Van bestand tot rampjaar. Op weg naar vrede. Vroeger hadden regenten, vorsten en stadhouders het liefst dat het volk zich zo min mogelijk bemoeide met het bestuur. Steden en gewesten. Steden werden bestuurd door de vroedschap(wijs) en door meerdere regenten (groep rijke burgers) van de stad. Het patriciaat (de regenten samen), schoven elkaar onderling baantjes toe. De Republiek was voor buitenstaanders eerder een verzameling soevereine staatjes. Ieder gewest had zijn eigen privileges en eigen bestuur, de Provinciale Staten. Dan waren er twee machtige ambtenaren: Raadpensionaris: In dienst van Holland (rijkste gewest) en hij deed buitenlandse zaken namens de hele Republiek. (Soort minister van BuZa) Stadhouder: In dienst van afzonderlijke gewesten. In de eerste plaats opperbevelhebber van het leger, maar werd een symbolische leidersfiguur. Bestandstwisten. Van 1609-1621 het Twaalfjarig Bestand tussen Spanje en de Republiek. Interne conflicten: twee groepen protestanten, de remonstranten en contraremonstranten. De contraremonstranten hielden vast aan de predestinatieleer (God had je hele leven voorbestemd). Volgens de remonstranten kon je er best iets voor doen om in de hemel te komen. Raadpensionaris Van Oldenbarnevelt koos de kant van de remonstranten, stadhouder Maurits de kant van de contraremonstranten. Er zat dus ook een politieke kant aan. In 1618 Synode van Dordrecht: een landelijke vergadering van gereformeerde kerken. De contraremonstranten wonnen, waardoor de remonstranten, katholieken en Joden tweederangsburgers werden. Van Oldenbarnevelt werd (samen met Hugo de Groot) opgepakt wegens landverraad. De Groot ontsnapte (in een boekenkist) en Van Oldenbarnevelt werd onthoofd. 1621: De oorlog met Spanje wordt hervat. Maurits overleed in 1925 en zijn broer (Frederik Hendrik) zette de oorlog voort. Hij maakte gebruikt van waterbeheersing en explosieven, mét succes. Frederik Hendrik financierde alles met het geld van de kaping van Piet Hein (Spaanse zilvervloot). De Republiek werd een grote mogendheid. Spanje moest opgeven doordat ze uitgeput waren. (Turken bij de Middellandse Zee en de anti-Habsburgse coalitie) Vrede van Munster. Spanje erkent soevereiniteit van de Republiek. Einde 80-jarige oorlog. Stadhouderloos. Holland wilde uit zuinigheid het aantal soldaten verminderen, maar het leger was de machtsbasis van Stadhouder Willem II. Toen Holland zelf troepen afdankte (in juni 1650), stuurde Willem een regiment naar Amsterdam. Ze zijn nooit aangekomen en Willem stierf zelf 10 dagen later aan de pokken. Hierna besloten de meeste gewesten geen nieuwe stadhouder aan te stellen. Friesland hield zijn Oranjes. In 1650 begon het eerste stadhouderloze tijdperk, wat zou duren tot 1672. 1653: Johan de Witt werd raadpensionaris. Zijn machtsperiode werd gekenmerkt door een enorme economische bloei. Vorstelijk absolutisme. In andere Europese landen regeerde de vorst met absolutisme: de vorst had dan alle macht. De Franse Lodewijk XIV voerde samen met Engeland ook oorlog met de Republiek die in 1672 bijna tot de ondergang van de Republiek leidde. Absolute vorsten zagen zichzelf niet als gewone mensen, maar gedroegen zich als een god op aarde. Zonnekoning. 1643: Lodewijk X1V kwam op de troon. Men dacht in die tijd dat de zon het centrum was van het universum en noemden Lodewijk dan ook de Zonnekoning, hij als stralend middelpunt van Frankrijk. Hij was ‘losgemaakt’ van de wetten en stond er als het ware boven. Hij regeerde volgens het goddelijk recht, het droit divin. Hij bouwde een van de grootste paleiscomplexen in Europa, in Versailles. Lodewijk nam een aantal maatregelen om de adel, die zijn absolute regime kon bedreigen, klein te krijgen. Hij stelde een beroepsleger samen en hoefde de adel niet meer te vriend te houden voor oorlogvoering. Hij verplichtte edelen ook om een gedeelte van het jaar op zijn hof te wonen en op zijn feesten te verschijnen. Mercantilisme. Lodewijks minister van Financiën, Jean-Baptiste Colbert, voerde het mercantilisme in. Een grotere export dan import moest ervoor zorgen dat er een positieve handelsbalans kwam: Frankrijk verkocht dan meer dan het inkocht en verdiende zo meer geld. Ze vroegen hoge invoerrechten, waardoor de import bemoeilijkt werd. Voor handelsnaties zoals de Republiek was dit mercantilisme ongunstig. Toch profiteerde de Republiek van een andere maatregel van Lodewijk. De koning wantrouwde de hugenoten, de Franse protestanten. Volgens het Edict van Nantes mochten de hugenoten eigen versterkte steden bezitten, wat niet ging met Lodewijks absolutisme, daarom hief hij het verdrag op. De hugenoten kwamen naar de Republiek en namen hun kennis en netwerk van handelscontacten met zich mee. Engeland. In Engeland wilden ze ook absolutisme, maar door het parlement wilde dat niet lukken. Het leidde zelfs tot een jarenlange burgeroorlog tussen legertjes van het parlement en van de koning. In 1649 werd koning Charles I op het schavot ter dood gebracht. Er kwam een regelrechte dictatuur van strenge calvinisten. Zelfs het parlement had niets meer te vertellen. Uiteindelijk kwam er weer een koning op de troon, Charles II. Terug naar Oranje. Engeland voerde de Acte van Navigatie in, waarbij de zeehandel op Engeland alleen mocht worden bedreven met Engelse schepen. Dit leidde tot de eerste Engelse zeeoorlog met Nederland. De Republiek zag het katholieke Frankrijk als een religieuze bedreiging. Voor Frankrijk vormde de groeiende handel van Holland een groot gevaar. 1672: Engeland en Frankrijk sloegen de handen in elkaar en vielen samen met de bisschoppen van Munster en Keulen de Republiek aan. De Republiek werd bijna van de kaart geveegd. Johan de Witt kreeg hiervan de schuld. Inmiddels was de zoon van Willem II, Willem III oud genoeg om stadhouder te worden. Het stadhouderloze tijdperk was ten einde. Johan de Witt en zijn broer Cornelis werden gruwelijk vermoord. Willem III greep niet in, voor hem was het gunstig als de raadpensionaris minder macht had. Hij greep echter wel in op het slagveld. Hij stak de dijken rondom de IJssel en Amsterdam door. De Hollandse waterlinie redde de Republiek. Willem III trouwde met de Engelse prinses Mary. Later werd Willem naast stadhouder ook koning van Engeland. Engeland en Frankrijk namen langzamerhand de rol van Nederland over in de wereldeconomie. Eind 17e eeuw was Nederland niet meer het rijkste land van Europa, maar nog wel zeer welvarend. Republiek van ondernemers Pieter en Jacob, speculant en handelaar. In de Gouden eeuw ( Tijd van grote bloei in de economie, kunst, techniek en de wetenschap), de 17e eeuw, kon je in de Republiek snel rijk worden en even snel je geld weer kwijtraken. Ondernemerschap In Nederland bloeide de economie (verdeling van schaarse middelen en goederen) op. De boeren specialiseerden zich in handelsgewassen, die op steeds efficiëntere manieren werden geteeld. Kooplui vonden het daarom interessant om daar in te investeren. Door grootschalige inpoldering werd een groot deel van de zee veroverd. Meer na meer in Holland werd leeggemalen en in cultuur gebracht. In de 17e eeuw was de helft van de grond in handen van de stedelingen. Verder hoorde de Republiek tot de meest verstedelijkte gebieden van Europa. Bijna de helft woonde in de stad. Door de macht van de gilden kon je daar geen bedrijven openen. Op het platteland kon dat wel en boeren gingen spinnen, weven of openden een timmerbedrijf. Deze nijverheid zorgde voor steeds meer werkgelegenheid. Verder bracht de visserij ook veel voorspoed. In de Amsterdamse pakhuizen werden alle handelsproducten uit Noord en Zuid opgeslagen. Amsterdam werd de stapelmarkt van Europa. 1585: Antwerpen werd door de Spanjaarden heroverd. Onmiddellijk sloot de Republiek de bloeiende handelsstad af voor alle scheepvaartverkeer. Amsterdam profiteerde van het wegvallen van Antwerpen als scharnierpunt in Europa. Ondernemers investeerden hun kapitaal in nieuwe, veelbelovende ondernemingen. Ze waren ook bereid risico’s te nemen. Handelskapitalisme. VOC en Jan Pieterszoon Cohen Doordat de reis naar ‘de Oost’ te kostbaar en te risicovol was voor kleine ondernemers, besloten kooplieden, op aanraden van raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt, zich te verenigen in de Verenigde Oost-Indische compagnie.(1602) De nieuwe compagnie kreeg het monopolie (alleenrecht) op handel met alle landen ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat van Magelhoen. Jan Pieterszoon Cohen stichtte Batavia en dwong monopolie op specerijen zoals nootmuskaat en kruidnagels af. De VOC was de eerste multinational ter wereld. Alle Nederlanders konden een aandeel kopen van de Compagnie. Dankzij de VOC nam de Republiek deel aan de wereldeconomie. WIC en Piet Hein 1621: De West-Indische Compagnie wordt opgericht voor de handel met Zuid-Amerika. Grootste wapenfeit is de verovering van de zilvervloot door Piet Hein in 1928. WIC was niet zo succesvol als de VOC. De WIC kreeg eigen suikerplantages in handen. Op een plantage wordt meestal één gewas verbouwd, zoals suiker. Het plantagesysteem had veel arbeidskracht nodig, waarvoor Afrikaanse slaven werden gebruikt. Relatieve achteruitgang Niet iedereen profiteerde van de voorspoed. Boeren was over het algemeen niet gemakkelijk. Veeziekten, het weer, etc. Honger en armoede dwong hen dan naar de stad te gaan en daar werk te zoeken. Steden in de Vroegmoderne Tijd waren ‘menseneters’. Het sterftegetal overtrof het geboortegetal. De stad bood werk, maar daar woonden ook de meeste armen, er werd dan ook veel gestolen. Ondersteuning was een gunst en geen recht. Verleend door stadsbestuur of kerk. Gepasseerd door Engeland en Frankrijk Vergeleken met Frankrijk en Engeland verloor de Republiek terrein. Er was sprake van een relatieve achteruitgang. Gouden eeuw van wetenschap en kunst. Intro Wetenschappelijke revolutie: Niet langer de Bijbel en het gezag van de Kerk waren de enige bron van kennis, maar het zelfstandig denken, observeren en redeneren. Het empirisme. In de natuurwetenschap ontstond de stroming van het empirisme (Kennis door waarnemen en experimenteren) Kennis werd alleen opgedaan door het ‘ervaren’ ervan. Anthonie van Leeuwenhoek ontwikkelde de microscoop, zijn observaties leerden hem over micro-organismen. Cornelis Drebbel ontdekte de onderzeeër. Wetenschappers werkten meer samen dan vroeger. Er werden dan ook verenigingen opgericht waar ze samen hun ontdekkingen konden bespreken en konden publiceren in tijdschriften. (VB: Royal Society of London for the Improvement of Natural Knowledge) Het rationalisme. Wie in de maatschappij en politiek geïnteresseerd was, was het moeilijker om empirisch onderzoek te doen. Deze wetenschappers deden onderzoek door hun gezond verstand te gebruiken, het rationalisme. Een belangrijke vertegenwoordiger daarvan is René Descartes. Hij twijfelde aan de kennis van tijd en wilde erachter komen wat nu de echte waarheid was. Zijn eigen bestaan en het bestaan van God waren de enige zekerheden die hij had. Zijn manier van denken heeft de Europese wetenschap beïnvloed en gestimuleerd. Engels voorbeeld. Volgens Hobbes bestond de maatschappij uit altijd maar bewegende mensen, die constant tegen elkaar opbotsten, zoals deeltjes in de kosmos. Iedereen was bezig zijn eigen belangen te behartigen en zoveel mogelijk eigen bezit te verzamelen. De enige manier om aan dit bestaan te ontkomen, was als mensen hun zelfstandigheid zouden opgeven en de macht voor altijd aan een vorst zouden overdragen. Hobbes ondersteunde met zijn filosofie dus het absolutisme. Kunst en Cultuur Omdat in de protestantse kerken geen religieuze afbeeldingen mochten hangen, moesten de schilders van de Gouden eeuw zich ook gaan toeleggen op andere taferelen. Ze specialiseerden zich meestal in een bepaald onderwerp. De een ging landschappen schilderen, de ander stadsgezichten, portretten of stillevens. Er was een enorme productie van schilderijen, iedereen die het zich kon veroorloven had wel een schilderij hangen. Iedere stad had ook wel zijn eigen schilder. Gruwel, wat een lap tekst. c; Vergeet niet ook nog het hoofdstuk nog een keer door te lezen, ik kan hier en daar wat vergeten zijn. (: