulterende afvoeren op deze locaties worden vergeleken met afvoeren in extreem droge situaties volgend uit de 100-jarige reeks van het NWM. De afvoer kan ook direct worden vergeleken met Wabes statistiek. Op basis van deze analyse kunnen de drie extreme situaties afgeleid uit het RACMO model in perspectief worden geplaatst. Hoe veel verschilt een ‘extreem droge situatie’ op basis van de 800-jarige RACMO reeks ten opzichte van de 100-jarige reeks. (5d, september) · Deze analyse leidt tot een beschouwing van of en op welke manier in de risicobenadering rekening moet worden gehouden met extreme omstandigheden. Mogelijk heeft het meenemen van extreme situaties ook invloed op de statistische onzekerheid. Hiermee wordt een relatie gelegd met de Wabes studie. (3d, oktober) · Afsluitende workshop en rapportage (3d, oktober) Totaal: 32 dagen in 2017 12 Deltares en HKV maart 2017 3.4 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Projectorganisatie: proces & afstemming in 2017 In de uitwerking van deze case zijn we afhankelijk van ontwikkelingen in andere projecten. Hier is in de planning rekening mee gehouden. Een aantal belangrijke mijlpalen zijn: · Maart 2017: beschikbaar komen van 800-jarige HBV-reeks van de Rijnafvoer voor hoogwater · Juni 2017: Beschikbaar komen van 100-jarige reeks van het NWM. · Nog niet bekend: Beschikbaar komen van het waterbalansmodel t.b.v. onzekerheidsanalyse (NWO-traject) 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Waterbalansen opstellen voor Onzekerheid 2 deelgebieden van het hws Kwantificeren onzekerheid balanstermen Doorwerking naar totaalonzekerheid Literatuurstudie + interviews RAMCO Simultane kansverdeling neerslagtekort en afvoerdeficiet o.b.v. RACMO Selectie en doorrekenen Extremen extreme gebeurtenissen met NWM Analyse en in perspectief plaatsen Afstemmomenten We voorzien een aantal deelopleveringen: - Waterbalansen voor 2 deelgebieden van het hws en voorstel voor kwantificering van de onzekerheid in de meest dominante balanstermen (21 april 2017) - Onderzoek toepasbaarheid RACMO en simultane kansverdeling neerslagtekort/afvoerdeficiet (16 juni 2017) - Resultaten onderzoek kwantificering onzekerheidsbronnen (14 september 2017) - Analyse extreme gebeurtenissen NWM/RACMO (14 oktober 2017) We voorzien de volgende afstemmomenten: - Startbespreking (maart 2017) - Tussenbespreking 1: geschiktheid RACMO, waterbalansen deelsystemen en plan voor modelstudie (eind april 2017) - Tussenbespreking 2: resultaten simultane kansverdeling en tussenresultaten modelstudie onzekerheden (eind juni 2017) - Tussenbespreking 3: resultaten modelstudie onzekerheden en vervolgstappen (half september 2017) - Afsluitende workshop: Presentatie van uitkomsten aan een bredere groep. Het voorstel is om hier ook betrokkenen vanuit Wabes en andere onderdelen van IMPREX droogte voor uit te nodigen. De workshop wordt gepland na afronding van de werkzaamheden Deltares en HKV 13 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 van 2017, dwz nadat het eindrapport intern is gereviewd en gedeeld met de betrokkenen en nadat de resultaten zijn besproken in de WAG. (half december 2017 Het resultaat wordt beschreven in 2 aparte deelrapporten: één voor modelonzekerheid en één voor extreme omstandigheden. Ook voor de andere case studies binnen IMPREX verschijnen afzonderlijke rapporten. In een geïntegreerde oplegnotitie worden de verschillende IMPREX onderzoeken samengevat en verbonden. 14 Deltares en HKV maart 2017 4 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Onderdeel 2: Casestudie AmsterdamRijnkanaal en Noordzeekanaal Inleiding In IMPREX wordt gewerkt aan een integrale, kwantitatieve, risicobenadering voor droogte en verzilting, die afwegingen bij het bepalen van maatregelen ondersteunt. De casus ARK-NZK is een van de drie casestudies in het project IMPREX. Hoofddoel van de casestudie ARK-NZK is gedefinieerd als ‘Bijdrage aan de beslissingsondersteunende informatie voor afspraken over de Waterbeschikbaarheid en Slim Water Management (SWM) in de vorm van de kans op droogte en verzilting, de gevolgen van droogte en verzilting en het gecombineerde risico’. In 2016 is binnen de casestudie ARK-NZK gewerkt aan 1) omgaan met operationele sturing in risicobenadering, 2) onderzoek welvaartseffecten, en 3) toepassen risicobenadering voor huidige situatie en scenario ‘minder water beschikbaar ARK’. Dit plan van aanpak geeft inzicht in de resultaten uit 2016 en het doel en bijbehorende werkzaamheden voor 2017. Resultaat 2016 In het onderdeel ‘omgaan met operationele sturing in risicobenadering’ is met interviews en een beperkte modelstudie vastgesteld dat iedere droogte uniek uitwerkt en het gevoerde operationeel beheer per droogte verschilde. Ook werd duidelijk dat de prioriteiten van de waterbeheerders tijdens droogtesituaties heel duidelijk en constant zijn. Het droogterisico hing daarnaast meer samen met de frequentie van optredende hydrologische omstandigheden dan met het gevoerde beheer op polderniveau. In het onderzoek naar welvaartseffecten zijn effecttreinen uitgewerkt voor landbouw (droogte- en zoutschade), scheepvaart, natuur, energie/industrie, recreatie, veiligheid en drinkwater. Kwantificering van het welvaartseffect was alleen mogelijk voor de effecten droogteschade landbouw, scheepvaart, recreatie, en (gedeeltelijk) veiligheid. Voor kwantificering van de overige welvaartseffecten miste de kwantificering van het fysieke effect (met name chloride, temperatuur). Uit toepassing van de risicobenadering voor ARK/NZK bleek droogteschade landbouw dominant, maar dit resultaat is wellicht vertekend doordat niet alle effecten konden worden beschouwd. Uit de toepassing bleek verder dat het scenario ‘minder water beschikbaar ARK’ tot onverwacht weinig effecten leidde in het casegebied. Uit een evaluatie van het afgelopen jaar met de betrokken waterbeheerders bleek dat de werksessies goed gewaardeerd werden, en er duidelijk behoefte is aan de resultaten van het project. Wel is de toepassing van de risicobenadering nog te weinig concreet, was er behoefte aan regelmatiger terugkoppeling, zijn de waterbeheerders te weinig meegenomen in de analyse. Doel en werkzaamheden 2017 In 2016 lag de focus in de case ARK-NZK op methode-ontwikkeling, toepassing van de risicobenadering kwam daardoor enigszins in de verdrukking. Hoofddoel van de case ARK-NZK in 2017 is dan ook de risicobenadering meer gezamenlijk uit te voeren, beter uit te werken en beter te analyseren, inclusief onzekerheidsanalyse. Hierbij richten we ons in eerste instantie op dezelfde analyse als in 2016: de huidige situatie, versus een scenario met minder water beschikbaar voor het Amsterdam Rijnkanaal. Daarbij werken we aan een completere risicobenadering, door chloride beter mee te nemen in de risicobenadering (door verbeterde versie LHM en metarelatie zout ARK-NZK), waardoor meer welvaartseffecten mee kunnen worden genomen. Naar verwachting leidt dit tot betere resultaten dan in 2016, meer inzicht in werking en toepasbaarheid van de risicobenadering voor de eindgebruikers en een beter inzicht Deltares en HKV 15 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 in waar kennislacunes liggen en hoe we deze in de komende jaren kunnen invullen. Naast werken aan de risicobenadering, richten we ons in twee aparte werksessies op omgaan met sturing in de risicobenadering en op economie in de risicobenadering. De eerste werksessie biedt inzicht in toepasbaarheid van de risicobenadering in een volledig gestuurd watersysteem. De tweede werksessie leidt tot een betere aansluiting van de risicobenadering op de waterbeheerpraktijk, door een dialoog tussen waterbeheerder en econoom over uitgangspunten en aannames. Concrete werkzaamheden: - Nadere inhoudelijke evaluatie risicobenadering 2016: oorzaak weinig effect, implicaties analyse 2017 (5d, maart) In 2016 is niet uitgebreid onderzocht waarom de gekozen maatregel ‘op modelniveau’ niet het gewenste effect had. Dit inzicht is nodig om bij het opnieuw doorlopen van de risicobenadering: was de maatregel juist geïmplementeerd en kan dit beter anders? - Werksessie start risicobenadering: verzamelen benodigde gegevens risicobenadering, keuzes meenemen welvaartseffecten (5d, april) In 2016 is door de korte doorlooptijd weinig gebruik gemaakt van de bij de betrokken waterbeheerders aanwezige kennis en eventueel capaciteit. In 2017 willen we de waterbeheerders actiever betrekken bij het uitwerken van de risicobenadering, en een belangrijk deel van de gegevensverzameling (met name input voor relaties welvaartseffecten) bij de waterbeheerders beleggen. - Uitwerken vuistregel chlorideconcentratie ARK-NZK op basis bestaand werk Arjen Kikkert (RWS-WNN) en aansluitend bij werk collega’s Deltares (3d, april/mei) Het niet kunnen meenemen van chloride in de 2016-analyse betekende dat een flink aantal welvaartseffecten niet konden worden meegenomen. In een aantal trajecten wordt in 2017 gewerkt aan vuistregels voor chloride, de resultaten komen echter te laat voor deze studie. Daarom wordt naast gebruik te maken van een verbeterde versie van het LHM, waarin zout beter wordt berekend, gewerkt aan een simpele vuistregel voor chlorideconcentraties op het ARK-NZK toegepast. De regel wordt uitgewerkt op basis van bestaand werk van Arjen Kikkert en actie binnen LT-Verzilting (Deltares project). - Werksessie omgaan met sturing in risicobenadering: uitwerken concrete droogtecase, vergelijking operationeel beheer en beheer in model. Dit resulteert in aanbevelingen voor het LHM (5d, mei) De zorg bestaat dat een risicobenadering geen zin heeft in een sterk gestuurd watersysteem. In 2016 is geconcludeerd dat operationele sturing tijdens droogtesituaties weliswaar uniek is per droogtesituatie, maar dat prioriteiten van waterschappen helder en constant zijn. In deze werksessie gaan we een concrete droogtecase uitwerken, en onderzoeken in hoeverre het beheer wordt ‘gevangen’ in het LHM. - Hydrologische berekening recente versie Landelijk Hydrologisch Model (LHM) inclusief verbeteringen berekening chloride in regionaal systeem, voor de huidige situatie en een scenario ‘verminderde aanvoer ARK’ (5d, mei - juli) In 2016 konden de verschillende ‘zoutgerelateerde’ welvaartseffecten niet in de risicobenadering worden meegenomen, mede doordat LHM v3.0.2 verkeerde zoutuitspoeling berekent. In latere versies van het LHM is deze fout voor een belangrijk deel hersteld. Naar verwachting is deze modelversie beter in staat plausibele zoutuitspoeling te berekenen. Helaas sluit IMPREX daarmee niet aan bij berekeningen uitgevoerd voor WABES en KPA, waar voorlopig nog met LHM 3.0.2 wordt gerekend. Zout is evenwel dermate belangrijk in de welvaartseffecten in de ARK-NZK regio, dat wordt ingezet op ‘eigen’ berekeningen met een latere modelversie. 16 Deltares en HKV maart 2017 - Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Werksessie economie en risicobenadering: samenbrengen economen en waterschappers, voor wie risico in beeld (gebruikers, regio, nationaal)? sprake van substitutie (het ‘ijsje’)? implicaties voor uit te voeren risicobenadering? (5d, juni) In 2016 bleek tijdens de werksessies dat waterbeheerders niet altijd op de hoogte zijn van economische uitgangspunten en aannamen om welvaartseffecten te bepalen. Andersom sluiten deze uitgangspunten niet altijd aan bij de behoefte van de waterbeheerder. In deze werksessie gaan we de dialoog tussen waterbeheerder en econoom verder versterken, om hiervan te leren voor de toepassing van de risicobenadering. - Uitvoeren risicobenadering casestudiegebied. Hierbij worden de resultaten van de NWM-berekeningen vertaald naar welvaartseffecten volgens de verder uitgewerkte effect-treintjes. De welvaartsreeksen worden als invoer gebruikt in de risicotool. Dit geeft inzicht in het risicoprofiel en in het effect van het scenario ‘minder aanvoer ARK’ (7d, juli-september) Met de betrokken waterbeheerders is besloten een ‘pas op de plaats’ te maken. De uit te voeren analyse is dan ook gelijk aan de analyse die in 2016 is uitgevoerd. Dit geeft wel de kans de analyse completer (meer welvaartseffecten) en beter (betere gegevens, meer tijd voor analyse) uit te voeren. Belangrijke input hierbij is de gegevensverzameling van de waterbeheerders. Bij ontbrekende dosis-effect relaties gaan we zoveel mogelijk samen met de betrokken waterbeheerders aannames doen. - Uitvoeren onzekerheidsanalyse risicobenadering (5d, september) Met behulp van de onzekerheidsanalyse functionaliteit in de droogte-risico-tool wordt een onzekerheidsanalyse uitgevoerd voor de uitgevoerde risicobenadering. Onzekerheden worden gebaseerd op resultaten van de case hoofdwatersysteem/wabes, literatuur en expert-judgement. - Werksessie presentatie en discussie tussenresultaten risicobenadering (5d, oktober) - Rapportage (5d, november) Totaal 50 dagen. Projectorganisatie: proces & afstemming in 2017 In 2017 willen we nauwer samenwerken met de betrokken waterbeheerders, en de risicobenadering dan ook meer gezamenlijk doorlopen. We organiseren een werksessie als start van de risicobenadering, waarin we onderzoeken hoe we kennis van de waterbeheerders beter kunnen verwerken in de risicobenadering. We vragen RWS en de waterschappen hierbij om te helpen bij het invullen van ontbrekende informatie in de effecttreinen. Met werksessies over de sturing, economie, en de resultaten van de risicobenadering betrekken we de waterbeheerders verder bij de uitvoering. Als dit via een bestaand informatieportaal eenvoudig mogelijk is, kan op deze wijze informatie worden gedeeld. Doorkijk 2018 en 2019 Het uiteindelijke doel van IMPREX is om in 2019 een goede methode te ontwikkelen om een risicobenadering voor droogte en verzilting te kunnen uitvoeren. Eind 2017 hebben we veel geleerd over het uitvoeren van een risicobenadering, de rol van sturing en economische uitgangspunten. In 2018 ligt de focus naast verdere verbetering van de methode, op inpassen van toekomstscenario’s. Hiervoor kunnen we aftappen van het landelijke proces van WABES (als Wabes de resultaten heeft vrijgegeven) en de Knelpuntenanalyse, die eind 2017 / begin 2018 langjarige berekeningen van toekomstscenario’s uitvoeren. Ook zal methode-ontwikkeling rond het goed meenemen van natuur in de risicobenadering een onderwerp zijn. toekomstscenario’s uitvoeren. Ook zal methode-ontwikkeling rond het goed meenemen van natuur in de risicobenadering een onderwerp zijn. Deltares en HKV 17 maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening 5 Onderdeel 3: Casestudie Berkel 5.1 Inleiding In de toekomst worden vaker knelpunten verwacht op het gebied van de zoetwatervoorziening doordat de vraag naar zoetwater toeneemt, en de beschikbaarheid van zoetwater door een veranderd klimaat mogelijk afneemt. In Oost-Nederland werken verschillende partijen binnen het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) samen om zich voor te bereiden op toekomstige veranderingen in de waterbeschikbaarheid en -vraag en de gevolgen voor de verschillende gebruiksfuncties. Om beslissingen ten aanzien van waterverdelingsvraagstukken én investeringsvraagstukken, economisch te onderbouwen wordt een risicobenadering droogte ontwikkeld. Hierin wordt de kans op een welvaartseffect door droogte, oftewel het droogterisico bepaald2. Dat kan gebruikt worden om keuzes en afspraken te onderbouwen, en economisch efficiënte besluiten te nemen op basis van kosten-batenafwegingen. In 2016 is besloten om de risicobenadering toe te passen op het stroomgebied van de Berkel. De Berkel leent zich goed voor een uitwerking van de risicobenadering van droogte, omdat er sprake is van verschillende gebruiksfuncties, zoals stedelijk gebied, landbouw, drinkwaterwinning, natuur en recreatie, en van verschillende type mogelijke maatregelen tegen droogte, zoals maatregelen gerelateerd aan inlaten en de herinrichting van watergangen. 5.2 Resultaat 2016 Toepassing van de risicobenadering leverde in 2016 een eerste beeld van het huidige droogterisicoprofiel voor een beperkt aantal gebruiksfuncties. Er is daarbij geen rekening gehouden met de toekomstige klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen. Het risico is uitgedrukt in een jaarlijks verwacht welvaartseffect. Een beperking was het feit dat er voor het watersysteem van de Berkel geen geschikt/passend regionaal watersysteemmodel beschikbaar is dat de interactie tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem goed beschrijft. Het berekende risicoprofiel bevat daardoor een ruime mate van onzekerheid en mag niet als absolute getallen geïnterpreteerd worden. 5.3 Doel 2017 Om een stap naar realistischere uitkomsten te maken, is enerzijds betere informatie nodig over het systeemgedrag van de Berkel en de ontwikkeling ervan in de tijd en anderzijds meer informatie nodig over effecten (in het bijzonder de relatie tussen het watersysteem en de (mate van afhankelijkheid van) watergebruiker). Een regionaal watersysteemmodel met een verbeterde modellering van het grond- en oppervlaktewatersysteem en eventueel de onderlinge interactie, draagt bij aan de kwaliteit van de uitkomsten van de risicobeoordeling. Het uitbreiden van het aantal gebruikersfuncties met onder andere de functie natuur en een doorkijk naar de toekomstige ontwikkeling van het risicoprofiel in de tijd, zal dan zinvollere resultaten opleveren. 2 De kans op een welvaartseffect is niet een op een hetzelfde als de kans op een toestand in het watersysteem (bijvoorbeeld een laagwaterstand of een neerslagtekort), maar omdat een ‘economische tijdreeks’ vaak een doorvertaling is van een hydrologische tijdreeks (bijv. door een eenvoudige dosis-effectrelatie of het runnen van een effectmodule als post-processing van watersysteemmodellen) is er vaak wel een nauwe relatie tussen beide kansen. Deltares en HKV 19 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 Belangrijk doel is ook om meer aandacht te besteden aan de wijze waarop de uitkomsten van een risicobenadering kunnen bijdragen aan besluitvorming omtrent afwegingen van specifieke maatregelen en/of afspraken over waterbeschikbaarheid. Om bovenstaande doelen te realiseren is het voorstel om met waterschap Rijn en IJssel en het samenwerkingsverband ZON een concrete case definiëren. In samenspraak met het waterschap Rijn en IJssel en het samenwerkingsverband ZON is gekozen om in 2017 een nadere analyse uit te voeren naar de werking van het watersysteem in de omgeving van de drinkwaterwinning nabij Haarlo en Olde Eibergen. De meerwaarde van de risicobenadering ten opzicht van een meer traditionele aanpak op basis van karakteristieke droogtejaren wordt daarbij in beeld gebracht. De case is hieronder toegelicht. 5.4 Concrete case In het gebied tussen Haarlo en Olde Eibergen (zie figuur 2) bevindt zich een drinkwaterwinning van het drinkwaterbedrijf Vitens. Figuur 2 Studiegebied in stroomgebied de Berkel: het gebied tussen Haarlo en Olde Eibergen Vitens onttrekt water uit het diepe grondwater. De wateronttrekking vanuit het grondwater beïnvloedt het grondwaterpeil en de bodemvochtgehalten. De belangrijkste gebruikersfunctie in het invloedsgebied van de drinkwaterwinning is de landbouw. Ter compensatie van de effecten van de drinkwaterwinning op het grondwaterpeil en bodemvochtgehalten wordt ten behoeve van de landbouw al jarenlang water vanuit de Berkel ingelaten. Dit water is beperkt qua kwaliteit. Dit komt mede doordat in Duitsland waterzuiveringen lozen op het Berkel systeem. Zij voldoen weliswaar aan de regelgeving, maar hun effluent is van beperkte kwaliteit, waardoor het de waterkwaliteit in de Berkel negatief beïnvloedt. De beperkte waterkwaliteit heeft negatieve invloed op de drinkwaterwinning, waardoor Vitens maatregelen moet nemen om aan de kwaliteitseisen voor drinkwater te voldoen. Vitens wil daarom dat er gestopt wordt met de waterinlaat vanuit de Berkel. Een inlaatstop vanuit de Berkel kan ook bijdragen aan het realiseren van KRW doelstellingen op de Berkel. Om een afweging te maken ten aanzien van het waterverdelingsvraagstuk en eventuele (compenserende) maatregelen, wil WRIJ meer inzicht in 20 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening het functioneren van het watersysteem (wat is het effect van de waterinlaat(stop)?) en een risicoprofiel (laten) opstellen voor de verschillende gebruiksfuncties. 5.5 Werkzaamheden 2017 Vanuit IMPREX willen we deze specifieke case oppakken door het risicoprofiel voor diverse gebruikersfuncties in dit deelgebied van de Berkel op te stellen, waarbij we zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie in 2050 beschouwen en specifiek betekenis geven aan de invloed van ‘worst case’ klimaatverandering volgens KNMI’14 (zgn. Wh scenario). We beschouwen daarbij drie gebruikersfuncties: de landbouw in het deelgebied, de drinkwaterwinning van Vitens en de natuur op de Berkel (KRW doelstelling). In het bijzonder besteden we aandacht aan de vraag hoe een risicobenadering kan bijdragen aan een beschouwing van de kosten en baten van verschillende handelingsperspectieven (inlaatstop vanuit de Berkel al dan niet gecombineerd met een compenserende maatregel ten behoeve van de landbouw). We duiden de meerwaarde van een risicobenadering ten opzichte van een traditionele deterministische aanpak met karakteristieke droogtejaren. In 2017 focussen we met de concrete case uit paragraaf 5.4 specifiek op een deelgebied van het Berkel-systeem. In 2018 zullen we breder kijken en wordt de bruikbaarheid en toepasbaarheid van de risicobenadering op het niveau van het (hele) watersysteem van de Berkel onderzocht. Handelingsperspectieven met betrekking tot de inrichting van watergangen, het beheer ervan en de rol van waterinlaten, kunnen dan in een breder perspectief beoordeeld worden. Ook kan specifieker gekeken worden naar de meerwaarde die de risicobenadering biedt bij het maken van afspraken met betrekking tot de waterbeschikbaarheid (afspraken tussen regionale beheerder en eindgebruikers). Om de werkzaamheden in 2017 uit te voeren zijn nadere hydrologische analyses voor het deelgebied van de Berkel tussen Haarlo en Olde Eibergen nodig. In 2018 is inzicht in de hydrologie van het gehele Berkel systeem nodig. Dit vraagt om een modelmatige aanpak, waarin het grond- en oppervlaktewatersysteem en hun eventuele interactie is gemodelleerd. Op 16 februari 2017 is dit met de betrokkenen van het samenwerkingsverband Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) besproken. De betrokkenen geven aan dat het in deze fase niet nodig is om de interactie tussen het grondwater en het oppervlaktewatersysteem via een online koppeling in de modellering mee te nemen. De effecten van maatregelen in het oppervlaktewater (bijvoorbeeld het stopzetten van de inlaat) kunnen door gebiedskenners op basis van expert judgement worden geschat. Het is wel van belang van bij de afzonderlijke modellering van de deelsystemen de koppeling via een beperkt aantal scenario’s in de modellen wordt geparametriseerd. Voor de werkzaamheden in 2017 is het niet nodig om de Berkel als geheel te modelleren. Het gekozen deelmodel zal in overleg met de gebiedskenners worden bepaald op basis van het invloedsgebied van de drinkwateronttrekking. Echter in 2018 is het wel belangrijk om het gehele Berkel-systeem te modelleren. Met de modellering van het grond- en oppervlaktewatersysteem en een parametrisatie voor de onderlinge interactie kan de invloed van maatregelen op het grondwatersysteem (onttrekkingen) en het oppervlaktewater (droogvallen beken), en andersom worden gesimuleerd. Ook kan de invloed van klimaatverandering in beeld worden gebracht. Deltares en HKV 21 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 Het bouwen en het afregelen van een regionaal watersysteemmodel (al dan niet op basis van bestaande modellen) die de situatie voor de zoetwatervoorziening en droogte goed beschrijft, ligt buiten de scope van het IMPREX project. Voor een dergelijk regionaal watersysteemmodel kan in de basis gebruik worden gemaakt van bestaande reeds beschikbare modellen bij WRIJ. Het gaat dan om het grondwatermodel AMIGO (AMIGO staat voor Actueel Model Instrument Gelderland Oost) en het Sobek model voor het oppervlakte water. Het grondwatermodel AMIGO bestaat uit een model voor de verzadigde zone (het model iMOD, een schil om het model MODFLOW) en een model voor onverzadigde zone (het model Capsim). Het Sobek model ter modellering van het oppervlakte water is ontwikkeld en afgeregeld voor wateroverlast. Het is nodig om de modelprestatie te beoordelen voor laagwateromstandigheden en indien nodig het model af te regelen op laagwater. Het grondwatermodel AMIGO en het Sobek model voor het oppervlakte water kunnen als uitgangspunt dienen voor het modelleren van het regionaal watersysteem. Met de modellen kunnen dan tijdreeksen (starten met de 30jarige tijdreeks zoals die binnen het Nationaal Watermodel) worden doorgerekend, waarbij ook de invloed van maatregelen (inlaatstop en compenserende maatregelen) en klimaatverandering in beeld kan worden gebracht. Dit levert samen met dosis-effectrelatie en de doorvertaling van de hydrologische werking naar het fysieke effect naar het welvaartseffect informatie over het risicoprofiel, nu en in de toekomst. Op 16 februari 2017 is met het samenwerkingsverband ZON afgesproken dat zijzelf de regie en verantwoording nemen over de modellering van het watersysteem (grondwater en oppervlakte water) en ervoor zorgen dat eind april hydrologische analyses zijn uitgevoerd (al dan niet door derden). Dit betreft berekeningen voor een 30-jarige tijdreeks (overeenkomstig het Nationaal Water Model) voor huidige én toekomstige situatie onder invloed van klimaatverandering zonder én met inlaatstop in het systeem (en eventueel een compenserende maatregel voor de landbouw). Het betreft een doorrekening van het grondwater en oppervlakte water, waarbij de onderlinge interactie via een beperkt aantal scenario’s is geparametriseerd. Vanuit IMPREX zullen we adviseren over de benodigde berekeningen zodat de resultaten gebruikt kunnen worden bij de toepassing van de risicobenadering. Het projectteam IMPREX zal een voorstel doen voor de door te rekenen situaties en maatregelen. Voor het advies en de afstemming is een aantal dagen geraamd (zie onderstaande tabel). In een startoverleg zal worden afgestemd over de modelinvoer en de door te rekenen maatregelen. Op korte termijn wordt een startoverleg ingepland met o.a. Gerry Roelofs (WRIJ), Wilco Klutman (ARCADIS), Teun Spek (Provincie Gelderland) en Joachim Hunink (Deltares). Na doorrekening worden de resultaten van de berekeningen door het samenwerkingsverband ZON overgedragen aan het projectteam van IMPREX. Hiervoor zal een overdrachtssessie worden georganiseerd, waarbij uitleg en toelichting wordt gegeven op de set met berekeningsresultaten. De IMPREX werkzaamheden bestaan vervolgens uit de vertaling van de hydrologie naar fysische effecten en welvaartseffecten voor de functies drinkwater, landbouw en natuur in het invloedsgebied van de maatregelen (drinkwateronttrekking en compenserende maatregel voor inlaatstop). Voor de dosis-effectrelaties (opstellen ‘effectentreintjes’) is in 2017 het uitgangspunt dat we zoveel mogelijk gebruik maken van de kennis die binnen het WRIJ en/of ZON voorhanden is. Hierbij kan gedacht worden aan het vertalen van beheerdersoordelen naar simpele dosis-effectrelaties en/of het toepassen van regionale post-processingtools. Indien die kennis niet voorhanden is, zal bekeken worden of we terug kunnen vallen op landelijke effectmodules zoals KRW-verkenner, waterwijzer natuur en/of landbouwopbrengstenmodel AGRICOM inclusief de prijstool Landbouw. De toepassing van deze landelijke effectmodules is 22 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening nog geen sinecure. Om AGRICOM toe te kunnen passen om landbouwschades te berekenen is het nodig om het model voor de onverzadigde zone Capsim in AGRICOM te vervangen door Metaswap3. Dit is nodig vanwege het feit dat het model Capsim niet aansluit op het landbouwopbrengstenmodel AGRICOM en de prijstool Landbouw. Het model Metaswap is wel toepasbaar in combinatie met de landbouwopbrengstenmodel en de prijstool. N.b. Uitgangspunt is dat het omzetten van het Capsim model naar het Metaswap model gebeurt in regie van het samenwerkingsverband ZON en dat zij verantwoordelijk zijn voor het (laten) uitvoeren van de 30-jarige tijdreeks met het Metaswap (voor huidige én toekomstige situatie onder invloed van klimaatverandering zonder én met inlaatstop in het systeem (en eventueel een compenserende maatregel voor de landbouw)). Vanuit IMPREX zullen we de wensen ten aanzien van (o.a. het format) van de modeluitkomsten specificeren, zodat de uitkomsten direct bruikbaar zijn om binnen IMPREX een doorrekening te maken met het landbouwopbrengstenmodel AGRICOM. De waterwijzer natuur is nog ontwikkeling en in hoeverre deze effectmodule in 2017 al toegepast kan worden, is bij het projectteam nog onbekend. Ook de aansluiting van de KRW verkenner op het regionale model zal nog verkend moeten worden. Er zal contact op worden genomen met de ontwikkelaars van de waterwijzer natuur en de KRW verkenner om de bruikbaarheid van de effectmodules te verkennen. Voor de effectbepaling voor de functie drinkwater neemt het projectteam IMPREX contact op met Toon van Kessel van Vitens. Met waterschap Rijn en IJssel zullen uiteindelijk afspraken gemaakt worden welke lijn het meest realistisch is met betrekking tot de effectbepaling voor de gebruiksfuncties (opstellen ‘effectentreintjes’). Met de doorvertaling van hydrologie naar fysische effecten en welvaartseffecten kan vervolgens de droogterisicotool gevuld worden die het afgelopen jaar in het kader van IMPREX ontwikkeld is. Resultaat is inzicht in het risicoprofiel per gebruiksfunctie en onderlinge verhoudingen en de ontwikkeling ervan in de tijd als gevolg van klimaatverandering voor situatie zonder én met inlaatstop vanuit de Berkel. Bovenstaande resulteert in de concrete werkzaamheden die vermeld staan in onderstaande tabel. Uitgangspunt is dat de activiteiten 1 tot en met 7 (aangegeven met vetgedrukte rode letters) door het samenwerkingsverband ZON worden opgepakt. We gaan ervanuit dat eind april 2017 de hydrologische analyses voor de voor huidige én toekomstige situatie onder invloed van klimaatverandering zonder én met inlaatstop in het systeem (en eventueel een compenserende maatregel voor de landbouw) zijn uitgevoerd. Vanuit IMPREX zijn ten behoeve van afstemming en ondersteuning van de modelberekeningen 7 dagen gereserveerd. Hiervoor leveren we vanuit IMPREX een beperkte bijdrage aan de kwalitatieve beschrijving van het watersysteem in het projectgebied, het startoverleg, de overdrachtssessie, en eventuele tussentijdse afstemming over het verzamelen van modelinvoer, randvoorwaarden en het uitvoeren van de uiteindelijke modelberekeningen. 3 Nb. Op 16 februari werd in het overleg met ZON aangegeven dat mogelijk de omzetting van Capsim naar Metaswap al is geprogrammeerd. Mogelijk vraagt de omzetting van een uitgebreidere aanpassing en kalibratie. Voorstel is om vooralsnog alleen te zorgen voor de omzetting en de aanpassing en kalibratie nog even achterwege te laten). Deltares en HKV 23 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak # Activiteiten 1 Afbakenen van het specifieke deel van het stroomgebied van de Berkel maart 2017 Dagenraming 1 tussen Haarlo en Olde Eibergen en maken van een kwalitatieve beschrijving van het projectgebied en de gebruikersfuncties natuur, landbouw en drinkwater (dagenraming is bijdrage vanuit IMPREX) 2 Verzamelen van bestaande modellen (grondwatermodel AMIGO, Sobek model voor het oppervlakte water) en inventarisatie benodigde modelinvoerdata 3 Verzamelen van noodzakelijke modelinvoer wat betreft de huidige 2 situatie en de toekomstige situatie (met het klimaatscenario KNMI’14 Wh), afgeleid uit Deltascenario’s zoals ze in Nationaal Water Model zitten (initiële waarden klimaatscenario (neerslag, verdamping, Berkelafvoer), beregeningscenario, drinkwateronttrekking) en de doorvertaling naar modelinvoer voor regionaal SOBEK en/of AMIGO model. (dagenraming is bijdrage vanuit IMPREX) 4 Beoordelen van het Sobek model voor het oppervlakte water tijdens droge omstandigheden (verzamelen van informatie om dit te beoordelen), eventueel valideren van het model op basis van beheerderoordeel in plaats van een technisch kalibratieoordeel (m.a.w. zien de resultaten er realistisch uit qua voorkomen van lage afvoeren en qua berekende lage waterstanden? Oftewel: meer een beheerdersoordeel dan een technisch kalibratieoordeel. (denk aan kunstwerken afregelen op ervaring van beheerder in plaats van het exact nabootsen van afvoeren/waterstanden). 5 Vervangen van Capsim in AMIGO door Metaswap om koppeling met Agricom mogelijk te maken 6 Het definiëren van een beperkt aantal scenario’s om de koppeling 1 tussen het grondwatermodel AMIGO en het Sobek model te parametriseren. 7 Uitvoeren van berekeningen voor een 30-jarige tijdreeks 1 (overeenkomstig het Nationaal Water Model) voor o.a. huidige én toekomstige situatie onder invloed van klimaatverandering zonder én met inlaatstop in het systeem (en eventueel een compenserende maatregel voor de landbouw). Het projectteam IMPREX doet een voorstel voor de door te rekenen varianten. 8 Door vertalen van bovenstaande naar gebruikersfuncties met 15 effectmodellen en/of op basis van dosis-effectrelaties van WRIJ of waterschappen van ZON. Alternatief is toepassen van het landbouwopbrengstmodel AGRICOM (voorwaarde is dat model onverzadigde zone Capsim dan vervangen is door Metaswap), inclusief de prijstool voor de effecten op landbouw, toepassen van de Waterwijzer Natuur voor de effecten op terrestrische natuur (mits beschikbaar is voor IMPREX), toepassen van de KRW verkenner in combinatie met Waternood voor de effecten op aquatische natuur (mits geschikt voor het traject van de Berkel), effectbepaling op drinkwater in samenwerking met Vitens). 24 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Landbouw: 5 dagen (op basis van runnen en post-processing AGRICOM en prijstool) Drinkwater: 2 dagen Natuur: 8 dagen 10 Bepalen van het risicoprofiel en de ontwikkeling ervan in de tijd als 10 gevolg van klimaatverandering voor situatie zonder én met inlaatstop vanuit de Berkel (en eventueel een compenserende maatregel voor de landbouw) 11 Reflectie op de uitkomsten: hoe kan dit gebruikt worden bij de 5 afweging, en wat is de meerwaarde van een risicobenadering ten opzichte van een traditionele aanpak 12 Rapportage, inclusief 1 commentaarronde 5 13 4 overleggen (2 personen) (zie paragraaf 5.6) 8 14 2 overleggen/werksessies (1 persoon) over modelontwikkeling en 2 overdracht hydrologische resultaten inzet HKV en Deltares 5.6 50 Projectorganisatie: proces & afstemming in 2017 In 2017 willen we nauwer samenwerken met een klein comité met betrokkenen van waterschap Rijn en IJssel, het samenwerkingsverband ZON en STOWA. Doel is om te zorgen voor een betere onderlinge afstemming en elkaars talenten (kennis, kunde, ervaring) beter te benutten. We voorzien de volgende afstemmomenten: 1. startbespreking om concept PVA te bespreken met vertegenwoordigers van ZON en andere financiers (16 februari te Zwolle), 2. startbespreking hydrologische modellering (specifiek gericht op uitgangspunten hydrologische modellering en door te rekenen situaties en maatregelen), 3. overdrachtssessie hydrologische analyses (specifiek gericht op de overdracht van de hydrologische berekeningen), 4. tussenbespreking specifiek gericht op de dosis-effectrelaties (doorvertaling hydrologie naar fysieke effecten en welvaartseffecten), 5. tussenbespreking specifiek gericht op de uitkomsten van de risicobenadering), 6. afsluitende workshop waarin we de uitkomsten van 2017 voor een bredere groep willen presenteren. Deltares en HKV 25 maart 2017 6 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening IMPREX deliverables Dit jaar dragen we bij aan twee IMPREX deliverables: - Prototype design of drought decision report system (Deliverable 11.1) - Intermediate report on novel concepts (Deliverable 5.2) De bijdragen zullen vooral bestaan uit het beschrijven van de ontwikkelde risicobenadering voor droogte en deze inkaderen in de wetenschappelijke literatuur. Deltares en HKV 27 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak 7 Projectorganisatie 7.1 Projectteam maart 2017 HKV en Deltares zullen het in dit Plan van Aanpak beschreven droogtedeel van IMPREX gezamenlijk uitvoeren als gelijkwaardige partners. Het projectteam zal vanuit Deltares aangestuurd worden door Femke Schasfoort en vanuit HKV door Saskia van Vuren. Aan ieder onderdeel van het project, zoals de casestudies, zal gewerkt worden door gezamenlijke teams. De samenstelling van het projectteam is als volgt: - Deltares: Femke Schasfoort, Joost Delsman, Joachim Hunink, Marjolein Mens, Ferdinand Diermanse, Marnix van der Vat. - HKV: Saskia van Vuren, Joost van der Zwet, Carolien Wegman en Rudolf Versteeg. Afstemming tussen de teamleden vindt plaats in een zes-wekelijks voortgangsoverleg (videoconferentie of bijeenkomst). De aanspreekpunten van de casestudies kunnen hierbij aansluiten. 7.2 Samenwerking Om IMPREX verder te brengen is uitwisseling nodig van kennis tussen de onderzoekers en casestudiebetrokkenen. Vandaar dat we in 2017 nauwer willen samenwerken met de betrokken waterbeheerders. Dit helpt bij het verkrijgen van de benodigde informatie voor het toepassen van de risicobenadering, maar de verwachting is ook dat de ontwikkelde kennis beter kan worden gebruikt in de regio. Om de samenwerking vorm te geven stellen we de volgende acties voor: - Zes-wekelijkse nieuwsbrief (Communicatie aan alle IMPREX betrokkenen) - Per casestudie worden werksessies georganiseerd waarin door alle casestudiebetrokkenen wordt samengewerkt aan de uitwerking van de casestudie. - Workshops over onderwerpen met veel discussie zoals, ‘Sturing van water in het ARKNZK gebied’. Meer dan in 2016 vragen we casestudiebetrokkenen om mee te helpen aan het uitvoeren van het onderzoek. Per casestudies worden er (in overleg) acties bij verschillende betrokkenen belegd. 7.3 Aansturing De aansturing van de werkzaamheden wordt gedaan door de IMPREX begeleidingsgroep met een vertegenwoordiger van de volgende partijen, te weten: - Geert Lenderink van het KNMI namens IMPREX - Hans Vissers van Deltares - Durk Klopstra van HKV - Francien van Luijn en Bas de Jong van RWS WVL - Neeltje Kielen van RWS WVL en Ruud Teunissen DGRW namens Deltaprogramma Zoetwater - Rob Ruijtenberg namens STOWA - Dolf Kern van Hoogheemraadschap Rijnland namens betrokkenen Case AmsterdamRijnkanaal–Noordzeekanaal) - Ronald van Ark van Waterschap Rijn en IJssel namens de vier waterschappen uit het samenwerkingsverband Zoetwatervoorziening Oost-Nederland en betrokkenen in de Case Hoog Nederland. - 28 Almar Bolman van Waterschap Vallei en Veluwe Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening De begeleidingsgroep komt één keer per jaar bij elkaar om het plan van aanpak vast te stellen en eventueel de onderzoeksrichting bij te sturen. Dit jaar is dit op 13 februari 2017. De directe aansturing gedurende het jaar wordt gedaan door de aanspreekpunten van de onderzoeksonderdelen, te weten: - Studies Waterbeschikbaarheid Hoofdwatersysteem: Francien van Luijn en Bas de Jong - Casestudie Amsterdam Rijnkanaal-Noordzeekanaal: Dolf Kern - Casestudie Berkel: Ronald van Ark 7.4 Risico’s Risico’s hebben effect op het uiteindelijke resultaat van het project. Voor IMPREX is een aantal risico’s te benoemen die het resultaat kunnen beïnvloeden, voornamelijk veroorzaakt door wederzijdse afhankelijkheden. 7.4.1. Ontbreken van een goed werkend regionaal modelinstrumentarium. Voor de toepassing van een risicobenadering voor droogte in de regionale casestudies is een goed werkend (regionaal) modelinstrumentarium nodig. Voor de casestudie Berkel ontbreekt dit vooralsnog. Het samenwerkingsverband ZON en het Waterschap Vallei en Veluwe zal in 2017 een aantal verbeterslagen maken, zodat het modelinstrumentarium in het voorjaar gereed en eind april hydrologische modelberekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het toepassen van de risicobenadering. Als er vertraging optreedt bij deze werkzaamheden komt de voortgang van de casestudie in gevaar. Het blijven monitoren van de voortgang is hiervoor essentieel. Als het modelinstrumentarium zodanig vertraging oploopt dat het niet meer mogelijk is om de risicobenadering dit jaar toe te passen in de Berkel verschuift een deel van de werkzaamheden naar volgend jaar. 7.4.2. Betrokkenheid casestudies Dit jaar worden de casestudies veel meer betrokken bij de uitvoering van risicobenadering binnen de casestudies. Aan de casestudies zal onder andere worden gevraagd een aantal acties uit te voeren. Wanneer deze acties niet worden uitgevoerd kan er vertraging ontstaan. Ook wordt de kans kleiner dat bestaande kennisleemtes worden ingevuld. Het afspreken van duidelijke acties en goede communicatie van de voortgang kan de kans hierop verkleinen. De aanspreekpunten van de casestudies zijn belangrijk bij het aansturen van de acties. 7.4.3. Onvoldoende aansluiting beleidstrajecten Aansluiting bij trajecten als WABES en de KPA is nodig om de resultaten van IMPREX te laten landen in o.a. de Deltabeslissing Zoetwater. Het risico is dat IMPREX onvoldoende aansluit op de KPA en WABES, zodat de ontwikkelde kennis onvoldoende gebruikt gaan worden in de praktijk. Door het toepassen van de risicobenadering op landelijk niveau binnen de KPA wordt dit risico verkleind. Toch is er tussen de KPA en IMPREX regelmatig contact voor afstemming en het inbrengen van de laatste kennis binnen de KPA en vice versa. Ook voor WABES moet duidelijk zijn welke resultaten van IMPREX binnen het traject gebruikt kunnen worden. Er is een werksessie voorzien om dit met het project WABES te bespreken. 7.4.4. Veel betrokkenen, veel ideeën, beperkte tijd en budget IMPREX heeft veel verschillende financiers met verschillende verwachtingen. Een risico is dat het project hierdoor versnipperd raakt over de diverse onderdelen. Een ander risico is dat er te Deltares en HKV 29 IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van Aanpak maart 2017 veel tijd gaat zitten in afstemming tussen de verschillende financiers en betrokkenen. In beide gevallen kan inhoudelijke ontwikkeling onder druk komen te staan. Het risico kan worden beperkt door in het plan van aanpak duidelijk te maken wat IMPREX wel en niet gaat doen en het budget niet te veel verspreiden over de verschillende onderdelen. 7.5 Rapportage Dit jaar wordt er per casestudie een aparte notitie opgeleverd. Aan het einde van het jaar worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen beschreven in een beknopt synthese rapport. Van iedere werksessie en workshop wordt een kort verslag gemaakt dat wordt rondgestuurd naar alle aanwezigen. 7.6 Planning en tijdsbesteding Onderstaande tabel geeft een idee van de beschikbare tijd per casestudie: Onderdeel Dagen Advies KPA en toolontwikkeling 12 Studie t.b.v. Wabes Hoogwatersysteem 65 Casestudie Berkel 50 Casestudie ARK-NZK 50 IMPREX deliverables en publicaties 17 Deelname IMPREX sessies 9 Eindrapportage 9 Management + onvoorzien TOTAAL 30 17 239 Deltares en HKV maart 2017 Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening Plan van aanpak Concept PvA Begeleidingsgroep Definitief PvA Advies KPA en toolontwikkeling Advies KPA Werksessies Klaar zetten tool risicobenadering Verwerken lessons learned Onderdeel 1: Hoofdwatersysteem O: Waterbalans opstellen O: Kwantificeren onzekerheid balansterm O: Doorwerken naar totaalonzekerheid E: Literatuurstudie en interviews E: Kansverdeling neerslagtekort en afvoerdeficiet E: Sel. en doorrekenen extreme gebeurtenissen E: Analyse en perspectief Afstemmomenten Onderdeel 2: Casestudie ARK-NZK Inh. Evaluatie risicobenadering Werksessie start risicobenadering Uitwerking vuistregel Werksessie omgaan met sturing Hydrologische berekening Werksessie economie in risicobenadering Uitvoeren risicobenadering Uitvoeren onzekerheidsanalyse Werksessie presentatie en discussie Rapportage Onderdeel 3: Casestudie Berkel Afstemming en ondersteuning modellering Werksessie modellering (overdracht) Doorvertaling hydrologie naar werlvaartseffect Werksessie van hydrologie naar werlvaartseffect Uitvoeren risicobenadering Reflectie op uitkomsten Werksessie uitkomsten risicobenadering Werksessie presentatie en discussie 2017 Rapportage IMPREX deliverables Deliverable 1 Deliverable 2 Syntheserapport Oplevering concept Oplevering definitief Deltares en HKV 31 Dec N ov O kt Sept Aug Jul Jun M ei A pr M rt Jan Activiteit Feb Onderstaande tabel geeft de planning per onderdeel en activiteit weer. maart 2017 Deltares en HKV Plan van Aanpak IMPREX Zoetwatervoorziening 33