§ 1 Wat is politiek? Politiek = de wijze waarop een land wordt bestuurd, iedereen heeft direct te maken met politiek (algemeen belang) Dictatuur Autocratische Totalitaire Basiskenmerk: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht zijn niet van elkaar gescheiden maar in handen van een kleine groep mensen. Burgers hebben geen invloed op de politiek en ze kunnen hun rechten niet opeisen Dictatuur is nooit een rechtsstaat De machthebbers verdedigen hun macht met harde hand. Politie, leger en de geheime dienst hebben vergaande bevoegdheden De massamedia en kunstuitingen staan onder censuur van de overheid. Autocratische dictatuur 1 leidersfiguur Soms wordt de leider geholpen door een junta (regering die grotendeels uit militairen bestaat) Er bestaat een zekere godsdienstvrijheid en economische speelruimte. Totalitaire dictatuur Ontstaat als een groep mensen of een partij de macht grijpt via een ideologische revolutie. De politieke, economische en sociale leven is gereguleerd Er is sprake van indoctrinatie; de bevolking krijgt de partij-ideologie met de paplepel ingegoten De godsdienst is verheven tot staatsideologie = theocratie Democratie = het volk regeert. demos (volk) kratein (regeren) Referendum = een volksstemming over een bepaald wetvoorstel Representatieve of indirecte democratie = het volk kiest vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij vekiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun beleid. Democratie Politieke macht is verdeeld over meerdere personen en er is sprake van trias politica Democratie is meestal een rechtsstaat Er is individuele vrijheid Bij vrije en geheime verkiezingen kunnen burgers zelf hun bestuurders kiezen en zichzelf verkiesbaar stellen Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden Er bestaat onafhankelijke rechtspraak; rechters staan los van het parlement en regering Er bestaat persvrijheid Parlementair stelsel Hoogste machtsorgaan = het rechtstreeks gekozen parlement Er wordt een kabinet geformeerd van ministers en staatssecretarissen De ministers en staatssecretarissen moeten verantwoording afleggen aan het parlement en indirect aan het volk Constitutionele monarchie : de koning(in) is het staatshoofd Presidentiële democratie De bevolking kiest het parlement en de president Presidentieel stelsel De president heeft veel politieke macht De president staat aan het hoofd van de regering, uitvoerende macht en kan ministers benoemen en ontslaan Om de president minder macht te geven, bestaat er in sommige landen het ontbindingsrecht (recht om parlement te ontbinden) Nederlandse democratie 1806 monarchie 1848 de macht ligt bij het parlement en niet meer bij de koning 1917 algemeen kiesrecht mannen 1922 algemeen kiesrecht vrouwen 1922 volwaardige democratie met een parlementair stelsel Grondwet: Alle Nederlanders vanaf 18jaar hebben het recht om te kiezen en verkozen te worden De regels voor de politieke besluitvorming zijn vastgelegd De overheid laat de media vrij ♦ Volgens de socioloog Robert Michels hebben democratieën en dictaturen allebei de neiging zich te ontwikkelen tot een oligarchie Oligarchie = een heerschappij van weinigen De oligarchische ontwikkeling begint zodra politici de macht naar zich toe trekken Regentencultuur = politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste baantjes toe. ♦ Een andere socioloog Seymour beweert het tegenovergestelde. Hij beweert dat overal waar de welvaart toeneemt en de mensen beter worden opgeleid, er een verlangen naar meer democratie ontstaat. Alle landen zullen daarom democratisch worden. § 2 Politieke stromingen Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving Standpunten die uit ideologieën voortkomen, hebben te maken met 3 aspecten: Normen en waarden die voor iedereen zouden moeten gelden. Het gaat dan vooral over de grenzen van individuele vrijheid. De gewenste sociaaleconomische verhoudingen van de samenleving. Een rechtvaardigde verdeling van welvaart. De gewenste machtsverdeling in de samenleving Progressief Vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst Pleit voor veranderingen en benadrukt de gebreken in de samenleving Conservatief Behoudend, gericht op het verleden, houden van wat je hebt Benadrukt wat ze al bereikt hebben Soms willen de conservatieven de vervanging van regels weer terugdraaien = reactionair (achteruitstrevend) ♦ De SP hebben zowel progressieve als conservatieve standpunten. Links Gelijkwaardigheid Iedereen gelijke kansen op onderwijs, werk en inkomen De overheid moet actief de zwakkeren beschermen Rechts Nadruk op vrijheid Eigen verantwoordelijkheid De overheid moet zich passief opstellen en alleen optreden wanneer het echt nodig is ♦ PvdA, SP en GroenLinks zijn linkse partijen ♦ VVD en PVV zijn rechtse partijen ♦ D66 en CDA nemen een tussenpositie in en behoren tot het politiek midden Liberalisme (Franse Revolutie, eind 18e eeuw) Ieder individu moet zich zo optimaal mogelijk ontplooien Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig Vrijheid Individuele verantwoordelijkheid Tolerantie Vrijemarkteconomie het beste voor het land Socialisme Gelijke kansen voor iedereen Mensen moeten solidair met elkaar zijn. Ontstond als reactie op de slechte werkomstandigheden van de arbeiders (19e eeuw). Hun doel was een einde te maken aan de armoede en de ongelijkheid. Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle machht zouden overnemen. De Sovjet-Unie werd in 1991 opgeheven, in China en Cuba zijn de communisten wel aan de macht. Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken langs parlementaire weg. Kennis, inkomen en macht moeten eerlijker worden verdeeld. Confessionalisme Politieke opvattingen gebaseerd op hun geloofsovertuiging Men gaat uit van een organische staatsopvatting: de samenleving is vergelijkbaar met een menselijk lichaam waarin alle onderdelen van elkaar afhankelijk zijn en ook alleen in onderlinge samenhang kunnen functioneren. Belangrijke waarden: rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid. Populisme Komt op voor de eenvoudige burger die dat zelf niet kan Vaak gaan ze politieke kwesties versimpelen en daadkrachtige oplossingen voor aan te dragen. Niet links of rechts, niet progressief of conservatief Nationalistische standpunten: tegen immigratie, tegen inmenging van het buitenland in de nationale politiek en economie. § 3 Politieke partijen One-issuepartijen Zij richten zich op 1 aspect van de samenleving Protestpartijen Ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek Functies politieke partijen Integratie van ideeën: de opvattingen van veel mensen worden gebundeld tot 1 politiek programma Informatie: via politieke partijen komen kiezers, ook buiten verkiezingstijd, verschillende standpunten te weten. Participatie: politieke partijen proberen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek deel te nemen. Selectie van kandidaten: de partijen stellen lijsten van kandidaten op, dat is makkelijker voor de burgers om te kiezen. De daling van het aantal christenen leidde tot een flinke inkrimping van de achterban van het CDA. De PvdA zag ook een deel van zijn achterban verdwijnen, de arbeiders kregen het steeds beter. Hierdoor is de directe aanleiding verdwenen om op een sociaaldemocratische partij te stemmen. Door de individualisering van de samenleving en het grotere aantal zelfstandige ondernemers groeide de VVD en werd in 2010 de grootste partij van Nederland. § 4 Verkiezingen Alle Nederlandse staatsburgers van 18 jaar of ouder hebben zowel actief kiesrecht als passief kiesrecht. We kiezen vertegenwoordigers op verschillende niveaus: het Rijk (Tweede Kamer), de provincie (Provinciale Staten), de gemeente (gemeenteraad) en de waterschappen die zorgen voor de waterhuishouding in Nederland. Er zijn ook verkiezingen voor het Europees Parlement. Een partij moet: Zich op tijd registreren bij de Kiesraad In elke kieskring een kandidatenlijst en 30 steunbetuigingen inleveren Een borgsom van 11.250 euro betalen Evenredige vertegenwoordiging Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler hoeveelheid stemmen die je nodig hebt om 1 zetel te krijgen. Voordeel: iedere stem telt even zwaar mee bij de verdeling van de zetels. Kleine partijen worden dan ook in de Tweede Kamer gekozen en zijn er veel meningen te horen. Nadeel: alle partijen hebben spreektijd, debatten duren daarom lang en kunnen onoverzichtelijk zijn. Ook is het lastig om een nieuw kabinet te vormen. Duitsland en Oostenrijk hebben een kiesdrempel: een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om mee te kunnen delen in de zetels. Districtenstelsel De VS en Verenigd Koninkrijk hebben een districten- of meerderheidsstelsel. Het land wordt verdeeld in een aantal districten, er is 1 afgevaardigde in het parlement. Dat is de kandidaat die in het district de meerderheid van de stemmen haalt. Voordeel: De kiezers kennen de kandidaten vaak beter omdat die uit de eigen regio komen. Nadeel: De afgevaardigde denkt te veel aan de belangen van zijn district en te weinig aan het algemeen belang. De stemmen die in een district op een verliezer worden uitgebracht gaan verloren. Het kan daardoor gebeuren dat de partij die landelijk de meeste stemmen behaalt, niet de meeste zetels krijgt. Verkiezingsstrijd De partijen stellen een campagneteam samen van prominente partijleden onder leiding van een lijsttrekker, vaak geholpen door een ‘spindoctor’ = communicatiedeskundige die de partij en de lijsttrekker adviseert. Dagelijks verschijnen er opiniepeilingen die niet alleen de mening van de kiezers peilen maar die ook de uitslag beïnvloeden. Door een grote rol van oude en nieuwe media tijdens de verkiezingen wordt wel gesproken van een tv- en internetdemocratie. Stemmen Standpunten van de partij Je eigen belangen, bv als student of ondernemer. De kans dat de partij een cruciale rol kan spelen bij de vorming van een kabinet. Als je voor een grote partij stemt, want die heeft meer invloed, dan stem je strategisch. De aantrekkingskracht van de lijsttrekker, het gezicht van de partij is erg belangrijk in de keuze waarop je stemt. ♦ Kandidaten die laag op de lijst staan, kunnen met veel voorkeursstemmen toch in de Tweede Kamer komen. Na de verkiezingen Meteen de dag na de Tweede Kamerverkiezingen begint de formatie van een nieuw kabinet, dat uit ministers en staatsecretarissen bestaat. Een kabinet moet kunnen rekenen op steun van de meerderheid in de Tweede Kamer. Als het parlement anders zou denken dan het kabinet, dan halen veel wetsvoorstellen de eindstreep niet en wordt het land onbestuurbaar. Landen met een districtenstelsel is er vaak 1 partij die de meerderheid in het parlement heeft. Een meerderheid is alleen mogelijk als meerdere partijen een coalitie sluiten. Coalitie= een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau (in het kabinet of in het college van burgemeester en wethouders). Informatie Bij de vorming van een nieuw kabinet onderzoekt een informateur welke partijen een kabinet willen vormen en die steun krijgt van een meerderheid in de Kamer. Als dat gelukt is, dan moeten deze partijen met elkaar onderhandelen over de hoofdlijnen van het te voeren beleid. De afspraken hierover komen in het regeerakkoord te staan. Formatie Een formateur vormt een kabinet van staatsecretarissen en ministers. De lijsttrekker van de grootste partij wordt zelf dan minister-president. Aan het eind benoemt de koning(in) de ministers en staatsecretarissen. Regeerakkoord Het regeerakkoord wordt elk jaar bijgesteld en aangevuld in de troonrede. Dit gebeurt op Prinsjesdag, 3e dinsdag in september tijdens een speciale zitting van de Staten-Generaal (eerste en tweede kamer). De minister van Financiën biedt de miljoenennota aan de Tweede Kamer aan. De miljoenennota is een samenvatting van de rijksbegroting. Na bekendmaking van de plannen debatteert de Tweede Kamer over de plannen tijdens de Algemene Beschouwingen. De Kamer stemt over alle voorstellen. Gehaktdag De eerste bijstelling van de plannen van de miljoenennota vindt meestal plaats inde voorjaarsnota, waarin de regering verantwoording aflegt over het beleid. Val van het kabinet Een kabinet regeert in principe 4 jaar, de meeste kabinetten halen de eindstreep niet. Een kabinet kan om verschillende redenen vallen: De ministers worden het niet eens en de regeringspartijen besluiten daarom dat het niet verder gaat Een meerderheid in de Tweede Kamer verwerpt het beleid van het kabinet en de ministers zijn niet bereid hun beleid te wijzigen. § 5 Regering en parlement Regering en kabinet zijn niet hetzelfde. Kabinet = ministers + staatssecretarissen Regering = koning(in) + ministers Ministers en staatssecretarissen De koningin wordt wekelijks op de hoogte gehouden door de minister-president. Beleidsvoornemens worden besproken in de ministerraad. De voorzitter van de ministerraad is de minister-president, de premier. De ministers en staatssecretarissen kunnen door de Eerste en Tweede Kamer op het matje worden geroepen. Een minister en een eventuele staatsecretarissen hebben een eigen ministerie of departement, veel ambtenaren werken voor hun. Soms hebben ministers geen eigen ministerie, ze kunnen dan werken onder verantwoordelijkheid van een ander ministerie. Hij is dan een minister zonder portefeuille. Het staatshoofd Politieke taken koningin: Ondertekenen van alle wetten Voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag Benoemen van ministers Overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid Elke minister levert de tekst van het beleid waarvoor hij verantwoordelijk is, de troonrede valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De koningin in onschendbaar, de koningin kan nooit ter verantwoording worden geroepen want de ministers zijn verantwoordelijk. Als hun uitspraken in strijd zijn met het kabinetsbeleid, worden de ministers ter verantwoording geroepen. Het parlement Parlement = Tweede en Eerste Kamer samen Staten-Generaal Taken van de leden van De Tweede Kamer: Samen met de regering wetten maken en die goedkeuren. De regering controleren Medewetgeving De Tweede Kamer heeft als rechten: Stemrecht = wetsvoorstellen wijzigen en dan aannemen. Wijzigingen heten amendementen Recht van initiatief = wetsvoorstellen indienen, ministers en staatssecretarissen hebben ambtenaren die dat voor hun doen, Kamerleden hebben die vanzelfsprekende steun niet. Budgetrecht = de plannen van de regering moeten altijd financieel verantwoord worden in de begroting van de ministeries. Het wordt in de vorm van een wet door de regering ingediend. De Tweede Kamer heeft het recht om de begroting goed te keuren, te verwerpen of wijzigingen aanbrengen. Controle ministers De Kamer heeft de volgende rechten om de ministers te controleren: Recht van motie = een motie is een uitspraak van de Tweede Kamer, ze roepen dan een minister of staatssecretaris op om maatregelen te nemen of met een wetsvoorstel te komen. Een motie is niet bindend; het kabinet is niet verplicht een motie uit te voeren. Moties die het beleid van de minister afkeuren: van treurnis, afkeuring, van wantrouwen. Vragenrecht = de Tweede Kamer heeft het recht om vragen te stellen aan de regering Recht van interpellatie = de Kamerleden mogen een spoeddebat aanvragen omdat zij zich over een onderwerp zorgen maken. De aanvraag moet door min. 30 Kamerleden gesteund worden. Recht van enquête = de Tweede Kamer kan een onderzoek instellen naar de rol van regering en overheid. De Kamer mag ministers, (hoge) ambtenaren en andere betrokkenen als getuige oproepen en onder ede verhoren. De Kamer doet dit alleen als zij vindt dat ze onvoldoende informatie heeft om het gevoerde beleid te beoordelen od of als de regering feiten en verkeerde beslissingen heeft verzwegen. De Eerste Kamer (Senaat, 75 leden) Hun deskundigheid is vaak de reden waarom zij op de kandidatenlijst zijn geplaatst. Zij worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten. De Eerste Kamer heeft geen recht van initiatief en amendement. Dus de Eerst Kamer mag alleen wetsvoorstellen in zijn geheel aannemen of verwerpen. De Eerste Kamer vervult de rol van ‘laatste controle’. De Eerste Kamer heeft net als de Tweede Kamer het recht om schriftelijke vragen te stellen, recht van interpellatie en van enquête. Van wetsvoorstel tot wet De grote lijnen van het regeringsbeleid liggen vast in het regeerakkoord. Een wetsvoorstel gaat altijd eerst voor advies naar de Raad van State, belangrijkste adviesorgaan van de regering. Daarna gaat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer, waar het hoogstwaarschijnlijk gewijzigd wordt. Is het door de Tweede Kamer goedgekeurd, dan gaat het naar de Eerste Kamer, die het aanvaardt of verwerpt. Na de goedkeuring van beide Kamers, wordt het na de ondertekening van de koningin en de verantwoordelijke minister gepubliceerd in het Staatsblad met de status ‘wet’. De regering kan ook besluiten nemen zonder dat de Tweede en Eerste Kamer zich erover uitspreken. Dit is het geval bij Koninklijke besluiten. Verhouding regering en parlement Omdat de Tweede en de Eerste Kamer de ministers controleren, kunnen de ministers niet tegelijkertijd lid zijn van het parlement. Anders zouden ze zichzelf moeten controleren. Dualisme = een duidelijke taakverdeling tussen regering en parlement die voortvloeit uit het principe van de trias politica. De ministers in Nederland hebben zowel uitvoerende als wetgevende macht. De taakverdeling tussen wetgevende en uitvoerende macht is voor alle bestuurslagen (landelijk, regionaal en lokaal) dezelfde. De wetgevende macht stelt wetten en regels vast, de uitvoerende macht voert ze uit. De volksvertegenwoordiging kan met haar stemrecht ieder wetsvoorstel aannemen of verwerpen. Politieke cultuur Sinds 1982 wordt de term ‘poldermodel’ gebruikt, het Akkoord van Wassenaar werd tussen werkgevers en vakbonden gesloten. De scherpe tegenstellingen tussen werkgevers en vakbonden maakten plaats voor een onderhandelingssfeer waarin iedereen bereid was tot compromissen. Ieder leverde wat in en kreeg er wat voor terug, dat is polderen. § 8 Nederland en de wereld De Europese Unie Het lidmaatschap van de Europese Unie dwingt Nederland steeds meer macht af te staan aan Europa. De laatste jaren groeit echter het verzet tegen nog meer verlies van autonomie. De betrokkenheid van de Nederlandse burgers bij wat in Europa wordt bedacht en beslist is niet erg groot. Vrij verkeer van personen en goederen Vrije handelsmarkt, onbelemmerde in- en uitvoer van goederen Sterke economische mobiliteit en expansie in Europa door de invoer van de euro in 2002 Ontstaan van de Europese samenwerking Omdat de strijd om de grondstoffen een belangrijk motief voor nieuwe oorlogen kon worden, werd in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. Bestaat uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg. In 1957 kwamen er nog is 9 landen bij in de Europese Economische Gemeenschap (EEG). De samenwerking leverde de lidstaten een grote economische groei en welvaart op, maar de afspraken over de unificatie van het recht leverde wel problemen op. Oprichting van de Europese Unie 1992: Europese Unie (EU) en de Economische en Monetaire Unie (EMU) opgericht. 17 lidstaten in de EMU eurozone (de groep van EU-landen die een gecoördineerde, economische, financiële en monetaire politiek voeren). Zij hebben de euro als betaalmiddel en ze voeren geen nationale geldpolitiek. Hun bevoegdheden zijn overgedragen an het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) met de Europese Centrale Bank aan het hoofd. In het Verdrag van Lissabon (Europese Grondwet) is het bestuur en de politieke besluitvorming geregeld. Bevoegdheden Supranationale organisatie = de aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU. regels op het gebied van concurrentie, landbouw en milieu Intergouvernementeel = besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle afzonderlijke landen. van toepassing op het defensiebeleid, buitenlandbeleid en het familierecht De laatste jaren is er sprake van een zekere euroscepsis (zowel burgers als regeringen van lidstaten twijfelen aan of protesteren tegen te veel supranationale regels. Het bestuur van de Europese Unie Wetgevende macht: Raad van de Europese Unie + Europees Parlement Uitvoerende macht: Europese Commissie Rechtsprekende macht: Hof van Justitie van de EU Europese Commissie het dagelijks bestuur waarin ieder lidstaat levert 1 commissaris die een beleidsterrein onder zijn beheer heeft. Geeft leiding aan het ambtelijk apparaat Ontwerpt de conceptbegroting De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) Regeringen van alle lidstaten vertegenwoordigd 9 verschillende raden, bv Economische en Financiële Zaken Wetgevende macht Europese Raad De regeringsleiders van de EU-landen vergaderen in de Europese Raad. Telkens mag een van de lidstaten de EU gedurende een halfjaar voorzitten Het Europees Parlement Het aantal vertegenwoordigers per lidstaat is afhankelijk van het aantal inwoners. De Europese Commissie en de Raad van Ministers nemen de meeste besluiten en niet het Europees Parlement. Het Europees Parlement mag niet zelf wetsvoorstellen indienen en kan geen commissarissen naar huis sturen democratisch tekort Hof van Justitie van de Europese Unie Rechtsprekende macht in de EU Moet ervoor zorgen dat de regels van de EU in alle lidstaten op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd en toegepast 27 rechters, 1 uit elk lidstaat De uitspraken van het Hof gaan boven uitspraken van de Nederlandse rechter Hoe wordt een land lid van de EU? Moet een stabiele democratie hebben die de rechtsstaat, de eerbiediging van mensenrechten en de bescherming van minderheden waarborgt Moet een functionerende markteconomie hebben, die bestand is tegen de concurrentie van de interne markt Moet het geheel van EU-verdragen, richtlijnen, verordeningen en jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie in zijn nationale wetgeving opnemen. Administratief in staat zijn om besluiten van de EU uit te voeren + instemming van alle bestaande lidstaten De Verenigde Naties (1945) Zet zich in voor samenwerking op het gebied van internationaal onrecht, mondiale veiligheid, behoud van de mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Kan soms ook via vredesmissies ingrijpen in (inter)nationale conflicten Kennen verschillende suborganisaties, elk verantwoordelijk voor een eigen gebied. Secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN De Algemene Vergadering De secretaris-generaal geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering (bijeenkomst van alle VN-leden) Resoluties = uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeeld, bv omdat een land de mensenrechten schendt. Verklaring = de VN stellen basisprincipes op die essentieel zijn voor internationale samenwerking Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) De Veiligheidsraad Zorgt voor internationale veiligheid en vrede Besluit bij een meerderheid van stemmen hoe een resolutie moet worden uitgevoerd. 15 landen, waaronder 5 permanent VS, Rusland, China, Frankrijk en Engeland hebben vetorecht Vetorecht = het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden